Hoofdstuk 4. Toepassing algemene onderstand
Artikel 6. In aanmerking te nemen vermogen bij middelentoets algemene onderstand
Bij de beoordeling of de persoon in zodanige omstandigheden verkeert dat hij niet
de middelen kan verwerven om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien
neemt de Minister mede het vermogen (bezittingen minus schulden) van belanghebbende
in aanmerking.
Indien de belanghebbende vermogen heeft, dient daarop in beginsel te worden ingeteerd,
waarbij de volgende vermogensvrijlating geldt als maatstaf:
|
Bonaire
|
Sint Eustatius
|
Saba
|
Niet AOV-gerechtigde leeftijd
|
|
|
|
Alleenstaande
|
4.380
|
5.300
|
5.230
|
Gehuwden
|
8.760
|
10.600
|
10.460
|
AOV-gerechtigde leeftijd
|
|
|
|
Alleenstaande
|
8.760
|
10.600
|
10.460
|
Gehuwden
|
17.520
|
21.200
|
20.920
|
Als vermogen wordt niet in aanmerking genomen:
-
– een uitkering in verband met geleden immateriële schade voor zover dit, gelet op aard
en hoogte ervan, vanuit het oogpunt van onderstandverlening verantwoord is;
-
– bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel,
gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, gebruikelijk zijn;
-
– de economische waarde van de woning die tevens hoofdverblijf is, tenzij de Minister
vaststelt dat de waarde van de eigen woning in alle redelijkheid wel bij het inkomen
kan worden betrokken, bijvoorbeeld in geval van beschikbaarheid van andere geschikte
woonruimte;
-
– voor AOV-gerechtigden die een beroep doen op de onderstand is een inkomensvrijlating
voor pensioen van toepassing van USD 25 per twee weken.
Grondslag: Artikel 6 Besluit onderstand BES (individuele beoordeling in zodanige omstandigheden
verkeren dat belanghebbende niet de middelen kan verwerven om in de noodzakelijke
kosten van het bestaan te voorzien) en artikel 18 Besluit onderstand BES (vaststelling
over welke middelen belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken).
Artikel 7. Vrijlatingsregeling inkomsten kinderalimentatie
Inkomsten uit kinderalimentatie die het gezin heeft verworven over de periode waarin
beroep wordt gedaan op onderstand, worden vrijgelaten voor zover de onderstand en
de verworven inkomsten bij elkaar de hoogte van het minimumloon, als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Besluit onderstand BES, niet overschrijden.
Deze beleidsregel heeft de volgende achtergrond. Door middel van kinderalimentatie
doet de onderhoudsplichtige ouder zijn onderhoudsplicht gestand en voorziet in de
kosten voor verzorging en opvoeding van kind of kinderen. De situatie waarin kinderalimentatie
geheel op de onderstand in mindering wordt gebracht resulteert in een lagere onderstandsuitkering,
die het nemen van deze verantwoordelijkheid en het te gelde maken van eventuele aanspraken
op kinderalimentatie ontmoedigt. Ook sluit dit niet aan bij het breed gedragen belang
dat alle kinderen kansrijk kunnen opgroeien, ook kinderen in een gezin met een laag
inkomen. Met deze beleidsregel worden deze bezwaren weggenomen.
De wijze waarop de inkomsten uit kinderalimentatie worden vrijgelaten sluit aan bij
de wijze waarop in artikel 19, eerste lid, van het Besluit onderstand BES de vrijlating van inkomsten uit arbeid is geregeld (‘Inkomsten uit arbeid die de
alleenstaande of het gezin heeft verworven over de periode waarin beroep wordt gedaan
op onderstand, worden vrijgelaten voor zover de onderstand en de verworven inkomsten
bij elkaar de hoogte van het minimumloon niet overschrijden’).
Onderstaand voorbeeld illustreert de werking van de beleidsregel. Hierbij wordt uitgegaan
van de volgende (theoretische) bedragen per twee weken:
Totaal van basisbedrag plus toeslagen USD 250
Kinderalimentatie USD 100
WML USD 415
Situatie zonder toepassing beleidsregel: onderstand = 250-100 = 150. Met toepassing
van de beleidsregel wordt de kinderalimentatie volledig vrijgelaten, want de som van
onderstand en kinderalimentatie ad (250 + 100=) 350 is lager dan het WML ad 415.
Grondslag: Artikel 18, tweede lid, onder a, (niet tot de middelen worden gerekend
bijdragen van familie en derden voor zover deze naar het oordeel van Onze Minister
uit een oogpunt van verlening van onderstand verantwoord zijn).
Artikel 7a. Vrijlatingsregeling uitkering Wet schadefonds geweldsmisdrijven
Niet tot de middelen van belanghebbende wordt gerekend een uitkering op grond van
de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, tenzij dit uit oogpunt van verlening van onderstand niet verantwoord is te achten.
Grondslag: artikel 12, eerste lid, en artikel 18, tweede lid, onderdeel a, Besluit
onderstand BES
Artikel 8. Basisbedrag bij opname in instelling
Bewoners van een instelling die een AOV- of AWW-uitkering hebben, hebben recht op
zak- en kleedgeld ter hoogte van 10% van het bedrag van de volledige AOV-uitkering;
het meerdere van hun uitkering gaat naar de instelling.
Naast AOV- en AWW-gerechtigden is er ook een groep personen die zijn opgenomen in
een instelling (verzorgings-, bejaarden- of gezinsvervangend huis) en die noch AOV
of AWW, noch andere eigen inkomsten hebben. Voor deze personen wordt voor de hoogte
van de onderstand niet uitgegaan van het basisbedrag en de toeslagen van de artikelen 13 tot en met 17 van het Besluit onderstand BES, maar van het zak- en kleedgeldbedrag zoals dat geldt voor AOV- en AWW-uitkeringen.
Grondslag: Artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele
beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de belanghebbende).
Artikel 9. Tegemoetkoming AOV-gerechtigden
[Vervallen per 01-01-2020]
Artikel 10. Toeslag arbeidsongeschiktheid bij tijdelijke of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
De toeslag volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is bedoeld voor de belanghebbende
die volledig en duurzaam niet in staat is om algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten.
Met toepassing van artikel 12 Besluit onderstand BES kan desalniettemin in uitzonderingssituaties een tijdelijk arbeidsongeschikt persoon
tijdelijk met een volledig en duurzaam arbeidsongeschikte worden gelijkgesteld en
de toeslag worden toegekend. Dit is een uitzonderlijke situatie, die op grond van
het – ten opzichte van de situatie waarin belanghebbende niet arbeidsongeschikt was
– evident ontbreken van mogelijkheden en middelen om in het bestaan te voorzien moet
kunnen worden gemotiveerd.
Er moet aantoonbaar sprake zijn van als gevolg van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid
weggevallen inkomsten. De inkomsten moeten bovendien bestendig zijn geweest, in de
zin van maandelijks terugkerend over de periode van ten minste drie maanden voorafgaand
aan de tijdelijke arbeidsongeschiktheid. De hoogte van de toeslag kan niet meer zijn
dan de ten gevolge van de arbeidsongeschiktheid gederfde inkomsten over die periode
van drie maanden, tot maximaal het op grond van artikel 17 van het Besluit onderstand BES geldende bedrag.
Grondslag: Artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele
beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de belanghebbende).
Hoofdstuk 6. Kostensoorten bijzondere onderstand
Artikel 14. Begrafeniskosten
De Minister kan bijzondere onderstand verlenen voor begrafeniskosten. De Minister
vergoedt uitsluitend begrafeniskosten via de bijzondere onderstand ten behoeve van
personen die op het tijdstip van overlijden algemene onderstand genieten, alsmede
begrafeniskosten van ten laste van de onderstandgerechtigde komende kinderen. In alle
andere gevallen ligt de verantwoordelijkheid voor eventuele vergoeding van de begrafeniskosten
op grond van de Begrafeniswet BES bij het openbaar lichaam (en is vergoeding vanuit de onderstand daarmee uitgesloten).
Als er aanleiding is om onderstand te verlenen vanwege het ontbreken van een voorliggende
voorziening (bijvoorbeeld begrafenisverzekering, recht op eenmalige uitkering krachtens
artikel 20 Wet AOV BES, familielid met voldoende middelen voor een begrafenis of eilandelijke verantwoordelijkheid
op grond van Begrafeniswet BES), geeft de Minister voorafgaand aan de begrafenis toestemming en bepaalt de hoogte
van de te verstrekken onderstand aan de hand van een pro formanota van een begrafenisondernemer
op het desbetreffende eiland die de begrafenis zal verzorgen. De Minister verstrekt
alleen onderstand voor een eenvoudige begrafenis en op basis van een begrafenis op
het eiland zelf. Betaling door de Minister geschiedt rechtstreeks aan de begrafenisondernemer
op basis van de definitieve nota en wel maximaal tot het bedrag van de pro formanota.
Grondslag: Artikel 20 Besluit onderstand BES (toepassing bijzondere onderstand op
basis van individuele beoordeling) in combinatie met artikel 9 Besluit onderstand
BES (voorliggende voorziening).
Artikel 15. Schooluniform en schoolbenodigdheden voortgezet onderwijs
De Minister kan bijzondere onderstand verlenen voor kosten van een schooluniform of
voor schoolbenodigdheden, indien het een leerling in het voortgezet onderwijs betreft.
Voor de noodzakelijkheid van de voor vergoeding in aanmerking komende schoolbenodigdheden
wordt de daartoe strekkende opgave van de school aangehouden.
Betaling van de kosten van schooluniformen en schoolbenodigdheden vindt rechtstreeks
plaats aan de leverancier (of aan de school) op basis van een definitieve nota. Over
de (maximum) prijs van de schooluniformen en benodigdheden worden jaarlijks afspraken
gemaakt tussen de Minister en de betrokken leveranciers.
De Minister vergoedt géén kosten van een schooluniform of voor schoolbenodigdheden
via de bijzondere onderstand ten behoeve schoolgaande kinderen in het primair onderwijs.
Op grond van de Wet primair onderwijs BES ligt die verantwoordelijkheid bij de openbare lichamen.
Grondslag: Artikel 20 Besluit onderstand BES (toepassing bijzondere onderstand) in
combinatie met artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele
beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de belanghebbende).
Artikel 16. Medisch dieetkosten
De Minister kan bijzondere onderstand verlenen voor de kosten van een medisch dieet.
Om voor een kostenvergoeding in aanmerking te komen moet in elk geval tegelijkertijd
voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
-
– de medische noodzakelijkheid van het dieet wordt blijkens een schriftelijke verklaring
bevestigd door de huisarts dan wel de behandelend specialist;
-
– de dieetkosten vallen buiten de dekking van de publieke zorgverzekering;
-
– de dieetkosten hebben in geen geval betrekking op geneesmiddelen of geneeskunde van
experimentele aard (deze is van vergoeding uitgesloten).
Betrokkene wordt voorafgaand aan de beslissing over de aanvraag oproepen voor een
beoordeling door de controlerend geneesheer van de RCN-unit SZW of een andere daartoe
aangewezen deskundige. In geval van toekenning wordt de noodzakelijkheid ten minste
eens per jaar getoetst. Hiertoe zal eveneens een oproep plaatsvinden voor beoordeling
door de controlerend geneesheer van de RCN-unit SZW of een andere aangewezen deskundige.
De belanghebbende legt vooraf, bij de aanvraag, een pro forma rekening voor akkoord
aan de Minister voor. Onze De behoudt zich het recht voor om - al dan niet op basis
van ingewonnen advies over de hoogte van de aanvraag deze geheel of gedeeltelijk te
weigeren. Betaling vindt bij eventuele toekenning rechtstreeks plaats aan de leverancier
van bedoeld dieet op basis van de pro forma rekening.
Grondslag: Artikel 20 (toepassing bijzondere onderstand) in combinatie met artikel
12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele beoordeling afstemmen
van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende).
Artikel 17. Waterreservoir en waterpomp
De Minister kan bijzondere onderstand verstrekken voor de kosten van het vullen van
een waterreservoir, alsmede voor de kosten van het vervangen van een defecte waterpomp.
Kostenvergoeding voor het vullen van een waterreservoir geschiedt uitsluitend op basis
van voorafgaande toestemming van de Minister ter beoordeling van de noodzakelijkheid.
Voor de levering dient de Minister op basis van een pro forma nota voorafgaand toestemming
te verlenen. Betaling vindt rechtstreeks plaats aan de waterleverancier op basis van
de definitieve nota en wel maximaal tot het bedrag van de pro forma nota.
Tevens geldt als eis dat het langer dan 12 maanden geleden moet zijn dat voor deze
kosten een beroep op de bijzondere onderstand werd gedaan.
In geval van een defecte waterpomp en het ontbreken van middelen om in de kosten van
vervanging te voorzien, kan belanghebbende eveneens een beroep doen op bijzondere
onderstand. De Minister dient op basis van een pro formanota voorafgaand toestemming
te verlenen. Betaling vindt rechtstreeks plaats aan de leverancier op basis van de
definitieve nota en wel maximaal tot het bedrag van de pro forma nota.
Grondslag: Artikel 20, eerste lid, Besluit onderstand BES (toepassing bijzondere onderstand)
in combinatie met artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele
beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de belanghebbende)
Artikel 18. Verbruikskosten water op tijdelijke basis
De belanghebbende wordt geacht zelf voldoende middelen voor het verbruik van water
te reserveren. De Minister kan op tijdelijke basis toch bijzondere onderstand verstrekken
voor de verbruikskosten van water. Aan kostenvergoeding van watervoorziening via de
bijzondere onderstand niet zijnde het vullen van een waterreservoir, dient een acute
noodzaak ten grondslag te liggen. Belanghebbende dient noodzaak en urgentie van de
kostenvergoeding aan te tonen.
Het gaat hier uitsluitend om een kostenvergoeding voor watervoorziening indien deze
wegens betalingsachterstand is afgesloten. De Minister hanteert hierbij als regel:
-
– De Minister betaalt maximaal het bedrag gelijk aan twee maanden achterstallige betaling;
-
– bij recidive binnen een periode van twee jaar wordt voor bedoelde kosten in géén geval
bijzondere onderstand verleend;
-
– kosten voor een door de watermaatschappij opgelegde boete, komen in geen geval voor
vergoeding in aanmerking.
Bij de weging beoordeelt de Minister in voorkomende gevallen de omstandigheden, mogelijkheden
en middelen en het getoonde besef van verantwoordelijkheid van de belanghebbende of
het gezin (onder of er sprake is van een gezin met personen die in een kwetsbare situatie
verkeren, zoals kinderen, gehandicapten, en/of personen ouder dan de AOV-gerechtigde
leeftijd).
De Minister beoordeelt bij de aanvraag of de aanvrager daadwerkelijk op het adres
woont waar de factuur op betrekking heeft. De factuur moet op naam van de aanvrager
of diens wettige partner staan.
Grondslag: Artikel 20, eerste lid, Besluit onderstand BES (toepassing bijzondere onderstand)
in combinatie met artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele
beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de belanghebbende).
Artikel 19. Afbakening duurzame gebruiksgoederen
Algemeen
In dit artikel vindt een afbakening plaats van het recht op bijzondere onderstand
voor duurzame gebruiksgoederen als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 22. Deze afbakening is ingegeven door ervaringen met de huidige wijze van verlening
van bijzondere onderstand en dient mede om de verhoging van de inkomensgrens voor
de bijzondere onderstand in het juiste kader te plaatsen.
Wettelijk kader
Bijzondere onderstand voor duurzame gebruiksgoederen komt aan de orde als de betrokkene
(a) niet de middelen kan verwerven om te voorzien in (b) noodzakelijke kosten van
het bestaan (c) die uit bijzondere omstandigheden voortvloeien (artikel 20 Besluit onderstand BES).
De bijzondere onderstand moet (d) worden afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden
en middelen van de belanghebbende (artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES).
En in voorkomende gevallen (e) moet de aanvrager voldoen aan de plicht tot arbeidsinschakeling
(artikel 20 Besluit onderstand BES).
Verstrekking vindt (f) plaats in natura (artikel 32, aanhef en onderdeel b Besluit onderstand BES).
Hierna worden deze punten nader uitgewerkt.
Ad (a): Niet de middelen kunnen verwerven om te voorzien in
-
• Onder middelen verstaat het Besluit onderstand BES alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het
gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken (artikel 18, eerste lid).
-
• Op de rol van de plicht tot arbeidsinschakeling in dit verband wordt hierna ingegaan
onder e. Voldoen aan de plicht tot arbeidsinschakeling.
-
• Onder vermogen moet worden verstaan het saldo van bezittingen en schulden. Voor zover
betrokkene bezittingen heeft die niet uit geld bestaan, worden die alleen in aanmerking
genomen indien en voor zover betrokkene die redelijkerwijs te gelde kan maken om in
het gevraagde te voorzien.
-
• Met contant geld en geld op een bank- of spaarrekening wordt betrokkene geacht in
het gevraagde te kunnen voorzien voor zover het bedrag daarvan meer bedraagt dan het
maandbedrag van het wettelijk minimumloon.
-
• Binnen de bijzondere onderstand wordt geen onderscheid gemaakt naar de aard van het
inkomen. Wel naar de hoogte van het inkomen. Naar mate het inkomen hoger is, wordt
betrokkene geacht meer mogelijkheden te hebben om met dat inkomen in het gevraagde
te voorzien - en bijgevolg geen recht op bijzondere onderstand te hebben. Anders gezegd:
naar mate het inkomen hoger is, worden er zwaardere eisen gesteld aan de bijzondere
omstandigheden die recht geven op bijzondere onderstand voor de aanschaf van duurzame
gebruiksgoederen. In de volgende onderdeel wordt dit nader uitgewerkt.
Ad (b): Voortvloeien uit bijzondere omstandigheden
-
•
De noodzaak van de aanschaf is op zich géén bijzondere omstandigheid
De aanschaf van de hierna in de artikelen 20 tot en met 22 aan de orde komende duurzame gebruiksgoederen behoort tot de algemeen gebruikelijke
uitgaven. Dat betekent dat de aanschafkosten van duurzame gebruiksgoederen in beginsel
behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die voldaan dienen te
worden uit een inkomen dat gelijk is aan of hoger dan het toepasselijke algemene onderstandbedrag.
De noodzaak van de aanschaf is op zich dus niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid.
Hoe hoger het inkomen, des te meer is er sprake van algemeen noodzakelijke kosten.
-
•
Bij de eerste aanschaf van een duurzaam gebruiksgoed kunnen alleen medische of dringende
sociale redenen een bijzondere omstandigheid zijn
De noodzaak van de eerste aanschaf van duurzame gebruiksgoederen is – anders dan bij
een vervangingsaanschaf – (ruim) van tevoren te voorzien. Bijvoorbeeld als men voor
het eerst zelfstandig gaat wonen. Daarom kan bij de eerste aanschaf alleen een medische
reden of een dringende sociale reden als bijzondere omstandigheid worden aangemerkt.
-
•
Gegronde redenen voor ontbrekende reserveringsmogelijkheden zijn een bijzondere omstandigheid
Zoals hiervoor is aangegeven, dient voor de aanschafkosten van duurzame gebruiksgoederen
te worden gereserveerd. Dat geldt ook voor mensen met een algemene onderstand en geldt
des te meer voor mensen met een inkomen boven het voor hen toepasselijke onderstandsbedrag.
Als er gegronde redenen zijn waardoor het aan reserveringsmogelijkheden heeft ontbroken
dan kan er sprake zijn van een bijzondere omstandigheid. Hier volgt een aantal voorbeelden
van gegronde redenen:
-
○ Langer dan één jaar voor de voorziening in het bestaan uitsluitend zijn aangewezen
op algemene onderstand of een daarmee qua hoogte vergelijkbaar inkomen (zie echter
ook hierna bij d. Voldoen aan de plicht tot arbeidsinschakeling);
-
○ Een onvoorziene vervanging nadat eerdere onvoorziene vervangingen uit eigen middelen
zijn betaald;
-
○ In verhouding tot het inkomen hoge huurkosten;
-
○ Niet vergoede kosten die verband houden met ziekte of handicap;
-
○ Niet vergoede crèchekosten;
-
○ Vervoerskosten die samenhangen met arbeid.
-
• Bij een inkomen van meer dan 100% van het WML wordt rekening gehouden met het feit
dat er ruimere financiële mogelijkheden zijn waarop de bestedingen zijn afgestemd.
Dat gebeurt door rekening te houden met de kosten van meer dan drie kinderen. Voor
deze kosten wordt voor het vierde en volgende kind rekening gehouden met een bedrag
gelijk aan dat voor het tweede en derde kind in de algemene onderstand (artikel 16, tweede lid, Besluit onderstand BES).
Ad (c): Noodzakelijke kosten van het bestaan
-
• Het lijdt geen twijfel dat duurzame gebruiksgoederen zoals die in de artikelen 20 tot en met 22 aan de orde komen tot de noodzakelijke kosten van het bestaan behoren - wat, als
hiervoor aangegeven, een noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde is voor verlening
van bijzondere onderstand.
-
• Of andere dan de in die artikelen genoemde duurzame gebruiksgoederen noodzakelijke
kosten van het bestaan kunnen zijn, komt hierna aan de orde bij (d) afstemming op
omstandigheden, mogelijkheden en middelen.
-
• Uit wetsgeschiedenis en jurisprudentie blijkt dat in het begrip noodzakelijke kosten
van het bestaan een objectivering besloten ligt; kosten die naar aard of doel geacht moeten worden niet gebruikelijk
te zijn voor de doelgroep van de bijzondere onderstand, behoren niet tot de noodzakelijke
kosten van het bestaan.
-
• Het moet gaan om noodzakelijke kosten die volledig betrekking hebben op het bestaan van betrokkene. Als de betrokkene met meerdere anderen met een voor deze kosten toereikend inkomen
een woning bewoont zijn de kosten van een koelkast, fornuis en dergelijke goederen
waarvan ook de anderen gebruik maken, geen kosten die volledig betrekking hebben op
het bestaan van betrokkene. Derhalve zijn deze kosten voor betrokkene geen noodzakelijke
kosten van het bestaan.
Ad (d) Afstemming op omstandigheden, mogelijkheden en middelen
-
• Net als bij de algemene onderstand geldt bij de bijzondere onderstand het individualiseringsbeginsel;
de bijzondere onderstand dient te worden afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden
en middelen van de belanghebbende, alsmede op het betoonde besef van verantwoordelijkheid
voor de voorziening in het bestaan (artikel 12, eerste en tweede lid, Besluit onderstand BES). Zie ook artikel 30 van deze beleidsregels.
Bij wijze van individualisering kunnen dus ook andere dan de in de artikelen 17, 20 en 21 genoemde duurzame gebruiksgoederen tot de noodzakelijke kosten van het bestaan behoren.
Deze individualisering vindt echter zijn begrenzing in de hiervoor onder (b) genoemde
betekenis van het feit dat de bijzondere onderstand noodzakelijke kosten van het bestaan
betreft.
-
• Tot het besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan behoort
het zorgvuldig omgaan met duurzame gebruiksgoederen. Voor duurzame gebruiksgoederen
kan bij een zorgvuldig gebruik een levensduur van vijf jaar worden aangehouden. Als
het goed binnen die periode onbruikbaar wordt, zal in de regel sprake zijn van tekortschietend
besef van verantwoordelijkheid. Daarom kan binnen een periode van vijf jaar niet voor
een tweede keer bijzondere bijstand worden verleend voor de aanschaf van hetzelfde
duurzame gebruiksgoed. Vanzelfsprekend geldt deze regel ook als het betreffende goed
is verkocht of weg geschonken.
-
• Ook in het bestedingspatroon kan tekortschietend besef van verantwoordelijkheid besloten
liggen. Bijvoorbeeld als geld besteed is aan een (te) duur mobiel telefoonabonnement.
En ook dan bestaat geen recht op bijzondere onderstand in de aanschafkosten van een
duurzaam gebruiksgoed.
Ad (e) Voldoen aan de plicht tot arbeidsinschakeling
Ook ten aanzien van de bijzondere onderstand voor duurzame gebruiksgoederen geldt
dat betrokkene primair zelf verantwoordelijk is voor de voorziening in deze kosten.
Bijgevolg is daar dan ook de plicht tot arbeidsinschakeling aan verbonden. Zie hiervoor
hoofdstuk 3 van deze beleidsregels.
Ad (f) Verstrekking in natura
Gelet op het bepaalde in artikel 32, aanhef en onderdeel b, van het Besluit onderstand BES wordt bijzondere onderstand voor de aanschafkosten van duurzame gebruiksgoederen
in natura verstrekt.
Grondslag: Artikel 20 Besluit onderstand BES (toekenning bijzondere onderstand) in
combinatie met artikel 12, eerste en tweede lid, Besluit onderstand BES (op basis
van individuele beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden
en middelen van de belanghebbende en tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
van de belanghebbende) en de artikelen 18, eerste lid, en 32, aanhef en onderdeel
b, Besluit onderstand BES.
Artikel 20. Baby-uitzet en babybed
De Minister kan onder voorwaarden vanuit de bijzondere onderstand de kosten van een
baby-uitzet of een kinderbedje vergoeden. In hoeverre de belanghebbende voor de kosten
van een babyuitzet heeft kunnen reserveren wordt individueel beoordeeld.
De vergoeding voor een baby-uitzet is beperkt tot de volgende posten:
-
– babybed (ledikant) met matras;
-
– dekentjes (2 stuks);
-
– lakentjes (3 stuks);
-
– zeiltje;
-
– molton onderlegger (2 stuks);
-
– aankleedkussen;
-
– één pak luiers;
-
– één rompertje;
-
– één pyjama;
-
– babybadje;
-
– box;
-
– kinderstoel;
-
– twee stel babykleertjes;
-
– kinderwagen.
In het individuele geval wordt bekeken welke kosten als noodzakelijk moeten worden
beschouwd. De vergoeding geldt uitsluitend bij de aanschaf van de gehele babyuitzet
voor de geboorte van het eerste kind. Zijn er al meer kinderen, dan wordt ervan uitgegaan
dat de uitzet geheel of gedeeltelijk al aanwezig is. Uit een rapportage zal duidelijk
moeten blijken over welke van deze goederen de belanghebbende nog niet beschikt.
Kosten van positiekleding en babykleertjes komen niet voor bijzondere onderstand in
aanmerking. Deze kosten behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van
het bestaan, die belanghebbende geacht wordt uit het eigen inkomen te (kunnen) bestrijden.
In de lijst van de vergoeding voor de baby-uitzet wordt een uitzondering gemaakt voor
de kosten van het eerste rompertje en pyjama.
Grondslag: Artikel 20 Besluit onderstand BES (toepassing bijzondere onderstand) in
combinatie met artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele
beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de belanghebbende).
Artikel 21. Kosten bedmatras of slaapbank
De belanghebbende wordt geacht zelf middelen voor de aanschaf van een bedmatras te
reserveren. Individuele omstandigheden kunnen leiden tot een situatie waarin een beroep
op bijzondere onderstand voor de kosten van een bedmatras of slaapbank toch onvermijdelijk
is. De duur van uitkeringsafhankelijkheid kan een indicatie zijn van verminderde reserveringsmogelijkheid.
De beoordeling hiervan ligt bij de Minister, maar belanghebbende dient de noodzaak
en de urgentie van de kostenvergoeding aan te tonen. Alle relevante omstandigheden
van belanghebbende worden hierbij meegewogen. Wanneer de noodzakelijke kosten, waarin
onderstand wordt gevraagd, ontstaan zijn door een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
van de aanvrager, wordt deze omstandigheid betrokken in de beoordeling van het recht
op bijzondere onderstand.
Een bedmatras kan weliswaar in algemene zin als een elementaire levensbehoefte worden
aangemerkt, voor vergoeding via de bijzondere onderstand moet er sprake zijn van evidente
noodzakelijkheid. Het moet bijvoorbeeld gaan om een situatie waarin een bedmatras
in het geheel ontbreekt of gezien de staat van een aanwezig bedmatras onmiddellijke
vervanging ervan onvermijdelijk is.
Voor een slaapbank in plaats van een bedmatras kan gekozen worden indien onvoldoende
ruimte voor een bed aanwezig is.
Grondslag: Artikel 20, eerste lid, Besluit onderstand BES (toepassing bijzondere onderstand)
in combinatie met artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele
beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de belanghebbende)
Artikel 22. Kosten huishoudelijke apparatuur
De belanghebbende wordt geacht zelf middelen voor de aanschaf van huishoudelijke apparatuur
te reserveren. Individuele omstandigheden kunnen leiden tot een situatie waarin een
beroep op bijzondere onderstand toch onvermijdelijk is. De duur van uitkeringsafhankelijkheid
kan een indicatie zijn van verminderde reserveringsmogelijkheid. De beoordeling hiervan
ligt bij de Minister, maar belanghebbende dient de noodzaak en de urgentie van de
kostenvergoeding aan te tonen. Alle relevante omstandigheden van belanghebbende worden
hierbij meegewogen. De voorziening dient in het individuele geval evident noodzakelijk
te zijn. Wanneer de noodzakelijke kosten, waarin onderstand wordt gevraagd, ontstaan
zijn door een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid van de aanvrager, wordt
deze omstandigheid betrokken in de beoordeling van het recht op bijzondere onderstand.
Bijzondere onderstand voor huishoudelijke apparatuur kan alleen verstrekt worden voor
de kosten gemoeid met de aanschaf van de navolgende goederen:
Niet genoemde duurzame gebruiksgoederen komen in het algemeen niet voor bijzondere
onderstandsverlening in aanmerking. Individualisering blijft altijd mogelijk.
Grondslag: Artikel 20, eerste lid, Besluit onderstand BES (toepassing bijzondere onderstand)
in combinatie met artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele
beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de belanghebbende).
De belanghebbende wordt geacht zelf middelen voor de situatie van tijdelijk dubbele
huur te reserveren. Het betreft hier eenmalige kostenvergoeding voor dubbele huur
(maximaal 2 maanden) gedurende de verhuisperiode indien er sprake is van verhuizing
ter bevordering van langer zelfstandig wonen (bij situaties waarin er sprake is van
een beperking met betrekking tot de algemene dagelijkse levensverrichtingen, zogeheten
‘ADL-beperking’), of verhuizing plaatsvindt op basis van een woonurgentie op basis
van sociale of medische gronden. De beoordeling ligt bij de Minister van SZW, maar
belanghebbende heeft de plicht de noodzaak en de urgentie van de kostenvergoeding
aan te tonen. Voorwaarde is dat er sprake is van individuele omstandigheden die de
grond vormen voor de evidente noodzakelijkheid van de kosten.
Grondslag: Artikel 20, eerste lid, Besluit onderstand BES (toepassing bijzondere onderstand)
in combinatie met artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele
beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de belanghebbende).
Artikel 24. Eigen bijdragen
Eigen bijdragen, van welke aard dan ook, behoren in beginsel tot de kosten die belanghebbende
uit eigen middelen dient te (kunnen) voldoen. In uitzonderlijke situaties kan op grond
van dringende reden toch een vergoeding van een eigen bijdrage plaatsvinden. Voorwaarde
is dat het gaat om een eigen bijdrage in verband met evident noodzakelijk te maken
kosten of het gebruik maken van een voorziening om redenen van sociale aard (bijvoorbeeld
bijdrage voor deelname aan een door de school georganiseerde activiteit). De weging
van de individuele omstandigheden op grond waarvan bijzondere onderstand kan worden
toegepast, ligt bij de Minister.
Grondslag: Artikel 20, eerste lid, Besluit onderstand BES (toepassing bijzondere onderstand)
in combinatie met artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele
beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de belanghebbende).
Artikel 25. Tandartskosten volwassenen
De aanspraken voor tandheelkundige zorg vanuit de zorgverzekering zijn geregeld in
de Regeling aanspraken zorgverzekering BES. Voor personen vanaf 18 jaar is deze aanspraak behoudens uitzonderingen (zoals in
verband met tandheelkundige of geestelijke aandoening) beperkt tot:
-
a. uitneembare volledige prothetische voorzieningen voor de boven- of onderkaak, al dan
niet te plaatsen op tandheelkundige implantaten. Tot een uitneembare volledige prothetische
voorziening te plaatsen op tandheelkundige implantaten, behoort eveneens het aanbrengen
van het vaste gedeelte van de suprastructuur;
-
b. chirurgische tandheelkundige hulp en het daarbij behorende röntgenonderzoek te verlenen
door een tandarts-specialist, met uitzondering van parodontale chirurgie, ongecompliceerde
extracties en het aanbrengen van een tandheelkundig implantaat;
-
c. het aanbrengen van een tandheelkundig implantaat en daarmee verband houdende chirurgische
hulp, indien er sprake is van een zeer ernstig geslonken tandenloze kaak en de verstrekking
dient ter bevestiging van een uitneembare prothese.
(Artikel 1.5.1, tweede lid, van de Regeling aanspraken zorgverzekering BES)
Voor kosten in verband met bovengenoemde tandheelkundige zorg geldt de Regeling aanspraak zorgverzekering BES als voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 9 van het Besluit onderstand BES en is bijzondere onderstand uitgesloten.
Voor kosten van tandheelkundige zorg anders dan hierboven genoemd staat de bijzondere
onderstand wel open. In beginsel dient belanghebbende deze kosten uit eigen middelen
te (kunnen) voldoen, maar bij de weging van alle omstandigheden van het geval kan
een vergoeding worden verstrekt. Hierbij is relevant dat een aanvullende tandartsverzekering
in Caribisch Nederland thans niet mogelijk is.
Burgers van 18 jaar en ouder met een inkomen tot 120% van het wettelijk minimum en
een vermogen dat niet meer bedraagt dan het wettelijk minimum loon kunnen met (hoge)
tandartskosten worden geconfronteerd die hun financiële draagkracht te boven gaan.
In dat geval kan bijzondere onderstand worden verleend in de kosten van extracties
van tanden en kiezen. Andere tandheelkundige behandeling behoren niet tot de noodzakelijke
kosten van het bestaan.
De kosten worden vergoed op basis van de tarieven die voor extracties worden gehanteerd
door het Zorgverzekeringskantoor BES. De toegekende bijzondere onderstand wordt rechtstreeks
overgemaakt aan de behandelend tandarts als voldaan is aan het volgende. Indien de
patiënt aangeeft een algemene onderstandsuitkering of AOV-pensioen te ontvangen, dient
voorafgaand aan de behandeling door of vanwege de tandarts bij de Minister van SZW
te zijn gecheckt of dit klopt. In alle andere gevallen dient de patiënt voorafgaande
aan de behandeling een schriftelijke verklaring van de Minister van SZW over te leggen
waaruit blijkt dat hij/zij in aanmerking komt voor bijzondere onderstand in de kosten
van de extractie(s).
Het vorenstaande is afgestemd met de tandartsen op Bonaire en Sint Eustatius. Op Saba
is geen permanent gevestigde tandarts, zodat daar geen afspraken zijn gemaakt.
Grondslag: Artikel 9, artikel 20 (toekenning bijzondere onderstand) in combinatie
met artikel 12, eerste lid, (op basis van individuele beoordeling afstemmen van de
onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende).
Artikel 26. Overige vergoedingen in bijzondere gevallen
Niet alle situaties kunnen op voorhand met deze beleidsregels worden afgedekt. In
bijzondere gevallen kan bijzondere onderstand worden verleend voor andere kostenposten
dan de hiervoor genoemde.
Grondslag: Artikel 12, eerste lid, Besluit onderstand BES (op basis van individuele
beoordeling afstemmen van de onderstand op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de belanghebbende).