3. Het advieskader
[Regeling vervallen per 01-08-2023]
3.1. Opbouw van het advieskader
[Regeling vervallen per 01-08-2023]
In de wet zijn zes deugdelijkheidseisen omschreven waar de inspectie voorafgaand aan
de start van een nieuwe school op toetst. Daarnaast is het voor de initiatiefnemers
verplicht om over negen overige elementen van kwaliteit informatie te verschaffen
bij de aanvraag.
De aanvraag tot het voor bekostiging in aanmerking brengen van een nieuwe school moet
een beschrijving omvatten van hoe de initiatiefnemer zal omgaan met deze zes deugdelijkheidseisen.
De inspectie baseert haar advies over de verwachte kwaliteit van een nieuwe school
op de informatie die de initiatiefnemer geeft over zes bij wet geregelde deugdelijkheidseisen,
verderop aangeduid als D1 tot en met D6. Het gaat hierbij om:
Deugdelijkheidseisen¹
|
D1.
|
Inhoud van het onderwijs: Burgerschapsonderwijs
|
D2
|
Leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de voorzieningen daarvoor
|
D3.
|
Inrichting van het onderwijs: zicht op ontwikkeling van de leerlingen
|
D4.
|
Inrichting van het onderwijs: onderwijstijd
|
D5.
|
Inhoud van het onderwijs: kerndoelen en referentieniveaus
|
D6.
|
Scheiding tussen de functies van bestuur en het toezicht daarop (vormgeving van de
bestuursstructuur)
|
¹ De deugdelijkheidseisen corresponderen met de wettelijke eisen art. 74, tweede lid onder b WPO en art. 67a, tweede lid onder b WVO. De volgorde in de wetten verschilt deels van elkaar. Bij de volgorde in dit kader
is uitgegaan van de volgorde in art. 74, tweede lid onder b, WPO.
De overige elementen van kwaliteit hebben betrekking op de volgende onderdelen, verderop
omschreven als OE1 tot en met OE9:
Overige elementen van kwaliteit: negen deelgebieden¹
|
OE1.
|
Bewaken en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs
|
OE2.
|
Personeelsbeleid: formatie
|
OE3.
|
Personeelsbeleid: bekwaamheid
|
OE4.
|
Veiligheid op school
|
OE5.
|
De (beleidsrijke) meerjarenbegroting
|
OE6.
|
Huisvestingsverwachtingen en samenwerking kinderopvang
|
OE7.
|
Vrijwillige ouderbijdrage (hoogte en beleid)
|
OE8.
|
De wijze van uitvoering afspraken vroeg- en voorschoolse opvang en overleg onderwijsachterstandenbeleid
|
OE9.
|
De wijze van uitvoering van de Wet medezeggenschap op scholen
|
¹ Overige elementen van kwaliteit corresponderen met de 9 punten uit de artikel 74, derde lid WPO en artikel 67a, derde lid WVO.
In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk zijn deze onderdelen verder uitgewerkt.
De wetgeving voor Caribisch Nederland wijkt op onderdelen af. Daarom is de uitwerking
van de deugdelijkheidseisen en overige elementen van kwaliteit voor Caribisch Nederland
opgenomen in hoofdstuk 6.
3.3. uitwerking Overige elementen van kwaliteit
[Regeling vervallen per 01-08-2023]
Deze paragraaf beschrijft per overig element van kwaliteit welke informatie van de
initiatiefnemer verwacht wordt. Daarnaast is, waar van toepassing, de wettelijke onderbouwing
bij elk onderdeel beschreven, net zoals dat in de reguliere onderzoekskader is gedaan.
Daar waar nodig is onderscheid gemaakt tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs.
De selectie van deze overige elementen voor het advieskader is beschreven in art. 74, derde lid van de WPO en art. 67a, derde lid van de WVO.
De inspectie betrekt deze negen overige elementen van kwaliteit niet in het advies
aan de Minister. Deze overige elementen van kwaliteit worden vanuit de stimuleringsfunctie
gebruikt om de initiatiefnemer bewust te maken van aandachtspunten die van belang
zijn bij het starten van een nieuwe school. Daarbij kan de inspectie ook wijzen op
mogelijke lacunes in de plannen. Dit verhoogt de kans dat de scholen die van start
gaan succesvol zullen zijn, zowel op de korte als op de lange termijn. De informatie
over deze overige elementen van kwaliteit wordt verder gebruikt bij het inrichten
van het toezicht na de start van de school. Na de start dienen deze onderdelen, voor
zover het deugdelijkheidseisen betreffen, op orde te zijn.
OE1. Bewaken van de kwaliteit van het onderwijs¹
|
Basisonderwijs
Het bevoegd gezag zorgt voor een stelsel van kwaliteitszorg op de scholen. Een kwaliteitszorgsysteem
is een cyclisch proces waarin de school (en het bestuur) de onderwijskwaliteit beoordeelt,
(waar nodig) verbetert en borgt. In de aanvraag dient de initiatiefnemer informatie
te geven over de manier waarop het dit kwaliteitszorgsysteem in de praktijk zal inzetten.
De beschrijving van de kwaliteitszorg laat zien hoe het bestuur vanuit dit stelsel
de kwaliteit van het onderwijsleerproces, de veiligheid op school en de leerresultaten
bewaakt en bevordert. Er zijn toetsbare doelen geformuleerd en de wijze van zowel
evaluatie als van bijstelling van deze doelen wordt beschreven. Na de start van de
school dient deze beschrijving te worden opgenomen in het schoolplan (conform art. 12, WPO).
Het cyclisch proces van het verbeteren van de onderwijskwaliteit, kan pas uitgevoerd
worden op het moment dat de school open is. Om deze reden heeft de wetgever ervoor
gekozen om de kwaliteitszorg niet op te nemen als deugdelijkheidseis die meegenomen
wordt in het advies van de inspectie. Wel kan de initiatiefnemer op voorhand informatie
verstrekken over de verwachting hoe dit proces eruit gaat zien. Na de start is de
zorg voor het bewaken en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs een deugdelijkheidseis.
|
Voortgezet onderwijs
Het bevoegd gezag zorgt voor een stelsel van kwaliteitszorg op de scholen. Een kwaliteitszorgsysteem
is een cyclisch proces waarin de school (en het bestuur) de onderwijskwaliteit beoordeelt,
(waar nodig) verbetert en borgt. In de aanvraag dient de initiatiefnemer informatie
te geven over de manier waarop het dit kwaliteitszorgsysteem in de praktijk zal inzetten.
De beschrijving van de kwaliteitszorg laat zien hoe het bestuur vanuit dit stelsel
de kwaliteit van het onderwijsleerproces, de veiligheid op school en de leerresultaten
bewaakt en bevordert. Er zijn toetsbare doelen geformuleerd en de wijze van zowel
evaluatie als van bijstelling van deze doelen wordt beschreven. Na de start van de
school dient deze beschrijving te worden opgenomen in het schoolplan.
Het cyclisch proces van het verbeteren van de onderwijskwaliteit, kan pas uitgevoerd
worden op het moment dat de school open is. Om deze reden heeft de wetgever ervoor
gekozen om de kwaliteitszorg niet op te nemen als deugdelijkheidseis die meegenomen
wordt in het advies van de inspectie. Wel kan de initiatiefnemer op voorhand informatie
verstrekken over de verwachting hoe dit proces eruit gaat zien. Na de start is de
zorg voor het bewaken en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs een deugdelijkheidseis.
|
¹ Artikel 74, lid 3, onderdeel a, WPO en artikel 67a, lid 3, onderdeel a, WVO.
OE2. Personeelsbeleid: formatie¹
|
Basisonderwijs en voortgezet onderwijs
In de aanvraag dient de initiatiefnemer te beschrijven hoe het personeelsbeleid ingevuld
zal gaan worden en hoe dit samenhangt met de visie en het concept van de nieuwe school.
Het personeelsbeleid is immers zeer bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs en
kan cruciaal zijn voor het welslagen van het nieuwe initiatief. Concreet betekent
dit dat de initiatiefnemer informatie geeft over de te verwachten samenstelling en
formatie van de nieuwe school (onder meer hoeveel en voor welke vakken er docenten
worden aangetrokken). De te verwachten samenstelling van de formatie staat bij het
indienen van de aanvraag nog niet vast. Om deze reden is dit niet opgenomen als deugdelijkheidseis
die meegenomen wordt in het advies van de inspectie. Het bevoegd gezag dient na de
start van de school het beleid met betrekking tot de formatie van de verschillende
categorieën personeel (onderwijsgevend, onderwijsondersteunend etc.) van de school
vast te stellen.
|
¹ Artikel 74, lid 3, onderdeel b, WPO en artikel 67a, lid 3, onderdeel b, WVO.
OE3. Personeelsbeleid: bekwaamheid¹
|
Basisonderwijs
In de aanvraag dient de initiatiefnemer te beschrijven hoe het personeelsbeleid ingevuld
zal gaan worden en hoe dit samenhangt met de visie en het concept van de nieuwe school.
Het personeelsbeleid is immers zeer bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs en
kan cruciaal zijn voor het welslagen van het nieuwe initiatief. Concreet betekent
dit dat de initiatiefnemer expliciet aandacht besteedt aan de bekwaamheid van het
personeel. Het bevoegd gezag dient aan te geven op welke manier ervoor wordt zorggedragen
dat het onderwijspersoneel ruimte heeft voor het onderhouden van zijn bekwaamheid.
Na de start moet het bevoegd gezag zijn personeel ook daadwerkelijk in staat stellen
tot onderhoud van de bekwaamheid (art. 32b van de WPO).
De te verwachten samenstelling van de formatie staat bij het indienen van de aanvraag
nog niet vast. Om deze reden is dit niet opgenomen als deugdelijkheidseis die meegenomen
wordt in het advies van de inspectie.
|
Voortgezet onderwijs
In de aanvraag dient de initiatiefnemer te beschrijven hoe het personeelsbeleid ingevuld
zal gaan worden en hoe dit samenhangt met de visie en het concept van de nieuwe school.
Het personeelsbeleid is immers zeer bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs en
kan cruciaal zijn voor het welslagen van het nieuwe initiatief. Concreet betekent
dit dat de initiatiefnemer expliciet aandacht besteedt aan de bekwaamheid van het
personeel. Het bevoegd gezag dient aan te geven op welke manier ervoor wordt zorggedragen
dat het onderwijspersoneel ruimte heeft voor het onderhouden van zijn bekwaamheid.
Na de start moet het bevoegd gezag zijn personeel ook daadwerkelijk in staat stellen
tot onderhoud van de bekwaamheid (conform art. 37a van de WVO).
De te verwachten samenstelling van de formatie staat bij het indienen van de aanvraag
nog niet vast. Om deze reden is dit niet opgenomen als deugdelijkheidseis die meegenomen
wordt in het advies van de inspectie.
|
¹ Artikel 74, lid 3, onderdeel c, WPO en artikel 67a, lid 3, onderdeel c, WVO.
OE4. Veiligheid op school¹
|
Basisonderwijs en voortgezet onderwijs
De initiatiefnemer van een nieuwe school dient in de aanvraag een beschrijving op
te nemen van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de zorg voor de sociale,
psychische en fysieke veiligheid van leerlingen. In de beschrijving van dit kwaliteitselement
gaat de initiatiefnemer in op onder andere het beleid met betrekking tot veiligheid.
Ook worden de hoofdlijnen van het veiligheidsbeleid beschreven, dat gericht is op
het voorkomen, afhandelen, registreren en evalueren van incidenten. Daarnaast beschrijft
de initiatiefnemer het antipestbeleid en hoe de coördinatie van dit beleid vorm wordt
geven.
Omdat het veiligheidsbeleid onder andere erg afhankelijk is van de leerlingen die
de school zal aantrekken, is dit niet opgenomen als deugdelijkheidseis die meegenomen
wordt in het advies van de inspectie. Na de start is de zorg voor de veiligheid op
een school een deugdelijkheidseis.
|
¹ Artikel 74, lid 3, onderdeel d, WPO en artikel 67a, lid 3, onderdeel d, WVO.
OE5: De beleidsrijke meerjarenbegroting¹
|
Basisonderwijs en voortgezet onderwijs
Met de meerjarenbegroting laat de initiatiefnemer zien wat de financiële gevolgen
zijn van dit te voeren beleid. Een meerjarenbegroting dient sluitend te zijn en te
zijn opgesteld over de eerste drie schooljaren. Het is derhalve zaak om de meerjarenbegroting
in overeenstemming te laten zijn met het te verwachten aantal leerlingen (in de eerste
jaren) en de daarbij horende personeelsomvang (zie OE2). De begroting geeft zo inzicht
in de potentiële duurzaamheid en stabiliteit van een nieuwe school. Aan de hand van
deze begroting zal de aanvrager verder zicht geven op het te verwachten exploitatieresultaat
in de komende drie jaren en de ontwikkeling van de vermogenspositie. De ontwikkeling
van de financiële positie is daarbij sterk afhankelijk van de ontwikkeling van het
leerlingenaantal en de personele bezetting. De gegevens die relevant zijn voor het
vormen van een oordeel over het toekomstig financieel beeld zijn bij bestaande scholen/schoolbesturen
al bekend via de continuïteitsparagraaf uit art. 4, vierde lid, van de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs. Ook nieuwe besturen moeten hieraan voldoen zodra zij zijn gestart. Er is daarom
gekozen om bij de uitwerking van de meerjarenbegroting als onderdeel van de startprocedure
aan te sluiten bij deze staande praktijk. De hoofdcomponenten van een beleidsrijke
meerjarenbegroting zijn terug te vinden in bijlage 3 behorende bij art. 4, vierde lid, van de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs.
|
¹ Artikel 74, lid 3, onderdeel e, WPO en artikel 67a, lid 3, onderdeel e, WVO.
OE6: Huisvestingsverwachtingen en samenwerking kinderopvang¹
|
Basisonderwijs en voortgezet onderwijs
Het is belangrijk dat de initiatiefnemer van een nieuwe school op tijd stilstaat bij
de eigen wensen omtrent huisvesting. Daarom wordt in de aanvraag gevraagd naar de
verwachtingen van een nieuwe school betreffende huisvesting. De verwachtingen met
betrekking tot de huisvesting staan in nauwe relatie tot het onderwijsconcept en de
meerjarenbegroting. Goed overleg tussen initiatiefnemer en de gemeente voorafgaand
aan de aanvraag zal het vinden van passende huisvesting uiteraard bevorderen en draagt
bij aan realistische verwachtingen bij de initiatiefnemer. Ook ten aanzien van de
kinderopvang wordt gevraagd naar de verwachtingen van de initiatiefnemer.²
|
¹ Artikel 74, lid 3, onderdeel f, WPO en artikel 67a, lid 3, onderdeel f, WVO.
² Zowel huisvesting als kinderopvang zijn na de start van de school geen deugdelijkheidseisen
waaraan voldaan moet worden.
OE7: Vrijwillige ouderbijdrage (hoogte en beleid)¹
|
Basisonderwijs en voortgezet onderwijs
De initiatiefnemer laat tevens zien wat de hoogte van de vrijwillige geldelijke bijdrage
is die van de ouders zal worden gevraagd, wat het beleid is ten aanzien van die bijdrage
en het jaarlijks verwachte totaalbedrag van die bijdragen. Na de start dient de initiatiefnemer
hierbij te voldoen aan de wettelijke voorschriften.
|
¹ Artikel 74, lid 3, onderdeel g, WPO en artikel 67a, lid 3, onderdeel g, WVO.
OE8. De wijze van uitvoering afspraken vroeg- voorschoolse opvang en overleg onderwijsachterstandenbeleid
|
Basisonderwijs
1
De initiatiefnemer van een nieuwe school dient in de aanvraag een beschrijving op
te nemen van de samenwerking met de kinderopvang. Ook geeft de initiatiefnemer informatie
over de wijze waarop het bevoegd gezag uitvoering zal geven aan de afspraken bedoeld
in art. 167 en art. 167a van de WPO. Het betreft afspraken tussen de gemeente, de schoolbesturen en kinderopvangorganisaties
over voor- en vroegschoolse educatie, het voorkomen van segregatie, het bevorderen
van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden, de afstemming over inschrijvings-
en toelatingsprocedures en het uit het overleg voortvloeiende voorstel van het bevoegd
gezag van in de gemeente gevestigde scholen om tot een evenwichtige verdeling van
leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen te komen.
|
Voortgezet onderwijs
2
De initiatiefnemer geeft informatie over de wijze waarop het bevoegd gezag uitvoering
zal geven aan de afspraken bedoeld in art. 118a van de WVO. Het betreft afspraken tussen de gemeente en de schoolbesturen over het voorkomen
van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden,
de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures en het uit het overleg voortvloeiende
voorstel van het bevoegd gezag van in de gemeente gevestigde scholen om tot een evenwichtige
verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen te komen.
|
¹ Artikel 74, lid 3, onderdeel h, WPO
2
artikel 67, lid 3, onderdeel h, WVO.
¹ Artikel 74, lid 3, onderdeel i, WPO en artikel 67a, lid 3, onderdeel i, WVO.