Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit

Meerdere toekomstige wijzigingen; eerste op 24-09-2024. Zie het overzicht van wijzigingen.
[Regeling vervalt per 01-07-2029.]
Geraadpleegd op 10-08-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2024 en zichtdatum 13-07-2024.
Geldend van 01-07-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 17 juni 2024, nr. IENW/BSK-2024/160167, houdende vaststelling van de Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

[Toekomstige wijziging(en) op 24-09-2024. Zie het overzicht van wijzigingen]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Kaderbesluit: Kaderbesluit subsidies I en M;

  • Minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • Richtlijn (EU) 2018/2001: Richtlijn 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L328);

  • RVO: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

  • verordening 2018/858: Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2018, L151);

  • verordening 2023/1804: verordening (EU) 2023/1804 van het Europese Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en tot intrekking van Richtlijn 2014/94/EU van het Europese Parlement en de raad (PbEU 2023, L234).

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft als doel het stimuleren van activiteiten gericht op investeringen in oplaad- en tankinfrastructuur en emissievrije voertuigen ten behoeve van de overstap naar emissievrije voertuigen, teneinde de emissie van CO2 en luchtverontreinigende stoffen te verminderen.

Artikel 1.3. Algemene afwijzingsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit wordt een subsidieaanvraag afgewezen als de algemene groepsvrijstellingsverordening van toepassing is en:

  • a. voor zover er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • b. er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, punt achttien, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • c. de werkzaamheden aan het project reeds zijn aangevangen voordat de aanvraag voor dat project is ingediend; of

  • d. de subsidieverstrekking niet in overeenstemming is met enige andere bepaling van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Hoofdstuk 2. Zero-emissie mobiliteit

Paragraaf 2.1. Waterstof in mobiliteit

Artikel 2.1.1. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • aanschaf: verkrijging van de eigendom, bedoeld in artikel 84, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, krachtens koop of financial leasing, bedoeld in paragraaf 3.2 van het Besluit heffing omzetbelasting bij leasing;

  • basisafname: gemiddelde maandelijkse afname door emissievrije waterstofvoertuigen van deelnemers aan het samenwerkingsverband van 30% van de dagcapaciteit van een waterstoftankstation;

  • categorie: voertuigcategorie als bedoeld in artikel 4 van verordening 2018/858;

  • dagcapaciteit: aantal kilogram waterstof dat een waterstoftankstation per dag kan laten tanken;

  • directe loonkosten: het totaal van het bruto loon volgens de loonstaat, de vakantie-uitkering, de niet van winst afhankelijke eindejaarsuitkering of dertiende maand, de werkgeverslasten bestaande uit werkgeversdeel pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie en bijdrage Zorgverzekeringswet, en de overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen;

  • emissievrij licht waterstofvoertuig: een emissievrij vervoermiddel als bedoeld in artikel 2, punt 102 octies, onderdeel b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, dat als waterstofvoertuig kwalificeert;

  • emissievrij zwaar waterstofvoertuig: een emissievrij vervoermiddel als bedoeld in artikel 2, punt 102 octies, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, dat als waterstofvoertuig kwalificeert;

  • gewicht: technisch toegestane maximummassa als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen;

  • hernieuwbare waterstof: waterstof als bedoeld in artikel 2, punt 102 quater, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • nieuw emissievrij waterstofvoertuig: emissievrij licht of zwaar waterstofvoertuig waarvan, blijkens vermelding in het kentekenregister, de datum eerste toelating, de datum eerste inschrijving in Nederland en de datum tenaamstelling gelijk zijn;

  • offerte: formeel, schriftelijk, aanbod tot het sluiten van een overeenkomst voor de aanschaf van een nieuw emissievrij waterstofvoertuig, opgesteld op verzoek van de aanvrager;

  • offerteprijs: prijs inclusief af fabriek opties zoals vermeld in de offerte, verminderd met de daarin begrepen omzetbelasting;

  • overeenkomst: schriftelijke overeenkomst tot koop als bedoeld in artikel 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een schriftelijke overeenkomst tot financial leasing, bedoeld in paragraaf 3.2 van het Besluit heffing omzetbelasting bij leasing;

  • referentievoertuig: vervoermiddel van dezelfde categorie dat aan reeds van kracht zijnde toepasselijke Unienormen voldoet en dat zonder de steun zou zijn aangeschaft;

  • retrofitting: het aanpassen van vervoermiddelen waardoor deze als emissievrije vervoermiddelen kwalificeren;

  • stedelijk knooppunt: stedelijk knooppunt opgenomen in bijlage 1;

  • tankpunt: een tankfaciliteit voor de levering van een vloeibare of gasvormige alternatieve brandstof via een vaste installatie, waaraan slechts één voertuig tegelijk kan worden bijgetankt;

  • waterstoftankstation: een vaste installatie, bestaande uit een of meer tankpunten, om vervoermiddelen van waterstof te voorzien;

  • waterstofvoertuig: een voertuig dat voor de voortbeweging waterstof gebruikt als energiedrager;

  • zwaar wegvervoer: wegvervoer door voertuigen van categorie M3, N2 of N3 volgens verordening 2018/858.

Artikel 2.1.2. Doel van de subsidie

Deze paragraaf heeft tot doel het stimuleren van investeringen in waterstoftankstations en emissievrije waterstofvoertuigen voor wegvervoer teneinde een bijdrage te leveren aan de ambitie uit het Klimaatakkoord van 50 waterstoftankstations in 2025, aan de behoefte aan waterstofvoertuigen in de transportmarkt en aan het verminderen van de emissie van CO2 en luchtverontreinigende stoffen door vervoer.

Artikel 2.1.3. Subsidiabele activiteiten

  • 1 De Minister kan, overeenkomstig het bepaalde bij deze paragraaf, aan een aanvrager subsidie verstrekken voor projecten gericht op:

    • a. de investering in de aanleg of opwaardering van een waterstoftankstation dat geschikt is of wordt voor zwaar wegvervoer, in combinatie met:

    • b. de aanschaf van één of meerdere nieuwe emissievrije lichte of zware waterstofvoertuigen; of

    • c. retrofitting van één of meerdere vervoermiddelen, waardoor deze als emissievrije lichte of zware waterstofvoertuigen kwalificeren.

  • 2 Indien de exploitant die deelneemt aan het samenwerkingsverband bedoeld in artikel 2.1.4 reeds een waterstoftankstation exploiteert, of daartoe met de werkzaamheden is aangevangen, dat voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 2.1.10, achtste lid, onderdelen b en c, kan de aanvraag voor het project onverminderd van het eerste lid uitsluitend de subsidiabele activiteiten bedoeld in het eerste lid, onderdeel b of c, betreffen.

Artikel 2.1.4. Aanvrager

  • 1 Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door de penvoerder van een samenwerkingsverband van ondernemingen die elk afzonderlijk:

    • a. zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en

    • b. een vestiging in Nederland hebben.

  • 2 Tot het samenwerkingsverband behoren ten minste een exploitant van een waterstoftankstation en een onderneming die actief is in transport of logistiek.

  • 3 Een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met rechtspersoonlijkheid, provincie, gemeente, waterschap of openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen kan geen deel uitmaken van het samenwerkingsverband.

Artikel 2.1.5. Subsidiabele kosten

  • 1 Voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel a, zijn subsidiabel de kosten die op grond van artikel 36bis van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2 Indien loonkosten op grond van het eerste lid voor subsidie in aanmerking komen, worden de kosten van de gewerkte uren berekend op basis van een uurtarief voor directe loonkosten.

  • 3 Het uurtarief voor de directe loonkosten wordt bepaald door de directe loonkosten per jaar te delen door het aantal contracturen per jaar.

  • 4 Voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel b of c, zijn subsidiabel de kosten die op grond van artikel 36ter van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor subsidie in aanmerking komen.

  • 5 In afwijking van het vierde lid zijn de kosten voor de aanschaf of retrofitting van een emissievrij licht waterstofvoertuig van categorie M1 slechts subsidiabel indien het een voor rolstoelen toegankelijk voertuig betreft als bedoeld in artikel 86c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het voertuig over meer dan vijf zitplaatsen beschikt.

Artikel 2.1.6. Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt:

  • a. voor de investering in de aanleg of opwaardering van een waterstoftankstation dat geschikt is of wordt voor zwaar wegvervoer: maximaal 40% van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van € 2.000.000 per aanvraag;

  • b. voor de aanschaf van één of meerdere nieuwe emissievrije waterstofvoertuigen, of voor de retrofitting van één of meerdere vervoermiddelen, waardoor deze als emissievrij lichte of zware waterstofvoertuigen kwalificeren: maximaal 80% van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van € 4.000.000 per aanvraag en een maximum van:

    • i. € 60.000 per emissievrij licht waterstofvoertuig van categorie N1;

    • ii. € 150.000 per emissievrij zwaar waterstofvoertuig van categorie N2 dat voorzien is van een brandstofcel;

    • iii. € 50.000 per emissievrij zwaar waterstofvoertuig van categorie N2 dat voorzien is van een waterstofverbrandingsmotor;

    • iv. € 220.000 per emissievrij zwaar waterstofvoertuig van categorie N3, met een gewicht van minder dan 30.000 kilogram, dat voorzien is van een brandstofcel;

    • v. € 300.000 per emissievrij zwaar waterstofvoertuig van categorie N3, met een gewicht van ten minste 30.000 kilogram, dat voorzien is van een brandstofcel;

    • vi. € 70.000 per emissievrij zwaar waterstofvoertuig van categorie N3, met een gewicht van minder dan 30.000 kilogram, dat voorzien is van een waterstofverbrandingsmotor;

    • vii. € 100.000 per emissievrij zwaar waterstofvoertuig van categorie N3, met een gewicht van ten minste 30.000 kilogram, dat voorzien is van een waterstofverbrandingsmotor;

    • viii. € 100.000 per emissievrij licht waterstofvoertuig van categorie M1;

    • ix. € 150.000 per emissievrij licht waterstofvoertuig van categorie M2;

    • x. € 300.000 per emissievrij zwaar waterstofvoertuig van categorie M3 dat voorzien is van een brandstofcel;

    • xi. € 100.000 per emissievrij zwaar waterstofvoertuig van categorie M3 dat voorzien is van een waterstofverbrandingsmotor.

Artikel 2.1.7. Subsidieplafond en wijze van verdelen

  • 3 Indien een subsidieplafond, als bedoeld in eerste lid, voor dat jaar ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de bedragen aangevuld met de onaangesproken middelen gereserveerd op grond van het tweede lid.

  • 4 Indien een subsidieplafond, als bedoeld in tweede lid, voor dat jaar ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de bedragen aangevuld met de onaangesproken middelen gereserveerd op grond van het eerste lid.

  • 5 De Minister stelt de subsidieplafonds vast voor de jaren 2025 tot en met 2028 en geeft hiervan kennis in de Staatscourant voor aanvang van het kalenderjaar waarvoor het betreffende subsidieplafond wordt vastgesteld.

  • 6 De Minister verdeelt de in de betreffende subsidieperiode beschikbare gelden op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 2.1.8. Rangschikkingscriteria

  • 1 Aanvragen voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel a, worden beoordeeld op:

    • a. de mate waarin de financiële middelen effectiever en efficiënter worden ingezet, blijkend uit de hoogte van de gevraagde subsidie afgezet tegen de dagcapaciteit vermenigvuldigd met het aantal tankpunten van het waterstoftankstation, te waarderen met maximaal 70 punten;

    • b. de fase waarin de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het waterstoftankstation verkeert, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • c. de dagcapaciteit van het waterstoftankstation en de opschaalbaarheid van de dagcapaciteit, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d. het aantal onafhankelijk van elkaar werkende tankpunten, zoals blijkt uit de aangevraagde of verleende omgevingsvergunning, te waarderen met maximaal 10 punten.

  • 2 Aanvragen voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel b of c, worden beoordeeld op de mate waarin de financiële middelen effectiever en efficiënter worden ingezet, blijkend uit de hoogte van het gevraagde subsidiepercentage afgezet tegen het maximale percentage subsidie dat kan worden aangevraagd, te waarderen met maximaal 100 punten.

  • 3 De hoogte van de score ten aanzien van de criteria bedoeld in het eerste en tweede lid geschiedt met inachtneming van de nadere uitwerking hiervan zoals opgenomen in bijlage 2.

  • 4 Bij een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, worden de scores bedoeld in het derde lid bij elkaar opgeteld.

  • 5 Indien de aanvrager aantoont dat het waterstoftankstation uitsluitend hernieuwbare waterstof levert, ontvangt de aanvraag 5 punten bovenop de score zoals deze volgt uit toepassing van het vierde lid.

  • 6 De Minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger naarmate in totaal meer punten aan de aanvraag zijn toegekend.

  • 7 Indien subsidie voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, wordt aangevraagd door een samenwerkingsverband waarvan het waterstoftankstation is of wordt gevestigd in een stedelijk knooppunt waar nog geen waterstoftankstation operationeel is dat is opgenomen in bijlage 1, heeft deze aanvraag in afwijking van het bepaalde in het zesde lid voorrang op aanvragen van een samenwerkingsverband waarvoor geldt dat het waterstoftankstation:

    • a. is of wordt gevestigd in een stedelijk knooppunt waar reeds een waterstoftankstation operationeel is dat is opgenomen in bijlage 1, of

    • b. is of wordt gevestigd buiten een stedelijk knooppunt.

  • 8 Indien meerdere aanvragen worden ingediend door samenwerkingsverbanden waarvan het waterstoftankstation is of wordt gevestigd in een stedelijk knooppunt waar nog geen waterstoftankstation operationeel is dat is opgenomen in bijlage 1, geldt de voorrangsregel uit het zevende lid uitsluitend voor de aanvraag die het hoogste aantal punten heeft behaald zoals deze volgt uit toepassing van het vierde en vijfde lid.

  • 9 Indien aanvragen na toepassing van het achtste lid op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting en geldt de voorrangsregel uit het zevende lid uitsluitend voor de aanvraag die als hoogste is gerangschikt.

  • 10 Indien na toepassing van het zesde tot en met negende lid aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.1.9. Aanvraagperiode

  • 1 Een aanvraag tot subsidieverlening op grond van deze paragraaf kan worden ingediend in 2024 van 15 juli 2024, 9.00 uur tot en met 6 september 2024, 12.00 uur.

  • 2 Een wijziging of aanvulling van een ingediende aanvraag, die na de sluiting van de aanvraagperiode op eigen initiatief door de aanvrager wordt ingediend, wordt niet bij de beoordeling betrokken.

Artikel 2.1.10. Aanvraag

  • 1 Een aanvrager kan bij de Minister een aanvraag om subsidie indienen door middel van een daartoe vastgesteld formulier dat beschikbaar is via de website van RVO.

  • 2 Een aanvraag tot subsidieverlening bevat naast de in artikel 10 van het Kaderbesluit genoemde gegevens ten minste:

    • a. naam en adres van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

    • b. contactpersoon met contactgegevens van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

    • c. inschrijfnummer van de deelnemers aan het samenwerkingsverband bij de Kamer van Koophandel;

    • d. de code of codes verbonden aan de Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van de deelnemers aan het samenwerkingsverband die actief zijn in transport of logistiek;

    • e. onderbouwing waaruit blijkt dat het project uiterlijk 36 maanden na verlening kan worden afgerond;

    • f. hoogte van het bedrag van eventuele reeds aangevraagde of ontvangen subsidies van andere bestuursorganen.

  • 3 In aanvulling op het tweede lid bevat de aanvraag voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel a, de volgende gegevens en bescheiden:

    • a. onderbouwing van de kosten van de investering in aanleg of opwaardering van een waterstoftankstation;

    • b. onderbouwing van de dagcapaciteit van het waterstoftankstation aan de hand van een offerte;

    • c. onderbouwing aan de hand van de uitgangspunten zoals opgenomen in bijlage 3 van:

      • i. de huidige afname door emissievrije waterstofvoertuigen van de dagcapaciteit; en

      • ii. de afname door emissievrije waterstofvoertuigen van de dagcapaciteit na het uitvoeren van het project;

    • d. uit de onderbouwing bedoeld in onderdeel c blijkt dat het waterstoftankstation de basisafname behaalt, of na het uitvoeren van het project behaalt, waarbij minimaal de helft van deze afname bestaat uit afname door emissievrije zware waterstofvoertuigen;

    • e. documenten waaruit blijkt dat de benodigde omgevingsvergunning ten minste ter inzage ligt of heeft gelegen;

    • f. documenten waaruit blijkt dat de exploitant van het waterstoftankstation een huur- of koopovereenkomst heeft voor de grond waarop het waterstoftankstation is gelegen of komt te liggen;

    • g. een intentieverklaring dat het waterstoftankstation op de beoogde locatie past, afkomstig van de eigenaar van de grond bedoeld in onderdeel f;

    • h. een omgevingsvergunning, of aanvraag daarvoor, waaruit blijkt dat het waterstoftankstation:

      • i. openbaar toegankelijk is, met een minimale dagcapaciteit van 500 kilogram, en voorzien is van ten minste twee onafhankelijk van elkaar werkende tankpunten, waaronder in elk geval een tankpunt van 350 bar en een tankpunt van 700 bar;

      • ii. toegankelijk is voor zwaar wegvervoer;

      • iii. vanuit twee rijrichtingen bereikbaar is;

    • i. een technisch ontwerp waaruit blijkt dat het waterstoftankstation:

      • i. beschikt over mogelijkheden waardoor de eindgebruiker elektronisch kan betalen via terminals en apparatuur voor betaaldiensten, waaronder ten minste een van de volgende:

        • betaalkaartlezers;

        • apparatuur voor contactloos betalen die ten minste in staat is betaalkaarten te lezen;

      • ii. voorzien is van prijsinformatie die beschikbaar is vóór het begin van een tankbeurt waarbij de in rekening gebrachte prijs redelijk, gemakkelijk en duidelijk vergelijkbaar, transparant en niet-discriminerend is.

  • 4 Indien hij in aanmerking wil komen voor de extra punten bedoeld in artikel 2.1.8, vijfde lid, verstrekt de aanvrager in aanvulling op het tweede lid een garantie van oorsprong als bedoeld in artikel 19 van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, of toont hij op basis van artikel 25, 27, 28 en 30 van Richtlijn (EU) 2018/2001 aan dat sprake is van hernieuwbare waterstof van niet-biologische oorsprong.

  • 5 Indien hij niet in aanmerking wil komen voor de extra punten bedoeld in artikel 2.1.8, vijfde lid, verstrekt de aanvrager in aanvulling op het derde lid een toezegging dat het waterstoftankstation uiterlijk op 31 december 2035 uitsluitend hernieuwbare waterstof zal leveren.

  • 6 In aanvulling op het tweede lid bevat de aanvraag voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel b, de volgende gegevens en bescheiden:

    • a. merk, type en handelsbenaming van elk nieuw emissievrij waterstofvoertuig waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b. kopie van de offerte, met inbegrip van de offerteprijs, voor de voorgenomen aanschaf van elk nieuw emissievrij waterstofvoertuig waaruit blijkt dat het voertuig kwalificeert als emissievrij licht of zwaar waterstofvoertuig;

    • c. een bewijs van minder dan zes maanden oud waaruit blijkt wat de prijs van het referentievoertuig is.

  • 7 In aanvulling op het tweede lid bevat de aanvraag voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel c, de volgende gegevens en bescheiden:

    • a. merk, type en handelsbenaming van elk voertuig dat door retrofitting als emissievrij waterstofvoertuig kwalificeert;

    • b. kopie van de offerte, met inbegrip van de offerteprijs, voor de voorgenomen retrofitting, waaruit blijkt dat in het voertuig bedoeld in onderdeel a geen interne verbrandingsmotor achterblijft waardoor het voertuig niet kwalificeert als emissievrij licht of zwaar waterstofvoertuig.

  • 8 Indien de aanvraag op grond van artikel 2.1.3, tweede lid, uitsluitend de subsidiabele activiteiten bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel b of c, betreft, verstrekt de aanvrager in aanvulling op de gegevens bedoeld in het zesde of zevende lid de volgende gegevens en bescheiden:

    • a. een onderbouwing waaruit aan de hand van de uitgangspunten zoals opgenomen in bijlage 3 blijkt dat de exploitant van het waterstoftankstation de basisafname behaalt, of na het uitvoeren van het project behaalt, waarbij minimaal de helft van deze afname bestaat uit afname door emissievrije zware waterstofvoertuigen;

    • b. een omgevingsvergunning waaruit blijkt dat het waterstoftankstation:

      • i. openbaar toegankelijk is, met een minimale dagcapaciteit van 500 kilogram, en voorzien is van ten minste twee onafhankelijk van elkaar werkende tankpunten, waaronder in elk geval een tankpunt 350 bar en van 700 bar;

      • ii. toegankelijk is voor zwaar wegvervoer;

      • iii. vanuit twee rijrichtingen bereikbaar is;

    • c. een technisch ontwerp waaruit blijkt dat het waterstoftankstation:

      • i. beschikt over mogelijkheden waardoor de eindgebruiker elektronisch kan betalen via terminals en apparatuur voor betaaldiensten, waaronder ten minste een van de volgende:

        • betaalkaartlezers;

        • apparatuur voor contactloos betalen die ten minste in staat is betaalkaarten te lezen;

      • ii. voorzien is van prijsinformatie die beschikbaar is vóór het begin van een tankbeurt waarbij de in rekening gebrachte prijs redelijk, gemakkelijk en duidelijk vergelijkbaar, transparant en niet-discriminerend is.

  • 10 De Minister kan de aanvrager naar aanleiding van de aanvraag verzoeken documenten te overleggen met betrekking tot de investering.

Artikel 2.1.11. Afwijzingsgronden

  • 1 In aanvulling op artikel 1.3 beslist de Minister afwijzend op een aanvraag om subsidie indien de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in deze paragraaf.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid beslist de Minister afwijzend op een aanvraag om subsidie voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel b, indien ten tijde van de aanvraag om subsidieverlening het nieuwe emissievrije waterstofvoertuig reeds is tenaamgesteld.

  • 3 In aanvulling op het eerste lid beslist de Minister afwijzend op een aanvraag om subsidie voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel c, indien uit de aanvraag blijkt dat het voertuig na de retrofitting niet kwalificeert als emissievrij licht of zwaar waterstofvoertuig.

Artikel 2.1.12. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 2 In aanvulling op het eerste lid is de exploitant van het waterstoftankstation bij de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel a, verplicht een van de volgende soorten waterstof te leveren:

    • a. blauwe waterstof, te weten waterstof geproduceerd uit fossiele brandstoffen, waarbij gebruikt wordt gemaakt van CO2-afvang en opslag;

    • b. waterstof als bijproduct uit chlor-alkali-proces op basis van gecertificeerde hernieuwbare elektriciteit;

    • c. waterstof verkregen uit steam methane reforming op basis van gecertificeerd groen gas; of

    • d. hernieuwbare waterstof.

  • 3 In aanvulling op het eerste lid is de subsidieontvanger bij de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel b, verplicht er zorg voor te dragen dat het nieuwe emissievrije waterstofvoertuig gedurende 48 maanden vanaf de datum van de eerste inschrijving en tenaamstelling, of registratie van het verstrekkingsvoorbehoud bedoeld in artikel 25 van het Kentekenreglement, ononderbroken op zijn naam is gesteld of een verstrekkingsvoorbehoud op zijn naam is geregistreerd in het kentekenregister.

  • 4 De verplichting bedoeld in het derde lid geldt niet indien de subsidieontvanger het nieuwe emissievrije waterstofvoertuig vervangt door een ander nieuw emissievrij waterstofvoertuig dat ook in aanmerking zou zijn gekomen voor subsidie op grond van deze paragraaf en dit andere voertuig gedurende de nog resterende termijn van de periode, genoemd in het tweede lid, op zijn naam is gesteld of middels een verstrekkingsvoorbehoud op zijn naam is geregistreerd.

  • 5 De uitzondering van het vierde lid geldt niet wanneer de subsidieontvanger voor het vervangende nieuwe emissievrije waterstofvoertuig subsidie aanvraagt.

  • 6 Indien het nieuwe emissievrije waterstofvoertuig wordt vervangen door een ander nieuw emissievrij waterstofvoertuig als bedoeld in het vierde lid, is de subsidieontvanger verplicht om gedurende de in dat lid bedoelde resterende termijn te beschikken over het vervangende nieuwe emissievrije waterstofvoertuig.

  • 7 In aanvulling op het eerste lid is de subsidieontvanger bij de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel c, verplicht gedurende 48 maanden na het sluiten van de overeenkomst op basis waarvan de retrofitting heeft plaatsgevonden het emissievrije waterstofvoertuig, zonder overdracht aan derden, in eigendom te hebben.

  • 8 De Minister kan in de beschikking tot subsidieverlening nadere verplichtingen opleggen.

Artikel 2.1.13. Voorschot

Met de beschikking tot subsidieverlening wordt 50% van het verleende subsidiebedrag als voorschot verstrekt.

Artikel 2.1.14. Aanvraag subsidievaststelling

  • 1 Een aanvrager kan bij de Minister een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indienen door middel van een daartoe vastgesteld formulier dat beschikbaar is via de website van RVO.

  • 2 De aanvrager kan bij RVO een eenmalig verzoek doen tot uitstel van maximaal 12 maanden van de indiening van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, indien hij kan aantonen dat de realisatie van het waterstoftankstation of de levertijd van nieuwe emissievrije waterstofvoertuigen langer is dan de periode, genoemd in artikel 2.1.12, eerste lid.

  • 4 In aanvulling op artikel 24 van het Kaderbesluit bevat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel b, in elk geval de volgende gegevens:

    • a. de overeenkomst op basis waarvan het nieuwe emissievrije waterstofvoertuig is aangeschaft;

    • b. een document waaruit blijkt dat het nieuwe emissievrij waterstofvoertuig:

      • i. op naam van de subsidieontvanger is gesteld; of

      • ii. op naam van de subsidieontvanger met een verstrekkingsvoorbehoud is geregistreerd in het kentekenregister;

    • c. het kenteken van het nieuwe emissievrije waterstofvoertuig dat is vermeld in de overeenkomst.

  • 5 In aanvulling op artikel 24 van het Kaderbesluit bevat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor de subsidiabele activiteit bedoeld in artikel 2.1.3, eerste lid, onderdeel c, in elk geval de volgende gegevens:

    • a. de overeenkomst op basis waarvan de retrofitting heeft plaatsgevonden;

    • b. het kenteken van het betrokken waterstofvoertuig.

Artikel 2.1.15. Gewijzigde vaststelling en terugvordering

  • 1 Indien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 2.1.12, derde of zevende lid, kan de Minister de vaststelling van de subsidie wijzigen en het onverschuldigd betaalde deel van de subsidie terugvorderen.

  • 2 Het terug te vorderen bedrag wordt bepaald door de subsidie te verminderen met 1/48e deel van het verstrekte subsidiebedrag vermenigvuldigd met het aantal volledige maanden waarin niet is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 2.1.12, derde of zevende lid.

Hoofstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 3.1. Inwerkingtreding en horizonbepaling

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024 en vervalt met ingang van 1 juli 2029, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor de laatstgenoemde datum zijn aangevraagd.

Artikel 3.2. Evaluatie

De subsidieontvanger verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking aan een evaluatie van de effecten van de door hem op grond van deze regeling uitgevoerde activiteiten, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

Artikel 3.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

M.G.J. Harbers

Bijlage 1. bij artikel 2.1.1 en artikel 2.1.8, zevende en achtste lid, van de Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit

Stedelijk knooppunten: de hieronder opgenomen gemeenten plus maximaal 10 rijkilometers vanaf de gemeentegrens

Waterstoftankstation operationeel dat voldoet aan de eisen genoemd in artikel 2.1.10, derde lid, onderdeel h en onderdeel i

gemeente Alkmaar

X

gemeente Almere

 

gemeente Amersfoort

X

gemeente Amsterdam

X

gemeente Apeldoorn

 

gemeente Arnhem

X

gemeente Breda

X

gemeente Den Bosch

 

gemeente Den Haag

 

gemeente Dordrecht

 

gemeente Eindhoven

X

gemeente Emmen

 

gemeente Enschede

 

gemeente Groningen

X

gemeente Haarlem

X

gemeente Leeuwarden

 

gemeente Leiden

 

gemeente Maastricht

 

gemeente Middelburg

 

gemeente Nijmegen

 

gemeente Rotterdam

X

gemeente Tilburg

 

gemeente Utrecht

X

gemeente Venlo

 

gemeente Zoetermeer

 

gemeente Zwolle

 

Bijlage 2. bij artikel 2.1.8, derde lid, van de Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit

Punten ten behoeve van de criteria genoemd in het eerste lid:

criterium

invulling

score

a: inzet financiële middelen

A/B(=x*y): A. gevraagd subsidiebedrag gedeeld door B. (=x. dagcapaciteit als bedoeld in artikel 2.1.10, derde lid onder b, * y. aantal tankpunten)

De uitkomst van de invulling delen door 20. Dit getal wordt als percentage in mindering gebracht op de maximale score van 70 punten

b. fase vergunningaanvraag

ontwerpbesluit ligt ter inzage

1 punt

 

ontwerpbesluit heeft ter inzage gelegen

3 punten

 

vergunning is verleend

5 punten

 

vergunning is onherroepelijk

10 punten

c. dagcapaciteit en opschaalbaarheid

Dagcapaciteit van 1.000 kg, of vergunning daarvoor aanwezig

6 punten

 

Dagcapaciteit van 1.500 kg, of vergunning daarvoor aanwezig

8 punten

 

Dagcapaciteit van 2.000 kg of meer, of vergunning daarvoor aanwezig

10 punten

d. aantal onafhankelijk van elkaar werkende tankpunten

Twee onafhankelijk van elkaar werkende tankpunten

5 punten

 

Drie of meer onafhankelijk van elkaar werkende tankpunten

10 punten

Punten ten behoeve van het criterium genoemd in het tweede lid:

criterium

invulling

inzet financiële middelen

100 -/- (gevraagd percentage van het maximale subsidiebedrag)

Bijlage 3. bij artikel 2.1.10, derde lid, onderdeel c, en achtste lid, van de Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit

voertuigtype

verbruik per dag op basis van 365 d/j

N1

3 kg/d

N2

8,2 kg/d

N3 gewicht < 30 ton

15 kg/d

N3 gewicht vanaf 30 ton

25 kg/d

M1

3,5 kg/d

M2

6,6 kg/d

M3

21 kg/d

Naar boven