1.1. Context en opzet van het besluit
[Regeling vervallen per 02-02-2023 met terugwerkende kracht tot en met 05-11-2022]
De Adviescommissie uitvoering toeslagen (hierna: de Adviescommissie) heeft op 14 november
2019 het interimadvies ‘Omzien in Verwondering’ en op 12 maart 2020 het eindadvies ‘Omzien in Verwondering 2’ uitgebracht. De Adviescommissie doet een voorstel voor een compensatieregeling voor
ouders die deel uitmaakten van het onderzoek in CAF 11 of in vergelijkbare (CAF-)zaken
(betreffende de behandeling van aanvragen kinderopvangtoeslag). De aanbevelingen uit
de adviezen voor de compensatie van deze groep ouders zijn door het Kabinet overgenomen.
Voor het toekennen van deze compensatie is per 7 juli 2020 een wettelijke grondslag
opgenomen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. De compensatieregeling zal in een ministeriële regeling worden uitgewerkt. De Staatssecretaris
van Financiën heeft goedgekeurd dat de Belastingdienst/Toeslagen de compensatieregeling
al vooruitlopend op deze ministeriële regeling mag uitvoeren.
De Adviescommissie geeft in haar advies concrete aanknopingspunten voor de bepaling
van de reikwijdte van de compensatieregeling. De hierop gebaseerde vaststelling van
de doelgroep van de compensatieregeling is verwerkt in onderdeel 2 van dit besluit.
De Adviescommissie onderscheidt zes elementen van compensatie:
-
a. Compensatie voor correctiebesluiten.
-
b. Compensatie voor veronderstelde immateriële schade.
-
c. Compensatie voor veronderstelde materiële schade.
-
d. Compensatie voor invorderingskosten.
-
e. Compensatie voor proceskosten.
-
f. Bedragen die in mindering worden gebracht.
Bovengenoemde elementen a t/m e van de compensatie komen terug in onderdeel 3 van dit besluit. Onderdeel f dat ziet op de eventuele vermindering van de uit de
elementen a t/m e opgebouwde compensatie, komt aan de orde in onderdeel 5.
In aanvulling op bovenstaande elementen van compensatie voorziet dit besluit in onderdeel 3.1.6 in een vergoeding van rente over de compensatie voor correctiebesluiten.
Daarnaast biedt het besluit de mogelijkheid van een aanvullende compensatie als de
geleden schade als gevolg van de institutioneel vooringenomen handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen
hoger is dan de compensatie die op grond van de bovenstaande elementen van compensatie
wordt toegekend. Deze aanvullende compensatie voor de werkelijke schade is opgenomen
in onderdeel 4.
Verder voorziet het besluit in onderdeel 6 in een extra forfaitaire vergoeding voor de mogelijk hogere vermogensrendementsheffing
als gevolg van de compensatie en – daaruit voortvloeiende – lagere aanspraak op toeslagen.
Tot slot gaat onderdeel 7 van dit besluit in op de gevolgen van de compensatie voor de inkomstenbelasting en
toeslagen.