Stcrt. 2022, 14271, datum inwerkingtreding 26-05-2022, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-03-2022.
1 De secretaris-generaal kan ondermandaat verlenen aan:
-
a. de hoofden van de clusters, genoemd in artikel 2, tweede lid, van het Organisatiebesluit;
-
b. de hoofden van de diensten en baten-lastenagentschappen, genoemd in de artikelen 2,
derde lid, van het Organisatiebesluit;
-
c. de hoofden van de dienstonderdelen, genoemd in artikel 4, tweede lid, van het Organisatiebesluit;
-
d. andere bij het ministerie werkzame ambtenaren, voor zover zij niet ressorteren onder
een van de hoofden bedoeld in de voorgaande leden.
4 In afwijking van het tweede lid kunnen de hoofden van de clusters, genoemd in artikel
2, tweede lid, van het Organisatiebesluit, hun (onder)mandaat inzake de aangelegenheden,
bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van het Organisatiebesluit, doorgeven
aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken. Het ondermandaat kan steeds één hiërarchisch
niveau verder worden doorgegeven.
5 In afwijking van het tweede lid kan (onder)mandaat verder dan één hiërarchisch niveau
doorgeven worden door:
-
a. de secretaris-generaal alsmede de hoofden van de clusters, genoemd in artikel 2, tweede
lid, van het Organisatiebesluit, en de hoofden van de diensten en baten-lastenagentschappen,
genoemd in artikel 2, derde lid, van het Organisatiebesluit, en de door deze aan te
wijzen hoofden van andere dienstonderdelen voor zover het betreft het nemen van besluiten
inzake financieel beheer en het nemen van rechtspositionele besluiten ten aanzien
van onder hen ressorterende ambtenaren;
-
b. de secretaris-generaal alsmede het hoofd van het cluster, genoemd in artikel 2, tweede
lid, onderdeel g, van het Organisatiebesluit, het hoofd van de dienst, genoemd in
artikel 2, derde lid, onderdeel a, onder 1°, van het Organisatiebesluit, en het hoofd
van het baten-lastenagentschap, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder
4°, van het Organisatiebesluit, en de door deze aan te wijzen hoofden van andere dienstonderdelen
voor zover het betreft het nemen van besluiten op het terrein van de vreemdelingenwetgeving
en van de Rijkswet op het Nederlanderschap.