Hoofdstuk V. Nadere bepalingen met betrekking tot het vervoer en de opslag van gevaarlijke
stoffen, tanken en aanverwante handelingen
[Regeling vervallen per 01-07-2013]
Artikel 7
[Regeling vervallen per 01-07-2013]
Met inachtneming van het gestelde in artikel 19 van het Algemeen luchthavenreglement, worden de volgende voorschriften vastgesteld:
-
1. Het parkeren van vliegtuigen met explosieven aan boord: Vliegtuigen met explosieven
aan boord worden geparkeerd op de daartoe door de exploitant aangewezen plaatsen.
-
2. Het toezicht bij de met het tanken verband houdende werkzaamheden:
-
a. alle direct met het tanken verband houdende werkzaamheden vinden onder leiding van
een hiervoor verantwoordelijk en ter zake kundig persoon plaats;
-
b. de maatschappijen die het leveren, vervoeren en tanken van vliegtuigbrandstoffen verrichten,
zien erop toe dat hun personeelsleden de bepalingen van dit hoofdstuk naleven.
-
3. Het tanken met passagiers aan boord:
-
4. Gemorste olie en brandstof
-
a. bij het tanken wordt elke handeling nagelaten die brand kan veroorzaken of het gevaar
daarvoor kan vergroten;
-
b. het tanken geschiedt op een zodanige wijze dat geen brandstof wordt gemorst;
-
c. van het lekken of morsen van olie of brandstof wordt onmiddellijk de exploitant in
kennis gesteld;
-
d. gemorste olie en brandstof wordt onmiddellijk, in overleg met de exploitant, verwijderd;
-
e. wanneer bij of uit een vliegtuig brandstoflekkage wordt geconstateerd, vindt het (opnieuw)
starten van de motoren niet eerder plaats, dan na overleg met de exploitant.