Bijlage bij het Besluit vaststelling beleidsregels subsidiëring Versnellingsprogramma
Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional fase 3
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Hoofdstuk 1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Deze beleidsregels zijn een vervolg op het Besluit vaststelling Beleidskader subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling
Patiënt en Professional (Stcrt. 21december 2016, nr. 68985), waarbij algemene ziekenhuizen in aanmerking
kunnen komen voor een subsidie zodat zij uiterlijk met ingang van 1 juli 2021 gestandaardiseerd
informatie kunnen uitwisselen met de patiënt (verder: VIPP fase 1), en op het Besluit vaststelling beleidsregels subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling
Patiënt en Professional fase 2 (Stcrt. 13 juli 2017, nr. 41685), dat geldt voor de overige instellingen voor medisch
specialistische zorg, met uitzondering van de academische ziekenhuizen en de instellingen
die uitsluitend geneeskundige geestelijke gezondheidszorg verlenen. Deze beleidsregels
bevatten een uitwerking van een vergelijkbare subsidieregeling voor de instellingen
die op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) gefinancierde geestelijke gezondheidszorg leveren (ggz-instellingen) (zie hoofdstuk
2 en 3) en organisaties die deze instellingen en patiënten in de geestelijke gezondheidszorg
vertegenwoordigen (zie hoofdstuk 4 en 5).
Net als bij de VIPP fase 1 en 2 wordt de achtergrond van deze beleidsregels gevormd door de brief van de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) van 2 juli 2014 aan de Voorzitter van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2013-14, 27 529, nr. 130), waarbij
het beleid op het terrein van verbetering van de ICT-infrastructuur in de zorg is
uiteengezet.
Doel van deze regeling is dat ook ggz-instellingen op korte termijn een digitaliseringslag
maken om de zorg nog veiliger, patiëntgerichter en doelmatiger te maken. Dit houdt
in dat ggz-instellingen in 2021 op een gestandaardiseerde en veilige manier medische
informatie digitaal kunnen uitwisselen met de patiënt. Dit draagt eraan bij dat mensen
de regie krijgen over hun eigen medische gegevens en deze op termijn binnen de digitale
Persoonlijke Gezondheidsomgevingen veilig kunnen beheren en gebruiken. Binnen het
samenwerkingsverband MedMij werken partijen in de zorg samen om ervoor te zorgen dat
websites en applicaties beschikbaar komen voor zorgprofessionals en patiënten die
voldoen aan het MedMij-afsprakenstelsel. Het MedMij-afsprakenstelsel waarborgt dat
informatie veilig uitgewisseld en gebruikt kan worden door deze zorgprofessional en
de patiënt. De uitgangspunten van MedMij zijn daarmee relevant voor de wijze waarop
ggz-instellingen de gegevensuitwisseling tussen de patiënt en de zorgverlener en de
inzet hiervan binnen e-healthtoepassingen nader vormgeven. De digitale informatie-uitwisseling
tussen patiënt en professional moet, conform het VN gehandicaptenverdrag ook toegankelijk zijn voor mensen met een beperking.
Daarnaast is bij de bestuurlijke afspraken ‘aanpak wachttijden ggz’ van 13 juli 2017
vastgesteld dat er behoefte is aan opschaling van de implementatie van e-health en
een betere digitale informatievoorziening in de ggz om onder meer de wachttijdproblematiek
te beperken:
‘In de ggz kan meer gebruik gemaakt worden van e-health mogelijkheden. Met het beter
toepassen van de beschikbare mogelijkheden kan de zorg meer op maat worden verleend,
effectiever, efficiënter en meer toegankelijk aangeboden worden en wordt de regie
van de patiënt waar mogelijk vergroot. Investeringen in e-health zorgen ervoor dat
de ggz in de toekomst beter is uitgerust om het groeiend aantal patiënten te kunnen
helpen. Oplossing: De inzet van e-health wordt stevig uitgebreid en e-health wordt
beter toegankelijk gemaakt. (…) Door de inzet van e-health, kunnen patiënten die op
de wachtlijst staan eerder worden geholpen en is er al een intensiever contact tussen
behandelaar en de patiënt op de wachtlijst zodat verergering wordt voorkomen. Ook
wordt geïnvesteerd in de informatievoorziening, zoals verbeterde uitwisseling tussen
zorgverleners en hun patiënt en zorgverleners onderling. Tot slot wordt e-health ingezet
om medicalisering te voorkomen, om mensen zelfredzamer te maken en zo de groei van
de vraag naar ggz in goede banen te leiden.’
Op het vlak van e-health is er in de ggz-sector al veel ontwikkeling. Dit zijn echter
losse initiatieven, waardoor het daadwerkelijke gebruik van deze toepassingen achterblijft.
Daarnaast is de vraag op welke wijze ggz-patiënten en behandelaren e-health toepassingen
kunnen vinden die vindbaar, betrouwbaar en van kwaliteit zijn. Het is gewenst dat
binnen de ggz-sector onderling meer kennis wordt gedeeld en inzicht wordt ontwikkeld
in de kwaliteit van de verschillende initiatieven. Opschaling is nodig en de betrouwbaarheid
en vindbaarheid moet vergroot worden, zodat e-health in kan worden gezet als zelfhulp,
ter preventie, op het moment dat men in de wacht staat voor behandeling, als onderdeel
van de behandeling of als nazorg. Tevens zal de inzet van e-health bijdragen aan kortere
wachttijden in de ggz-zorg doordat de patiënt sneller bij de juiste behandelaar terecht
komt en de tijdsinzet van behandelaren per patiënt kan worden verkort.
De ICT in de ggz-sector is nu onvoldoende toekomstbestendig en niet voorbereid op
de digitaliseringsslag die nodig is om de zorg nog veiliger, patiëntgerichter en doelmatiger
te maken. Dit betreft met name het ontsluiten van medische gegevens naar patiënten
zelf en anderen die bij de zorg van deze patiënten betrokken zijn. De doelstellingen
in de genoemde brief ‘e-health en zorgverbetering’ van 2 juli 2014 benadrukken al het belang van de behoefte naar informatiestandaarden
en e-health in de zorg: ‘Er zijn belemmeringen in de informatie-uitwisselingen. Er
is behoefte aan (geaccepteerde) technische standaarden die zorgadministraties en apps
onderling interoperabel maken.’
Sectorbreed heeft de ggz nog een grote stap te maken waar het gaat om het ontsluiten
van informatie naar de patiënt. Verschillende ggz-instellingen zijn al wel aan de
slag met een patiëntenportaal en/of e-health-initiatieven. Door GGZ Nederland is met
de relevante partijen uit het veld een visie en een plan van aanpak opgesteld om via
het verbeteren van digitale gegevensuitwisseling de kwaliteit van de zorg te verbeteren.
Daarbij is rekening gehouden met de verschillen tussen instellingen in de mate van
ontsluiten van informatie naar de patiënt, zoals volgt uit de nulmeting, zodat de
concurrentiepositie van instellingen die al voorop lopen niet wordt beïnvloed door
subsidie van de overheid. Deze visie is gericht op een waardegedreven zorg, heet ‘@PATIENT
connect’ en is benut bij het opstellen bij deze beleidsregels.
Doel van het onderhavige besluit
Deze subsidieregeling kent twee doelen: verbeterde en gestandaardiseerde informatie-uitwisseling
in de ggz (tussen patiënt en professional en professionals onderling) en beter gebruik
van e-health, mede om de wachttijden terug te dringen.
-
– Om de informatie-uitwisseling te verbeteren passen ggz-instellingen hun ICT-infrastructuur aan zodat zij (bepaalde) medische gegevens op een (veilige) gestandaardiseerde wijze
elektronisch naar patiënten kunnen ontsluiten en mogelijk patiënten ook informatie
kunnen aanleveren/toevoegen. Dit leidt ertoe dat een patiënt de beschikking heeft
over zijn eigen (digitale) medische informatie. De patiënt kan deze informatie gebruiken
voor inzicht in de eigen gezondheid, om te delen met andere zorgverleners en voor
de mogelijkheden van app’s en internet voor de zorg voor zichzelf. De patiënt heeft
dan inzicht in zijn eigen gezondheid door zelfmeetgegevens en de gegevens uit de medische
dossiers van de professional. Doordat de patiënt deze gegevens kan samenvoegen met
gegevens van andere behandelaren heeft de patiënt (en de behandelaren, die hij de
toestemming geeft, deze informatie in te zien) een goed overzicht van zijn eigen gezondheid
en zijn mogelijkheden om deze te beïnvloeden. Dit sluit aan bij mijn beleid om de
patiënt meer regie te geven over zorg en zijn eigen beslissingen te maken hierin.
-
– De inzet van e-health in de ggz wordt verbeterd en vergroot door het gebruik hiervan te stimuleren en van
dit gebruik te leren. Naast eigen regie biedt e-health de mogelijkheid meer zorg meer
op maat te leveren. E-health kan tijd- en plaatsonafhankelijk worden ingezet op momenten
dat er geen direct contact is met een hulpverlener en geeft feedback op eigen gedrag.
Door de hierboven genoemde gestandaardiseerde informatiehuishouding kunnen e-healthinterventies
makkelijker gekoppeld worden en in het zorgproces worden ingezet. Daarnaast wordt
geïnvesteerd in een infrastructuur om e-health beter vindbaar en toegankelijk te maken.
Door de patiënt hier een betere positie bij te geven, leidt het tot een hogere betrouwbaarheid
en grotere patiëntgerichtheid van e-health. Dit draagt eraan bij dat patiënten de
best passende zorg ontvangen, dat zij plaats- en tijdonafhankelijk toegang hebben
tot informatie en steun, onnodige medicalisering kan worden voorkomen, sneller bij
de juiste zorgverlener terecht komen en mensen zelfredzamer worden.
Opbouw subsidieregeling
Deze beleidsregels subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt
en Professional fase 3 bestaan uit vijf onderwerpen die beschreven staan in hoofdstuk
2 tot en met 6. Onderstaande toelichting is daarom als volgt opgebouwd.
Hoofdstuk 2 gaat in op de subsidies voor verschillende modules voor ggz-instellingen ten behoeve
van de implementatie in de praktijk.
Hoofdstuk 3 betreft een subsidie voor koplopers die niet in aanmerking komen voor de modules
C1 en C2 uit hoofdstuk 2. Ook deze koplopers moeten volgende stappen gaan zetten in
de gestandaardiseerde elektronische gegevensuitwisseling of het gebruik van e-health.
Hoofdstuk 4 gaat in op de programmabegeleiding door GGZ Nederland. Deze subsidie bevat een combinatie
van activiteiten die samenhangen met de rol van belangenbehartiger van ggz-instellingen
en activiteiten die nodig zijn om dit programma te realiseren.
Hoofdstuk 5 gaat nader in op de vindbaarheid, betrouwbaarheid en de patiëntgerichtheid van de
toepassingen van e-health door het realiseren van een wegwijzer. Bij het inrichten
van deze wegwijzer moet het patiëntenbelang voorop staan. Deze subsidie ter bevordering
van de positie van de patiënt in de zorg is bedoeld voor de vertegenwoordiger van
patiëntenorganisaties op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, te weten:
MIND.
Hoofdstuk 6 gaat in op het inbouwen van standaarden in de Elektronische Patiënten Dossiers die
de ggz-instellingen gebruiken. De gebruikersverenigingen van de ggz-instellingen moeten
dit laten realiseren door de leveranciers van de systemen die zij hiervoor gebruiken.
In Hoofdstuk 7 en 8 wordt ingegaan op de juridische kaders waarbinnen op basis van deze beleidsregels
subsidie wordt verstrekt.
In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de gevolgen voor de administratieve lasten.
Hoofdstuk 10 regelt de inwerkingtreding.
Juridisch inbedding
Subsidiëring op het terrein van het Ministerie van VWS geschiedt op basis van de Kaderwet VWS-subsidies. De subsidies worden verstrekt met inachtneming van de voorschriften van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling). Daarin zijn de verplichtingen die over en weer gelden tussen
subsidieontvanger en subsidiegever neergelegd. In artikel 1.2 van de Kaderregeling staat dat subsidies worden verstrekt die passen binnen het beleid van de Kaderwet
VWS-subsidies. Overeenkomstig artikel 1.3 kunnen die activiteiten en de voorwaarden waaronder subsidieverstrekking plaatsvindt
in beleidsregels nader worden bepaald. Onderhavige beleidsregels ‘subsidiëring Versnellingsprogramma
Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional fase 3 (VIPP fase3)’ vormen het kader
voor de subsidieverstrekking. Op de verstrekking van de subsidies zijn zowel de Kaderregeling
als deze beleidsregels van toepassing.
Begrippenlijst
In deze subsidieregeling worden diverse begrippen regelmatig gebruikt. Voor de eenduidigheid
van de toepassing van de regeling en tevens voor de leesbaarheid is onderhavige begrippenlijst
opgenomen.
-
a.
behandelcontract: een contactmoment tussen patiënt en de instelling dat relevant is voor de behandeling,
in het kader van de basis ggz of de gespecialiseerde ggz, met een zorgverlener met
een AGB-code. Het contact kan gedeclareerd worden bij de zorgverzekeraar.
-
b.
DBC: Diagnose Behandeling Combinatie: een DBC omvat het traject dat een patiënt doorloopt als hij zorg nodig heeft voor
een specifieke diagnose, vanaf het eerste contact bij een gespecialiseerde GGZ-aanbieder
tot en met de behandeling die hier eventueel uit volgt. De DBC vormt de basis voor
de declaratie van deze geleverde zorg.
-
c.
e-health module: een e-health module maakt onderdeel uit van de behandeling. De data die met de e-health
module verzameld wordt, wordt gebruikt in het zorgproces. Het kan bijvoorbeeld gaan
om een combinatie van instructies, vragenlijsten, virtual reality en bewegend beeld
in interactie met de patiënt (animaties, gamification). Een module waarmee alleen
een enkel digitaal formulier wordt ingevuld door patiënten (zoals de ROM vragenlijst
of een evaluatie-vragenlijst), of een module met als enige functionaliteit schriftelijke
(mail, app) of mondelinge communicatie (beeldbellen) valt niet binnen de definitie
van e-health module zoals gebruikt in deze regeling. Dit is te beperkt en draagt onvoldoende
bij aan het reduceren van wacht- en/of behandeltijd.
-
d.
e-health toepassing: een e-health toepassing kan allerhande ICT-toepassingen in de zorg betreffen waarmee
informatie verzameld of uitgewisseld wordt, zoals een digitale vragenlijst, een website
of een app op de mobiele telefoon.
-
e.
Elektronisch Patiëntendossier (EPD): Hiermee wordt het betreffende systeem bedoeld, maar ook de digitale geïntegreerde
plek waar behandelaren de medische en administratieve gegevens van patiënten verwerken
en waarin die gegevens in één of verschillende bronsystemen opgeslagen kunnen worden.
-
f.
Elektronisch Voorschrijf Systeem (EVS): een softwaretoepassing voor het voorschrijven van geneesmiddelen die tevens beslissingsondersteuning
biedt (‘medicatiebewaking’) ter voorkoming van onveilige situatie. Een EVS kan een
losstaande applicatie zijn of geïntegreerd in het EPD zijn.
-
g.
Gebruikersvereniging: een vereniging met als doel het product van de EVS of EPD leverancier af te stemmen
op de behoefte van de ggz-instelling en haar professionals. Er dienen minimaal drie
instellingen die zijn toegelaten voor het leveren van medisch specialistische zorg
lid te zijn van de vereniging, waarvan minimaal één instelling een middelgrote, grote
of integrale ggz-instelling is, zoals gedefinieerd in deze regeling VIPP fase 3.
-
h.
Ggz-instelling: instellingen voor medische specialistische zorg die op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) gefinancierde geestelijke gezondheidszorg leveren.
-
i.
Handboek VIPP toetsingsprocedure: het handboek wordt gebruikt om vast te stellen of een ggz-instelling aan de resultaatsverplichtingen
van de subsidie heeft voldaan. In het handboek wordt concreet, gedetailleerd en per
module beschreven hoe de auditor moet toetsen of een resultaat voldoende is behaald.
-
j.
informatiestandaard medicatieproces: dit betreft een informatiestandaard voor gegevensuitwisseling met betrekking tot
het medicatieproces. In deze standaard zijn afspraken opgenomen over onder meer het
versturen en ontvangen van het medicatievoorschrift, de medicatieverstrekking en het
medicatieoverzicht. In het kader van onderhavige regeling zijn de volgende versies
relevant:
Versie 6.12: https://www.nictiz.nl/standaardisatie/informatiestandaarden/medicatieveiligheid/
Versie 9.0.6: https://www.nictiz.nl/Paginas/Informatiestandaard-Medicatieproces.aspx
-
k.
ketenzorgpartner: is een zorgaanbieder waarmee een ggz-instelling die voor subsidie in aanmerking wil
komen in de keten mee samenwerkt, denk hierbij aan een huisarts, een instelling voor
beschermd wonen, etc.
-
l.
Ketenzorg: is zorg voor een patiënt verleend door verschillende zorgaanbieders, en afgestemd
op de klachten van de patiënt.
-
m.
Koploper: ggz-instelling waarbij uit de nulmeting blijkt dat deze de resultaten zoals vermeld
onder modules C1 en C2 uit hoofdstuk 2 van deze regeling reeds grotendeels gerealiseerd
heeft en daarmee niet voor subsidie van de betreffende modules in aanmerking komt.
-
n.
MedMij: MedMij is een afsprakenstelsel voor het veilig en betrouwbaar uitwisselen van gezondheidsgegevens
tussen zorggebruikers en zorgverleners, en stelt eisen aan persoonlijke gezondheidsomgevingen
(PGO) en ICT-systemen van zorgaanbieders voordat zij via het stelsel informatie kunnen
uitwisselen, zie https://afsprakenstelsel.medmij.nl. Het afsprakenstelsel onderscheidt
twee rollen, te weten die van dienstverlener persoon (zoals PGO leveranciers) en van
dienstverlener zorgaanbieder (zoals XIS (=EPD) leveranciers en infrastructuren). Burgers
en zorgaanbieders treden niet zelf in één van die rollen toe, maar weten zich door
hun dienstverleners verzekerd van betrouwbare, gestandaardiseerde en veilige informatie-uitwisseling.
-
o.
Nulmeting: De nulmeting wordt vooraf uitgevoerd door GGZ Nederland. In deze nulmeting, die via
GGZ Nederland aan ggz-instellingen ter beschikking wordt gesteld, wordt vastgesteld
wat de huidige staat van gegevensontsluiting en inzet van e-health van een instelling
is.
-
p.
Omzet peiljaar: Dit betreft de productie Zorgverzekeringswet Basis- GGZ en de productie Zorgverzekeringswet
Gespecialiseerde GGZ, die met gebruikmaking van het model-jaardocument Maatschappelijke
Verantwoording is opgenomen in de jaarverantwoording 2016, die is goedgekeurd door
de accountant en wordt gepubliceerd via de website van het CIBG. VWS hanteert voor deze subsidie peiljaar 2016. Instellingen die een groeicurve doormaken
en in peiljaar 2016 een omzet hebben tussen de € 400.000,– en € 500.000,– mogen in
aanvulling op de omzet van 2016 ook de omzet 2017 mits deze met gebruikmaking van
het model-jaardocument Maatschappelijke Verantwoording is opgenomen in de jaarverantwoording
2017, die is goedgekeurd door de accountant.
-
q.
Onafhankelijke IT-auditor: Deze IT-auditor is ingeschreven in het register van gekwalificeerde IT-auditors,
het Register EDP-Auditor, dat beheerd wordt door NOREA;
-
r.
Persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO): dit is een levenslang hulpmiddel voor de burger/patiënt om relevante gezondheidsinformatie
te verzamelen, te beheren en te delen via gestandaardiseerde gegevensverzamelingen
voor gezondheidsinformatie en geïntegreerde digitale zorgdiensten.
-
s.
Zorg informatiebouwsteen (ZIB): Een zorginformatiebouwsteen beschrijft nauwkeurig wat er over een bepaald item van
het zorgproces van de patiënt moet worden vastgelegd. Een ZIB is een herbruikbaar
blokje informatie dat in verschillende informatiestandaarden gebruikt kan worden.
-
t.
Zvw gefinancierde ggz-zorg: Dit betreft de productie zorgverzekeringswet basis- ggz en de productie zorgverzekeringswet
gespecialiseerde ggz, die met gebruikmaking van het model-jaardocument Maatschappelijke
Verantwoording is opgenomen in de jaarverantwoording 2016, die is goedgekeurd door
de accountant en wordt gepubliceerd via de website van het CIBG.
Hoofdstuk 2. Subsidie voor modules voor ggz-instellingen
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De subsidie is bedoeld voor instellingen voor medische specialistische zorg die op
basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) gefinancierde geestelijke gezondheidszorg leveren (ggz-instellingen). Deze instellingen leveren verzekerde zorg aan eigen patiënten.
Indien een instelling deel uitmaakt van een groep (concern) is op basis van deze beleidsregels slechts één subsidie per groep mogelijk.
Ziekenhuizen die op grond van het beleidskader VIPP fase 1 alsmede overige instellingen voor medisch specialistische zorg die op grond van de
beleidsregels VIPP fase 2 in aanmerking (kunnen) komen voor subsidie, zijn uitgezonderd van deze regeling (VIPP
fase 3). PUK of PAAZ zijn hiermee eveneens uitgezonderd van de subsidieregels in deze beleidsregels, omdat
de ziekenhuizen reeds in aanmerking zijn gekomen voor een subsidie op grond van VIPP fase 1. Instellingen die een omzet verzekerde ggz-zorg hebben (basis-ggz en gespecialiseerde
ggz) van € 500.000,– of lager in peiljaar 2016 of 2017 zijn ook uitgezonderd. Met de optie
om ook voor peiljaar 2017 te kunnen kiezen, kunnen ook instellingen die een groeicurve
doormaken in aanmerking komen voor een subsidie.
Voor de ggz-instellingen vergt het een behoorlijke inspanning om medische informatie
en medicatiegegevens op een veilige manier en gestandaardiseerd vast te leggen en
te ontsluiten en om meer e-health toepassingen tijdens en voorafgaand aan de behandelingen
in te voeren en hiervan te leren. Om deze inspanning te kunnen realiseren moeten de
ggz-instellingen diverse activiteiten uitvoeren. Afhankelijk van het vertrekpunt van
de instelling verschillen de noodzakelijke activiteiten. Voor de ggz-instellingen
die nu nog geen gestructureerde informatie vastleggen en ontsluiten ligt bijvoorbeeld
een andere uitdaging dan voor instellingen die dat wel doen. Doordat er verschillende
modules zijn binnen een onderdeel, kan de ggz-instelling de module aanvragen die past
bij het vertrekpunt van de instelling. Op deze manier wordt ggz-breed een impuls gegeven
en kan iedere instelling een stap maken. Het VIPP fase 3-programma bevat drie hoofdonderdelen:
-
– Onderdeel A: patiënt en verbeterde informatie-uitwisseling
-
– Onderdeel B: medicatie-informatie
-
– Onderdeel C: beter gebruik van e-health.
Afhankelijk van de soort en de grootte van de ggz-instelling kan de omvang van de
benodigde activiteiten en de daarbij redelijkerwijs te maken kosten verschillen. Om
die reden is bij deze subsidie een onderverdeling gemaakt in verschillende categorieën
ggz-instellingen. Doel van de onderverdeling is dat de instellingen een subsidie kunnen
aanvragen die een goede stimulans is voor de eigen veranderopgave, waarbij er geen
risico is dat deze financiële ondersteuning leidt tot overcompensatie. In onderdeel
2F is deze categorie-indeling en de hoogte van de subsidie per module nader toegelicht.
Het totaal aantal aanvragen per instelling is gelimiteerd tot drie modules uit de
onderdelen A, B en C. Een instelling komt alleen in aanmerking voor subsidie indien
voor tenminste module A1 of module A2 wordt gekozen en ook daadwerkelijk wordt behaald.
Of een ggz-instelling een module heeft gerealiseerd, wordt beoordeeld op basis van
de criteria van de module zoals beschreven in het Handboek VIPP toetsingsprocedure
voor de onafhankelijke toetsing door een EDP/IT auditor (zie onderdeel H).
A patiënt en verbeterde informatie-uitwisseling (module A1 + A2)
Dit onderdeel heeft tot doel dat de medische gegevens van patiënten digitaal en gestandaardiseerd
worden vastgelegd en beschikbaar worden gesteld voor patiënt en zorgprofessional.
Het is van belang dat de patiënt op gestandaardiseerde wijze de beschikking heeft
over zijn eigen dossiergegevens, zodat hij deze gegevens in zijn eigen PGO kan gebruiken.
Hiertoe dienen de gegevens aan standaarden te voldoen om bijvoorbeeld uit het dossier
van de ggz-instelling naar de bewuste patiënt ontsloten te kunnen worden en dient
de zorgaanbieder gegevens uit haar ICT-systeem conform het MedMij afsprakenstelsel
te kunnen ontsluiten naar PGO’s en het eventuele eigen patiëntenportaal.
De standaarden die in deze regeling gebruikt worden voor deze medische gegevens betreffen
de ZIB’s die door MedMij, Nictiz en GGZ Nederland na afstemming met andere veldpartijen,
zoals de LVVP, zijn vastgesteld. Deze ZIB’s komen zoveel mogelijk overeen met de ZIB’s
die gebruikt worden voor MedMij en die reeds in VIPP fase 1 en 2 worden gebruikt. Voor bepaalde onderdelen zijn sectorspecifieke ZIB’s opgesteld.
De ZIB’s voor de ggz zijn opgenomen in bijlage 1 (dit betreft een losse bijlage).
Hierdoor past deze regeling binnen de landelijke ontwikkelingen zoals MedMij en Registratie
aan de Bron. Het gestructureerd vastleggen van gegevens bevordert ook de herbruikbaarheid
van gegevens door andere zorgverleners in de keten, indien de patiënt daar toestemming
voor geeft.
Het onderdeel patiënt en verbeterde informatie-uitwisseling bestaat uit 2 modules:
A1 en A2. Instellingen kunnen maximaal voor één module uit dit onderdeel subsidie
aanvragen, module A1 óf module A2. Het onderscheid tussen module A1 en A2 is gelegen
in het percentage patiënten dat gegevens heeft bekeken of ingelogd via een PGO of
eventueel een patiëntenportaal of een ander platform waar je je gegevens kunt inzien
(A1 tenminste 10% en A2 tenminste 15%).
Module A1: Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari
2021 een gegevensset over de behandeling aan PGO’s van patiënten kan aanbieden en
eventueel ook via een patiëntenportaal
Resultaatsverplichtingen
-
1. Op 1 februari 2021 worden de volgende medische gegevens gestandaardiseerd vastgelegd
en kunnen patiënten deze gegevens naar zich toehalen. Het gaat om de volgende gegevens:
-
a. De vastgestelde set ZIB’s voor de ggz. Deze gegevens dienen conform de MedMij standaarden
te worden aangeboden aan PGO’s die voldoen aan MedMij en eventueel ook via een andere
digitale voorziening om de gegevens uit het EPD te halen, zoals een download uit het
patiëntenportaal. Dit houdt in dat bepaalde ZIB’s waarvan het FHIR-profiel reeds beschikbaar is op deze wijze vastgelegd en ontsloten kunnen worden. Zie bijlage
1 voor het overzicht van ZIB’s en de gestandaardiseerde wijze van ontsluiting.
-
2. De zorgaanbieder (ggz-instelling) dient in samenwerking met een leverancier voor 1
februari 2021 deelname tot het MedMij afsprakenstelsel (zoals gepubliceerd op http://afsprakenstelsel.medmij.nl)
te realiseren. Dat betekent dat deze leverancier als dienstverlener zorgaanbieder
deelneemt aan het afsprakenstelsel zodat gegevens beschikbaar gesteld worden voor
uitwisseling. Onderdeel van deelname is het tekenen van een verwerkersovereenkomst
tussen zorgaanbieder en leverancier. De patiënt heeft de mogelijkheid om gegevens
actief naar zich toe te halen in zijn/haar PGO en, indien de ggz-instelling dat wenst,
eventueel ook via een patiëntenportaal.
-
3. De gegevens moeten zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 7 werkdagen beschikbaar
zijn voor opvraging vanuit het PGO en op het eventuele patiëntenportaal, met uitzondering
van informatie waarvan het verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt
zou opleveren.
-
4. Minimaal 10% van de patiënten die basis-ggz-zorg of gespecialiseerde ggz-zorg ontvangt,
die in de periode van 30 dagen een behandelcontact heeft gehad bij de instelling,
heeft ingelogd op het eventuele patiëntenportaal en/of gegevens ontsloten naar een
PGO. Dit wordt bepaald op basis van het aantal unieke log-ins ten opzichte van het
totaal aantal patiënten basis-ggz-zorg en/of gespecialiseerde ggz-zorg.
-
5. De beveiliging van de verbinding met het PGO en/of het patiëntenportaal voldoet minimaal
aan beveiligingsniveau eIDAS substantieel, indien dit nog niet breed beschikbaar is, dient authenticatie plaats
te vinden met tenminste tweefactorauthenticatie (zoals DigiD in combinatie met sms).
Een lagere betrouwbaarheid is in ieder geval niet aanvaardbaar.
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
Een instelling komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als uit de nulmeting
die voorafgaand aan de subsidieaanvraag wordt uitgevoerd (zie D Aanvragen van een
subsidie) blijkt dat al aan meer dan 50% van de resultaatsverplichtingen van de module
wordt voldaan. In die gevallen is de veranderopgave te beperkt voor de subsidie die de instelling
voor deze module kan ontvangen en ontstaat een risico op overcompensatie.
Module A2: Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari
2021 een gegevensset over de behandeling aan PGO’s van patiënten kan aanbieden en
eventueel ook via een patiëntenportaal
Resultaatsverplichtingen
-
1. Op 1 februari 2021 worden de volgende medische gegevens gestandaardiseerd vastgelegd
en kunnen patiënten deze gegevens naar zich toehalen. Het gaat om de volgende gegevens:
-
– De vastgestelde set ZIB’s voor de ggz. Deze gegevens dienen conform de MedMij standaarden
te worden aangeboden aan PGO’s die voldoen aan MedMij en eventueel ook via een andere
digitale voorziening om de gegevens uit het EPD te halen, zoals een download uit het
patiëntenportaal. Dit houdt in dat de ZIB’s waarvan het FHIR-profiel reeds beschikbaar is op deze wijze vastgelegd en ontsloten kunnen worden. Zie bijlage
1 voor het overzicht van ZIB’s en de gestandaardiseerde wijze van ontsluiting.
-
– Correspondentie: zorgverlenersbrieven, ontslagbrieven, voortgangsbrieven.
-
– ROM-uitslagen.
-
2. De zorgaanbieder (ggz-instelling) dient in samenwerking met een leverancier voor 1
februari 2021 deelname tot het MedMij afsprakenstelsel (zoals gepubliceerd op http://afsprakenstelsel.medmij.nl)
te realiseren. Dat betekent dat deze leverancier als dienstverlener zorgaanbieder,
indien nog niet aangesloten, deelneemt aan het afsprakenstelsel zodat gegevens beschikbaar
gesteld worden voor uitwisseling. Onderdeel van deelname is het tekenen van een verwerkersovereenkomst
tussen zorgaanbieder en leverancier. De patiënt heeft de mogelijkheid om gegevens
actief naar zich toe te halen in zijn/haar PGO en, indien de ggz-instelling dat wenst,
eventueel ook via een patiëntenportaal.
-
3. De gegevens moeten zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 7 werkdagen beschikbaar
zijn in het PGO of op het patiëntenportaal, met uitzondering van informatie waarvan
het verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt zou opleveren.
-
4. Minimaal 15% van de patiënten die basis ggz-zorg of gespecialiseerde ggz-zorg ontvangen,
die in de periode van 30 dagen een contactmoment hebben gehad bij de instelling, heeft
ingelogd in het eventuele patiëntenportaal en/of gegevens ontsloten naar een PGO.
Dit wordt bepaald op basis van het aantal unieke log-ins ten opzichte van het totaal
aantal patiënten basis-ggz-zorg of gespecialiseerde-ggz-zorg.
-
5. De beveiliging van de verbinding met het PGO en/of het patiëntenportaal voldoet minimaal
aan beveiligingsniveau eIDAS substantieel, indien dit nog niet breed beschikbaar is, dient authenticatie plaats
te vinden met tenminste tweefactorauthenticatie (zoals DigiD in combinatie met sms).
Een lagere betrouwbaarheid is in ieder geval niet aanvaardbaar.
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
Een instelling komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als uit de nulmeting
die voorafgaand aan de subsidieaanvraag wordt uitgevoerd (zie D Aanvragen van een
subsidie) blijkt dat al meer dan 40% van ZIB conform de MedMij-standaarden kan worden.
Aanvullende bepalingen inzake MedMij afsprakenstelsel
Binnen het Informatieberaad zorg zijn zorgbreed doelen vastgesteld op het gebied van
veilig en gestandaardiseerd uitwisselen van patiënteninformatie. Een belangrijk onderdeel hiervan is het afsprakenstelsel MedMij, dat de spelregels
bevat voor ICT-leveranciers om veilig gegevens uit te kunnen wisselen met patiënten.
Met het hebben van een overeenkomst voor ontsluiting van gegevens naar een PGO, met
een ICT leverancier die voldoet aan het MedMij afsprakenstelsel, zorgt de instelling
ervoor dat patiënten gebruikers daadwerkelijk in hun PGO kunnen gaan beschikken over
de ggz-gegevens. Dit sluit aan bij outcomedoel 2 van het Informatieberaad: ‘Alle zorgaanbieders
ondersteunen een gelijkwaardiger samenwerking tussen patiënt en zorgverleners en bieden
daarom vanaf 1 januari 2020 aan burgers de mogelijkheid om hun medische gegevens digitaal
en gestructureerd in te zien en die gegevens te ontsluiten naar hun PGO waaraan zij
hun eigen gegevens kunnen toevoegen’.
Met inachtneming van de ontwikkelingen in het veld zijn er in Module A1 en A2 nadere
regels opgenomen. Onder resultaatsverplichtingen in de onderdelen 2 voor de verplichtingen
van ggz-instellingen is opgenomen dat zij gebruik maken van een dergelijke leverancier
die MedMij gecertificeerd is. Gedurende de looptijd van deze subsidieregeling wordt
gemonitord of de ambities die geformuleerd zijn ten aanzien van het afsprakenstelsel,
gerealiseerd worden volgens de huidige verwachting. Deze nadere regels vervallen ingeval
er sprake is van overmacht bij het behalen van deze resultaatverplichting. Onder overmacht
wordt hier bijvoorbeeld een van de volgende situaties verstaan:
-
– het blijkt dat het inbouwen van ZIB’s niet mogelijk is doordat MedMij geen adequate
specificaties/koppelvlakken hiervoor tijdig beschikbaar heeft gesteld of,
-
– de ontsluiting naar PGO’s conform MedMij afsprakenstelsel is niet mogelijk omdat technische
specificaties en toetsingscriteria van het afsprakenstelsel niet adequaat werkend
of tijdig beschikbaar zijn of,
-
– de ICT-leverancier van de instelling wordt door MedMij niet tijdig in staat gesteld
het toetredingsproces te doorlopen.
Daarbij is het wel van belang dat de ggz-instelling aantoont de passende activiteiten
(bijvoorbeeld intensief overleg, onderhandelingen) te hebben ondernomen om bij de
eigen ICT leverancier erop aan te dringen te voldoen aan het MedMij afsprakenstelsel.
Mocht de leverancier desondanks de ontsluiting van gegevens naar PGO’s conform het
MedMij afsprakenstelsel niet tijdig realiseren, dan dient de ggz-instelling hier tijdig
melding van te maken (in ieder geval voor 1 juli 2020) bij het Ministerie van VWS.
Ik wijs hierbij op de meldingsplicht van subsidieontvangers van artikel 5.7 van de Kaderregeling.
Een instelling kan daarnaast uitstel vragen, als hij van ICT-leverancier wil wisselen
om aan de resultaatsverplichtingen te kunnen gaan voldoen. Het verzoek om uitstel
moet zo snel mogelijk of in ieder geval vóór 1 februari 2021 worden gedaan.
B Medicatie informatie (B1 + B2)
De doelen van dit onderdeel zijn dat er bij het voorschrijven van medicatie eerst
of gelijktijdig medicatieverificatie plaatsvindt, medicatiebewaking door de inzet
van het EVS, het gestandaardiseerd digitaal versturen van een medicatievoorschrift
naar de apotheek en het aanbieden van een actueel medicatieoverzicht aan de patiënt
bij ontslag uit de ggz-instelling.
Meestal gaan recepten nog op papier of per fax naar de apotheek. Het risico hiervan
is dat de recepten onjuist gebruikt worden, bijvoorbeeld door een voorschrift bij
meerdere apotheken af te halen of te vervalsen. Daarnaast zijn de administratieve
lasten in het huidige werkproces hoog, het recept moet gefaxt worden en de ontvangstbevestiging
wordt handmatig verwerkt. Een vooraankondiging van het medicatievoorschrift dat elektronisch verstuurd wordt, komt alleen bij de
voorkeursapotheek van de patiënt.
Daarnaast wordt het vaak nog aan de patiënt gevraagd zelf aan te geven welke medicatie
hij gebruikt, of dat hij bij de apotheek een actueel medicatieoverzicht opvraagt en
meeneemt naar de instelling. Vervolgens verifieert de instelling met de patiënt of
het actuele overzicht van de medicatie (de verstrekte medicatie) overeenkomt met de
medicatie afspraken tussen arts(en) en patiënt. Wanneer deze informatie digitaal beschikbaar
is bij de instelling, hoeft de instelling de informatie van het papieren overzicht
niet eerst op of over te nemen, hetgeen het risico op medicatiefouten verlaagt, de
administratieve last vermindert en leidt tot meer tijd voor de patiënt. Medicatieverificatie
met de patiënt blijft nodig. De patiënt heeft niet meer de last om een recent actueel
medicatieoverzicht bij de eigen apotheek op te moeten halen. Als het geverifieerd
actuele medicatieoverzicht bij opname of een ambulante afspraak completer is, dan
kan de zorgverlener beter geïnformeerd medicatie voorschrijven.
Tot slot is er ook niet altijd een digitaal actueel medicatieoverzicht bij ontslag
aanwezig, waardoor het mogelijk is dat de patiënt en/of de opvolgende zorgverleners
niet weten welke medicatieafspraken de ggz-zorgverlener met de patiënt gemaakt heeft.
De digitale informatie over wat afgesproken is tussen de ggz-zorgverlener en patiënt
over het gebruik van de medicatie ontbreekt. Dit is nodig om actueel inzicht te hebben
in de medicatieafspraken en om de risico’s op medicatiefouten te beperken.
De medicatieafspraak moet ook beschikbaar gesteld kunnen worden aan andere zorgverleners
(bijvoorbeeld door aanmelding op het Landelijk Schakel Punt of een ander uitwisselingssysteem). Het kunnen raadplegen van de medicatieafspraak
biedt andere zorgverleners in de keten de mogelijkheid om bij een ggz-instelling op
te vragen wat de medicatie(afspraak) bij ontslag is geweest. Medicatieafspraken na
ontslag of een ambulante afspraak zijn ook beschikbaar voor raadpleging door andere
zorgverleners, mits de patiënt toestemming heeft gegeven.
Het onderdeel Medicatie en informatie bestaat uit 2 modules: B1 en B2. Ggz-instellingen
kunnen subsidie voor beide modules aanvragen indien het een instelling betreft waar
medicatie wordt voorgeschreven. Zoals hiervoor reeds aangegeven mag een instelling
maximaal drie modules uit de onderdelen A, B en C aanvragen. Wanneer een instelling
zowel subsidie voor module B1 en B2 aanvraagt, kan die instelling slechts voor één
andere module uit onderdeel A subsidie aanvragen.
Module B1: Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari
2021 medicatievoorschriften digitaal aan kan bieden als vooraankondiging en/of elektronisch
recept
Resultaatsverplichtingen
Op 1 februari 2021 heeft de ggz-instelling een werkwijze geïmplementeerd waarmee zij
recepten elektronisch kan versturen, conform de standaard voor vooraankondiging (van
het officiële recept) en /of het elektronisch recept. Het bericht van de vooraankondiging
dient verstuurd te worden conform de informatiestandaard voor het medicatieproces
versie 9.06 of hoger. Een ggz-instelling die gebruik maakt van een EVS dat reeds in staat is om de vooraankondiging
conform versie 6.12 van de informatiestandaard voor het medicatieproces te versturen,
mag de vooraankondiging ook met deze versie versturen.
Van de voorgeschreven recepten moet in de periode van 30 dagen minimaal 30% als vooraankondiging
elektronisch verstuurd worden. In geval dat de doelstelling niet wordt behaald om
reden dat apotheken niet in staat zijn de vooraankondiging conform versie 9.06 of
hoger te ontvangen, dan dient de instelling aan te tonen dat zij in staat is de vooraankondiging
conform deze versie te versturen.
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
Een instelling komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als uit de nulmeting
die voorafgaand aan de subsidieaanvraag wordt uitgevoerd (zie onderdeel D) blijkt
dat de gevraagde functionaliteit reeds geïmplementeerd is in bijvoorbeeld het EVS
en/of wanneer van de voorgeschreven recepten reeds voor meer dan 15% vooraankondigingen
verstuurd worden conform de betreffende standaard voor het medicatieproces.
Module B2: Activiteiten die er toe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari
2021 gestandaardiseerd digitaal een actueel overzicht van medicatie kan raadplegen
als onderdeel van het medicatieproces en daar medicatieverificatie op uitvoert en
ditzelfde overzicht aan de patiënt kan verstrekken bij ontslag
Resultaatsverplichtingen
-
1. Op 1 februari 2021 moet, bij minimaal 40% van het aantal klinische patiënten dat in
een periode van 30 dagen is opgenomen, het medicatieoverzicht met verstrekkingsinformatie
van de openbare apotheek die geïntegreerd in het EPD/ EVS opgenomen kan worden, met
de patiënt geverifieerd en geraadpleegd zijn als onderdeel van het medicatieproces.
-
2. Op 1 februari 2021 moet, bij minimaal 10% van het aan aantal ambulante patiënten dat
in een periode van 30 dagen een contactmoment heeft gehad in het kader van verzekerde
Basis ggz-zorg of gespecialiseerde ggz-zorg met een psychiater, arts of een andere
ggz-zorgverlener die bevoegd is om medicatie voor te schrijven, het medicatieoverzicht
met de patiënt geverifieerd en geraadpleegd zijn, als onderdeel van het medicatieproces.
-
3. Op 1 februari 2021 wordt het actuele medicatieoverzicht digitaal aan de patiënt verstrekt
bij ontslag uit de kliniek, waarbij aantoonbaar dient te worden gemaakt dat het medicatieoverzicht
voldoet aan de structuur zoals gedefinieerd in de informatiestandaard medicatieproces
versie 9.06 of hoger. Dit overzicht dient aan alle klinische patiënten, na ontslag,
digitaal beschikbaar gesteld te kunnen worden.
-
4. Op 1 februari 2021 moet minimaal de informatiestandaard voor het medicatieproces versie
9.06 of hoger voor het registreren van medicatieafspraken in het EPD of EVS zijn geïmplementeerd
en worden medicatieafspraken volgens deze standaard vastgelegd en, indien de patiënt
daar expliciet toestemming voor heeft gegeven, beschikbaar gesteld aan andere zorgverleners
via een regionale of landelijke uitwisselingsinfrastructuur.
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
Een instelling komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als uit de nulmeting
die voorafgaand aan de subsidieaanvraag wordt uitgevoerd (zie D Aanvragen van een
subsidie) blijkt dat voor meer dan 5% van de klinische patiënten de medicatiegegevens
digitaal worden opgevraagd bij de apotheek.
C beter gebruik e-health (module C1+C2)
Het doel van dit onderdeel is om de inzet van e-health binnen de ggz te vergroten
en de gegevensuitwisseling tussen e-health modules en het EPD van de instelling te
realiseren.
De ggz kampt met wachtlijsten. Een manier om bij te dragen aan de oplossing voor dit
probleem is het inzetten van e-health modules. Een e-health module kan tijdens de
behandeling worden ingezet zodat het aantal face-to-face contacten met de hulpverlener
omlaag kan, wat leidt tot meer efficiëntie in de behandeling en minder belasting bij
behandelaren.
Een e-health module kan ook worden ingezet in de periode tussen de intake en start
van de behandeling, en tussen het moment van aanmelden en de intake. Hierdoor kan
er een zinvollere invulling gegeven worden aan de tijd dat de patiënt op de wachtlijst
staat. Module C1 is gericht op het vergroten van de inzet van e-health bij de behandeling
vanaf de intake.
Een e-health module is onderdeel van de behandeling, wanneer de inzichten die met
de e-health toepassing verzameld worden, in het zorgproces worden gebruikt. Het kan
bijvoorbeeld gaan om (een combinatie van) instructies, vragenlijsten, virtual reality
en bewegend beeld in interactie met de patiënt. Het zal altijd wenselijk zijn enige
gegevens over de e-health behandeling in het dossier op te nemen, bijvoorbeeld wat
de conclusies waren en of de module succesvol doorlopen is. Een e-health toepassing
waarmee alleen een enkel digitaal formulier wordt ingevuld door patiënten (zoals de
ROM vragenlijst of een evaluatie vragenlijst), of een toepassing met als enige functionaliteit
schriftelijke (mail, app) of mondelinge communicatie (beeldbellen) valt niet binnen
de definitie van e-health module zoals gebruikt in deze regeling.
In de huidige situatie vindt er vaak nog geen gegevensuitwisseling plaats tussen het
EPD en de e-health module(s). Hierdoor moeten patiënten voor de medische gegevens
uit hun dossier op een andere plek inloggen (bijvoorbeeld in het patiëntenportaal),
dan voor de e-health module. Daarnaast moet de behandelaar ook inloggen in een andere
applicatie dan het EPD, om de gegevens uit de e-health module in te kunnen zien. Gegevens
worden hierdoor handmatig overgenomen, wat het risico op onjuiste gegevens vergroot.
Het elektronisch uitwisselen van gegevens kan bijvoorbeeld door middel van Koppeltaal (of een gelijksoortige oplossing). Module C2 is gericht op het verbeteren van deze
gegevensuitwisseling. Daarbij wordt er rekening mee gehouden dat e-health modules
vaak gericht zijn op een specifieke doelgroep, die samenhangt met de diagnose en de
bijbehorende behandeling.
De ggz-patiënten en professionals die gebruik hebben gemaakt van e-health zullen na
afloop feedback geven over de ervaring met de e-health module. Daarmee kunnen ervaringen
met e-health modules gedeeld worden met een breder publiek. Bedoeling van de feedback
(positief of negatief) is het creëren van een leereffect en zal enkel gebruikt worden
voor kennisontwikkeling over de juiste inzet van e-health. Dat wordt bereikt door
het schrijven van reviews door patiënten en professionals, onder meer via de wegwijzer
voor vindbaarheid, betrouwbaarheid en patiëntgerichtheid van e-health uit hoofdstuk
5.
Het onderdeel beter gebruik e-health bestaat uit 2 modules: C1 en C2. Instellingen
kunnen maximaal voor één module uit dit onderdeel subsidie aanvragen, module C1 of
module C2.
Om mogelijke dubbele financiering of overcompensatie te voorkomen, komen instellingen
niet in aanmerking voor module C1 of C2, wanneer zij in hun contractafspraken met
zorgverzekeraars een extra vergoeding voor de opschaling van e-health hebben opgenomen.
Dit wordt achteraf gecontroleerd bij de vaststelling in 2021. Wanneer achteraf blijkt
dat de subsidieverkrijger reeds via de afspraken met de zorgverzekeraars gefinancierd
wordt voor beter gebruik van e-health, dan wordt deze subsidie teruggevorderd.
Tevens vallen de toepassingen en de zorg die wordt gesubsidieerd via de subsidieregeling anonieme e-mentalhealth buiten deze regeling. Dit wordt gecontroleerd via de informatie van het zorginstituut
hierover. Indien nodig zal extra informatie bij de instelling worden opgevraagd zoals de verantwoordingsdoucmenten
zoals de instelling ook in het kader van de subsidieregeling anonieme e-mentalhealth
moet opleveren Ook hiervoor geldt, wanneer achteraf blijkt dat de subsidieverkrijger
in aanmerking kwam voor de subsidie anonieme e-mental health wordt de onderhavige
subsidie teruggevorderd.
Module C1: activiteiten die ertoe leiden dat ggz-instellingen op 1 februari 2021
meer gebruik maken van e-health modules als onderdeel van de behandeling
Resultaatsverplichtingen
-
1. Minimaal 10% van de patiënten, die in de afgelopen 90 dagen een behandelcontact in het kader van de basis ggz of
gespecialiseerde ggz hebben gehad, maakt aantoonbaar gebruik van een e-health module.
Dit aantoonbaar gebruik wordt getoetst op basis van het aantal log-ins door dezelfde
patiënt (minimaal drie) in het systeem of dat de patiënt bij een e-healthmodule waarbij
velden of scores moeten worden ingevuld, dit bij ten minste 80% van de items heeft
gedaan, of dat bij een serious game of virtual reality module ten minste 80% van het
programma is afgerond.
-
2. Er zijn tenminste drie opgestelde reviews door professionals geleverd aan de wegwijzer
voor e-healthtoepassingen zoals beschreven in hoofdstuk 5
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
In de norm is een percentage van 10% van het aantal patiënten opgenomen. Een instelling
komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als het percentage van patiënten
dat gebruik maakt van e-health modules reeds op 5% ligt. De verwachting is dan namelijk
dat de instelling weinig inspanning hoeft te leveren om aan deze verplichting te voldoen.
Module C2: activiteiten die ertoe leiden dat ggz-instellingen op 1 februari 2021 meer
gebruik maken van e-health modules als onderdeel van de behandeling en activiteiten
die ertoe leiden dat op 1 februari 2021 gegevens die worden verzameld met e-health
modules getoond kunnen worden in het EPD
Resultaatsverplichtingen
-
1. Op 1 februari 2021 maakt minimaal 15% van alle patiënten, die een behandelcontact
in het kader van de basis ggz of gespecialiseerde ggz hebben gehad in een periode
van 90 dagen, gebruik van e-health modules.
-
2. Op 1 februari 2021 kunnen instellingen door de patiënt verzamelde gegevens uit e-health
modules, tonen binnen het EPD.
-
3. De gegevens van minimaal 10% van alle patiënten die verzameld worden met een e-health
module en die een behandelcontact in het kader van de basis ggz of gespecialiseerde
ggz hebben gehad in een periode van 90 dagen, kunnen getoond worden binnen het EPD.
Het gaat daarbij om de gegevens uit e-health modules die niet geïntegreerd aangeboden
worden met het EPD.
-
4. Er zijn tenminste drie opgestelde reviews door professionals geleverd aan de wegwijzer
voor e-health toepassingen zoals beschreven in hoofdstuk 5
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
Een instelling komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als het percentage
van patiënten dat de te koppelen e-health module gebruikt reeds op 10% ligt ten tijde
van de nulmeting en/of er al een koppeling is tussen het EPD-systeem van de instelling
en de behandelmodule of wanneer deze behandelmodule al onderdeel is van hetzelfde
systeem. De verwachting is dan namelijk dat de instelling in dat geval weinig inspanning
moet leveren danwel te weinig kosten moet maken om aan deze module te voldoen en dat
er een risico is voor overcompensatie.
D Aanvragen van een subsidie en nulmeting
Of een instelling voldoet aan de subsidievoorwaarden voor de modules wordt beoordeeld
op basis van de omzet verzekerde zorg (basis-ggz en gespecialiseerde ggz) en de nulmeting.
Subsidie voor de onderdelen A tot en met C kan enkel worden aangevraagd indien de
ggz-instelling heeft deelgenomen aan de nulmeting.
De nulmeting wordt vooraf uitgevoerd door GGZ Nederland. In deze nulmeting, die via
GGZ Nederland aan ggz-instellingen ter beschikking wordt gesteld, wordt vastgesteld
wat de huidige staat van gegevensontsluiting en inzet van e-health van een instelling
is. Daarmee bepaalt de nulmeting of en voor welke module de ggz-instelling voor subsidie
in aanmerking zou kunnen komen. Deze informatie wordt door GGZ Nederland steekproefsgewijs
gecontroleerd via verificatiebezoeken. Waar nodig wordt deze informatie door een onafhankelijk
bureau getoetst. Ook het Ministerie van VWS toetst via openbare informatie, bijvoorbeeld
de aanwezigheid van een patiëntenportaal, of de aangeleverde informatie en nulmeting
klopt. Of er sprake is van een groot deel van de activiteiten dat al is uitgevoerd,
wordt bepaald aan de hand van de kosteninschatting van de activiteiten die reeds zijn
behaald en de activiteiten die nog moeten worden behaald. De ene activiteit vergt
immers veel minder inspanning en kosten dan andere activiteiten. Dit is meegenomen
in de criteria waarmee bepaald wordt dat een instelling niet in aanmerking komt voor
de subsidie. Het Ministerie van VWS toetst bij twijfel ook of de instelling nog voldoende
activiteiten moet verrichten om toekenning van de module te rechtvaardigen.
Instellingen kunnen maximaal drie van de zes modules aanvragen. Daarbij moet in geval
van modules A en C gekozen worden voor A1 of A2 en C1 of C2. Dit komt omdat in deze
modules verschillende ambitieniveaus zijn verwerkt. Dit om zowel middenmoters als
voorlopers een impuls te geven. Van module B kan wel zowel B1 als B2 aangevraagd worden.
E Aanvullende subsidievoorwaarden
Deze regeling beoogt veilige en gestandaardiseerde gegevensuitwisseling. In deze beleidsregels
wordt noodzakelijkerwijs uitgegaan van de huidige informatiestandaarden. Dat laat
onverlet dat het gewenst is dat ggz-instellingen kunnen aansluiten bij de nieuwe versies
van de genoemde standaarden, zoals die nu worden ontwikkeld in het kader van het MedMij
programma in het Informatieberaad. GGZ Nederland wordt in staat gesteld om hierin
te participeren en kennis over te delen naar instellingen via de subsidie in hoofdstuk
4.
Informatiestandaarden:
Doel van deze regeling rondom de informatie-uitwisseling is om (digitale) informatie-uitwisseling
tussen patiënt en professional te stimuleren. Dit is gewenst zodat patiënten regie
over hun eigen gegevens krijgt. Hierbij is het van belang dat de patiënt zijn gegevens
in gestandaardiseerde vorm aangeleverd krijgt, zodat de gegevens herbruikbaar zijn
in PGO of bij andere zorgverleners. Wanneer de gegevens interoperabel zijn, hoeft
de patiënt niet langer dezelfde gegevens en metingen bij verschillende zorgverleners
te laten doen. De interoperabiliteit van de medische gegevens wordt in deze regeling
geborgd door het gebruik van informatiestandaarden. Deze informatiestandaarden schrijven
voor in welke vorm en met welke terminologie de instellingen de gegevens naar de patiënt
dient te ontsluiten.
Veiligheidsstandaard:
Elektronische uitwisseling van medische gegevens is een privacygevoelige zaak. Het
is van belang dat de gegevens enkel ontsloten worden aan hiertoe bevoegde personen.
Het is om deze reden van belang betrouwbare patiëntauthenticatie te gebruiken. In
de brief aan de Tweede Kamer van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 25 augustus 2016 over Impuls eID wordt gerapporteerd over de voortgang van het
eID beleid. Eén van de benoemde actiepunten is het in het BSN domein op termijn toegroeien
naar patiëntauthenticatie op het hoogste betrouwbaarheidsniveau zodra deze middelen
breed beschikbaar komen. Ook wordt gewerkt aan een multimiddelenaanpak, waarmee authenticatiemiddelen
niet enkel door de overheid (DigiD) aangeboden worden (Kamerstukken II 2015-16, 26
643, nr. 419). In de brief van 26 juni 2017 (Kamerstukken II 2017, nr. 476) wordt
gemeld dat de komende periode de ontwikkeling van publieke eID middelen onder de naam
DigiD op hogere betrouwbaarheidsniveaus in volle gang doorgaan. Met het oog op het
waarborgen van de continuïteit van de dienstverlening is het daarnaast wenselijk dat
ook zo spoedig mogelijk in ieder geval een alternatief voor het betrouwbaarheidsniveau
‘substantieel’ breed beschikbaar komt. In lijn met deze ontwikkeling dienen instellingen
– vanaf het moment dat deze middelen op redelijke schaal beschikbaar komen – authenticatie
van de patiënt voor het verkrijgen van toegang tot medische informatie als bedoeld
in module B1, mogelijk te maken op het betrouwbaarheidsniveau van eIDAS Substantieel.
Standaarden voor digitale toegankelijkheid
Er zijn (nog) geen specifieke standaarden beschikbaar voor de digitale toegankelijkheid
van de ZIB’s*. Om ervoor te zorgen dat de medische informatie ook toegankelijk is
voor mensen met een visuele beperking dient de instelling een analyse te maken hoe
de digitale toegankelijkheidsnormen zo volledig mogelijk worden toegepast bij het
systeem waarmee patiënten hun informatie naar zich toe kunnen halen en bij de inzet
van e-health. Deze toegankelijkheidsnormen zijn vastgelegd in de Web Content Accessibility
Guidelines (WAGC 2.0 niveau AA). De instelling maakt via een toegankelijkheidsverklaring
op haar website kenbaar in welke mate zij aan de eisen voldoen. De toegankelijkheidsnormen
en de model toegankelijkheidsverklaring zijn te vinden op de website www.digitoegankelijk.nl.
F Hoogte van de subsidie
Er is een categorie-indeling gemaakt om ervoor te zorgen dat instellingen met een
gelijksoortige veranderopgave met een bijpassende vergoeding samen in een categorie
zitten. Deze categorie-indeling is gebaseerd op de complexiteit van de opgave voor
de verschillende soorten instellingen en de DBC-omzet. Bij grote instellingen is de
investeringsopgave afhankelijk van het soort instelling: of de instelling zich richt
op een beperkte doelgroep of een brede doelgroep. Bij kleinere instellingen moet ermee
rekening worden gehouden dat kosten lager zijn doordat er minder medewerkers bij de
veranderopgave betrokken zijn.
De groep ggz-instellingen kent de volgende onderverdeling:
-
– Geïntegreerde instellingen: Een geïntegreerde ggz-instelling levert zorg aan zowel
klinische als ambulante patiënten en biedt meerdere vormen van ggz-zorg, zoals verslavingszorg
en/of forensische zorg. Een geïntegreerde instelling is ontstaan door een fusie van
een algemeen psychiatrisch ziekenhuis en een regionale instelling voor ambulante geestelijke
gezondheidszorg en andere ggz-instellingen.
-
– Niet-geïntegreerde instellingen: deze niet-geïntegreerde ggz-instelling levert zorg
aan ambulante patiënten en/of aan patiënten die in een bepaalde categorie vallen.
Deze instellingen zijn niet ontstaan uit een fusie van een algemeen psychiatrisch
ziekenhuis en een regionale instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg
en werden in de periode van de fusies beschouwd categorale ggz-instelling: ggz-instellingen
die een specifieke vorm van zorg levert. De niet-geïntegreerde instellingen zijn te
verdelen in de volgende subcategorieën:
-
° Groot: instellingen met een omzet verzekerde ggz-zorg hebben van hoger dan € 10.000.000,–
euro.
-
° Midden: instellingen met een omzet tussen de € 5.000.000,– en € 10.000.000,–.
-
° Klein: instellingen met een omzet tussen de € 2.000.000,– en € 5.000.000,–
-
° Zeer klein: instellingen met een omzet tussen de € 500.000,– en € 2.000.000,–
Ggz-instellingen die een omzet verzekerde zorg van minder dan € 500.000 hebben (peildatum
2016, 2017 of 2018), komen niet in aanmerking voor onderhavige subsidie.
Er geldt per categorie een vast subsidiebedrag per module. Per categorie is een subsidiebedrag
vastgesteld dat nog voldoende stimulerend is om de veranderopgave te stimuleren, zonder
dat er risico op overcompensatie ontstaat. Deze bedragen zijn opgenomen in tabel 2.1.
Deze subsidiebedragen zijn op de volgende wijze tot stand gekomen. D&A Medical Group
BV heeft bij een aantal ggz-instellingen een kostenraming opgevraagd voor de benodigde
investeringen om de resultaten te bereiken en bij een aantal instellingen die reeds
deelresultaten bereikt hebben de daadwerkelijk gemaakte kosten bij het maken van deze
deelresultaten. Daarnaast heeft D&A Medical Group BV deze resultaten geverifieerd
met de ervaringskennis die zij hebben opgebouwd doordat zij bij verschillende instellingen
betrokken zijn bij de realisatie van de modules uit VIPP fase 1 en VIPP fase 2. De vaste subsidiebedragen in deze subsidiestroom zijn ten opzichte van de berekende
bedragen in het onderzoek van D&A Medical Group BV op basis hun ervaringskennis en
de kosteninformatie van instellingen dusdanig laag vastgesteld dat overcompensatie
niet kan optreden.
Tabel 2.1 subsidiebedrag per module per categorie
|
Geïntegreerde instellingen
|
Niet geïntegreerde instellingen
|
|
> € 10 milj
|
€ 5-10 milj
|
€ 2-5 milj
|
€ 0,5-2 milj
|
|
100%
|
75%
|
50%
|
25%
|
10%
|
Module A1
|
€ 300.000
|
€ 225.000
|
€ 150.000
|
€ 75.000
|
€ 30.000
|
Module A2
|
€ 340.000
|
€ 255.000
|
€ 170.000
|
€ 85.000
|
€ 34.000
|
Module B1
|
€ 50.000
|
€ 37.500
|
€ 25.000
|
€ 12.500
|
€ 5.000
|
Module B2
|
€ 100.000
|
€ 75.000
|
€ 50.000
|
€ 25.000
|
€ 10.000
|
Module C1
|
€ 250.000
|
€ 187.500
|
€ 125.000
|
€ 62.500
|
€ 25.000
|
Module C2
|
€ 250.000
|
€ 187.500
|
€ 125.000
|
€ 62.500
|
€ 25.000
|
De gezamenlijk aangevraagde subsidies moeten het bedrag van € 25.000,– overstijgen
aangezien de kaderregeling niet de mogelijkheid biedt om subsidie lager dan 25.000 euro te verlenen.
G Hoe wordt subsidie aangevraagd?
Voor het aanvragen van subsidie door ggz-instellingen is een aanvraagformulier beschikbaar.
Op het formulier wordt de volgende informatie gevraagd:
-
• Onder welke categorie valt de instelling?
-
• Voor welke modules wil de instelling subsidie aanvragen?
-
° Module(s) A1 of A2 van het onderdeelpatiënt en informatie (afhankelijk van nulmeting).
-
° Module(s) B1en/ of B2 van het onderdeel medicatie informatie (afhankelijk van nulmeting).
-
° Module(s) C1 of C2 van het onderdeel beter gebruik e-health (afhankelijk van nulmeting).
-
• Indien voor module A1 van het Programma patiënt en informatie subsidie wordt aangevraagd:
verklaring van de ggz-instelling dat de instelling in aanmerking komt voor deze module.
Deze verklaring wordt ondersteund met de door GGZ Nederland uitgevoerde nulmeting.
-
• Indien voor module B1 van het Programma patiënt en medicatie subsidie wordt aangevraagd:
verklaring van de ggz-instelling dat de instelling in aanmerking komt voor deze module.
Deze verklaring wordt ondersteund met de door GGZ Nederland uitgevoerde nulmeting.
-
• Indien voor module C1 en C2 van het onderdeel beter gebruik e-health subsidie wordt
aangevraagd: verklaring van de ggz-instelling dat de instelling in aanmerking komt
voor deze module. Deze verklaring wordt ondersteund met de door GGZ Nederland uitgevoerde
nulmeting.
-
• Welk lid van de Raad van Bestuur dan wel van de directie/DGA van de overige instelling
van medisch specialistische zorg verantwoordelijk is voor het programma.
-
• Algemene gegevens van de ggz-instelling.
Indien de ggz-instelling in aanmerking wil komen voor de subsidie dient het aanvraagformulier
tussen 1 november 2018 en 1 mei 2019 gestuurd te worden aan Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). De activiteiten
van de subsidie mogen aanvangen op de dag van ontvangst van het aanvraagformulier,
maar het komt voor risico van de aanvrager dat hij geen vergoeding krijgt als de aanvraag
wordt afgewezen.
H Vaststelling en eindtoets
In afwijking van artikel 7.5, tweede en derde lid van de Kaderregeling, legt een ggz-instelling verantwoording af door het overleggen van de rapportage
van de eindtoets door een onafhankelijke IT-auditor. Met de eindtoets wordt bepaald
of de ggz-instelling het resultaat van een module heeft gehaald.
De IT-auditor dient ingeschreven te staan in het register van gekwalificeerde IT-auditors
(het Register EDP-Auditor, dat beheerd wordt door NOREA). Getoetst wordt of de uitgevoerde activiteiten inderdaad geleid hebben tot het behalen
van het functionele doel; werkende gegevensontsluiting naar de patiënt, gebruik van
de gegevensontsluiting door patiënten en interoperabiliteit tussen verschillende zorgaanbieders.
Voor het uitvoeren van de toetsing is het Handboek VIPP toetsingsprocedure opgesteld
(bijlage 2). In dit handboek wordt concreet, gedetailleerd en per module beschreven
hoe de auditor moet toetsen of een resultaat voldoende is behaald. Dit handboek is
afgestemd met NOREA, de beroepsorganisatie van IT-auditors. Indien de toetsing op
basis van de criteria in dit handboek positief is, is voldaan aan de betreffende subsidievoorwaarde.
De toetsing is daarmee doorslaggevend voor het oordeel of de instelling het resultaat
van een module uit de onderdelen A (patiënt en verbeterde informatie-uitwisseling),
B (medicatie informatie) of C (beter gebruik van e-health) heeft gehaald, dan wel
dat de subsidie op nihil moet worden vastgesteld. Indien uit de rapportage blijkt
dat de resultaten niet zijn gehaald, kan het recht op de subsidie vervallen en kan
deze op nihil worden vastgesteld. Uitzonderingen hierop zijn de bepalingen zoals hierboven
opgenomen over het MedMij afsprakenstelsel.
Om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van deze subsidieregeling kan de
subsidie in overeenstemming zijn met de DAEB De-minimisverordening.
Concreet houdt dat in dat de ggz-instelling niet meer dan € 500.000 in totaal aan
DAEB de-minimis staatssteun mag ontvangen in een aaneengesloten periode van drie belastingjaren.
Met het ondertekenen van een de-minimisverklaring verklaart het bestuur van de ggz-instelling
over de eerder verleende staatssteun, zodat beoordeeld kan worden of de subsidie in
overeenstemming is met de DAEB De-minimisverordening.
Financiële bijdragen van private fondsen tellen niet mee voor de DAEB de-minimisverklaring.
Zo wordt steun vanuit een fonds dat de middelen van loterijen verdeelt, als privaat
fonds beschouwd. Deze bijdragen worden niet aangemerkt als overheidssteun. Bijdragen
van fondsen die door de overheid worden gefinancierd, zoals bijvoorbeeld het Nederlands
Filmfonds, tellen wel mee voor de de-minimisverklaring.
De de-minimisverklaring maakt deel uit van het aanvraagformulier.
De verantwoording van de subsidies waarop de ‘DAEB de-minimisverordening’ van toepassing
is, bestaat uit bovengenoemde rapportage van de eindtoets en de verklaring dat de
instelling in drie belastingjaren niet meer dan € 500.000,– overheidssubsidie ontvangt.
Deze rapportage van de eindtoets en de verklaring komen in plaats van het in artikel 7.5, tweede lid, van de Kaderregeling genoemde assurancerapport en rapport van feitelijke bevindingen.
Bij subsidieontvangers die over een periode van drie belastingsjaren € 500.000 of
meer aan overheidssubsidies ontvangen, wordt op andere wijze gecontroleerd of de subsidie
geen overcompensatie oplevert. In afwijking van artikel 7.5, tweede en derde lid, wordt naast bovengenoemde rapportage van de eindtoets van de IT auditor gevraagd
om een controleverklaring door een accountant. Om te kunnen vaststellen of er geen
sprake is van overcompensatie zijn de volgende voorwaarden eveneens van toepassing
op de subsidieontvanger: De ggz-instelling moet aantonen dat:
-
– er van overcompensatie geen sprake is. Dat betekent dat de subsidieontvanger geen
inkomsten ontvangt uit de activiteit en dat de instelling kan aantonen dat de kosten
ter hoogte van het subsidiebedrag ook daadwerkelijk gemaakt zijn. Rekening houdende
met de administratieve lasten voor de instelling zal niet een volledig gescheiden
boekhouding of urenregistratie gevraagd worden – dat wil zeggen dat niet alle kosten
volledig in de verantwoording dienen te worden meegenomen – maar slechts die kosten
waarmee is aangetoond dat de kosten in ieder geval het ontvangen subsidiebedrag overschrijden.
-
– Voor de vaststelling zal de instelling een accountantsverklaring moeten overleggen,
waarbij tevens de accountant verklaart dat deze kosten gemaakt zijn en er geen opbrengsten
zijn ontvangen uit de activiteiten waarvoor de subsidie is bedoeld en waarin de accountant
verklaart dat de kosten door de subsidieontvanger in ieder geval het ontvangen subsidiebedrag
overschrijden.
Deze rapportage van de eindtoets van de IT-auditor en de controleverklaring van de
accountant dat er geen sprake is van overcompensatie, komen in plaats van het in artikel 7.5, tweede lid, van de Kaderregeling genoemde assurancerapport en rapport van feitelijke bevindingen. Indien de verklaringen
niet kan worden overgelegd of de accountant van oordeel is dat de kosten van de instelling
het ontvangen subsidie bedrag niet overschrijden, dan kan de subsidie op een lager
bedrag worden vastgesteld.
Onverkort blijft de meldingsplicht zoals deze is opgenomen in de Kaderregeling van kracht, en zal daar extra streng op worden getoetst en gehandhaafd. Hierbij zal
er eveneens worden gelet op of er wel of geen samenwerking is met een zorgverzekeraar
en/of een instelling zelf meldt wanneer er sprake is van overcompensatie.
Als laatste verricht VWS aan het einde van de looptijd van de regeling bij meerdere
instellingen een steekproef om te controleren of er geen sprake is van overcompensatie.
Hoofdstuk 3. Vouchers voor koplopers
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Dit onderdeel is gericht op ggz-instellingen die Zvw gefinancierde ggz-zorg leveren, maar die niet voor subsidie van modules C1 en C2 uit het vorige hoofdstuk in aanmerking
komen omdat uit de nulmeting is gebleken dat zij de resultaatsverplichtingen van deze
modules al (verregaande) gerealiseerd hebben. Dit zijn de koplopers op het gebied
van e-health binnen de sector.
Ook voor deze koplopers is gewenst en noodzakelijk dat zij verdere stappen in de opschaling
van e-health kunnen zetten. Door het benutten van hun kennis kan de hele ggz-sector
profiteren van de verdere doorontwikkeling en opschaling van e-health toepassingen
of informatie-uitwisseling in de keten. Deze koplopers kunnen daarom een ‘voucher
voor koplopers’ aanvragen.
Doel van dit onderdeel van deze subsidieregeling is innovaties op het gebied van e-health
door koplopers te ondersteunen. Deze extra innovaties richten zich op verdere implementatie
of ontwikkeling van e-health ten behoeve van blended care ter overbrugging van de
periode tussen aanmelding bij de ggz-instelling en intake. Ook kunnen deze innovaties
zich richten op de doorontwikkeling van gegevensuitwisseling tussen patiënten en (ggz-)
instellingen middels gebruik van een PGO in de keten. Bijvoorbeeld in regionaal verband
met keten- of netwerkpartners die al op weg zijn met het aansluiten op PGO-oplossingen
en gegevens willen uitwisselen tussen het PGO en hun EPD, e-health toepassingen en/of
ROM-systemen. Hierdoor biedt het de patiënt vanuit één omgeving een samenhangend overzicht
van de gezondheid, het ziekteverloop, onderzoek, diagnose en behandelingen. Het is
gewenst dat deze koplopers in hun projecten het bereik van deze regeling verbreden
naar doelgroepen voor geestelijke gezondheidszorg die niet uitsluitend vanuit de Zvw worden bekostigd, maar bijvoorbeeld vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (wmo) en/of Wet Jeugdzorg. Daarnaast kan een voucherproject zich richten op de ondersteuning van ketenzorg,
waarbij ook niet-ggz partijen zoals huisartsen of ziekenhuizen betrokken kunnen worden.
Daarnaast wordt met deze subsidie beoogd extra stappen te zetten op het gebied van
de ontwikkeling van opschaling van e-health. De voucher telt als één module: als een
instelling een voucher aanvraagt, kan deze instelling nog voor maximaal twee andere
modules in aanmerking komen op basis van het vorige hoofdstuk.
A Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
Dit subsidieonderdeel is bestemd voor activiteiten die passen binnen de doelstellingen
van de regeling, en die erop gericht zijn op het doel te bereiken zoals in de paragraaf
hierboven is beschreven. Dit betreft met name de opschaling van e-health initiatieven
in de ggz, die bijdragen aan betere gegevensuitwisseling voor-, tijdens- en na de
behandeling en die bijdragen aan betere samenwerking in de keten, zodat de juiste
zorg op de juiste plek kan worden geleverd en de patiënt intensiever bij de behandeling
wordt betrokken.
Activiteiten die in de aanvraag kunnen worden opgenomen zijn en welke niet vallen
onder de activiteiten zoals deze zijn opgenomen in hoofdstuk 2:
-
– De ontwikkeling van e-health toepassingen en de implementatie van e-health toepassingen
die patiënten kunnen gebruiken terwijl zij op de wachtlijst staan (zoals personeelskosten
op het gebied van ontwerpen of programmeren);
-
– Activiteiten ten aanzien van implementatie en gebruik van een e-health toepassing
in het zorgproces, gericht op het beperken van wachttijden of het geven van een zinvollere
invulling van de wachttijd, bijvoorbeeld het aanbieden van bepaalde vragenlijsten
tussen aanmelding en intake, of de inspanning die verricht moet worden om ervoor te
zorgen dat de patiënt direct op de goede plek of bij de juiste behandelaar terecht
komt;
-
– Activiteiten die bijdragen aan samenwerking binnen de ketenzorg, zoals afstemming
van werkprocessen tussen zorgaanbieders, afspraken over gegevensuitwisseling, het
maken van ICT-koppelingen tussen systemen van betrokken zorgaanbieders, conform geldende
standaarden in de ggz (zie Nictiz en Koppeltaal);
-
– De ontwikkeling van toepassingen zodat patiënten eerder de zorg op de juiste plek
kunnen vinden;
-
– Kennisverspreiding, waaronder het instrueren van behandelaren en patiënten en voorlichtingsbijeenkomsten
binnen de eigen organisatie en bij ketenpartijen;
-
– Projectmatige activiteiten die nodig zijn om het project te realiseren zoals projectleiding
en projectmanagement.
B Benutten/ uitbesteden van voucher
De koploper kan de voucher zelf benutten, maar hij kan ook besluiten met zijn voucher
een project van een andere ggz-instelling, die koploper is te steunen. Een subsidieaanvraag
kan met één of met meerdere vouchers worden ingediend. Het maximale subsidiebedrag
waar de instelling voor in aanmerking komt betreft de cumulatieve waarde van de meegestuurde
vouchers.
Het overleggen van een voucher houdt in dat een vouchergever de projectsubsidieaanvraag
van de subsidieaanvrager steunt. Een voucher is geen waardebon noch een zelfstandig
recht op subsidieverstrekking. De subsidie wordt alleen verstrekt aan de subsidieaanvrager;
de instelling die de aanvrager met een voucher ondersteunt, krijgt zelf geen subsidie.
Aanvragen van een voucher
Voor het aanvragen van subsidie door ggz-instellingen is een aanvraagformulier beschikbaar.
Op het formulier wordt de volgende informatie gevraagd:
-
• Onder welke categorie valt de instelling?
-
• Wil de instelling een voucher aanvragen?
-
• Indien een voucher wordt aangevraagd: de verklaring van de ggz-instelling dat de instelling
in aanmerking komt voor deze module. Deze verklaring wordt ondersteund met de door
GGZ Nederland gepubliceerde nulmeting.
C Aanvragen van een subsidie
De aanvraag wordt ingediend door één subsidieaanvrager. Een subsidieaanvraag betreft
minimaal € 125.000,–. Er kan een subsidieaanvraag worden ingediend met de eigen voucher
en die van andere vouchergevers, die de aanvraag steunen. Het ter beschikking stellen
van een voucher door een vouchergever aan een subsidieaanvrager geschiedt om niet,
dus zonder financiële vergoeding.
Kosten die gemaakt worden door andere ondersteunende ggz-instellingen dan de subsidieaanvrager
kunnen gefinancierd worden uit de subsidie. Deze onkosten moeten dan betrekking hebben
op en ten behoeve zijn van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en deze
onkosten moeten dan duidelijk worden toegelicht in onder andere het activiteitenplan
bij de subsidieaanvraag.
De aanvraag van de koploper bevat de concrete activiteiten die worden verricht en
de afspraken die alle ggz-instellingen daarover hebben gemaakt. Uit de subsidieaanvraag
blijkt duidelijk welke concrete activiteiten de koploper verricht voor de subsidie.
De subsidie wordt aangevraagd zoals uitgewerkt in hoofdstuk 3 van de Kaderregeling. Dit wil zeggen een aanvraag met onder andere een projectplan met begroting (hoofdstuk
2, onderdeel G). De beoordeling van de subsidievaststelling wordt gedaan op basis
van de werkelijk gemaakte kosten, voorzien van een controleverklaring. Het subsidiebedrag
waarvoor men in aanmerking kan komen betreft ten hoogste 50% van de gemaakte kosten
(hoofdstuk 2, onderdeel H).
Wanneer komt men niet in aanmerking?
Zoals ook bij de inleiding van hoofdstuk 3 is overwogen, komt een instelling alleen
in aanmerking voor een vouchersubsidie als zij niet in aanmerking komt voor subsidie
voor modules C1 en C2, omdat uit de nulmeting is gebleken dat zij de resultaten van
deze modules reeds grotendeels gerealiseerd heeft. Een instelling komt niet in aanmerking
voor deze voucher-subsidie als uit de nulmeting blijkt dat het percentage aan patiënten
dat e-health modules gebruikt nog niet op 10% ligt ten tijde van de nulmeting.
Een instelling komt eveneens niet in aanmerking als de instelling drie modules op
basis van het vorige hoofdstuk aanvraagt.
D Aanvullende subsidievoorwaarden
Naast de voorwaarden van de genoemde activiteiten waarvoor men subsidie zou kunnen
aanvragen, gelden nog aanvullende voorwaarden om in aanmerking te kunnen komen voor
subsidie op basis van een voucher:
-
– Bij de aanvraag van de subsidie door middel van een voucher is de commitment van minstens
één ketenzorgpartner verplicht. Dit stimuleert instellingen om kennis te delen en
geeft de betreffende innovatie een stevig fundament. Een belangrijke afweging hierbij
is dat deze samenwerking tussen ketenzorgpartners bijdraagt aan de doeltreffendheid
van dit subsidiebeleid;
-
– Het project dient bij te dragen aan een structurele verandering: in het projectplan
moet meegenomen worden welk blijvend effect het project oplevert in de organisatie
of voor de patiënt. Als er geen structureel effect te verwachten is dan kan geen subsidie
worden aangevraagd;
-
– Implementatie van de projectresultaten wegen zwaar in de beoordeling van het project.
Dit houdt in dat:
-
– de resultaten goed overdraagbaar zijn binnen de ggz-instelling;
-
– dat de aanvragende instelling aannemelijk maakt dat er voldoende draagvlak en kans
van slagen is voor het project en
-
– dat er een business case is voor continuering na afloop van het subsidietraject, dus
geschikt voor een duurzaam gebruik.
-
– Voor het project zullen de randvoorwaarden voor implementatie in de organisatie en
verdere borging goed in kaart gebracht moeten zijn.
-
– De functionaliteiten die de ggz-instellingen aanbieden wisselen gegevens uit met de
patiënt en andere zorgverleners binnen keten of netwerk en bieden daarmee de patiënten
de mogelijkheid tot regie;
-
– Bij de realisatie van de e-health toepassingen worden de uitgangspunten van de Patiënten
federatie Nederland en van de standaarden voor het MedMij programma toegepast;
-
– De door de ggz-instellingen aangeboden functionaliteit wordt door patiënten gebruikt.
Het project en de resultaten sluiten aan bij de behoefte van de patiënt;
-
– De e-health modules worden vindbaar gemaakt en beoordeeld via de wegwijzer voor e-health
toepassingen zoals beschreven in hoofdstuk 5;
-
– Het voorstel maakt expliciet welke standaarden binnen het project zullen worden toegepast
en hoe de toe te passen functionaliteit aansluit op de duurzame landelijke informatievoorziening.
E Hoogte van de subsidie
Een voucher correspondeert met een maximale vastgestelde waarde. Het betreft een subsidie
voor instellingen die omdat zij koploper zijn niet in aanmerking komen voor de C-modules.
Ten behoeve van een gelijk speelveld is ervoor gekozen deze waarde overeen te laten
komen met het bedrag dat de instellingen ontvangen die een C-module aanvragen, zie
tabel 2.1 van het vorige hoofdstuk. Per categorie van instelling is hieronder de waarde
opgenomen van de voucher die zij kunnen ontvangen. De waarde van de voucher die een
ggz-instelling aan kan vragen is daarom mede afhankelijk van de categorie waar de
instelling in valt, zoals toegelicht in hoofdstuk 2 onderdeel F.
|
Geïntegreerde instellingen
|
Niet geïntegreerde instellingen
|
groot
|
midden
|
klein
|
zeer klein
|
Voucher
|
€ 250.000
|
€ 187.500
|
€ 125.000
|
€ 62.500
|
€ 25.000
|
De subsidie aan de subsidieaanvrager wordt berekend aan de hand van de werkelijk gemaakte
kosten. Het subsidiebedrag waarvoor men in aanmerking kan komen bedraagt ten hoogste
50% van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Hierbij wordt rekening gehouden met de cumulatieve
waarde van de vouchers die de aanvraag steunen.
Voor de verantwoording van de gemaakte kosten zal een accountantsverklaring overlegd
moeten worden.
F Hoe wordt de subsidie aangevraagd en vastgesteld
De voucher wordt aangevraagd via het aanvraagformulier zoals beschreven in hoofdstuk
2, onderdeel G. Indien de ggz-instelling in aanmerking wil komen voor de voucher dient
het aanvraagformulier tussen 1 november 2018 en 1 mei 2019. gestuurd te worden aan
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I).
Voor de projectsubsidie geldt voor de aanvraag en vaststelling het arrangement zoals
vastgelegd in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling.
Hoofdstuk 4. De programmabegeleiding door GGZ Nederland
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Deze subsidieregeling is tot stand gekomen, nadat de ggz-instellingen zelf via de
organisatie die hen grotendeels vertegenwoordigd een plan hebben opgesteld om de ICT-infrastructuur
op orde te brengen om zo tot waardegedreven zorg te kunnen komen, de visie ‘@patientconnect’
(zoals reeds vermeld in hoofdstuk 1).
Deze subsidieregeling helpt instellingen zelf om een stap in de gewenste richting
te zetten. Om die gezamenlijkheid te bewaken en om gemeenschappelijke vragen die instellingen
hierbij tegenkomen heeft GGZ Nederland een rol in programmabegeleiding, vanuit haar
rol als belangenbehartiger en vertegenwoordiger van de sector.
A Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
De subsidie is bedoeld voor activiteiten die GGZ Nederland uitvoert in het kader van
de implementatie van het VIPP fase 3-programma en het doorontwikkelen van de standaarden.
De doelgroep voor deze activiteiten betreft alle ggz-instellingen die meer gestandaardiseerd
gegevens uit gaan wisselen en/of de inzet van e-health toepassingen in de zorg willen
opschalen. Het gaat daarbij concreet om de volgende activiteiten:
-
– Programmabegeleiding van de ggz-instellingen die in aanmerking komen voor de subsidie
VIPP fase 3. Het programma haalt best practices op uit het veld en faciliteert de
uitwisseling van ervaringen. Hiermee levert het programma een bijdrage aan de realisatie
van de doelen door de instellingen
-
– Ondersteuning bij het indienen van subsidieaanvragen en het behalen van subsidiedoelen.
Verificatiebezoeken onder ggz-instellingen voor een controle op de juistheid van de
antwoorden op de nulmeting.
-
– Halfjaarlijks uitvoeren van een monitor onder de ggz-instellingen aan wie subsidie
is toegekend inclusief de begeleiding (helpdesk), analyse (voortgang, en eventuele
knelpunten) en publicatie. Verificatiebezoeken maken ook onderdeel uit van deze monitor
-
– Afstemming met en borging van de aansluiting van VIPP op andere landelijke programma’s
zoals Medmij, Medicatieproces en Registratie aan de bron. Onderdeel hiervan is ook
het agenderen van te ontwikkelen nieuwe standaarden in het Informatieberaad en het
informeren van de ziekenhuizen over (ver)nieuw(d)e standaarden die in dit kader worden
afgesproken.
-
– Bevordering van aansluiting van ICT leveranciers die diensten verlenen aan ggz instellingen
aan het MedMij afsprakenstelsel, door het voeren van overleg met partijen die bij
MedMij betrokken zijn, zorgverzekeraars en de ICT leveranciers zelf en het aanjagen
van overleg tussen deze partijen met als doel dat zo veel mogelijk leveranciers aansluiten
bij het MedMij afsprakenstelsel.
-
– Het faciliteren van kennisdeling bijvoorbeeld door het organiseren van informatiebijeenkomsten
en het ontwikkelen van handleidingen voor VIPP projectleiders, ICT managers en zorgprofessionals.
Hieronder valt in elk geval het thema softwareaanpassingen, waarbij GGZ Nederland
deskundigheid biedt aan gebruikersverenigingen om leveranciers hierop te kunnen beoordelen.
Ook op het thema vouchers voor innovatieve e-health-toepassingen biedt GGZ Nederland
ondersteuning bij het realiseren van de doelstellingen, door het faciliteren van kennisdeling.
Voorbeelden van thema’s voor informatiebijeenkomsten kunnen ook zijn: standaarden
en de technische en inhoudelijke implementatie, integreren patiëntenportalen en e-health
toepassingen in het zorgproces, optimaliseren van het gebruik van patiëntenportalen
en e-health toepassingen door patiënten, informatiebeveiliging en authenticatie. In
de informatieverstrekking wordt specifiek aandacht besteed aan de toegankelijkheid
van de digitale informatie voor mensen met een (visuele) beperking of lage gezondheidsvaardigheden.
-
– Deelnemen aan het projectteam onder leiding van Stichting MIND dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van een wegwijzer voor de vindbaarheid
van e-health toepassingen die betrouwbaar zijn voor de ggz-sector.
-
– Het opstellen van een communicatiestrategie en communicatiemiddelen. Doel is om zowel
de medewerkers van ggz-instellingen als de patiënten te informeren en de implementatie
in ggz-instellingen te bevorderen. Hierbij valt te denken aan video’s, infografics,
website, patiëntencampagne om patiënten voor te lichten en het gebruik te stimuleren.
-
– Het actief ophalen van goede voorbeelden bij de ggz-instellingen en deze delen via
nieuwsbrieven, kennisdeling platform, publicatie op de website en op informatiebijeenkomsten.
-
– Projectsecretariaat voor het vaststellen en ontwikkelen van een set Zib’s voor de
ggz door de Zib ggz redactieraad. Hierbij zal worden aangesloten bij Medmij standaard,
Registratie aan de bron en Nictiz
-
– Leveranciersmanagement in de vorm van leveranciersbijeenkomsten en overleg met leveranciers
om de voortgang te bewaken, eventuele knelpunten te signaleren en vraagbundeling te
faciliteren.
B Aanvragen van een subsidie
De subsidie is uitsluitend bedoeld voor GGZ Nederland. GGZ Nederland kan op grond
van de procedure van hoofdstuk 3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, in het bijzonder het arrangement zoals vastgelegd in artikel 1.5, onder d, van deze regeling een subsidieaanvraag indienen. Dit houdt onder andere in dat de subsidieaanvraag
wordt ingediend met een activiteitenplan en een begroting.
C Hoogte van de subsidie
De hoogte van het subsidiebedrag wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten en
kunnen niet hoger zijn dan de kosten zoals deze zijn opgenomen in de begroting (zie
hiervoor de kaderregeling subsidies). Voor het programmamanagement betekent dit in totaal maximaal € 1.750.000 in de
periode 1 november 2018 tot 1 juli 2021. Daarnaast wordt in totaal maximaal € 200.000
toegekend voor de werkzaamheden rondom de ZIB’s voor de ggz.
De begroting behelst per activiteit een overzicht van de geraamde kosten en opbrengsten
van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie
wordt aangevraagd. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting
voorzien. Tevens geldt dat de begroting die bij de aanvraag wordt ingediend, sluitend
is.
Wanneer GGZ Nederland opdrachten of activiteiten in verband met bovenstaande doelstellingen
wil uitbesteden aan een (commerciële) marktpartij, dan zal het inschakelen van deze
marktpartij conform de regels van het aanbestedingsrecht en marktconforme condities
moeten plaatsvinden.
D Vaststellen van de subsidie
Voor de projectsubsidie geldt voor de aanvraag en vaststelling het arrangement zoals
vastgelegd in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling. Dit houdt onder meer in dat de verantwoording van de gemaakte kosten een controleverklaring
moet worden overlegd.
Hoofdstuk 5. De vindbaarheid en betrouwbaarheid van de toepassingen van e-health
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Dit onderdeel is erop gericht dat er een overzicht komt van e-health toepassingen
die in Nederland gebruikt worden, voor welke aandoeningen zij ingezet kunnen worden en hoe professionals en andere
patiënten deze toepassingen beoordelen.
Er bestaat een groot aanbod van apps op mobiele telefoons en andere e-health toepassingen
met patiënten en/of behandelaren als doelgroep. Dit grote aanbod wordt op ongestructureerde
wijze aangeboden, onder meer via de Apple App-store, Microsoft Store, Google Play,
websites van verzekeraars en websites van ggz-instellingen. Er bestaat weinig overzicht
van welke e-health toepassingen er zijn voor welke aandoening, wat bijvoorbeeld goede
apps zijn, hoe betrouwbaar ze zijn en welke app voor welk doel kan worden ingezet.
Daarnaast hebben de e-health toepassingverschillende doelen. Ze zijn op te delen in
verschillende categorieën, bijvoorbeeld:
-
– e-health toepassing, waarmee mensen zelf problemen kunnen aanpakken, die door personen
gebruikt kunnen worden die niet in behandeling zijn bij een ggz-instelling.
-
– e-health-toepassingen die worden ingezet in de periode dat een patiënt op een wachtlijst
staat, tussen het intake gesprek en de start van de behandeling.
-
– e-health-toepassingen die eraan bijdragen dat mensen naar de juiste hulp worden toe
geleid, zodat zij direct op de juiste plek terechtkomen.
-
– e-health toepassingen als onderdeel van een behandeling (blended care).
-
– e-health platforms waar patiënten in anonimiteit contact kunnen hebben met lotgenoten
en professionals.
Voor andere e-health initiatieven, zoals zelfhulp-websites, blended care toepassingen
die alleen onder begeleiding van een professional doorlopen kunnen worden en virtual
reality toepassingen is gebleken dat deze niet goed vindbaar zijn en wanneer deze
worden aangeboden hoe betrouwbaar ze zijn.
Voor deze kwetsbare patiënten betekent die onduidelijkheid, dat zij niet weten wat
geschikte e-health toepassingen zijn, waaronder de laagdrempelige apps op hun mobiele
telefoon of wat het e-health aanbod is. Hierdoor missen zij informatie in de fase
voordat zij contact zoeken met een behandelaar, missen zij mogelijkheden om voor zichzelf
te zorgen of om hun behoeften goed in kaart te brengen, hun eigen rol in de behandeling
niet goed in te kunnen vullen en lopen zij mogelijk kansen mis op gezondheidswinst.
Ook is er een te grote variatie in kwaliteit en gebruiksvriendelijkheid van de toepassingen.
Door wegwijs te worden in het aanbod van e-health toepassingen en de beoordeling van professionals
en patiënten van de verschillende toepassingen kan er beter geleerd worden van best
practises en kunnen de beste initiatieven ingezet worden voor opschaling.
Het is van belang dat deze wegwijzer vanuit het perspectief van de patiënt wordt opgesteld. Het is nadrukkelijk de wens
dat de behoefte van patiënten centraal staan in de zorg en dat zij zich geholpen voelen
op het moment dat zij steun nodig hebben, ook als zij nog geen professionele hulp
gezocht hebben of als zij op een wachtlijst staan. Deze groep patiënten is over het
algemeen minder weerbaar. Daarnaast kunnen er problemen zijn op het gebied van angst
en het vertrouwen in anderen. Het belang van deze patiënten moet daarom voorop staan
bij het inrichten van bovengenoemd overzicht. De aanbieders van e-health toepassingen
hebben vaak een eigen belang: instellingen hebben bijvoorbeeld een belang om patiënten
naar zich toe te geleiden en soms worden er zelfs voor de patiënt schadelijke toepassingen
ontwikkeld, zoals websites die anorexiapatiënten stimuleren om verder af te vallen.
Juist bij de ontwikkeling van het e-healthoverzicht voor deze kwetsbare groep patiënten
is het van belang dat dit wordt gerealiseerd door een stevige vertegenwoordiger van
de patiënt. Om die reden wordt deze functie bij de landelijke koepel van ggz-patiëntenorganisaties
neergelegd: Stichting MIND zie ook het ‘besluit vaststelling beleidskaders inzake subsidiering van patiënten- en gehandicaptenorganisaties’. Stichting MIND is tevens de vertegenwoordiger van de patiënt in het overleg waar
deze subsidieregeling uit voort is gekomen uit de afspraken gemaakt zijn op 13 juli
2017 met betrokken partijen over het terugdringen van de wachttijden in de geestelijke
gezondheidszorg (Kamerstuk 25 424, nr. 369).
Samengevat is de subsidie bedoeld voor activiteiten die stichting MIND uitvoert om
een digitale wegwijzer te vormen ten aanzien van e-health rond en in de ggz-zorgverlening.
Dit met als doel, personen die op de wachtlijst staan om geholpen te worden, de weg
te wijzen naar apps en e-health interventies die zij reeds kunnen gebruiken tijdens
hun periode van wachten en/of de weg te wijzen naar de juiste zorg. Deze wegwijzer
moet ook bruikbaar zijn voor personen die reeds in behandeling zijn.
A Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
Ter realisatie van bovengenoemd overzicht voor alle mensen in Nederland die zich geestelijk
minder weerbaar of gezond voelen, kan de subsidie worden ingezet voor de volgende
activiteiten:
-
– Het ontwikkelen van een transparante toetsingsmethode vanuit patiënten, en de bewaking
daarvan opstellen;
-
– Het ontwikkelen van een toetsingsmethode vanuit professionals en de bewaking daarvan
opstellen;
-
– Het samenbrengen op één prominente plek (beheerplatform) van veilige, betrouwbare
en breed gedragen apps en andere e-health toepassingen/interventies, om deze vervolgens
vindbaar te maken op meerdere makkelijk te vinden plekken (websites of presentatielaag)
voor de patiënten en de professionals, die deze willen inzetten in de zorg, en zorgen
voor langdurige continuïteit van dit beheerplatform en op z’n minst één prominente
presentatielaag.
-
– Het uitvoeren van een pilot om koppelingen te testen tussen presentatielaag en websites
van bekende partijen, zoals thuisarts en de GGD-appstore.
-
– Het beter vindbaar maken van de e-health die betrouwbaar en veilig is, met als doel
medicalisering te voorkomen, mensen zelfredzaam te maken en de groei van de vraag
naar ggz-zorgverlening in goede banen te leiden.
-
– Het overleg met organisaties van professionals en patiënten over de toepassingen die
met de digitale wegwijzer gevonden en beoordeeld kunnen worden.
-
– Het ontwikkelen van de software voor een digitale wegwijzer.
-
– Het ontwikkelen van de software voor de toetsing door patiënten en professionals,
zodat deze eenvoudig gebruikt kan worden.
-
– Het beheer van de site in te richten dat het plaatsen van een app of andere e-health
toepassing met informatie over het doel, de werking en de verkrijgbaarheid strikt
gescheiden is van de reviews over de app/e-health toepassing van patiënten, zorgverleners
en eventuele formele evaluaties, en zorgen van een langdurige continuïteit hiervan.
-
– Het beheer van de site in te richten dat patiënten of professionals die een app/e-health
interventie gebruiken de door hun ingevulde informatie strikt gescheiden is van de
algemene toegang, en zorgen van een langdurige continuïteit hiervan.
-
– Het beheer van de site in te richten zodat partijen die een app/e-health interventies
aanbieden toegang krijgt tot de recensies (record) van hun app, zodat de eigenaar
de beschrijving actueel kan houden, en zorgen van een langdurige continuïteit hiervan.
-
– Het beheer te beleggen bij de redactie van de site van de reviews, en zorgen van een
langdurige continuïteit hiervan.
-
– Onderzoeken of samenwerking of aansluiting bij partijen die reeds vergelijkbare websites
in beheer hebben, mogelijk is.
B Aanvragen van een subsidie
De subsidie is uitsluitend bedoeld voor stichting MIND. Stichting MIND kan subsidie
aanvragen op grond van de procedure van hoofdstuk 3 van de Kaderregeling, in het bijzonder het arrangement zoals vastgelegd in artikel 1.5, onder d, van deze regeling. Dit houdt onder andere in dat de subsidie aanvraag wordt ingediend met een activiteitenplan
en een begroting.
C Aanvullende subsidievoorwaarden
Voor een passende productdefinitie is het noodzakelijk een indicatie te hebben van
mogelijkheden voor duurzame financiering na 1 februari 2021. Immers, wanneer in de
beoordelingssystematiek professionele inzet noodzakelijk is, heeft het de voorkeur
die duurzaam te kunnen alloceren. Gezien het grote huidige aanbod aan e-health en
de marktdynamiek zal ook na 2020 de behoefte blijven bestaan om de bedoelde transparantie
te verschaffen. Omgedraaid: wanneer duurzame financiering niet tot de mogelijkheden
behoort worden bij inrichting van de digitale wegwijzer, moeten er andere keuzes gemaakt
worden.
D Hoogte van de subsidie
-
– Er is maximaal € 500.000,– beschikbaar, te weten € 200.000 in 2019 en 2020 en € 100.000
in 2021.
-
– De hoogte van het subsidiebedrag wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten en
kunnen niet hoger zijn dan de kosten zoals deze zijn opgenomen in de begroting (zie
hiervoor de kaderregeling subsidies) en niet hoger dan het maximale bedrag dat beschikbaar is gesteld. De begroting behelst
per activiteit een overzicht van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager,
voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien. Tevens
geldt dat de begroting die bij de aanvraag wordt ingediend, sluitend is.
-
– Opgemerkt wordt hierbij dat wanneer MIND opdrachten of activiteiten in verband met
bovenstaande doelstellingen/activiteiten wil uitbesteden aan een (commerciële) marktpartij,
zal het inschakelen van deze marktpartij conform de regels van het aanbestedingsrecht
en onder marktconforme condities moeten plaatsvinden.
E Vaststellen van de subsidie
Voor deze subsidie geldt voor de aanvraag en vaststelling het arrangement zoals vastgelegd
in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Dit houdt onder meer in dat de verantwoording van de gemaakte kosten een controleverklaring
moet worden overlegd.
Hoofdstuk 6. Softwareaanpassingen conform vigerende informatiestandaarden (gebruikersverenigingen)
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De subsidie uit dit onderdeel is bedoeld voor gebruikersverenigingen van EPD- en EVS-systemen
voor ggz-instellingen. Voor het bereiken van de doelstellingen uit deze regeling zijn
niet alleen activiteiten binnen ggz-instellingen zelf nodig: er zijn ook aanpassingen
(in de software van) het EPD en EVS nodig om de gewenste resultaten te behalen. Een
belangrijke les uit VIPP fase 1 is dat het efficiënter en effectiever is om de benodigde wijzigingen aan de software
te bundelen en integraal in de systemen door te laten doorvoeren, in plaats van iedere
instelling apart hierover met de ICT-leverancier in contact te laten gaan. Voor elk
van de instellingen gelden dezelfde specificaties die in het EPD geïmplementeerd moeten
worden. Naast de software aanpassingen die nodig zijn om de doelstellingen te halen,
moeten er ook rapportages uit het EPD gehaald kunnen worden om te toetsen of aan de
doelstellingen voldaan is.
Voor (een aantal van de) EPD en EVS-leveranciers hebben de ggz-instellingen zich als
gebruikers verenigd in een gebruikersvereniging. Deze verenigingen bundelen de vragen
van ggz-instellingen zodat gewenste aanpassingen geprioriteerd kunnen worden en integraal
kunnen worden doorgevoerd in het centrale systeem, zonder dat er een wildgroei van
maatwerkoplossingen ontstaat en de ICT zo goed mogelijk aansluit bij de werkprocessen
en behoeften van de professionals, de gebruikers van deze ICT-toepassingen.
Om de ggz-instellingen samen te laten optrekken richting de softwareleveranciers,
stel ik de subsidie niet per instelling ter beschikking, maar per gebruikersvereniging
binnen de ggz-sector Deze gebruikersverenigingen spelen een centrale rol bij bovengenoemde
vraagarticulatie en prioritering van de aanpassingen die nodig zijn in (de software
van) EPD en EVS voor alle gebruikers om de doelstellingen van deze beleidsregels te
kunnen realiseren. Deze gebruikersvereniging formuleert gezamenlijk met alle aangesloten
instellingen een behoeftestelling en geeft de ICT-leverancier opdracht deze door te
voeren. Dit betekent ook dat niet iedere instelling zelf de kennis in huis hoeft te
hebben om deze dialoog met de ICT-leverancier te voeren, maar dat dit via de gebruikersvereniging
loopt.
De definitie van gebruikersvereniging, is een vereniging met als doel het product
van de EVS of EPD leverancier af te stemmen op de behoefte van de ggz-instelling en
haar professionals. Er dienen minimaal drie instellingen die zijn toegelaten voor
het leveren van medisch specialistische zorg lid te zijn van de vereniging, waarvan
minimaal één instelling een middelgrote, grote of integrale ggz-instelling is, zoals
gedefinieerd in deze regeling VIPP fase 3.
Gebruikersverenigingen kunnen subsidie aanvragen om daarmee de softwareleverancier
de aanpassingen aan het EPD en EVS te laten bouwen en beschikbaar te stellen. Wanneer
een ggz-instelling niet is aangesloten bij een gebruikersvereniging en zelf de onderhandeling
doet met de software leverancier kan deze geen gebruik maken van dit onderdeel van
deze beleidsregels. De aanpassingen in de systemen moeten ter beschikking komen voor
alle ggz-instellingen welke gebruik maken van deze systemen.
A Activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie
De gebruikersverenigingen kunnen voor subsidie in aanmerking komen, zodat zij de benodigde
aanpassingen in de EPD’s kunnen financieren, de activiteiten die daar voor nodig zijn,zijn:
-
– Het inbouwen van de MedMij standaarden, waarbij minimaal 90% van de verplichte ZIB’s
(zie bijlage 1) wordt gerealiseerd;
-
– Het aanpassen van ICT software om te voldoen aan het MedMij-afsprakenstelsel en het
doorlopen van de kwalificatieprocedure om aan het afsprakenstelsel te voldoen.
-
– Het bouwen van de rapportages welke nodig zijn om aan te tonen dat (alle) normen van
de regeling zijn behaald ten behoeve van de audit.
-
– Het organiseren van gezamenlijk overleg tussen de leden van de gebruikersvereniging,
gericht op het achterhalen van de behoeftestelling van de ggz-instellingen;
-
– Het formuleren van eisen door de aangesloten ggz-instellingen;
-
– Het laten uitvoeren van een Proof of Concept (POC): het implementeren van de software
aanpassingen en het testen daarvan in ggz-instellingen;
-
– Het (daadwerkelijk) gezamenlijk (laten) aanpassen van de software pakketten.
-
– De subsidie mag ook worden aangewend voor het aanpassen van ICT software om te voldoen
aan het MedMij-afsprakenstelsel en het doorlopen van de kwalificatieprocedure om aan
het afsprakenstelsel te voldoen.
De subsidievaststelling is niet gekoppeld aan een resultaatsverplichting, maar aan
een inspanningsverplichting. Wanneer de gebruikersvereniging niet de juiste afspraken
kan maken met de softwareleveranciers heeft dit tot gevolg dat de aangesloten ggz-
instellingen een achterstand hebben voor het kunnen implementeren van de onderdelen
A, B en C van deze subsidieregeling. Indirect wordt op die manier het bereiken van
resultaat geborgd.
B aanvragen van een subsidie
Een gebruikersvereniging kan op grond van de procedure van hoofdstuk 3 van de kaderregeling subsidies OC&W, SZW en VWS subsidie aanvragen. Dit houdt onder andere in dat de subsidieaanvraag wordt ingediend
met een activiteitenplan en een begroting.
Indien de gebruikersvereniging in aanmerking wil komen voor de subsidie dient het
aanvraagformulier tussen 1 november 2018 en 1 mei 2019 gestuurd te worden aan Dienst
Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). De activiteiten van de subsidie mogen
aanvangen op de dag van ontvangst van het aanvraagformulier, maar de aanvrager zal
geen vergoeding krijgen voor de activiteiten als de aanvraag wordt afgewezen.
C aanvullende subsidievoorwaarden
De gebruikersvereniging dient aan te tonen dat zij voldoet aan de definitie van een
gebruikersvereniging van deze regeling. Dit houdt in dat zij een ledenlijst voegt
bij de aanvraag, inclusief bewijs van lidmaatschap van het minimaal aantal leden en
contactgegevens van deze leden, zodat ter controle van de rechtmatigheid van de aanvraag
contact opgenomen kan worden met deze leden.
Er kan maximaal één gebruikersvereniging subsidie aanvragen per softwareleverancier.
Indien er meerdere gebruikersverenigingen van één softwareleverancier, is op basis
van deze beleidsregels slechts één subsidie per softwareleverancier mogelijk. Het
is niet mogelijk dat twee gebruikersverenigingen van softwarepakketten van dezelfde
software leverancier beide subsidie kunnen aanvragen. De gebruikersvereniging dient
de belangen van alle gebruikers van het betreffende softwarepakket van die softwareleverancier
en dient in de subsidieaanvraag aan te geven dat zij dit doet.
De oprichtingsdatum van de gebruikersvereniging moet voor 31 december 2018 liggen.
Dit is gedaan om eventuele misbruik van de regeling te voorkomen. Sommige gebruikersverenigingen
hebben (nog) geen rechtspersoonlijkheid. Rechtspersoonlijkheid is een vereiste om
subsidie aan te kunnen vragen als vereniging. Het omzetten naar een juridische rechtspersoonlijkheid,
mag van een latere datum zijn dan 1 november 2018, doch voor de aanvraag van de subsidie.
De einddatum van deze subsidie ligt op 1 februari 2021.
Voor deze subsidie geldt een subsidieplafond. Het subsidieplafond bedraagt € 4.200.000,–.
Het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde
van binnenkomst van de aanvragen.
D Hoogte van het subsidiebedrag
Een gebruikersvereniging kan maximaal € 300.000,– aanvragen. De subsidie aan de subsidieaanvrager
wordt berekend aan de hand van de werkelijk gemaakte kosten. Het is bekend dat de
hoogte van € 300.000,– onvoldoende is voor de gevraagde inspanningen. Er zal dus ook
een eigen bijdrage nodig zijn van de leden die aangesloten zijn bij de gebruikersvereniging.
E Vaststellen van de subsidie
Voor deze subsidie geldt voor de aanvraag en vaststelling het arrangement zoals vastgelegd
in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling. Dit houdt onder meer in dat de verantwoording van de gemaakte kosten een controleverklaring
moet worden overlegd.
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De subsidies die op basis van deze beleidsregels verstrekt worden zijn alle aan te
merken als een projectsubsidie. Per ggz-instelling zijn meerdere modules mogelijk
die gezamenlijk als een projectsubsidie aan te merken zijn. Op de subsidieverstrekking
op basis van deze beleidsregels zijn de bepalingen van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing. Meer concreet zijn dat de bepalingen die betrekking hebben op projectsubsidies.
Sommige bepalingen uit de Kaderregeling refereren specifiek aan bepaalde subsidiearrangementen.
De subsidies aan de ggz-instellingen (hoofdstuk 2) voor het VIPP-programma fase 3 zijn zogeheten p x q subsidies. Voor de verantwoording van de subsidie geldt dan het
subsidiearrangement bedoeld in artikel 1.5, onder b, van de Kaderregeling. In aanvulling hierop vindt de toetsing, bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel H, plaats.
Voor de koploperssubsidie (hoofdstuk 3) is het arrangement van artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling van toepassing.
Voor de subsidie aan GGZ Nederland (Hoofdstuk 4) is het arrangement van artikel 1.5, onder d, van toepassing.
Voor de subsidie voor MIND voor vindbaarheid en patiëntgerichtheidvan e-healthapplicaties (hoofdstuk 5) is het arrangement van artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling van toepassing
Voor de subsidie voor gebruikersverenigingen voor het inbouwen van standaarden in de systemen (hoofdstuk 6) is het arrangement van artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling van toepassing.
Voorts zij verwezen naar de algemene procedure voor het aanvragen, verlenen en vaststellen
van de subsidie en naar de standaardverplichtingen. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is te raadplegen via www.wetten.nl.
Hoofdstuk 8. Staatssteun
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Van belang is dat een subsidiemaatregel geen ongeoorloofde staatssteun oplevert. Eén
van de criteria waaraan dit beleidskader getoetst is, betreft de vraag of sprake is
van een onderneming die een economische activiteit verricht.
De VIPP fase 3 regeling betreft vier verschillende subsidieonderdelen voor de ggz-sector.
De vier onderdelen:
-
A. Subsidie voor de GGZ instellingen
-
B. Programmabegeleiding door GGZ Nederland
-
C. Programmabegeleiding voor de vindbaarheid, betrouwbaarheid en patiëntgerichtheid van
de toepassingen van e-health door Stichting MIND
-
D. Inbouwen van de standaarden in de systemen met behulp van subsidie aan gebruikersverenigingen.
De subsidie onder A vormt staatssteun. Dit geldt voor zowel de subsidie op grond van
aangevraagde modules als de subsidie op grond van vouchers aan de koplopers.
De staatssteun kan gerechtvaardigd worden door de GGZ-instellingen te belasten met
een dienst van algemeen economisch belang (DAEB). Net als ook gebeurd is bij VIPP fase 1 en fase 2. Instellingen die belast zijn met een DAEB mogen met een subsidie gecompenseerd worden
voor de kosten van het uitvoeren van de DAEB. Er mag echter niet meer gecompenseerd
worden dan nodig is voor de uitvoering van DAEB. Om hieraan uitvoering te geven wordt
met elk van de subsidieontvangers een DAEB-uitvoeringsovereenkomst gesloten.
De subsidies aan instelling B en C voor de uitvoering van de activiteiten uit het
beleidskader vallen buiten het toepassingsgebied van het staatssteunrecht. Weliswaar
zijn de activiteiten waar subsidie voor wordt verstrekt, (deels) economisch van aard,
maar deze activiteiten zijn ten opzichte van de overwegend niet economische activiteiten
die de betreffende instellingen verrichten in omvang zo beperkt (minder dan 10%) en
hangen daar zo nauw mee samen dat ze daarmee buiten het toepassingsbereik van de staatssteunregels
vallen.
Bij de subsidie voor instelling D is evenmin sprake van staatssteun, omdat het hier
niet om economische activiteiten gaat.
Hoofdstuk 9. Gevolgen voor de regeldruk
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Het aanvragen van een subsidie door de ggz-instellingen (hoofdstuk 2) heeft gevolgen
voor de administratieve lasten en nalevingskosten voor deze ggz-instellingen. Om in
aanmerking te komen voor deze subsidie kunnen ggz-instellingen een aanvraag indienen.
Op die aanvraag kunnen zij aangeven welke modules zij gaan uitvoeren. Ggz-instellingen
aan wie een subsidie is toegekend, moeten voor de vaststelling van deze subsidie verantwoorden
dat het resultaat is gehaald via een onafhankelijke toetsing die door een IT-auditor
is uitgevoerd. Kosten voor het invullen van het aanvraagformulier en vaststellingsformulier
per ggz-instelling is (8 uur * € 54= € 432). De nalevingskosten voor de IT-toetsing
van drie afzonderlijke modules bedragen naar verwachting € 10.000,–. Kosten van een
accountantsverklaring (€ 10.000). Kosten voor het invullen van de nulmeting (25 uur
* € 54= € 1350). Kosten voor het aantonen dat er geen sprake is van overcompensatie
(1 (uur per week) * 116 (weken looptijd regeling) *€ 54 = € 6264).
Bij de subsidie voor de koplopers kan een koploper-ggz-instelling een subsidieaanvraag
indienen. De kosten voor het invullen van de subsidieaanvraag inclusief de eventuele
afstemming met de andere ggz-instellingen die de aanvraag ondersteunen over de uit
te voerenactiviteiten bedragen (4 uur * € 54= € 216). Voor de subsidievaststelling
dient het koploper ggz-instelling de activiteiten te verantwoorden inclusief een accountantsverklaring.
De kosten bedragen (8 uur * € 54= € 432).
Hoofdstuk 10. Slot
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Deze beleidsregels treedt in werking met ingang 1 november 2018 en vervalt met ingang
van 1 juli 2021.
Bijlage 1. Verplichte zorginformatiebouwstenen
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Binnen de VIPP ggz regeling zijn zorginformatiebouwstenen (zibs) van toepassing op
de modulen A1, A2, B2 en C2. In de VIPP ggz regeling is het feitelijk gebruik van
dossiergegevens en e-health door patiënten het uitgangspunt. Deze bijlage verwijst
naar de technische inbouw en ontsluiting van de zibs in het Elektronisch Patiënten
Dossier (EPD) en het ontvangen en beheren van de gegevens in patiëntenportalen en/of
persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO). Concreet gaat het om het kunnen leveren
van gestructureerde gegevens conform de zibs (de content) vanuit EPD’s en aanpalende
systemen zoals lab of medicatie en om het kunnen ontvangen en van de op deze zibs
gebaseerde gegevens in patiëntenportalen en / of PGO’s conform het MedMij afsprakenstelsel.
De samenstelling van deze lijst is met MedMij en Nictiz afgestemd.
Alle zibs waarnaar hieronder wordt verwezen zijn gepubliceerd op https://zibs.nl/wiki/ZIB_Publicatie_2017(NL).
De HL7 FHIR profielen waar naar verwezen wordt zijn gepubliceerd op
-
• https://informatiestandaarden.nictiz.nl/wiki/Landingspagina_MedMij
-
• https://informatiestandaarden.nictiz.nl/wiki/MedMij:V2018.01_Ontwerpen#Haal_gegevens_op_uit_XIS
-
• https://informatiestandaarden.nictiz.nl/wiki/MedMij:V2018.01_Ontwerpen#Stuur_gegevens_naar_XIS.
Afhankelijk van de zorg die een instelling biedt zijn verschillende zibs relevant.
Dit onderscheid in zorg is als volgt: ambulante zorg zonder voorschrijven medicatie
(I), ambulante zorg met voorschrijven medicatie (II) en zorg met verlijf (III). Binnen
elke categorie geldt dat het verplicht is om 90% van de daar opgesomde verplichte
zibs te implementeren in het EPD en in het portaal of PGO, zie het handboek voor de
eindtoets.
Om het gebruik van het MedMij stelsel te stimuleren in de ggz zal de verplichte inbouw
plaatsvinden van een van de MedMij profielen die zijn gepubliceerd in het MedMij afsprakenstelsel.
Bij beschikbaarheid van een HL7 FHIR profiel, wordt getoetst op basis van dat profiel.
Echter, nog niet elke zib heeft al een FHIR profiel. In het geval een zib FHIR profiel
ontbreekt wordt getoetst op basis van de zib specificatie. Zie:
-
• https://afsprakenstelsel.medmij.nl/
-
• https://informatiestandaarden.nictiz.nl/wiki/MedMij:V2018.01_Ontwerpen
-
• https://afsprakenstelsel.medmij.nl/display/PUBLIC/Gegevenscatalogus
-
• https://informatiestandaarden.nictiz.nl/wiki/Landingspagina_MedMij
In onderstaande tabel is aangegeven welke zibs verplicht zijn bij welke module en
welke zorg.
Zorg informatie bouwsteen (zib)
|
Module A1
|
Module A2
|
Zorg
|
1. Laboratorium uitslagen (klinische bepalingen)
|
D
|
D
|
I, II, III
|
2. Patiëntengegevens
|
D
|
D
|
I, II, III
|
3. Verzekeringsgegevens
|
D
|
D
|
I, II, III
|
4. Behandelaanwijzingen
|
D
|
D
|
I, II, III
|
5. Functionele of mentale status
|
D
|
D
|
I, II, III
|
6. Probleem
|
D
|
D
|
I, II, III
|
7. Verrichtingen
|
D
|
D
|
I, II, III
|
8. Wilsverklaring
|
I
|
D
|
I, II, III
|
9. Contactpersoon
|
I
|
D
|
I, II, III
|
10. Burgerlijke staat
|
I
|
D
|
I, II, III
|
11. Woonsituatie
|
I
|
D
|
I, II, III
|
12. Druggebruik
|
I
|
D
|
I, II, III
|
13. Alcoholgebruik
|
I
|
D
|
I, II, III
|
14. Tabakgebruik
|
I
|
D
|
I, II, III
|
15. Tekstuitslag
|
I
|
D
|
I, II, III
|
16. Zorgverlener (inclusief BgZ huisarts)
|
I
|
D
|
I, II, III
|
17. Zorgaanbieder
|
I
|
D
|
I, II, III
|
18. Gezinssituatie / Check of er kinderen zijn
|
I
|
D
|
I, II, III
|
19. ParticipatieInMaatschappij (BgZ Sociale omgeving)
|
I
|
D
|
I, II, III
|
20. HulpVanAnderen (BgZ Sociale omgeving)
|
I
|
D
|
I, II, III
|
21. Taalvaardigheid
|
I
|
D
|
I, II, III
|
22. Juridische status1
|
I
|
D
|
I, II, III
|
23. Algemene meting (incl. ROM uitslagen)
|
I
|
D
|
I, II, III
|
24. Medicatieafspraak
|
D
|
D
|
II, III
|
25. Toedieningsafspraak
|
D
|
D
|
II, III
|
26. Medicatieverstrekking
|
D
|
D
|
II, III
|
27. Verstrekkingsverzoek
|
D
|
D
|
II, III
|
28. MedicatieGebruik
|
D
|
D
|
II, III
|
29. Vrijheidbeperkende maatregelen (Argus)
|
D
|
D
|
III
|
1 Deze zib wordt een afsplitsing van de bestaande zib vrijheid beperkende maatregelen
en is onderhanden bij Nictiz.
Legenda Onder module:
D= volledig conform de datavereisten
I=de inhoud van de gegevenselementen
Onder zorg:
(I)= ambulante zorg zonder voorschrijven medicatie,
(II)= ambulante zorg met voorschrijven medicatie
(III)=zorg met verlijf
Nadere informatie per zib:
|
Locatie specificatie zib
|
MedMij FHIR profiel
|
Laboratorium uitslagen (klinische bepalingen)
|
https://zibs.nl/wiki/LaboratoriumUitslag-v4.1(2017NL)
De functionele specificatie is te vinden op: https://informatiestandaarden.nictiz.nl/wiki/MedMij:V2018.01_OntwerpLabresult#Use_case:_
Raadplegen_laboratoriumresultaten_in_persoonlijke_ gezondheidsomgeving
|
https://informatiestandaarden.nictiz.nl/wiki/MedMij:V2018.01_FHIR_LaboratoryResults
|
Patiëntengegevens
|
https://zibs.nl/wiki/Patient-v3.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/nl-core-patient
|
Verzekeringsgegevens
|
https://zibs.nl/wiki/Betaler-v3.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-Payer
|
Behandelaanwijzingen
|
https://zibs.nl/wiki/BehandelAanwijzing-v3.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-TreatmentDirective
|
Wilsverklaring
|
https://zibs.nl/wiki/Wilsverklaring-v3.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-AdvanceDirective
|
Contactpersoon
|
https://zibs.nl/wiki/Contactpersoon-v3.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/nl-core-relatedperson
|
Functionele of mentale status
|
https://zibs.nl/wiki/FunctioneleOfMentaleStatus-v3.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-FunctionalOrMentalStatus
|
Probleem
|
https://zibs.nl/wiki/Probleem-v4.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3-Zib2017/ZIB-Problem
|
Burgerlijke staat
|
https://zibs.nl/wiki/BurgerlijkeStaat-v3.0(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/nl-core-patient
|
Woonsituatie
|
https://zibs.nl/wiki/Woonsituatie-v3.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-LivingSituation
|
Druggebruik
|
https://zibs.nl/wiki/DrugsGebruik-v3.2(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-DrugUse
|
Alcoholgebruik
|
https://zibs.nl/wiki/AlcoholGebruik-v3.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-AlcoholUse
|
Tabakgebruik
|
https://zibs.nl/wiki/TabakGebruik-v3.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-TobaccoUse
|
Tekstuitslag
|
https://zibs.nl/wiki/TekstUitslag-v4.1(2017NL)
|
|
Verrichtingen
|
https://zibs.nl/wiki/Verrichting-v4.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-Procedure
|
Zorgverlener (inclusief BgZ huisarts)
|
https://zibs.nl/wiki/Zorgverlener-v3.2(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/nl-core-practitioner
https://simplifier.net/NictizSTU3/nl-core-practitionerrole
|
Zorgaanbieder
|
https://zibs.nl/wiki/Zorgaanbieder-v3.1.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/nl-core-organization
|
Gezinssituatie / Check of er kinderen zijn
|
https://zibs.nl/wiki/Gezinssituatie-v3.0(2017NL)
|
|
ParticipatieInMaatschappij (BgZ Sociale omgeving)
|
https://zibs.nl/wiki/ParticipatieInMaatschappij-v3.1(2017NL)
|
|
HulpVanAnderen (BgZ Sociale omgeving)
|
https://zibs.nl/wiki/HulpVanAnderen-v3.0(2017NL)
|
|
Taalvaardigheid
|
https://zibs.nl/wiki/Taalvaardigheid-v3.1(2017NL)
|
|
Juridische status1
|
Als onderdeel van: https://zibs.nl/wiki/VrijheidsbeperkendeMaatregelen-v3.1(2017NL)
|
|
Algemene meting (incl. ROM uitslagen)
|
https://zibs.nl/wiki/AlgemeneMeting-v3.0(2017NL)
|
Huisarts FHIR profiel is niet bruikbaar
|
Medicatieafspraak
|
https://zibs.nl/wiki/Medicatieafspraak-v1.0.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-MedicationAgreement
|
Toedieningsafspraak
|
https://zibs.nl/wiki/Toedieningsafspraak-v1.0.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-AdministrationAgreement
|
Medicatieverstrekking
|
https://zibs.nl/wiki/Medicatieverstrekking-v2.0(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-Dispense
|
Verstrekkingsverzoek
|
https://zibs.nl/wiki/Verstrekkingsverzoek-v1.0.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-DispenseRequest
|
MedicatieGebruik
|
https://zibs.nl/wiki/MedicatieGebruik2-v1.0.1(2017NL)
|
https://simplifier.net/NictizSTU3/zib-MedicationUse
|
Vrijheidbeperkende maatregelen
|
|
http://www.ggznederland.nl/uploads/publication/Argus%20Registratie%20van%20vrijheidsbeperkende
%20interventies%20in%20de%20ggz.pdf
|
1 Deze zib wordt een afsplitsing van de bestaande zib vrijheid beperkende maatregelen
en is onderhanden bij Nictiz.
Handboek VIPP GGZ eindtoets
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
12 oktober 201
INHOUDSOPGAVE
1
|
INLEIDING
|
30
|
1.1
|
Tekst beleidsregels VIPP GGZ
|
30
|
2
|
ALGEMENE PROCEDURE VIPP GGZ TOETSING
|
31
|
3
|
NORMENKADER VIPP GGZ TOETS
|
31
|
3.1
|
Normen
|
31
|
3.1.1
|
Authenticatieniveau
|
36
|
3.1.2
|
Standaarden voor digitale toegankelijkheid
|
36
|
3.2
|
Onderzoekswijze
|
36
|
3.2.1
|
Testpatiënten
|
37
|
3.2.2
|
Systeem rapportages
|
37
|
3.2.3
|
Voorbereiding ggz instelling
|
38
|
3.3
|
Uitvoering
|
38
|
3.4
|
Rapportage
|
39
|
BIJLAGE 1:
|
VERPLICHTE ZIBS
|
39
|
BIJLAGE 2:
|
DEFINITIES
|
39
|
1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
In het ‘Besluit vaststelling beleidsregels subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling
Patiënt en Professional fase 3’ is opgenomen dat ggz instellingen in aanmerking kunnen
komen voor subsidie als zij bepaalde doelstellingen gerealiseerd hebben en dit kunnen
aantonen door middel van een extern uitgevoerde toets.
Dit handboek beschrijft de wijze waarop de toetsing van de VIPP GGZ-resultaatsdoelstellingen
wordt uitgevoerd.
Hieronder is kort opgenomen wat het doel en de resultaatsverplichtingen uit het ‘Besluit
vaststelling beleidsregels subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling
Patiënt en Professional fase 3’ zijn. In het besluit zelf is een meer uitgebreide
beschrijving van de VIPP GGZ resultaatsdoelstellingen terug te vinden.
De generieke beoordelingsprocedure voor de eindtoets is terug te vinden in hoofdstuk
2. Hierin wordt de algemene aanpak beschreven en zijn verslaglegging en planning uitgewerkt.
In hoofdstuk 3 is het normenkader en de aanpak van de toets beschreven.
1.1. Tekst beleidsregels VIPP GGZ
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Doel van het Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional
(VIPP) GGZ is dat ggz instellingen op korte termijn een digitaliseringslag maken om
de zorg veiliger, patiëntgerichter en doelmatiger te maken. Dit houdt in dat ggz instellingen
in 2021 op een gestandaardiseerde en veilige manier informatie digitaal kunnen uitwisselen
met de patiënt. Op dit moment zet een aantal ggz instellingen de eerste stappen om
informatie digitaal meer te ontsluiten. Duidelijk is ook dat instellingen dit niet
allemaal op dezelfde manier doen en geen of niet dezelfde standaarden gebruiken. Om
de zorg echt toekomstbestendig, veiliger en patiëntgerichter te maken, is het van
belang dat ggz instellingen dezelfde informatie ontsluiten en daarbij dezelfde standaarden
gebruiken, zodat de informatie onderling, met de patiënt en met andere zorgverleners
gedeeld kan worden.
Hierbij zijn drie programma’s geformuleerd met de volgende (hoofd) doelstellingen:
Patiënt & informatie
Module A1 Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari
2021 een gegevensset over de behandeling aan PGO’s van patiënten kan aanbieden en
eventueel ook via een patiëntenportaal.
Module A2 Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari
2021 een gegevensset over de behandeling aan PGO’s van patiënten kan aanbieden en
eventueel ook via een patiëntenportaal.
A2 differentieert van A1 door een groter bereik onder de patiëntenpopulatie en een
grotere gestandaardiseerde gegevensset (zib’s).
Patiënt & medicatie
Module B1 Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari
2021 medicatievoorschriften digitaal aan kan bieden als vooraankondiging en/of elektronisch
recept.
Module B2 Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari
2021 gestandaardiseerd digitaal een actueel overzicht van medicatie kan raadplegen
als onderdeel van het medicatieproces en daar medicatieverificatie op uitvoert en
ditzelfde overzicht aan de patiënt kan verstrekken bij ontslag.
Patiënt & eHealth
Module C1 Activiteiten die ertoe leiden dat ggz-instellingen op 1 februari 2021 meer
gebruik maken van eHealth modules als onderdeel van de behandeling.
Module C2 Activiteiten die ertoe leiden dat ggz-instellingen op 1 februari 2021 meer
gebruik maken van eHealth modules als onderdeel van de behandeling en activiteiten
die ertoe leiden dat op 1 februari 2021 gegevens die worden verzameld met eHealth
modules getoond kunnen worden in het EPD.
2. Algemene procedure VIPP GGZ toetsing
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Uitgangspunt voor de toetsing is de door VWS verleende subsidie aan de betreffende
ggz instelling.
Om in aanmerking te komen voor een VIPP GGZ-subsidie moet onafhankelijk worden vastgesteld
dat de betreffende doelstellingen per module behaald zijn. De resultaten van het VIPP
GGZ dienen te worden aangetoond door de resultaten van een onderzoek van een IT-auditor,
geregistreerd als RE bij de NOREA. Een ggz instelling kan tussen 1 november 2018 en
1 augustus 2021 een eindtoets (VIPP-assessment) inplannen. De toets voor een module
wordt uiterlijk aangevraagd op de dag waarop de betreffende module gerealiseerd moet
zijn (1 februari 2021). De toetsing vindt plaats over data van een periode voor 1
februari 2021. Met de toets wordt aan het einde van de toetsingsperiode vastgesteld
of aan de voorwaarden van de subsidieregeling is voldaan.
Daarbij geldt:
-
• Het onderzoek dient volgens de Richtlijn 3000D van de NOREA voor Assurance-opdrachten
door IT-auditors plaats te vinden;
-
• De toets dient te leiden tot een goedkeurend oordeel met redelijke mate van zekerheid;
-
• Het object van onderzoek is: de opzet en het bestaan van gegevensverwerking met behulp
van de door de ggz instelling gerealiseerde modules;
-
• Voor het uitvoeren van het onderzoek is een normenkader opgesteld, waarin de voorwaarden
voor de subsidies zijn uitgewerkt. Dit is beschreven in hoofdstuk 3.1 van dit handboek.
Indien tijdens het onderzoek niet of niet geheel aan normen wordt voldaan kan de ggz
instelling gedurende de onderzoeksperiode herstelwerkzaamheden uitvoeren zodat alsnog
aan de normen wordt voldaan. Indien de IT-auditor tijdens het VIPP-assessment vaststelt
dat normen niet zijn behaald door het betreffende ggz instelling dan biedt de IT-auditor
de mogelijkheid aan de ggz instelling om binnen de gestelde onderzoeksperiode herstelwerkzaamheden
uit te voeren zodat alsnog aan de normen wordt voldaan. De IT-auditor dient vervolgens
een her-audit uit te voeren. Dit handboek vormt de basis van de toets. Op basis van
dit handboek is een VIPP GGZ beoordelingsmatrix opgesteld waarin per norm de bevindingen
kunnen worden aangegeven. Deze matrix kan na publicatie van de regeling worden opgevraagd
via www.vippggz.nl.
3. Normenkader VIPP GGZ toets
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Op basis van het ‘Besluit vaststelling beleidsregels subsidiëring Versnellingsprogramma
Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional fase 3’ zijn in dit handboek (zie
3.1) de normen en meetmethodes gedefinieerd. In 3.2 wordt de onderzoekswijze nader
toegelicht. De IT-auditor, geregistreerd als RE bij de NOREA, gebruikt bij zijn onderzoek
de handreiking voor de IT-auditor en de beoordelingsmatrix. In deze matrix staan de
criteria en meetmethodes specifiek beschreven per VIPP GGZ norm. Deze matrix is na
publicatie (1 november 2018) van de regeling op te vragen op www.vippggz.nl.
Het uitgangspunt hierbij is dat het systeem voor gegevensverwerking- en uitwisseling
(scope van het onderzoek) een onderdeel vormt van goed beheerde IT-systemen voor wat
betreft algemene computer controles zoals toegangsbeveiliging, wijzigingsbeheer, operationeel
beheer en continuïteitsmanagement. Het is de verantwoordelijkheid van de ggz instellingen
om deze algemene IT-beheersmaatregelen te treffen. De beoordeling ervan valt buiten
de scope van de beoordeling in het kader van deze subsidieregeling.
3.1. Normen
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De modules bestaan uit normen die verder opgesplitst zijn in toetsingscriteria. Voor
alle modules wordt een tolerantie van 90% gehanteerd: als tenminste 90% van de normen
met betrekking tot de module in scope is gehaald door de instelling, dan voldoet de
instelling aan de gestelde eisen. In hoeverre er aan de norm voldaan wordt, wordt
bepaald op basis van de toetsingscriteria. Zo wordt voorkomen dat de auditor een negatief
oordeel moet uitbrengen als er kleine afwijkingen geconstateerd zijn in de resultaten
die gehaald moeten worden. Op de volgende wijze wordt bepaald of het resultaat van
de module is gehaald. De module kent een aantal normen en per norm gelden een aantal
toetsingscriteria. Als de doelstelling voor minimaal 90% is gerealiseerd (als bij
10 criteria aan 9 of meer is voldaan) dan wordt er voldaan aan de norm. De toetsingscriteria
zijn daarbij ja/nee vragen die cumulatief uitmonden in een percentage per norm en
zodoende ook in een percentage per doelstelling. Net zoals bij het VIPP-traject van
de ziekenhuizen en de overige instellingen voor medisch specialistische zorg zal er
met het handboek een pilot worden uitgevoerd in ggz-instellingen, waarna een handleiding
en een beoordelingsmatrix worden opgesteld waarin gedetailleerd is opgenomen hoe de
auditor deze criteria moet laten meewegen.
Module A1 Patiënt & informatie
Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari 2021
een gegevensset over de behandeling aan PGO’s van patiënten kan aanbieden en eventueel
ook via een patiëntenportaal.
|
Norm
|
Meetmethode
|
Op 1 februari 2021 worden de volgende medische gegevens gestandaardiseerd vastgelegd
en kunnen patiënten deze gegevens naar zich toehalen. Het gaat om de volgende gegevens:
a. De gegevensselectie voor A1, opgenomen in bijlage 1, dienen conform de MedMij standaarden
te worden aangeboden aan PGO’s die voldoen aan MedMij en eventueel ook via een andere
digitale voorziening om de gegevens uit het EPD te halen, zoals een download uit het
patiëntenportaal. Dit houdt in dat bepaalde ZIB’s waarvan het FHIR-profiel1 reeds beschikbaar is op deze wijze vastgelegd en ontsloten kunnen worden. Zie bijlage
1 voor het overzicht van ZIB’s en de gestandaardiseerde wijze van ontsluiting.
– Correspondentie: zorgverlenersbrieven, ontslagbrieven, voortgangsbrieven
– ROM-uitslagen.
|
Testpatiënt
Beoordelen of de volledige gegevensset aanwezig is voor een testpatiënt in het PGO/
patiëntenportaal conform de vereisten.
Voor toetsing van de zibs wordt een tolerantie van 90% gehanteerd. Ten aanzien van
de zib laboratorium uitslag geldt een afwijkende toetsing, zie voetnoot2
A: Totaal aantal items dat beschikbaar gesteld moet worden (het totaal bestaat uit
de minimale set voor de ggz (categorie 1) en de zibs uit categorie 2 en 3 die voor
de instelling van toepassing zijn). In bijlage 1 is aangeven welke zibs volledig conform
het datamodel van de zib moeten kunnen worden vastgelegd.
B: Het aantal items dat door de instelling (volledig) conform zibs beschikbaar gesteld
wordt:
B/A*100 = minimaal 90%
|
De zorgaanbieder (ggz-instelling) dient in samenwerking met een leverancier voor 1
februari 2021 deelname tot het MedMij afsprakenstelsel (zoals gepubliceerd op http://afsprakenstelsel.medmij.nl)
te realiseren. Dat betekent dat deze leverancier als dienstverlener zorgaanbieder
deelneemt aan het afsprakenstelsel zodat gegevens beschikbaar gesteld worden voor
uitwisseling. Onderdeel van deelname is het tekenen van een verwerkersovereenkomst
tussen zorgaanbieder en leverancier. De patiënt heeft de mogelijkheid om gegevens
actief naar zich toe te halen in zijn/haar PGO en, indien de ggz-instelling dat wenst,
eventueel ook via een patiëntenportaal.
Voor deze norm geldt de hardheidsclausule in hoofdstuk 2, onderdeel E van de regeling.
Deze vervalt als er sprake is van overmacht.
|
Procedure
De instelling kan aan de auditor aantonen dat het gebruik maakt van een IT-systeem
van een leverancier die deelneemt aan het MedMij afsprakenstelsel.
Er is een getekende verwerkersovereenkomst tussen de zorgaanbieder en leverancier
Testpatiënt
Er is een gestructureerde download van medische informatie beschikbaar voor de testpatiënt.
Deze download bevat de zib’s voor de ggz conform FHIR, zodat deze uploadbaar zijn
naar MedMij compatible PGO’s.
De instelling kan voor een testpatiënt aan de auditor aantonen dat het voor patiënten
mogelijk is om de medische gegevens naar een PGO te uploaden.3
|
De gegevens moeten zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 7 werkdagen beschikbaar
zijn voor opvraging vanuit het PGO en op het eventuele patiëntenportaal, met uitzondering
van informatie waarvan het verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt
zou opleveren.
|
Procedure
Procedure waaruit blijkt dat de gegevens met maximaal 7 werkdagen vertraging na interne
accordering aan de patiënt worden vrijgegeven via de PGO-leverancier en/of patiëntenportaal.
|
Minimaal 10% van de patiënten die basis-ggz-zorg of gespecialiseerde ggz-zorg ontvangt,
die in de periode van 30 dagen een behandelcontact heeft gehad bij de instelling,
heeft gegevens ontsloten naar een PGO of ingelogd op het eventuele patiëntenportaal
(of een ander platform waarop patiëntgegevens getoond worden). Dit wordt bepaald op
basis van het aantal unieke log-ins ten opzichte van het totaal aantal patiënten basis-ggz-zorg
en/of gespecialiseerde ggz-zorg.
|
Rapportage
A: Aantal unieke patiënten met een behandelcontact in een periode van 30 dagen
B: aantal unieke log-ins in het patiënten portaal in een periode van 30 dagen en/of
het aantal uploads naar een PGO door unieke patiënten
B/A*100%= minimaal 10%
Indien medische gegevens worden getoond op een patiëntenportaal, dan moet dat ook
conform zib’s (zie bijlage 1 van de regeling).
|
De beveiliging van de verbinding met het PGO en/of het patiëntenportaal voldoet minimaal
aan beveiligingsniveau eIDAS4 substantieel, indien dit nog niet breed beschikbaar is, dient authenticatie plaats
te vinden met tenminste tweefactorauthenticatie (zoals DigiD in combinatie met sms).
Een lagere betrouwbaarheid is in ieder geval niet aanvaardbaar.
|
Procedure
Bij gebruik van een PGO wordt dit als gevolg van het voldoen aan het MedMij afsprakenstelsel
ondervangen.
Indien gegevens worden getoond op een patiëntenportaal, wordt getoetst of voor de
authenticatie van de patiënt gebruik wordt gemaakt van een inlogmethode dat minimaal
voldoet aan het eIDAS niveau Substantieel (zie punt 3.2.1 van dit handboek). Indien
dit niet op tijd beschikbaar is voldoet DigiD versterkt.
|
1 Dit is een bepaalde informatie-uitwisselingsstandaard. Een uitwisselingsstandaard
is een set van afspraken om uitwisseling van gezondheidsgegevens tussen informatiesystemen
van zorgverlenersop elektronische wijze mogelijk te maken. Zodra een uitwisselingsstandaard
in zorginformatiesystemen is ingebouwd, kunnen deze systemen op uniforme wijze met
elkaar communiceren. FHIR (spreek op z’n Engels uit fire) is bij uitstek geschikt
voor het koppelen van verschillende applicaties en apparaten in een persoonlijke gezondheidsomgeving.
https://www.medmij.nl/wp-content/uploads/2017/06/Factsheet-MedMij-FHIR.pdf
2 Als de laboratoria de informatie niet gestructureerd conform zib’s aanbiedt aan de
instelling dan hoeft de instelling deze informatie ook niet conform zib’s (handmatig)
vast te leggen in haar ict-systemen en in zib-formaat door te zetten naar de patiënt.
3 De instelling moet kunnen aantonen dat het mogelijk is alle gegevens uit de zibs
aan patiënten beschikbaar te stellen. Dit geldt alleen voor een testpatiënt, de instelling
hoeft alleen de gegevens beschikbaar te stellen die vastgelegd worden. Conversie van
historische data is geen onderdeel van de VIPP regeling.
4 https://www.digitaleoverheid.nl/dossiers/eidas/. Europese burgers en bedrijven moeten
vanaf 29 september 2018 bij alle Nederlandse organisaties in de publieke sector kunnen
inloggen met een door Europa erkend nationaal inlogmiddel. Dat hebben de EU-lidstaten
met elkaar afgesproken in de eIDAS-verordening. De Europese Unie wil hiermee regelen
dat het makkelijker en veiliger wordt om binnen Europa online zaken te regelen.
Module A2 Patiënt & informatie
Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari 2021
een gegevensset over de behandeling aan PGO’s van patiënten kan aanbieden en eventueel
ook via een patiëntenportaal.
|
Norm
|
Meetmethode
|
Op 1 februari 2021 worden de volgende medische gegevens gestandaardiseerd vastgelegd
en kunnen patiënten deze gegevens naar zich toehalen. Het gaat om de volgende gegevens:
– De vastgestelde set ZIB’s voor de ggz. Deze gegevens dienen conform de MedMij standaarden
te worden aangeboden aan PGO’s die voldoen aan MedMij en eventueel ook via een andere
digitale voorziening om de gegevens uit het EPD te halen, zoals een download uit het
patiëntenportaal. Dit houdt in dat de ZIB’s waarvan het FHIR-profiel1 reeds beschikbaar is op deze wijze vastgelegd en ontsloten kunnen worden. Zie bijlage
1 voor het overzicht van ZIB’s en de gestandaardiseerde wijze van ontsluiting.
– Correspondentie: zorgverlenersbrieven, ontslagbrieven, voortgangsbrieven
– ROM-uitslagen.
|
Testpatiënt
Beoordelen of de volledige gegevensset aanwezig is voor een testpatiënt in het PGO/
patiëntenportaal conform de vereisten.
Voor toetsing van de zibs wordt een tolerantie van 90% gehanteerd. Ten aanzien van
de zib laboratorium uitslag geldt een afwijkende toetsing, zie voetnoot2
A: Totaal aantal items dat beschikbaar gesteld moet worden (het totaal bestaat uit
de minimale set voor de ggz (categorie 1) en de zibs uit categorie 2 en 3 die voor
de instelling van toepassing zijn). In bijlage 1 is aangeven welke zibs volledig conform
het datamodel van de zib moeten kunnen worden vastgelegd.
B: Het aantal items dat door de instelling (volledig) conform zibs beschikbaar gesteld
wordt:
B/A*100 = minimaal 90%
|
De zorgaanbieder (ggz-instelling) dient in samenwerking met een leverancier voor 1
februari 2021 deelname tot het MedMij afsprakenstelsel (zoals gepubliceerd op http://afsprakenstelsel.medmij.nl)
te realiseren. Dat betekent dat deze leverancier als dienstverlener zorgaanbieder
deelneemt aan het afsprakenstelsel zodat gegevens beschikbaar gesteld worden voor
uitwisseling. Onderdeel van deelname is het tekenen van een verwerkersovereenkomst
tussen zorgaanbieder en leverancier. De patiënt heeft de mogelijkheid om gegevens
actief naar zich toe te halen in zijn/haar PGO en, indien de ggz-instelling dat wenst,
eventueel ook via een patiëntenportaal.
Voor deze norm geldt de hardheidsclausule in hoofdstuk 2, onderdeel E van de regeling.
Deze vervalt als er sprake is van overmacht.
|
Procedure
De instelling kan aan de auditor aantonen dat het gebruik maakt van een IT-systeem
van een leverancier die deelneemt aan het MedMij afsprakenstelsel.
Er is een getekende verwerkersovereenkomst tussen de zorgaanbieder en leverancier
Testpatiënt
Er is een gestructureerde download van medische informatie beschikbaar voor de testpatiënt.
Deze download bevat de zib’s voor de ggz conform FHIR, zodat deze uploadbaar zijn
naar MedMij compatible PGO’s.
De instelling kan voor een testpatiënt aan de auditor aantonen dat het voor patiënten
mogelijk is om de medische gegevens naar een PGO te uploaden.3
|
De gegevens moeten zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 7 werkdagen beschikbaar
zijn in het PGO of op het patiëntenportaal, met uitzondering van informatie waarvan
het verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt zou opleveren4.
|
Procedure
Procedure waaruit blijkt dat de gegevens met maximaal 7 werkdagen vertraging na interne
accordering aan de patiënt worden vrijgegeven via de PGO-leverancier en/of patiëntenportaal.
|
Minimaal 15% van de patiënten die basis ggz-zorg of gespecialiseerde ggz-zorg ontvangen,
die in de periode van 30 dagen een contactmoment hebben gehad bij de instelling, heeft
ingelogd in het eventuele patiëntenportaal en/of gegevens ontsloten naar een PGO.
Dit wordt bepaald op basis van het aantal unieke log-ins ten opzichte van het totaal
aantal patiënten basis-ggz-zorg of gespecialiseerde-ggz-zorg.
|
Rapportage
A: Aantal unieke patiënten met een behandelcontact in een periode van 30 dagen
B: aantal unieke log-ins in het patiënten portaal in een periode van 30 dagen en/of
het aantal uploads naar een PGO door unieke patiënten
B/A*100%= minimaal 15%
Indien medische gegevens worden getoond op een patiëntenportaal, dan moet dat ook
conform zib’s (zie bijlage 1 van de regeling).
|
De beveiliging van de verbinding met het PGO en/of het patiëntenportaal voldoet minimaal
aan beveiligingsniveau eIDAS5 substantieel, indien dit nog niet breed beschikbaar is, dient authenticatie plaats
te vinden met tenminste tweefactorauthenticatie (zoals DigiD in combinatie met sms).
Een lagere betrouwbaarheid is in ieder geval niet aanvaardbaar.
|
Procedure
Bij gebruik van een PGO wordt dit als gevolg van het voldoen aan het MedMij afsprakenstelsel
ondervangen.
Indien gegevens worden getoond op een patiëntenportaal, wordt getoetst of voor de
authenticatie van de patiënt gebruik wordt gemaakt van een inlogmethode dat minimaal
voldoet aan het eIDAS niveau Substantieel (zie punt 3.2.1 van dit handboek). Indien
dit niet op tijd beschikbaar is voldoet DigiD versterkt.
|
1 Dit is een bepaalde informatie-uitwisselingsstandaard. Een uitwisselingsstandaard
is een set van afspraken om uitwisseling van gezondheidsgegevens tussen informatiesystemen
van zorgverleners op elektronische wijze mogelijk te maken. Zodra een uitwisselingsstandaard
in zorginformatiesystemen is ingebouwd, kunnen deze systemen op uniforme wijze met
elkaar communiceren. FHIR (spreek op z’n Engels uit fire) is bij uitstek geschikt
voor het koppelen van verschillende applicaties en apparaten in een persoonlijke gezondheidsomgeving.
https://www.medmij.nl/wp-content/uploads/2017/06/Factsheet-MedMij-FHIR.pdf
2 Als de laboratoria de informatie niet gestructureerd conform zib’s aanbiedt aan de
instelling dan hoeft de instelling deze informatie ook niet conform zib’s (handmatig)
vast te leggen in haar ICT-systemen en in zib-formaat door te zetten naar de patiënt.
3 De instelling moet kunnen aantonen dat het mogelijk is alle gegevens uit de zibs
aan patiënten beschikbaar te stellen. Er geldt een tolerantie van 90%. Dit geldt alleen
voor een testpatiënt, de instelling hoeft alleen de gegevens beschikbaar te stellen
die vastgelegd worden. Conversie van historische data is geen onderdeel van de VIPP
regeling.
4 Zie de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst artikel 7: 448 lid 3 Burgerlijk Wetboek.
5 zie voetnoot 13.
Module B1 Patiënt & medicatie
Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari 2021
medicatievoorschriften digitaal aan kan bieden als vooraankondiging en/of elektronisch
recept.
|
Norm
|
Meetmethode
|
Op 1 februari 2021 heeft de zorginstelling in het EVS geïmplementeerd dat zij recepten
elektronisch kunnen versturen, conform de standaard voor vooraankondiging/elektronisch
recept.
|
Testpatiënt
Beoordelen van het vooraankondigingsbericht a.d.h.v. de eisen zoals vastgelegd in
de standaard vooraankondiging (de voorwaardes zijn beschreven in medicatieproces V9.06
of nieuwer).
Een ggz-instelling die gebruik maakt van een EVS dat reeds in staat is om de vooraankondiging
conform versie 6.12 van de informatiestandaard voor het medicatieproces te versturen,
mag de vooraankondiging ook met deze versie versturen.
|
Minimaal 30% van het totaal aantal recepten of vooraankondigingen in een periode van
30 dagen moet elektronisch verstuurd zijn.
|
Rapportage
A. Totaal aantal uitgeschreven recepten (elektronisch + niet elektronisch) in een
periode van 30 dagen
B. Aantal elektronisch verstuurde recepten dan wel vooraankondigingen in dezelfde
periode.
B/A*100 = minimaal 30%
In geval dat de doelstelling niet wordt behaald om reden dat apotheken niet in staat
zijn de vooraankondiging conform versie 9.06 of hoger te ontvangen, dan volstaat dat
de instelling kan aantonen dat zij in staat is de vooraankondiging wel conform deze
versie te versturen.
|
Module B2 Patiënt & medicatie
Activiteiten die er toe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 februari 2021
gestandaardiseerd digitaal een actueel overzicht van medicatie kan raadplegen als
onderdeel van het medicatieproces en daar medicatieverificatie op uitvoert en ditzelfde
overzicht aan de patiënt kan verstrekken bij ontslag.
|
Norm
|
Meetmethode
|
Op 1 februari 2021 moet, bij minimaal 40% van het aantal klinische patiënten dat in
een periode van 30 dagen is opgenomen, het medicatieoverzicht met verstrekkingsinformatie
van de openbare apotheek die geïntegreerd in het EPD/ EVS opgenomen kan worden, met
de patiënt geverifieerd en geraadpleegd zijn als onderdeel van het medicatieproces.
|
Rapportage
A. Aantal patiënten dat in een periode van 30 dagen opgenomen zijn geweest.
B. Percentage patiënten dat in de regio van de instelling toestemming heeft gegeven
voor opvragen van medicatie (opt-in).
C. Aantal klinische patiënten, die uit de regio komen waarvan een actueel overzicht
van medicatie of verstrekkingsinformatie opgevraagd mag worden binnen de instelling,
die in een periode van 30 dagen opgenomen zijn geweest.
D. Aantal klinische patiënten waarbij verstrekkingsinformatie dan wel een compleet
actueel overzicht van medicatie is geraadpleegd door de zorgverlener in een periode
van 30 dagen.
A * B = C
D ≥ (C * 40%)
|
Op 1 februari 2021 moet, bij minimaal 10% van het aan aantal ambulante patiënten dat
in een periode van 30 dagen een contactmoment heeft gehad in het kader van verzekerde
Basis ggz-zorg of gespecialiseerde ggz-zorg met een psychiater, arts of een andere
ggz-zorgverlener die bevoegd is om medicatie voor te schrijven, het medicatieoverzicht
met de patiënt geverifieerd en geraadpleegd zijn, als onderdeel van het medicatieproces.
|
Rapportage
A. Aantal ambulante patiënten (incl. spoed) die in een periode van 30 dagen een behandelcontact
hebben gehad in het kader van de BGGZ of SGGZ met een medisch specialist (psychiater)
of andere zorgverlener die bevoegd is om medicatie voor te schrijven.
B. Percentage patiënten dat – regio – toestemming heeft gegeven voor opvragen van
medicatie (opt-in).
C. Aantal ambulante patiënten (incl. spoed), die uit de regio komen waarvan een actueel
overzicht van medicatie of verstrekkingsinformatie opgevraagd mag worden binnen de
instelling, die in een periode van 30 dagen een behandelcontact heeft gehad in het
kader van de BGGZ of SGGZ.
D. Aantal ambulante patiënten waarbij verstrekkingsinformatie dan wel een compleet
actueel overzicht van medicatie is geraadpleegd door de zorgverlener in een periode
van 30 dagen.
A * B = C
D ≥ (C * 10%)
|
Op 1 februari 2021 wordt het actuele overzicht van de medicatie digitaal aan de patiënt
verstrekt bij ontslag uit de kliniek en is het overzicht gestandaardiseerd volgens
de structuur zoals gedefinieerd in de informatiestandaard medicatieproces 9.06 of
hoger.
|
Testpatiënt
Beoordelen of een actueel overzicht van medicatie aangeboden kan worden aan de patiënt
en of de informatie overeenkomt met de informatie in het EPD/EVS en conform de structuur
van medicatieproces 9.06 of hoger.
|
Op 1 februari 2021 moet minimaal de standaard voor het registreren van medicatieafspraken
in het EPD of EVS zijn geïmplementeerd en worden medicatie afspraken volgens deze
standaard vastgelegd en, indien de patiënt daar expliciet toestemming voor geeft,
beschikbaar gesteld voor raadpleging door andere zorgverleners.
|
Testpatiënt
Beoordelen of medicatieafspraak wordt vastgelegd conform de standaard medicatie afspraak.
Beoordelen of de medicatieafspraak is aangemeld op een regionaal of landelijk uitwisselingssysteem.
|
Module C1 Patiënt en eHealth
Activiteiten die ertoe leiden dat ggz-instellingen op 1 februari 2021 meer gebruik
maken van e-health modules als onderdeel van de behandeling
|
Norm
|
Meetmethode
|
Minimaal 10% van de patiënten, die in de afgelopen 90 dagen een behandelcontact hebben
gehad in het kader van de BGGZ of SGGZ bij de instelling, maakt aantoonbaar gebruik
van een eHealth module1.
|
Rapportage
A: Aantal patiënten met een behandelcontact in de afgelopen 90 dagen
B: Aantal patiënten dat aantoonbaar2 gebruik maakt van een eHealth module
B / A * 100% = minimaal 10%
|
Er zijn tenminste drie onafhankelijk van elkaar opgestelde reviews door professionals
geleverd aan de wegwijzer voor eHealthtoepassingen.
|
Rapportage
De instelling kan de geleverde reviews aan de auditor laten zien.
De reviews voldoen aan de richtlijnen die in het project voor de wegwijzer voor eHealthtoepassingen
worden opgesteld.
|
1 Een eHealth toepassing is onderdeel van de behandeling, de data die met de eHealth
toepassing verzameld wordt, wordt gebruikt in het zorgproces. Het kan bijvoorbeeld
gaan om (een combinatie van) instructies, vragenlijsten, virtual reality en bewegend
beeld in interactie met de patiënt.
2 Er is sprake van aantoonbaar gebruik als de patiënt minimaal 3 keer heeft ingelogd
op de eHealth module of minstens 80% van de eHealth module doorlopen heeft.
Module C2
Activiteiten die ertoe leiden dat ggz-instellingen op 1 februari 2021 meer gebruik
maken van eHealth modules als onderdeel van de behandeling en activiteiten die ertoe
leiden dat op 1 februari 2021 gegevens die worden verzameld met eHealth modules getoond
kunnen worden in het EPD.
|
Norm
|
Meetmethode
|
Minimaal 15% van de patiënten, die in de afgelopen 90 dagen een behandelcontact hebben
gehad in het kader van de BGGZ of SGGZ bij de instelling, maakt aantoonbaar gebruik
van een eHealth module.
|
Rapportage
A: Aantal patiënten met een contactmoment in de afgelopen 90 dagen
B: Aantal patiënten dat aantoonbaar gebruik maakt van een eHealth module
B / A * 100% = minimaal 15%
|
Op 1 februari 2021 kunnen instellingen door de patiënt verzamelde gegevens uit eHealth
modules, tonen binnen het EPD
|
Testpatiënt
De instelling kan aan de auditor laten zien dat gegevens vanuit eHealth modules getoond
kunnen worden in het EPD.
|
De gegevens van minimaal 10% van alle patiënten die verzameld worden met een eHealth
module en die een behandelcontact in het kader van Generalistische Basis GGZ of Gespecialiseerde
GGZ hebben gehad, in een periode van 90 dagen, kunnen getoond worden binnen het EPD.
|
Rapportage
A: Aantal patiënten dat de afgelopen 90 dagen een behandelcontact heeft gehad
B: Aantal patiënten dat in de doelgroep (de patiënten waarbij de eHealthmodule binnen
de behandeling worden ingezet) van de eHealth modules valt, waarvan de gegevens in
het EPD getoond kunnen worden en die in de afgelopen 90 dagen een behandelcontact
heeft gehad
B / A * 100% = minimaal 10%
|
Er zijn tenminste drie onafhankelijk van elkaar opgestelde reviews door professionals
geleverd aan de wegwijzer voor eHealthtoepassingen
|
Rapportage
De instelling kan de geleverde reviews aan de auditor laten zien.
De reviews voldoen aan de richtlijnen die in het project voor de wegwijzer voor eHealthtoepassingen
worden opgesteld.
|
3.1.1. Authenticatieniveau
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Het in dit handboek gebruikte authenticatieniveau substantieel is overgenomen van
Europese eIDAS-Verordening (EU) 2014/910. Uiteindelijk moet het authenticatieniveau
naar hoog, maar dit is bij publicatie van de regeling nog niet beschikbaar, daarom
volstaat substantieel. Een omschrijving van de specificaties waar de authenticatie
aan moet voldoen om substantieel te zijn, zijn omschreven in de uitvoeringsverordening 2015/1502 van de Europese Commissie. U kunt tevens meer informatie vinden op: https://www.eherkenning.nl/inloggen-met-eherkenning/leveranciers.
Op dit moment zijn in Nederland nog geen middelen op substantieel of hoog niveau breed
beschikbaar. Wanneer deze middelen niet op tijd beschikbaar zijn, dient authenticatie
plaats te vinden met tenminste tweefactorauthenticatie (zoals DigiD in combinatie
met sms). Een lagere betrouwbaarheid is in ieder geval niet aanvaardbaar. Een voorbeeld
hiervan is DigiD versterkt.
3.1.2. Standaarden voor digitale toegankelijkheid
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Om ervoor te zorgen dat de medische informatie ook toegankelijk is voor mensen met
een (visuele) beperking dient de instelling een analyse te maken hoe de digitale toegankelijkheidsnormen
zo volledig mogelijk worden toegepast bij het systeem waarmee patiënten hun informatie
naar zich toe kunnen halen en bij de inzet van e-health. Deze toegankelijkheidsnormen
zijn vastgelegd in de Web Content Accessibility Guidelines (WCAG 2.0 niveau AA). De
instelling maakt via een toegankelijkheidsverklaring op haar website kenbaar in welke
mate zij aan de eisen voldoen. De toegankelijkheidsnormen en de model toegankelijkheidsverklaring
zijn te vinden op de website www.digitoegankelijk.nl.
3.2. Onderzoekswijze
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De IT-auditor voert zijn werkzaamheden in principe uit in lijn met geldende vaktechnische
voorschriften. De IT-auditor is vanuit de privacywetgeving niet bevoegd om in het
dossier van de patiënt te kijken of daadwerkelijk de relevante medische gegevens (gestandaardiseerd)
zijn uitgewisseld met de patiënt of de zorgverlener. Daarom zal de methodiek bestaan
uit twee onderdelen, testpatiënten en rapportages. De testpatiënt methodiek (fictieve
patiënten met representatieve gegevens) wordt toegepast indien toetsing nodig is op
individueel patiëntniveau. Bijvoorbeeld om de inhoud van de medische gegevensset die
aan patiënten beschikbaar wordt gesteld te toetsen. De rapportage methodiek wordt
toegepast indien toetsing nodig is op groepen patiënten. Bijvoorbeeld om de gebruikspercentages
van een patiëntenportaal te meten of het aantal verzonden recepten.
Algemene toets vereisten, zoals vermeld in dit handboek, en de matrix ondersteunen
het consistent toetsen en rapporteren over de behaalde subsidiedoelstellingen.
3.2.1. Testpatiënten
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De testpatiënt casussen worden ingevoerd in een omgeving die de productieomgeving
zo goed als mogelijk benadert. In de toets worden een testpatiënt gebruikt waarmee
de te toetsen onderdelen van de subsidiedoelstellingen kunnen worden vastgesteld.
Op basis van de normen moeten voor de testpatiënten de volgende gegevens minimaal
te toetsen zijn:
-
• De patiënt heeft klinische en/of ambulante contacten (in het kader van de generalistische
basis ggz of specialistische ggz);
-
• De patiënt heeft recente medische gegevens;
-
• De patiënt heeft gegevens ten aanzien van de zibs voor de ggz (zie bijlage 1 bij het
Besluit vaststelling beleidsregels subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling
Patiënt en Professional fase 3);
-
• De patiënt heeft medicatie voorgeschreven gekregen;
-
• De patiënt heeft uitgaande correspondentie, zoals een verwijsbrief, eindbrief of evaluatiebrief;
-
• De patiënt heeft ROM-uitslagen
3.2.2. Systeem rapportages
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De onderdelen die niet getoetst kunnen worden op basis van individuele testpatiënt
casussen zullen worden getoetst aan de hand van rapportages uit het EPD/EVS en eventueel
het patiëntenportaal. Dit is van toepassing voor het aantonen van de actuele patiënten
en medicatie(regel) aantallen en het gebruik van het patiëntenportaal dan wel download.
Het is de verantwoordelijkheid van het management van de ggz instelling dat deugdelijke
rapporten beschikbaar zijn, die gebaseerd zijn op betrouwbare gegevens, documentatie,
observaties of andere werkzaamheden ter onderbouwing van de rapportages.
Bij het beoordelen van de rapportages dient de IT-auditor de relevantie en betrouwbaarheid
van de informatie die gebruikt zal worden als assurance-informatie in overweging te
nemen. Het is mogelijk dat informatie die verkregen is uit één bron inconsistent is
met de informatie verkregen uit een andere bron. Verder is het mogelijk dat de IT-auditor
twijfels heeft over de betrouwbaarheid van informatie die voor de beoordeling wordt
gebruikt. In die gevallen dient hij te bepalen welke aanpassingen of toevoegingen
aan de werkzaamheden nodig zijn om de aangelegenheid op te lossen en dient hij het
eventuele effect van de aangelegenheid op andere aspecten van de opdracht in aanmerking
te nemen.
Module A: patiënt en informatie
-
• Het aantal patiënten dat in een periode van 30 dagen contact heeft gehad met de zorginstelling
in het kader van de SGGZ of BGGZ.
-
• Het aantal unieke patiënten wat daadwerkelijk ingelogd heeft in het patiëntenportaal
en/of gegevens heeft opgevraagd om te uploaden naar een PGO in een periode van 30
dagen
Module B: patiënt en medicatie
-
• Aantal ambulante patiënten (incl. spoed) die in een periode van 30 dagen zorgcontact
hebben gehad;
-
• Aantal ambulante patiënten (incl. spoed), waarvan een actueel overzicht van medicatie
of verstrekkingsinformatie opgevraagd mag worden binnen de instelling, die in een
periode van 30 dagen zorgcontact hebben gehad;
-
• Aantal klinische patiënten die in een periode van 30 dagen opgenomen zijn;
-
• Percentage patiënten dat toestemming heeft gegeven voor het opvragen van medicatie
(opt-in), (dit kan door de IT auditor worden nagegaan bij VZVZ);
-
• Aantal klinische patiënten, waarvan een actueel overzicht van de medicatie of verstrekkingsinformatie
opgevraagd is, die in een periode van 30 dagen opgenomen zijn geweest;
-
• Aantal klinische patiënten dat in een periode van 30 dagen ontslagen is uit de instelling;
-
• Aantal klinische patiënten dat in een periode van 30 dagen ontslagen is uit de instelling
en ontslagmedicatie kreeg voorgeschreven;
-
• Aantal ambulante patiënten (incl. spoed) waarbij verstrekkingsinformatie dan wel een
compleet actueel overzicht van medicatie is geraadpleegd door de zorgverlener in een
periode van 30 dagen;
-
• Aantal klinische patiënten waarbij verstrekkingsinformatie dan wel een compleet actueel
overzicht van medicatie is geraadpleegd door de zorgverlener in een periode van 30
dagen;
-
• Aantal voorgeschreven receptregels (elektronisch+ niet elektronisch) in de instelling
in een periode van 30 dagen;
-
• Aantal elektronisch voorgeschreven receptregels die elektronisch zijn verstuurd.
Module C: patiënt en eHealth
-
• Het aantal patiënten dat aantoonbaar gebruik heeft gemaakt van een eHealth module tijdens de behandeling in een periode van 90
dagen;
-
• Het aantal patiënten dat een behandelcontact heeft gehad in het kader van de BGGZ
of SGGZ in een periode van 90 dagen;
-
• Aantal patiënten dat in de doelgroep (de patiënten waarbij de eHealthmodule binnen
de behandeling worden ingezet) van de eHealth modules valt, waarvan de gegevens in
het EPD getoond kunnen worden en die in de afgelopen 90 dagen een behandelcontact
heeft gehad in het kader van de BGGZ of SGGZ.
3.2.3. Voorbereiding ggz instelling
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De instelling moet bij aanvang van de toets de volgende zaken faciliteren:
-
• Inrichting van testpatiënten;
-
• Beschikbaarheid procesbeschrijvingen t.a.v. inzage medische gegevens
-
• Beschikbaarheid rapportage EPD/EVS;
-
• Beschikbaarheid rapportage download/patiëntenportaal;
-
• Beschikbaarheid rapportage gebruik eHealth toepassingen;
-
• Aanvullende door de instelling relevant geachte documentatie.
3.3. Uitvoering
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Om de toetsen onderling zoveel mogelijk vergelijkbaar te laten zijn, zijn kernactiviteiten
opgesteld voor het uitvoeren van de toets.
Ggz instelling
De ggz instelling kan de VIPP GGZ toets aan de hand van dit handboek door een Register
EDP-Auditor [RE] laten uitvoeren. Aan de hand van de normen moet de instelling de
techniek, functionaliteit en output van de desbetreffende systemen laten toetsen.
IT-Auditor
Om de VIPP GGZ resultaten en procedures te beoordelen voert de auditor in lijn met
vaktechnische voorschriften van de NOREA de volgende stappen uit:
-
• De onafhankelijke auditor informeert zich over de te beoordelen instelling: organisatiestructuur,
omvang, locatie(s), IT-omgeving, zorgprocessen, enzovoort om begrip van de organisatie
te krijgen. De auditor gebruikt o.a. het jaarverslag, het organogram en eventueel
verkennende gesprekken met stakeholders in de instelling.
-
• De auditor is bekend met ‘Besluit vaststelling beleidsregels subsidiëring Versnellingsprogramma
Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional fase 3’, de normen en meetmethodes
zoals vermeld in de beoordelingsmatrix en dit handboek.
-
• De auditor verkent de behaalde resultaten van een instelling door gebruik te maken
van verschillende bronnen. Deze zijn soms expliciet als formeel document aanwezig
en soms impliciet. Het laatste blijkt dan uit een of meerdere interviews, handelingen
of uit systeemfunctionaliteit.
-
• De auditor beschrijft vanuit deze verkenning uit te voeren deelwaarnemingen, te inspecteren
documenten en indien nodig aanvullende interviews.
-
• De auditor voert het veldwerk uit. De resultaten van (deel)waarnemingen (bevindingen)
worden indien mogelijk door de auditor direct teruggekoppeld en bevestigd door zowel
de auditee als de auditor om latere discussie te vermijden. Als formele interviewverslagen
worden gemaakt worden deze op basis van het ‘hoor-en-wederhoor’ principe ter afstemming
aan de gespreksdeelnemers aangeboden.
-
• De auditor beoordeelt de huidige situatie van de instelling t.a.v. de te toetsen VIPP
GGZ module(s) door elk normelement van de aangevraagde module te beoordelen met behulp
van de beoordelingsmatrix.
-
• Aan de hand van de normelementen, de aangeleverde documentatie en het werkbezoek eventueel
aangevuld met extra bewijsmateriaal volgt de auditor bij het beoordelen van de behaalde
resultaten de beoordelingsmatrix en voert bij elk onderdeel de volgende stappen uit:
-
° Gaat na of de instelling voor het normelement de relevante onderdelen heeft geïmplementeerd
en gebruikt;
-
° Gaat na of sprake is van niet geïmplementeerde doelstellingen zonder argumentatie;
-
° Gaat na of het behaalde resultaat waarneembaar en verifieerbaar is (middels interviews,
waarnemingen, documenten). De auditor:
-
• brengt dan in beeld welk (deel van) het element/ criterium van toepassing is;
-
• brengt in beeld welke onderdelen van toepassing zijn;
-
• toetst aan de hand van het bewijsmateriaal of en in welke mate aan de betreffende
norm (of onderdelen daarvan) wordt voldaan waarbij de beoordelingsmatrix als uitgangspunt
wordt genomen.
-
° Gaat na of sprake is van mogelijke tekortkomingen en zo ja op welk gebied;
-
° Koppelt de bevindingen terug indien dat het geval is;
-
° Legt het resultaat vast door middel van een Assurance-rapportage;
-
° Meldt in de rapportage eventueel waargenomen tekortkomingen.
-
• De auditor scoort het resultaat/ de bevindingen volgens de beoordelingsmatrix
Aandachtspunten:
-
– De auditor zal eventuele tegenstrijdigheden in documentatie, interviews, waarnemingen
en/of door het ontbreken van documenten in eerste instantie trachten op te lossen
of tenminste te verklaren.
-
– Uitvoering van verbeterpunten en opvolging van tekortkomingen kunnen in een (eventuele)
volgende toets worden getoetst.
3.4. Rapportage
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De specifieke bevindingen en conclusies over de huidige situatie ten aanzien van de
VIPP GGZ doelstellingen van een ggz instelling zullen door de IT-auditor worden teruggekoppeld
in de beoordelingsmatrix aan de ggz instelling.
Als eindverslag van de VIPP GGZ dient door de ggz instelling de rapportage van het
VIPP-assessment te worden overlegd, inclusief het oordeel van de IT-auditor. De ggz
instelling dient dit vervolgens in bij VWS in te dienen ter verantwoording op de verkregen
subsidiegelden.
bijlage 1: verplichte zibs
Zie bijlage 1 van BIJLAGE BIJ HET BESLUIT VASTSTELLING BELEIDSREGELS SUBSIDIËRING VERSNELLINGSPROGRAMMA
INFORMATIE-UITWISSELING PATIËNT EN PROFESSIONAL FASE 3
Bijlage 2: definities
Zie Hoofdstuk 1 van BIJLAGE BIJ HET BESLUIT VASTSTELLING BELEIDSREGELS SUBSIDIËRING VERSNELLINGSPROGRAMMA
INFORMATIE-UITWISSELING PATIËNT EN PROFESSIONAL FASE 3