Stcrt. 2005, 126, datum inwerkingtreding 06-07-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2005.
Stcrt. 2006, 50, datum inwerkingtreding 12-03-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2005.
1 De raad kan voor de in de artikelen 2 tot en met 4a bedoelde aangelegenheden slechts
ondermandaat, volmacht en machtiging aan een afzonderlijk lid van de raad verlenen
indien niet gewacht kan worden op een besluit van de raad.
2 De raad kan mandaat, volmacht en machtiging verlenen voor de in de artikelen 2 tot
en met 4a bedoelde aangelegenheden aan een afzonderlijk lid van de raad voor de schriftelijke
afdoening en ondertekening van stukken die voortvloeien uit door de raad genomen besluiten.
3 De raad verleent voor de in de artikelen 2 en 4 bedoelde aangelegenheden ondermandaat,
volmacht en machtiging aan functionarissen werkzaam voor zijn organisatie en kan ondermandaat,
volmacht en machtiging verlenen voor de in de artikelen 3 en 4a bedoelde aangelegenheden.
4 De raad kan voor de in artikel 4 bedoelde aangelegenheden slechts ondermandaat, volmacht
en machtiging verlenen aan functionarissen werkzaam voor zijn organisatie voor zover
het betreft:
-
1°. het aanstellen van medewerkers;
-
2°. het verlenen van ontslag, bedoeld in artikel 94 van het ARAR;
-
3°. het goedkeuren van aanvragen tot wijzigingen in de arbeidsduur van medewerkers met
uitzondering van aanvragen bedoeld in artikel 21, tweede lid, van het ARAR;
-
4°. het verlenen van toestemming voor interim functievervulling en het aangaan van desbetreffende
overeenkomsten;
-
5°. het beslissen op een aanvraag in het kader van de geldende regels inzake scholingsfaciliteiten,
inclusief het verlenen van studieverlof;
-
6°. het aangaan van verplichtingen inzake de opleiding van medewerkers;
-
7°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor de
opleiding van medewerkers;
-
8°. het aangaan van verplichtingen inzake het aantrekken van servicekrachten;
-
9°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor het
aantrekken van servicekrachten;
-
10°. het aangaan van stageovereenkomsten;
-
11°. het doen van uitgaven voor aardigheidjes;
-
12°. het doen van uitgaven ten behoeve van representatie;
-
13°. het toekennen van eenmalige toeslagen van maximaal € 500 netto aan medewerkers in
het kader van ‘bewust belonen’;
-
14°. het nemen van beslissingen inzake het woon-werkverkeer;
-
15°. het verlenen van vakantie, kort buitengewoon verlof, zwangerschaps- en bevallingsverlof;
-
16°. het accorderen van dienstreizen en van reiskostendeclaraties.