Bijlage bij het Besluit vaststelling beleidskader inzake subsidiëring van patiënten-
en gehandicaptenorganisaties
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Beleidskader (986679-152755-MC) voor subsidiëring van patiënten- en gehandicaptenorganisaties
Uitgangspunten subsidiemogelijkheden en beoordelingskader voor subsidieaanvragen
Behorend bij de Visiebrief ‘Bundel je kracht, samen sterk’ en de brief ‘Beleidsdoorlichting positie cliënt’
Het beleidskader is vastgesteld op 1 juli 2011, laatstelijk gewijzigd op en vervalt
per 1 januari 2019
Inhoudsopgave
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Voorwoord
|
2
|
|
|
Hoofdstuk 1 – Inleiding 5
|
3
|
|
|
Hoofdstuk 2 – Uitgangspunten subsidiebeleid
|
4
|
|
|
Hoofdstuk 3 – Subsidiestroom 1
|
7
|
|
|
Hoofdstuk 4 – Subsidiestroom 2
|
12
|
|
|
Hoofdstuk 5 - Subsidiestroom 3
|
16
|
Voorwoord
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Dit beleidskader beschrijft de mogelijkheden voor het verstrekken van subsidies aan
patiënten- en gehandicaptenorganisaties (hierna: pg-organisaties). In aanvulling op
de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bevat het de criteria waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor
subsidie. Tevens wordt duidelijk gemaakt hoe het subsidiebedrag wordt bepaald. In
dit beleidskader komen achtereenvolgens aan bod: de inleiding (Hoofdstuk 1), de uitgangspunten
(Hoofdstuk 2) en de uitwerking van de drie subsidiestromen (Hoofdstuk 3, Hoofdstuk
4 en Hoofdstuk 5).
Terugblik
In de Visiebrief ‘Bundel je kracht, samen sterk’, van 20 mei 2011 zijn door de minister en staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
de contouren geschetst van het beleid voor het verstrekken van subsidies aan pg-organisaties
op grond van de toen geldende Kaderregeling VWS-subsidies. Dit beleidskader, dat aan
de Tweede Kamer is gezonden, geeft een nadere uitwerking van die contouren.
Aanleiding voor dit beleidskader:
-
− de uitwerking van de visiebrief ‘Bundel je kracht, samen sterk’ van 20 mei 2011;
-
− evaluatie van het subsidiebeleid en Subsidieregeling PGO van 13 mei 2011;
-
− kabinetskeuzes voor bezuinigingen en budgettaire korting van 20 mei 2011;
-
− vervanging van de Subsidieregeling VWS-subsidies door de Kaderregeling VWS-subsidies ter implementatie van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking.
Herziening juni 2012
In het beleidskader van 1 juli 2011 is een herziening aangekondigd vanwege het voornemen
één pg-organisatie per aandoening of beperking te subsidiëren. Naar aanleiding daarvan
is het beleidskader aangepast. De doorgevoerde wijzigingen en uitwerking betreffen:
-
• (Hoofdstuk 2): Het voornemen om pg-organisaties tot krachtenbundeling aan te sporen
door maximaal één pg-organisatie per aandoening of beperking te subsidiëren is heroverwogen
op basis van de uitkomsten van consultatie van het veld. In plaats daarvan krijgen
pg-organisaties de ruimte om zelf te bepalen hoe zij die krachtenbundeling willen
realiseren.
-
• (Hoofdstuk 2): Vereenvoudiging van het indienen van activiteitenplan en begroting.
-
• (Hoofdstuk 3): Organisaties die al een slag gemaakt hebben in de gewenste richting
door te fuseren worden hiervoor beloond. Daarbij wordt het uitgangspunt gehanteerd
dat bij fusie de bedragen van de fuserende instellingen bij elkaar worden geteld (‘hebben
is houden’).
-
• (Hoofdstuk 3): Beleid rond toetreders ontstaan uit splitsing.
-
• Redactionele wijzigingen ter verduidelijking van het kader en uniformering van taalgebruik.
Het gewijzigde beleidskader is 18 juni 2012 vastgesteld.
Herziening juni 2013
De aanleiding voor de aanpassing van het beleidskader in 2013 is een vereenvoudiging
van de wijze van verstrekken van de instellingssubsidies voor lotgenotencontacten
en informatievoorziening (subsidiestroom 1). De subsidie wordt verleend, 100% bevoorschot
en daarna ambtshalve vastgesteld. De keuze voor dit subsidiearrangement heeft als
gevolg dat er geen begroting met de aanvraag hoeft te worden meegestuurd en er geen
aanvraag tot vaststelling hoeft te worden ingediend. Wel kunnen er steekproefsgewijze
controles met betrekking tot het uitvoeren van de activiteiten plaatsvinden alvorens
de subsidie wordt vastgesteld.
Een andere wijziging voor deze subsidie is dat het minimum bedrag van € 25.000,– is
vervallen.
Verder is het nu mogelijk om vouchers niet alleen voor de start van een project in
te zetten, maar ook tijdens een project (subsidiestroom 2).
Het gewijzigde beleidskader is 28 juni 2013 vastgesteld.
Herziening juni 2016
De aanleiding voor de aanpassing van het beleidskader in 2016 is de kamerbrief ‘Beleidsdoorlichting
positie cliënt’. In het licht van een meer fundamentele herziening per 1 januari 2019, wordt het
beleidskader tot 1 januari 2019 vastgesteld. De aan te vragen instellingssubsidie
voor lotgenotencontact en informatievoorziening (subsidiestroom 1) wordt verhoogd
met € 10.000,–. Een pg-organisatie kan daarmee maximaal € 45.000,– aanvragen. Ook
wordt het doel uitgebreid waarvoor deze instellingssubsidie kan worden ingezet. De
instellingssubsidie kan, naast lotgenotencontact en informatievoorziening, ook worden
ingezet voor (aandoeningspecifieke) belangenbehartiging. Ten slotte wordt bij een
subsidieaanvraag van € 25.000,– of meer een activiteitenplan en een begroting gevraagd.
Om de subsidie vast te stellen wordt bij de verantwoording een verklaring inzake werkelijke
kosten gevraagd, waarin ook dient te worden aangetoond dat de activiteiten waarvoor
subsidie is verstrekt zijn verricht, voorzien van een korte toelichting.
In het licht van een meer fundamentele herziening per 1 januari 2019, wordt het beleidskader
tot 1 januari 2019 vastgesteld. De beleidsdoorlichting positie cliënt doet aanbevelingen
voor verbeteringen voor de korte termijn en geeft daarnaast reden om fundamenteel
naar het beleidskader te kijken. Gezien de beperkte tijd die er is om het beleidskader
voor 1 januari 2017 aan te passen en het feit dat de voucherprojecten per 1 januari
2019 aflopen, is ons voornemen in samenspraak met de stakeholders het beleidskader
per 1 januari 2019 fundamenteel te herzien.
Hoofdstuk 1 – Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
1.1. Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Het uitgangspunt van de gezondheidszorg in Nederland is dat mensen met een aandoening
of beperking (hierna te noemen ‘cliënt’) centraal staan bij het kiezen van zorg waarbij
de zorg betaalbaar, kwalitatief goed en toegankelijk moet blijven. Daarnaast is het
streven dat cliënten hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen en zo volwaardig
mogelijk kunnen deelnemen aan de maatschappij. Bij pg-organisaties zijn dagelijks
vele vrijwilligers actief die vanuit hun eigen ervaringen mensen begeleiden of ondersteunen.
Pg-organisaties zijn van en voor cliënten, luisteren naar cliënten, brengen ervaringen
bij elkaar en maken die toegankelijk voor anderen. Op die wijze dragen pg-organisaties
bij aan een betere positie van de cliënt zodat deze zelf kan kiezen hoe hij de regie
op zijn eigen leven wil voeren, betere kwaliteit van zorg krijgt en maatschappelijk
kan participeren.
Het verbeteren van kwaliteit van zorg door middel van de inbreng van cliëntervaringen
is een belangrijk speerpunt in het aangekondigde beleid. Zorg van goede kwaliteit
is zorg die aansluit op de behoefte en wensen van cliënten, zodat zij zo lang mogelijk
maatschappelijk kunnen participeren. Om ook in de toekomst te kunnen blijven zorgen
voor betaalbare zorg heeft het kabinet kritisch gekeken naar de beschikbare middelen.
Het kabinet ziet het als haar rol om door middel van subsidies autonome private organisaties
in staat te stellen een bijdrage te laten leveren aan deze beleidsdoelstellingen.
Daarbij is het niet de inzet van het kabinet om instandhouding te financieren. Organisaties
ontlenen hun legitimiteit en zeggingskracht aan het feit dat zij leden en donateurs
hebben die bereid zijn bij te dragen aan de instandhouding van organisaties. Daarbij
beschikken de pg-organisaties ook over een schat aan informatie die voor derden aantrekkelijk
is. Pg-organisaties zouden idealiter ook een vergoeding van derden moeten kunnen ontvangen
voor hun dienstverlening.
Uit de evaluatie van de Subsidieregeling PGO van 13 mei 2011 blijkt dat het mogelijk is om met minder middelen meer te bereiken. In het beleidskader
is daarom meer focus aangebracht in de organisaties die voor subsidie in aanmerking
komen, activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, en een efficiënte en effectieve
uitvoering van deze activiteiten. Uit de beleidsdoorlichting ‘Positie cliënt’ en tevens
evaluatie van het beleidskader blijkt dat het gevoerde beleid doelmatig en redelijk doeltreffend is geweest.
1.2. Doel van het beleidskader
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Dit beleidskader bevat een uitwerking van het subsidiebeleid voor pg-organisaties
en stelt beleidsregels voor de uitvoering ervan. Met het subsidiëren van pg-organisaties
wordt gestreefd naar effectief en efficiënt werkende organisaties, die samen activiteiten
uitvoeren, zodat cliënten hun rol in het zorgstelsel en ten behoeve van maatschappelijke
participatie optimaal kunnen innemen. Met dit beleidskader willen wij, de minister
en de staatssecretaris van VWS, organisaties aan de ene kant een bijdrage bieden in
de vorm van een structurele basis, maar hen aan de andere kant ook aanzetten tot en
belonen voor samenwerking. Cliënten bezitten unieke ervaringskennis en kunnen door
deze effectief in te zetten, zorgen voor betere kwaliteit van zorg en maatschappelijke
participatie die is gericht op hun wensen en behoeften.
De subsidies worden verstrekt op grond van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Vanzelfsprekend is ook de Algemene wet bestuurrecht van toepassing.
Hoofdstuk 2 – Uitgangspunten subsidiebeleid
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
2.1. Algemene uitgangspunten van het subsidiebeleid
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Het subsidiebeleid is gebaseerd op een aantal algemene uitgangspunten (zie ook paragraaf
4 in de visiebrief ‘Bundel je kracht, samen sterk’):
-
a) Subsidie wordt alleen verstrekt aan landelijk werkende organisaties die activiteiten
uitvoeren in het directe belang en vanuit het perspectief van cliënten uit het hele
land, dus met een nationale dekking.
-
b) Er wordt subsidie verstrekt aan organisaties die zich richten op groepen van mensen
met een aandoening dan wel een lichamelijke of verstandelijke functiebeperking. Dit hoeven geen groepen van mensen met een gelijke aandoening of beperking te zijn.
Organisaties kunnen zich ook richten op een groep van mensen die in de zorg of het
dagelijks leven met dezelfde vraagstukken en belemmeringen geconfronteerd worden vanwege
een of meerdere aandoeningen of beperkingen.
-
c) Pg-organisaties zijn vrij te bepalen hoe zij zich organiseren, welke activiteiten
zij uitvoeren en op welk niveau. Om voor subsidie in aanmerking te komen worden echter
enkele eisen gesteld.
-
d) Subsidieverstrekking vindt plaats om enerzijds een structurele bijdrage te leveren
aan de uitvoering van activiteiten om cliënten hun rol in de stelsels van zorg en
ondersteuning effectief te laten vervullen en activiteiten te verrichten om de maatschappelijke
participatie van cliënten te optimaliseren. Anderzijds dient de subsidieverstrekking
om samenwerking en krachtenbundeling van organisaties te stimuleren met als doel een
sterkere positie van de cliënt.
-
e) Er worden alleen subsidies verstrekt die doeltreffend en doelmatig zijn en bijdragen
aan het realiseren van de doelstellingen van dit beleidskader.
-
f) Versnippering zal verder worden beperkt en samenwerking zal worden gestimuleerd. Er
wordt gestreefd naar pg-organisaties die:
-
○ hun krachten bundelen,
-
○ meer slagkracht hebben doordat zij een grotere doelgroep vertegenwoordigen,
-
○ hun kennis onderling delen,
-
○ beproefde instrumenten en methodieken effectief inzetten en laten doorontwikkelen.
-
g) De hoogte van de subsidie is niet afhankelijk van de ernst of het voorkomen van de
aandoening of beperking of het aantal leden of donateurs – zolang de organisatie maar
minimaal 100 leden of donateurs heeft. De hoogte van de subsidie kan wel gaan variëren
als organisaties hun krachten bundelen door te fuseren.
-
h) Het cliëntenbelang kan beter en efficiënter worden bediend door een organisatie die
zich op een grotere doelgroep richt van mensen die met gelijke vraagstukken te maken
hebben, dan door een groot aantal kleine organisaties die allemaal dezelfde soort
activiteiten ontplooien voor kleine meer specifieke doelgroepen.
-
i) Pg-organisaties worden gestimuleerd om nadere samenwerking bottom-up te organiseren,
mede met inzet van vouchers.
-
j) De ervaring leert dat er jaarlijks nieuwe initiatieven worden gestart door mensen
die vanuit hun eigen persoonlijke ervaringen willen bijdragen aan betere zorg en ondersteuning
voor anderen. Het is wenselijk dat deze nieuwe initiatieven bijdragen aan krachtenbundeling
en een effectievere cliëntenbeweging. De organisaties die op basis van dit kader subsidie
ontvangen vertegenwoordigen samen alle mogelijke doelgroepen van mensen met aandoeningen
of beperkingen. Dit betekent dat nieuwe initiatieven aansluiting kunnen zoeken bij
reeds gesubsidieerde organisaties die zich op een gelijke of verwante doelgroep richten
of bij een samenwerkingsverband dat zich op een bredere groep richt waar de doelgroep
van de organisatie onderdeel van uitmaakt. Reeds gesubsidieerde organisaties dienen
een doelgroep immers zo goed mogelijk te representeren.
-
k) Het is derhalve onwenselijk en onnodig om aan voornoemde initiatieven subsidie te
verstrekken.
Nieuwe, althans niet eerder gesubsidieerde organisaties, komen alleen dan in aanmerking
voor subsidie als zij voldoen aan de aanvullende eisen gesteld in paragraaf 3.2.2
tot en met 3.2.4.
2.2. Subsidiestromen
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De subsidieverstrekking vindt plaats door middel van een beperkt aantal financiële
stromen, namelijk voor:
-
1. het bijdragen aan het delen van ervaringskennis door middel van informatievoorziening,
lotgenotencontact en (aandoeningspecifieke) belangenbehartiging. Aan pg-organisaties
worden instellingssubsidies verstrekt voor de versterking van de positie van de cliënt
op individueel niveau;
-
2. het gezamenlijk bijdragen aan de werking van zorg, ondersteuning en maatschappelijke
participatie door het inbrengen van cliëntervaringen, voor de versterking van de positie
van de cliënt op collectief niveau.
Er worden subsidies verstrekt voor projecten waarin pg-organisaties hun krachten bundelen,
zodat er voldoende kritische massa ontstaat om de stem van cliënten te laten horen;
-
3. een regierol bij het positioneren van ervaringsdeskundigheid en het bevorderen van
samenhang ten aanzien van zorg en maatschappelijke participatie, voor de versterking
van de cliënt op institutioneel niveau.
Deze subsidie wordt verstrekt aan de organisaties die samen de koepels van het pg-veld
vormen. Zij ontvangen elk een instellingssubsidie en daarnaast wordt een extra projectsubsidie
verstrekt als zij gezamenlijk een regierol oppakken. Een deel van deze regierol is
specifiek bedoeld voor de coördinatie die nodig is om de inbreng van ervaringsdeskundigheid
door aandoening- of beperkingspecifieke pg-organisaties aan te laten sluiten bij de
agenda en prioriteiten van het Kwaliteitsinstituut. In de volgende hoofdstukken is
een nadere uitwerking opgenomen van deze drie subsidiestromen.
2.3. Criteria
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
In dit beleidskader zijn verschillende soorten criteria opgenomen.
Criteria voor organisaties zijn:
Criteria die samenhangen met de uitvoering van activiteiten, zijn:
-
3.
inhoudelijke criteria: specifieke eisen die van toepassing zijn op de activiteiten zelf;
-
4.
kwaliteitscriteria: algemene eisen die van toepassing zijn op de wijze van verrichten en verantwoorden
van de activiteiten.
Indien van toepassing, is per subsidiestroom aangegeven welke specifieke criteria
en eisen van toepassing zijn. Per subsidiestroom zijn daarnaast aanvullende eisen
gesteld. In dat geval is ook aangegeven wanneer deze van toepassing zijn.
2.3.1. Drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De organisatie beschikt over:
-
a) een administratie van leden en donateurs, dan wel lidorganisaties of aangesloten organisaties
in geval van samenwerkingsverbanden, platforms en koepels;
-
b) een deugdelijke financiële administratie indien de organisatie een instellingssubsidie
van € 25.000 of meer ontvangt;
-
c) een gedragscode met interne regels voor omgangsvormen (bijvoorbeeld integriteitbeleid);
-
d) een regeling waarin -voor zover van toepassing- de invloed en zeggenschap van leden,
donateurs, stakeholders en derde partijen (sponsors) transparant is vastgelegd;
-
e) een interne klachtenregeling.
2.3.2. Organisatiecriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Pg-I-organisaties zijn pg-organisaties die samen alle mogelijke doelgroepen van mensen met aandoeningen
of beperkingen vertegenwoordigen en een instellingssubsidie kunnen aanvragen op grond
van subsidiestroom 1. De organisatiecriteria voor pg-I-organisaties om in aanmerking te komen voor een instellingssubsidie op grond van subsidiestroom
1 zijn als volgt.
Voor een instellingssubsidie op grond van subsidiestroom 1 voldoet de organisatie
aan de volgende eisen:
-
a) de organisatie is een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid naar
Nederlands recht.
-
b) De organisatie heeft geen winstoogmerk.
-
c) De organisatie heeft een landelijk bereik.
-
d) De organisatie richt zich blijkens statuten en activiteiten primair en rechtstreeks
op individuele cliënten door middel van onder meer lotgenotencontact en informatievoorziening. Dat doet de organisatie vanuit het perspectief
van de cliënten zelf, rekening houdend met hun specifieke aandoening- of beperkinggerichte
behoeften, hun belangen en hun positie in de Nederlandse samenleving.
-
e) De organisatie mag zich blijkens statuten en activiteiten ook richten op familieleden
in de eerste graad (ouders of kinderen) of hun wettelijke vertegenwoordigers. Dat
komt vooral voor wanneer cliënten vanwege de aard van de aandoening of beperking structureel
niet in staat zijn om zelfstandig gebruik te maken van lotgenotencontact en informatievoorziening.
Organisaties die zich uitsluitend richten op familieleden of wettelijke vertegenwoordigers
of hun positie of belangen, zijn geen pg-organisatie in de zin van dit beleidskader.
-
f) De organisatie beschikt in het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag (peildatum:
1 september) over tenminste honderd unieke leden en/of donateurs, die per kalenderjaar elk tenminste € 25 bijdragen.
Pg-II-organisaties richten zich primair op organisaties door de belangen van de bij haar aangesloten
organisaties te behartigen. Pg-II-organisaties ontvangen geen instellingssubsidie,
maar kunnen wel een projectsubsidie aanvragen en daarmee de verantwoordelijkheid voor
een project op zich nemen. De organisatiecriteria voor pg-II-organisaties om subsidieontvanger te zijn van een voucherproject op grond van subsidiestroom 2
zijn als volgt.
Voor een projectsubsidie op grond van subsidiestroom 2 voldoet een pg-organisatie
aan de bovengestelde eisen voor een instellingssubsidie of aan de hieronder gestelde
eisen:
-
a) De organisatie is een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegd naar Nederlands
recht.
-
b) De organisatie heeft geen winstoogmerk.
-
c) De organisatie heeft een landelijk bereik.
-
d) De organisatie richt zich blijkens statuten en activiteiten primair op pg-I-organisaties
die een instellingssubsidie uit dit beleidskader ontvangen, door de belangen van de
leden van de bij haar aangesloten pg-I-organisaties te behartigen. Dat doet de organisatie
vanuit het perspectief van de cliënten zelf.
-
e) Indien de organisatie een stichting is, beschikt zij naast een bestuur over een toezichthoudend
orgaan. Verenigingen beschikken over een algemene ledenvergadering waardoor leden
inspraak hebben in het bestuur en het beleid van de vereniging. Op de stichting is
echter een wettelijk ledenverbod van toepassing. Een toezichthoudend orgaan kan het
bestuur met raad en daad terzijde staan en het bestuur om verantwoording vragen over
het gevoerde beleid.
NB: De landelijke koepels en het platform (Ieder(in), NPCF en LPGGz) zoals omschreven
in subsidiestroom 3, en organisaties die zich primair richten op ouderen, vallen in
dit kader niet onder bovenstaande organisatiecriteria.
2.3.3. Inhoudelijke criteria
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Specifieke inhoudelijke criteria zijn afhankelijk van de inhoud van de activiteiten
en deze zijn opgenomSubsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten, die:
-
• van belang zijn voor de leden, donateurs en/of aangesloten pg-organisaties;
-
• vanuit het perspectief van patiënten en gehandicapten zijn opgezet;
-
• behoren tot de per subsidiestroom subsidiabel gestelde activiteiten.
en in de uitwerking per subsidiestroom.
2.3.4. Kwaliteitscriteria:
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
In de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (zie hoofdstuk 3) gelden eisen ten aanzien van de aanvraag tot verlening van subsidie.
Daarnaast moeten de activiteiten:
-
a. doelmatig worden uitgevoerd: de kosten van de activiteiten moeten in een redelijke
verhouding staan tot de opbrengsten;
-
b. doeltreffend worden uitgevoerd: de activiteiten dragen effectief bij aan de realisatie
van de doelstellingen.
De subsidie wordt aangevraagd met een beschikbaar gesteld format. Zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-patientenorganisaties-en-gehandicaptenorganisaties-fonds-pgo.
In dit format dient bij een subsidieaanvraag van € 25.000 of meer een activiteitenplan
en een begroting te worden opgenomen.
Hoofdstuk 3 – Subsidiestroom 1
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Reikwijdte van het beleidskader
Dit beleidskader heeft betrekking op zelfstandige en statutair in Nederland gevestigde
maatschappelijke organisaties, die krachtens hun statutaire doelstelling zich richten
op patiënten en gehandicapten en hun positie in de Nederlandse samenleving vanuit
het perspectief van die patiënten of gehandicapten zelf. Dit beleidskader ziet op
pg-organisaties en activiteiten met een landelijk bereik. Subsidies worden verstrekt
voor een bijdrage aan de invulling van het rijksbeleid. Subsidiabele activiteiten
moeten ten goede komen aan cliënten in heel Nederland, dus zonder geografische beperking.
Activiteiten met een louter lokale of regionale reikwijdte vallen buiten dit beleidskader.
Ook pg-organisaties met een lokaal of regionaal werkterrein vallen buiten dit beleidskader.
Internationale activiteiten zijn mogelijk, indien de activiteiten ten goede komen
aan de patiënten- en gehandicapten in Nederland.
Per subsidiestroom worden de volgende vragen behandeld:
-
1. Waarvoor is de subsidie bedoeld?
-
2. Wie kan een aanvraag indienen?
-
3. Hoeveel geld is er beschikbaar?
-
4. Welke concrete beoordelingscriteria gelden?
-
5. Hoe aanvragen?
-
6. Uitvoeringsinformatie
Subsidiestroom 1: Delen van ervaringskennis
Waarvoor: instellingssubsidie voor lotgenotencontact, informatievoorziening en (aandoeningspecifieke)
belangenbehartiging (waaronder lidmaatschap)
Wanneer: vanaf 2017 t/m 2018
Wie: categorale pg-organisaties
Omvang: maximaal € 45.000 per organisatie
Hoe: door vóór 1 oktober een aanvraag met activiteitenplan in te dienen:
Subsidieaanvragen tot € 25.000:
Subsidieaanvragen van € 25.000 tot € 45.000:
-
• aanvraagformulier instellingssubsidie (stroom 1), een activiteitenplan en een begroting
bij de aanvraag
-
• verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten, waarin ook dient te worden aangetoond
dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht, voorzien van een
korte toelichting, bij de aanvraag tot vaststelling
3.1. Waarvoor is de subsidie bedoeld?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De subsidie is bedoeld voor activiteiten op het gebied van lotgenotencontact, informatievoorziening
en (aandoeningspecifieke) belangenbehartiging, zodat individuele cliënten hun ervaringen
samen kunnen brengen, informatie kunnen uitwisselen, van elkaar kunnen leren en pg-organisaties
effectief vanuit hun aandoeningspecifieke belangen invloed kunnen uitoefenen op onder
meer beleid, aanbod en onderzoek. Deze activiteiten dragen eraan bij dat cliënten
zelf (beter) in staat zijn om keuzes te kunnen maken en de regie over hun leven te
kunnen voeren en maatschappelijk te participeren. Het betreft de toekenning van een
instellingssubsidie.
Een subsidieaanvraag die wordt ingediend onder deze subsidietitel heeft betrekking
op drie thema’s: lotgenotencontact, informatievoorziening en (aandoeningspecifieke)
belangenbehartiging.
3.1.1. Lotgenotencontact
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De kern van lotgenotencontact is de mogelijkheid van (h)erkenning, bewustwording en
het benutten van ervaringsdeskundigheid. Lotgenotencontact richt zich op: het organiseren en bevorderen van contacten tussen mensen met dezelfde vraagstukken
zodat zij ervaringen kunnen uitwisselen. De pg-organisatie zorgt voor een laagdrempelige manier waarop contacten en ervaringsuitwisseling
vorm krijgt.
Voorbeelden van activiteiten die onderdeel kunnen zijn van lotgenotencontact zijn,
is het uitwisselen van ervaringen door middel van:
3.1.2. Informatievoorziening
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Bij informatievoorziening gaat het om het zorgen voor cliëntgerichte informatie over
een specifieke aandoening of beperking en daarmee samenhangende zaken aan mensen met
deze aandoening of functiebeperking en ouders, familieleden of derden in de kring
van hun persoonlijke levenssfeer.
De informatievoorziening draagt eraan bij dat een cliënt wordt ondersteund om zelf
de dialoog met zijn zorgverlener aan te kunnen gaan, wegwijs wordt gemaakt in beschikbare
informatie om zelf te kunnen kiezen voor een bepaalde zorgaanbieder of een zorgverzekeraar,
of in staat is om keuzes te maken op het gebied van maatschappelijke participatie.
Voorbeelden van activiteiten die onder informatievoorziening vallen, zijn:
-
• het opstellen en verspreiden van folders, brochures en nieuwsbrieven;
-
• het maken van voorlichtingsfilms;
-
• het bijdragen aan keuzegidsen;
-
• het bijdragen aan de ontwikkeling van zelfmanagementtools;
-
• dialoogondersteuning;
-
• doorverwijzing naar de juiste instanties voor specifieke ondersteuning.
3.1.3. (Aandoeningspecifieke) belangenbehartiging
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
(Aandoeningspecifieke) belangenbehartiging gaat over het effectief invloed uitoefenen
vanuit de aandoeningspecifieke belangen op onder meer beleid, aanbod en onderzoek.
Invloed uitoefenen gebeurt namens een bepaalde groep tegenover andere partijen die
van belang zijn in verband met de ziekte of functiebeperking of de gevolgen daarvan.
Dit kan zich uitstrekken tot het hele terrein van gezondheidszorg, gezondheidsbescherming,
gezondheidsbevordering en maatschappelijke zorg.
Voorbeelden van activiteiten die onder (aandoeningspecifieke) belangenbehartiging
vallen, zijn:
-
• het lidmaatschap van Nederlandse en Europese samenwerkingsorganisaties, platforms
of koepels;
-
• het bundelen en het inbrengen van ervaringskennis in diverse overlegsituaties zoals
bij aanbieders, verzekeraars, overheden en andere maatschappelijke organisaties;
-
• het verbeteren van de beeldvorming in de samenleving door voorlichting en bewustwording.
3.1.4. Welke activiteiten en kosten vallen buiten deze subsidiestroom?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Van deze subsidietitel zijn uitgesloten:
-
• activiteiten die primair gericht zijn op studiemogelijkheden of wetenschappelijk onderzoek
naar specifieke aandoeningen of beperkingen of het zelf ontwikkelen van medisch inhoudelijke
kwaliteitsindicatoren;
-
• activiteiten die samenhangen met kwaliteitstoetsing, dienstverlening en professionalisering
komen niet in aanmerking voor subsidie binnen deze subsidietitel.
Toelichting
Belangenbehartiging van cliënten en hun organisaties richt zich op andere actoren
zoals maatschappelijke partijen of zorgaanbieders en heeft massa nodig om impact te
hebben. Waar massa nodig is, daar stimuleren we het organiseren belangenbehartiging
op het niveau van samenwerkingsverbanden (subsidiestroom 2) en op het niveau van de
landelijke koepels en het platform (subsidiestroom 3). Ook op het niveau van de aandoeninggerichte
organisatie is belangenbehartiging nodig, en daarom stimuleren we dit vanaf 2017 binnen
subsidiestroom 1.
Het verschil tussen belangenbehartiging op basis van subsidiestroom 1 en subsidiestroom
3 is dat de overleggen veelal op een ander niveau en met een andere schaalgrootte
plaatsvinden. De aandoeninggerichte organisatie praat met de zorgverzekeraar over
de vergoeding van een bepaald medicijn. De koepels en het platform overleggen met
de koepels van zorgverzekeraars, aanbieders etc.
Kwaliteitstoetsing en dienstverlening zijn optioneel. Pg-organisaties kunnen daar
op grond van dit beleidskader geen subsidie voor aanvragen of aanwenden. Kwaliteitstoetsing
is primair een taak voor zorgaanbieders. Pg-organisaties kunnen ervoor kiezen om deze
activiteiten uit te voeren, maar zij ontvangen daar op grond van dit beleidskader
geen subsidie voor. Inhoudelijke professionalisering willen wij bevorderen door projectsubsidie
voor kennisdeling en samenwerking (subsidiestroom 2) en door het faciliteren van een
kennis- en ondersteuningsfunctie.
3.2. Wie kan een aanvraag indienen?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
3.2.1 Een subsidieaanvrager voldoet aan de drempelcriteria en de algemene organisatiecriteria
voor pg-I-organisaties om in aanmerking te komen voor een instellingssubsidie op grond
van subsidiestroom 1 (zie paragraaf 2.3.1 en 2.3.2):
Indien een instelling wel aan de drempel- en organisatiecriteria voldoet, maar nog
niet eerder een instellingssubsidie heeft ontvangen en niet is ontstaan uit een fusie
van pg-organisaties, gelden voor nieuwe toetreders de volgende aanvullende eisen.
-
3.2.2 Een nieuwe toetreder kan uitsluitend subsidie verkrijgen indien de aanvrager kan aantonen
dat het een geheel nieuwe aandoening of daarmee samenhangende beperking betreft.
-
3.2.3 Subsidieverlening aan een nieuwe toetreder is uitsluitend mogelijk indien er geen
andere pg-organisatie is die in het voorafgaande jaar reeds een instellingssubsidie
heeft ontvangen en zich richt op dezelfde, een verwante of een vergelijkbare aandoening
of beperking, dan wel zich richt op een bredere doelgroep die qua werkterrein overlappend
is. Het is immers niet doelmatig en doeltreffend als er nieuwe organisaties bijkomen
die zich op een beperkte doelgroep richten of op andere wijze bijdragen aan versnippering
in plaats van krachtenbundeling.
-
3.2.4 Een nieuwe toetreder kan voor het eerst een instellingssubsidie verleend worden na
verloop van twee volle kalenderjaren, waarin de organisatie aantoonbaar substantiële
activiteiten op het gebied van lotgenotencontact of informatievoorziening heeft ontplooid
voor de cliënten met de desbetreffende aandoening of beperking.
Voor toetreders ontstaan uit fusie
-
3.2.5 Indien twee of meer pg-I-organisaties met een instellingssubsidie uit dit beleidskader
na de subsidieverlening fuseren tot één nieuwe rechtspersoon en dat tijdig aan VWS
melden, is dat op zichzelf geen reden tot verlaging of intrekking van de verleende
instellingssubsidie. Uiteraard dient de gefuseerde pg-organisatie subsidiabele activiteiten
te verrichten en te voldoen aan de eisen om voor subsidie in aanmerking te komen.
-
3.2.6 Indien twee of meer pg-I-organisaties met een instellingssubsidie uit dit beleidskader
voor de subsidieverlening en na 1 januari 2009 zijn gefuseerd tot één nieuwe rechtspersoon,
wordt de maximale instellingssubsidie waar de rechtspersoon voor in aanmerking komt
bepaald door de maxima voor de fusiepartners bij elkaar op te tellen. De verhoging
van de maximaal aan te vragen instellingssubsidie is ook van toepassing op de pg-organisaties
die reeds gefuseerd zijn. In het geval de fusieorganisatie is ontstaan uit drie pg-organisaties
kan de fusieorganisatie € 30.000 (3 X € 10.000) meer aanvragen.
Toelichting
Samenwerking en fusie zijn uit het oogpunt van doelmatig subsidiebeleid gewenste handelingen,
omdat deze versnippering tegengaan en effectieve uitvoering mogelijk maken. Het aangaan
van samenwerkingsvormen en fusie zou dus niet belemmerd mogen worden door het effect
dat de maximum instellingssubsidie na fusie zou worden beperkt tot die van één pg-I-organisatie.
Als pg-I-organisaties met een instellingssubsidie uit dit beleidskader besluiten tot
een juridische samenwerking en tot oprichting van een formele samenwerkingsorganisatie
(bijvoorbeeld een federatiestructuur met een hoofdvereniging of moederstichting, waarin
de oorspronkelijke organisaties opgaan als ‘kamers’ of ‘afdelingen’), dan kan de samenwerkingsorganisatie
als aanvrager in plaats van de aangesloten partijen aanspraak maken op ten hoogste
maximaal de som van de instellingssubsidies van de oorspronkelijke partijen, mits
het geheel blijft voldoen aan de gestelde drempelcriteria.
Rekenvoorbeeld fusies
Organisatie A kan voor 2017 maximaal € 45.000 aanvragen en voldoet in 2017 aan de
eisen.
Organisatie B kan voor 2017 maximaal € 45.000 aanvragen en voldoet in 2017 aan de
eisen.
Organisatie A & B fuseren medio 2016, zij kunnen dan in 2017 als nieuwe rechtspersoon
maximaal € 90.000 aanvragen.
Organisatie C kan voor 2017 maximaal € 45.000 aanvragen en voldoet in 2017 aan de
eisen.
Organisatie D voldoet vanaf 2017 niet meer aan de eisen (minder dan 100 leden).
Organisatie C & D fuseren medio 2016, zij kunnen dan maximaal € 45.000 aanvragen.
Organisatie E is in 2016 al gefuseerd en kon hierdoor op grond van het beleidskader
zoals dat luidde tot 1 juli 2016 maximaal 2 x € 35.000 aanvragen. Voor 2017 kan deze
gefuseerde organisatie maximaal 2 x € 45.000 aanvragen.
Voor toetreders ontstaan uit splitsing
Aangezien splitsing leidt tot versnippering en dit gevolgen heeft voor de gewenste
doelmatigheid van het subsidiebeleid, wordt splitsing ontmoedigd.
-
3.2.7 Indien uit een juridische splitsing twee of meer rechtspersonen ontstaan, worden de
rechtsopvolgers voor een nieuwe aanvraag allen aangemerkt als nieuwe toetreders.
-
3.2.8 Alle juridisch afgesplitste onderdelen worden gelijk gesteld met nieuwe toetreders.
De voorgaande bepalingen 3.2.2-3.2.4 zijn van overeenkomstige toepassing.
-
3.2.9 De rechtsopvolgers na splitsing kunnen zich niet beroepen op het verleden van de (oorspronkelijke)
rechtspersoon van waaruit de splitsing heeft plaatsgevonden. De rechtsopvolgers komen
derhalve tenminste gedurende twee jaren niet in aanmerking voor instellingssubsidie.
-
3.2.10 Indien een aantal leden zich van een subsidieaanvragende organisatie heeft afgescheiden
zonder dat sprake is van een splitsingsakte, dan zal een subsidieaanvraag van het
afgescheiden ledenverband worden behandeld als een geheel nieuwe toetreder. Deze nieuwe
toetreder wordt niet toegelaten omdat deze zich richt op een aandoening of beperking
waarvoor reeds een andere organisatie instellingssubsidie ontvangt, namelijk de organisatie
waarvan het ledenverband zich heeft afgescheiden.
3.3. Hoeveel geld is er beschikbaar?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Omvang per subsidieaanvraag
-
3.3.1 De subsidie bedraagt voor alle pg-I-organisaties met een instellingssubsidie uit dit
beleidskader met ingang van 2017 maximaal € 45.000.
-
3.3.2 Indien twee of meer pg-I- organisaties met een instellingssubsidie uit dit beleidskader
gefuseerd zijn geldt dat de nieuwe rechtspersoon na fusie in aanmerking kan komen
voor een instellingssubsidie voor ten hoogste de maximale som van wat er individueel
op grond van subsidiestroom I aangevraagd kon worden. De aanvraag kan dan meer dan
€ 45.000 bedragen.
3.4. Welke concrete beoordelingscriteria gelden? Beoordelingscriteria voor subsidieaanvragen
voor het jaar 2017 en 2018
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
3.5. Hoe aanvragen?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
3.5.1 De aanvraag voldoet aan de algemene kwaliteitscriteria: (zie paragraaf 2.3.3 en 2.3.4).
-
3.5.2 De subsidieaanvraag voldoet verder aan het onderstaande:
-
• Alleen aanvragen die tijdig, correct en volledig zijn ingediend, worden in behandeling
genomen.
-
• Aanvragen worden één keer per kalenderjaar ontvangen: vanaf 1 september en uiterlijk voor 1 oktober 12:00 uur. Een aanvraag wordt gedaan door middel van een daarvoor bestemd formulier. Voor de
aanvraag een is een aanvraagformulier beschikbaar. Zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-patientenorganisaties-en-gehandicaptenorganisaties-fonds-pgo.
-
• De aanvrager verklaart dat in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie
wordt aangevraagd de organisatie op 1 september voldoet aan de gestelde drempelcriteria
en de organisatiecriteria van pg-organisaties om in aanmerking te kunnen komen voor
een instellingssubsidie.
-
• Indien de aanvrager een nieuwe aanvrager is, dus in het voorgaande jaar geen VWS-subsidie
heeft ontvangen, overlegt deze van twee voorgaande boekjaren een jaarverslag, danwel
een financieel overzicht als dit jaarverslag nog niet beschikbaar is, om aan te tonen
dat het gedurende tenminste twee jaren direct voorafgaande aan het jaar waarop de
subsidieaanvraag betrekking heeft zelfstandig heeft gefunctioneerd zonder (VWS-)subsidie
en voor zijn achterban activiteiten heeft ontplooid op het terrein van lotgenotencontact,
informatievoorziening en (aandoeningspecifieke) belangenbehartiging.
-
3.5.3 Subsidie kan alleen verstrekt worden voor activiteiten die in het betreffende jaar
waarvoor subsidie wordt aangevraagd, uitgevoerd worden.
-
3.5.4 Bij de aanvraag van een subsidie vanaf € 25.000 is conform de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS een activiteitenplan en begroting noodzakelijk. Voor de vaststelling van de subsidie
wordt ter verantwoording gevraagd naar een verklaring inzake werkelijke kosten en
opbrengsten, waarin ook dient te worden aangetoond dat de activiteiten waarvoor subsidie
is verstrekt zijn verricht, voorzien van een korte toelichting. Voor de aanvraag tot
vaststelling is een formulier beschikbaar op de website van de unit PGO: www.fondspgo.nl.
Indien het bedrag (totale gerealiseerde kosten verminderd met de totale gerealiseerde
bijdragen van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage)
uit de verklaring minder is dan het verleende bedrag, vordert VWS het verschil terug.
-
3.5.5 Een subsidie tot € 25.000 wordt ambtshalve vastgesteld. Een aanvraag tot vaststelling
van de subsidie is in dit geval niet nodig. Er kunnen steekproefsgewijze controles
met betrekking tot het uitvoeren van de activiteiten plaatsvinden alvorens de subsidie
wordt vastgesteld. Zowel voor subsidies tot € 25.000,- als voor subsidies vanaf €
25.000,- geldt dat de vaststelling nooit hoger is dan het verleende subsidiebedrag.
3.6. Uitvoeringsinformatie
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
3.6.1 Methode: het gaat om verlening van instellingssubsidies tot maximaal € 45.000. In
het geval van fusie kan het gaan om verlening van instellingssubsidies van meer dan
€ 125.000.
-
3.6.2 Bij subsidiebedragen tot € 25.000 gaat het om een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, sub a, onder 2°, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
-
3.6.3 Bij subsidiebedragen van € 25.000 tot € 125.000 gaat het om een subsidie als bedoeld
in artikel 1.5, sub c, onder 2°, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
-
3.6.3 Bij subsidiebedragen van meer dan € 125.000 is artikel 1.5, sub d, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing.
Hoofdstuk 4 – Subsidiestroom 2
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Per subsidiestroom worden de volgende vragen behandeld:
-
1. Waarvoor is de subsidie bedoeld?
-
2. Wie kan een aanvraag indienen?
-
3. Hoeveel geld is er beschikbaar?
-
4. Welke concrete beoordelingscriteria gelden?
-
5. Hoe aanvragen?
-
6. Uitvoeringsinformatie
Subsidiestroom 2: Gezamenlijk bijdragen aan de werking van zorg, maatschappelijke
ondersteuning en maatschappelijke participatie
Waarvoor: projectsubsidie voor het gezamenlijk bijdragen aan de werking van zorg,
ondersteuning en maatschappelijke participatie door het inbrengen van cliëntenervaringen.
Wanneer: subsidie is beschikbaar vanaf 2013 t/m 2018
Wie: pg-I-organisatie die een instellingssubsidie uit het beleidskader ontvangt of
pg-II-organisatie die subsidieontvanger van een voucherproject is
Omvang: minimaal € 126.000 (zeven vouchers).
Hoe: aanvragen voor 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het project
van start gaat door een vooraf in te dienen (gezamenlijk) activiteitenplan en vaststelling
achteraf van de totale werkelijke kosten.
4.1. Waarvoor is de subsidie bedoeld?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De subsidie is bestemd voor het bundelen van krachten met het doel om partijen op
het uitvoeringsniveau van de zorg en maatschappelijke participatie (bijvoorbeeld zorgaanbieders,
zorgverzekeraars, zorgkantoren, maatschappelijke organisaties, vervoersbedrijven,
werkgeversorganisaties, hulpmiddelenfabrikanten, etc.) effectiever te beïnvloeden.
De subsidie kan worden aangevraagd voor de uitvoering van projectvoorstellen, die
met inspraak van pg-organisaties op zelf bepaalde thema’s in specifieke activiteiten
worden uitgewerkt. Thema’s waarop activiteiten kunnen worden ontwikkeld zijn zorginhoudelijk
van aard of kunnen zich richten op maatschappelijke participatie. Pg-organisaties
hebben door middel van een voucher een stem in de invulling van thema’s, activiteiten en de uitvoering van het project.
Met een voucher wordt een modelverklaring bedoeld. Dit houdt in dat een vouchergever
de projectsubsidieaanvraag van de subsidieaanvrager steunt. Een voucher is geen waardebon
noch een zelfstandig recht op subsidieverstrekking. Bij de aanvraag van een projectsubsidie
moeten tenminste zeven vouchers worden overlegd om in aanmerking te komen voor subsidie;
één van de vouchers kan van de aanvrager zelf zijn. De subsidie wordt alleen verstrekt
aan de aanvrager; degene die de aanvrager met een voucher ondersteunt, krijgt zelf
geen subsidie.
4.1.1. Subsidiedoelstelling
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Met het subsidiëren van projecten onder deze subsidiestroom wordt bundeling van krachten,
cliëntervaringen en ervaringsdeskundigheid beoogd. Bundeling leidt tot effectieve
belangenbehartiging die én aansluit bij de behoeften van individuele pg-organisaties
én een effectievere aanpak van problemen voorstaat dan in een solistische aanpak van
aandoening- of beperkingspecifieke problemen door individuele pg-organisaties op individuele
basis te realiseren is.
Op die wijze leidt schaalgrootte tot synergie en kennisvoordeel door een thematische
specialisatie en kennisdeling. De voordelen zijn beschikbaar voor grote en kleine
organisaties.
Met deze subsidiestroom wordt ruimte gegeven aan initiatieven door de keuze voor en
invulling van thema’s en activiteiten zoveel mogelijk aan de subsidieaanvragers te
laten.
Voorbeelden van mogelijke thema’s zijn: arbeid, onderwijs, zorg, zorginkoop, vervoer,
Woningbouw en communicatie met verzekeraars.
Individuele pg-organisaties zijn betrokken bij:
-
− de aanvraag van projectsubsidie;
-
− de inhoud van de Projectplannen;
-
− en de wijze van uitvoering.
De keuze voor een getrapte aanpak voor projectsubsidies versterkt de legitimiteit
van belangenbehartiging van onderop en brengt meer samenwerking en kennisuitwisseling
tussen pg-partijen tot stand. Samenwerking is geen doel op zichzelf maar een middel
om te komen tot een sterkere positie van de cliënt. Om die reden behoeft de rol van
de vouchergever in de voorgestelde systematiek een inhoudelijke toelichting.
4.1.2. De rol van de vouchergever voorafgaand aan het formuleren van een aanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Vouchergevers oriënteren zich op potentiële projectaanvragen, andere vouchergevers
en mogelijke uitvoerders. Vouchergevers zullen hierin praktisch worden ondersteund
(door de opdracht tot ontwikkeling van een kennisfunctie). De minister draagt zorg
voor een openbaar raadpleegbaar register waarin informatie te vinden is over projectvoorstellen
en de aanvrager en vouchergevers.
Vouchergevers verenigen zich op grond van een vrije keuze. Het is niet toegestaan
om in ruil voor een voucher een vergoeding te vragen of te ontvangen. Het motief om
zich met andere vouchergevers in te zetten voor één subsidieaanvraag is dat een vouchergever
gelijkgestemde partijen vindt met een gedeeld ambitieniveau om door middel van een
project de belangen van zijn achterban te laten behartigen. Het gezamenlijk optrekken
van meerdere organisaties zorgt voor verdere krachtenbundeling op inhoud en een projectaanpak
van een zekere schaalgrootte. Dit draagt bij aan de doeltreffendheid van het subsidiebeleid.
Het minimumaantal is zeven vouchers. Er is om meerdere redenen gekozen voor het minimum
van zeven. Ten eerste betreft zeven een overzichtelijk aantal organisaties. Idealiter
werken nog meer organisaties samen in samenwerkingsverbanden, maar het minimum van
zeven stimuleert organisaties om voldoende massa te scharen achter gedeelde ambities,
die specifieke belangen en doelgroepen overstijgen. Belangrijk is daarbij is dat grote
en kleine organisaties in het vouchersysteem evenveel inbreng hebben. Daarnaast stelt
de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS als hoofdregel dat geen subsidies van minder dan € 125.000 verstrekt worden, omdat
vanwege het landelijk belang, de effectiviteit en de efficiency van kleine subsidies
in het algemeen beperkt wordt geacht, ten opzichte van de beheerslast bij VWS. Subsidiestroom
1 vormt hierop een uitzondering.
4.1.3. De rol voor het opstellen van een aanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Vouchergevers werken samen door het inbrengen van hun specifieke kennis en kunde van
het veld voor het doen opstellen van een realistisch projectvoorstel. Die inbreng
geschiedt zoals gezegd om niet. Vouchergevers maken duidelijk welke belangen van hun
achterban zij in de uitvoering van
projectactiviteiten wensen te borgen. Vouchergevers onderhandelen onderling over de
inhoud van een projectaanvraag, de uit te werken projectthema’s, de te ontplooien
activiteiten en de partij die verantwoordelijk wordt voor de projectaanvraag en de
projectuitvoering. De partij die de subsidie aanvraagt, voert de regie over de inspraak
en het opstellen van een concept-projectplan. De vouchergevers ‘overleggen’ hun voucher
aan de beoogde subsidieaanvrager indien zij instemmen met het concept-projectplan.
4.1.4. De rol in de uitvoering van het project
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De aanvraag wordt ingediend door één subsidieaanvrager. Dit kan één van de zeven vouchergevers
zijn, maar dat hoeft niet. Alleen pg-I-organisaties die een instellingssubsidie uit
het beleidskader ontvangen en pg-organisaties bedoeld in paragraaf 4.2.6 krijgen een
voucher, maar zowel deze organisaties als pg-II-organisaties die subsidieontvanger
zijn van een voucherproject kunnen een subsidieaanvraag indienen. Per project is er
één subsidieontvanger. Alleen de subsidieontvanger is gehouden aan de subsidieverplichtingen.
Vouchergevers die niet de subsidieaanvrager en subsidieontvanger zijn, worden op de
inhoud en het proces betrokken, maar dragen geen formele verantwoordelijkheid voor
de uitvoering jegens de subsidieverstrekker. Deze vouchergevers zijn ook geen direct
begunstigden van de subsidieverstrekking. Er mag geen sprake zijn van (in)directe
doorsubsidiëring aan de vouchergever of andere partijen. Subsidieverstrekking is immers
een publieke taak, die door een bestuursorgaan wordt uitgevoerd met alle waarborgen
van dien. Betaling van geleverde diensten die ten behoeve van het project worden gemaakt
door andere organisaties dan de projectaanvrager kunnen uiteraard wel gefinancierd
worden uit de subsidie, mits deze geleverde diensten duidelijk kunnen worden toegelicht.
4.2. Wie kan een aanvraag voor projectsubsidie indienen?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
4.2.1 Een pg-I-organisatie die instellingssubsidie ontvangt op grond van subsidiestroom
1 of een pg-II-organisatie die subsidieontvanger van een voucherproject is kan subsidie
aanvragen.
Er wordt in het kader van deze subsidiestroom geen subsidie verstrekt aan landelijke
koepels en het platform, die in aanmerking komen voor een subsidie op grond van subsidiestroom
3.
Inhoudelijke criteria
-
4.2.2 Er kan een subsidieaanvraag worden ingediend wanneer tenminste zeven vouchergevers
de aanvraag steunen. Een subsidieaanvrager mag daarbij zijn eigen voucher meetellen.
Het is niet verplicht dat een subsidieaanvrager over een eigen voucher beschikt.
-
4.2.3 Het ter beschikking stellen van een voucher door een vouchergever aan een subsidieaanvrager
geschiedt om niet. Onkosten die ten behoeve van het project worden gemaakt door andere
organisaties dan de projectaanvrager kunnen wel gefinancierd worden uit de subsidie,
mits deze onkosten duidelijk kunnen worden toegelicht.
-
4.2.4 De vouchergever geeft op de voucher aan voor hoeveel jaar hij zich verbindt aan een
project. Het ter beschikking stellen van een voucher is onherroepelijk gedurende deze
termijn. Organisaties die niet meer voldoen aan de organisatiecriteria of failliet
gaan gedurende de looptijd van een meerjarenproject, blijven gedurende de looptijd
van het project waaraan zij zich verbonden hebben een voucher ontvangen ten behoeve
van dit project. In het geval de penvoerder van een voucherproject failliet gaat wordt
het project beëindigd tenzij de minister anders beslist.
-
4.2.5 in een openbaar raadpleegbaar register wordt bijgehouden welke vouchergever (naam
rechtspersoon) voor welk tijdvak een voucher heeft bestemd. Het register bevat informatie
welke vouchergevers corresponderen met welk project.
Eisen aan vouchergevers
-
4.2.6 Fusiepartners als bedoeld in paragraaf 3.2.6 komen in aanmerking voor een voucher.
Een pg-organisatie beschikt na fusie over evenzoveel vouchers als de gefuseerde pg-instellingen
los van elkaar over beschikten.
-
4.2.7 Een vouchergever kan zijn voucher ter beschikking stellen voor een project in het
volgende kalenderjaar.
Voorwaarden aan vouchers
-
4.2.8 Een vouchergever beschikt per kalenderjaar over één hele voucher. Deze is ondeelbaar
en kan uitsluitend volledig worden ingezet ten behoeve van het indienen van een aanvraag
voor een project in het daaropvolgende kalenderjaar. De voucher kan voor de start
van een project worden ingezet. Indien het project verspreid over meerdere kalenderjaren
wordt uitgevoerd, wordt in elk van die kalenderjaren een voucher ingezet. Organisaties
die niet meer voldoen aan de organisatiecriteria gedurende de looptijd van een meerjarenproject,
blijven gedurende de looptijd van het project waaraan zij zich verbonden hebben een
voucher ontvangen ten behoeve van dit project.
Een voucher kan ook worden ingezet ten behoeve van een project waaraan al subsidie
is toegekend. Het verzoek tot wijziging van het project en verhoging van de projectsubsidie
moet samen met de voucher, een aangepast projectplan en een aangepaste begroting vóór
aanvang van het kalenderjaar worden ingediend. De vouchergever geeft – net als bij
een nieuw te starten project – op de voucher aan voor hoeveel jaar hij zich aan het
project verbindt. Indien het project over meerdere kalenderjaren wordt ondersteund,
wordt in elk van die kalenderjaren een voucher ingezet.
-
4.2.9 De voucher correspondeert met een waarde die geldig is gedurende het kalenderjaar
waarvoor de voucher wordt uitgegeven. Indien de voucher voor aanvang van dat kalenderjaar
niet is ingezet voor een project in dat kalenderjaar, vervalt de waarde van de voucher.
-
4.2.10 Een voucher die is ingezet door een fusiepartner als bedoeld in paragraaf 3.2.7 blijft
geldig. Na de fusie wordt voor de resterende kalenderjaren van het project een voucher
ingezet door de pg-organisatie.
4.3. Hoeveel geld is beschikbaar?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De prognose is dat van 2013 t/m 2018 jaarlijks € 4,5 miljoen beschikbaar is voor deze
subsidiestroom.
-
4.3.1 Een aanvraag voor projectsubsidie bedraagt minimaal € 126.000, onder overlegging van
tenminste zeven vouchers.
-
4.3.2 Een voucher correspondeert met een vastgestelde waarde. Een voucher correspondeert
ingevolge de prognose van het beschikbare bedrag met een waarde van € 18.000.
-
4.3.3 Er is geen maximum gesteld aan het aantal in te wisselen vouchers noch aan het totale
bedrag van de projectsubsidieaanvraag.
4.4. Welke concrete beoordelingscriteria gelden?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Inhoudelijke criteria
-
4.4.1 Het staat een subsidieaanvrager vrij om in overleg met de vouchergevers de thema’s
en de soort activiteiten van het project te bepalen.
-
4.4.2 Thema’s worden bepaald met inspraak van vouchergevers en onder regie van de subsidieaanvrager.
Uit de thema’s moet blijken dat het cliëntperspectief centraal staat.
-
4.4.3 Projectactiviteiten zijn gericht op het bijdragen aan betere zorg, maatschappelijke
ondersteuning of maatschappelijke participatie van doelgroepen (achterban) van de
betreffende vouchergevers.
Vouchergevers bundelen hun kracht door gezamenlijke belangen te identificeren en te
prioriteren en deze uit te werken aan de hand van één of meerdere zelfbepaalde thema’s
en specifieke activiteiten. De activiteiten zijn in het belang van de doelgroepen
(achterban) van de betreffende vouchergevers.
Kwaliteitscriteria projecten
-
4.4.5 De aanvraag bevat een logische ordening van een probleemstelling, een met de activiteiten
nagestreefde doelstelling en duidelijk beoogde resultaten.
-
4.4.6 De aanvraag voldoet aan de gestelde kwaliteitscriteria (zie paragraaf 2.3.4).
-
4.4.7 In de aanvraag is uitgewerkt hoe de resultaten worden geïmplementeerd en geborgd.
Duur van het project
-
4.4.8 Een projectsubsidie wordt voor een bepaalde periode aangevraagd.
-
4.4.9 Een project kan ten vroegste starten vanaf 1 januari volgend op de datum van besluit
tot verlening.
-
4.4.10 Een projectplan heeft minimaal betrekking op één jaar, en duurt maximaal drie jaren.
Subsidie zal niet worden verleend aan een projectvoorstel dat een looptijd van drie
jaren overschrijdt. De reden is dat de projectsubsidie beoogt om ruimte te bieden
aan verschillende soorten initiatieven en allianties tussen verschillende partijen.
-
4.4.11 Het staat vouchergerechtigden vrij om met een samenwerkingsverband nadere afspraken
te maken, bijvoorbeeld dat zij hun voucher(s) voor opeenvolgende tijdvakken, dus voor
een langere periode aan hetzelfde samenwerkingsverband toekennen. Op deze wijze is
het mogelijk dat het samenwerkingsverband ook voor de uitvoering van een meerjarig
projectplan steun en draagvlak verwerft.
-
4.4.12 Overeengekomen afspraken of verplichtingen die tussen de vouchergerechtigden en het
begunstigde samenwerkingsverband zijn overeengekomen, binden de subsidieverstrekker
niet.
-
4.4.13 Indien het project een looptijd heeft van meer dan één jaar, moet de subsidieaanvrager
in ieder geval jaarlijks aan de hand van een format, een tussentijdse rapportage over
de voortgang van het project aan de unit PGO doen toekomen. Deze rapportage heeft
zowel betrekking op de inhoudelijke als de financiële voortgang van het project.
Omvang van het project
-
4.4.14 De subsidieaanvrager maakt voldoende aannemelijk dat de beschreven activiteiten kunnen
worden uitgevoerd onder de toedeling van middelen en menskracht, zoals opgenomen in
het activiteitenplan. De subsidieaanvrager maakt inzichtelijk hoe het de activiteiten
uitvoert.
-
4.4.15 De aanvrager maakt in de projectaanvraag inzichtelijk welke financiële middelen in
welk tijdvak nodig zijn. Een projectaanvraag met een looptijd van één of meerdere
jaren (met een maximum van drie jaren) bevat een berekening van benodigde financiële
middelen c.q. het benodigd projectbudget dat inzichtelijk per kalenderjaar is opgenomen.
-
4.4.16 Een aanvraag kan per kalenderjaar het totaalbedrag van de overlegde vouchers van dat
kalenderjaar niet overschrijden.
-
4.4.17 Bevoorschotting vindt gelijkmatig plaats over het aantal maanden waarvoor de subsidie
wordt verstrekt.
Uitvoering van het project
-
4.4.18 De subsidieaanvrager is degene die het project uitvoert en derhalve ook de verantwoordelijkheid
draagt.
-
4.4.19 Alleen de subsidieaanvrager kan gehouden worden aan de subsidieverplichtingen.
-
4.4.20 De vouchergevers zijn geen directe begunstigden van de subsidieverstrekking.
4.5. Hoe aanvragen?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
4.6. Uitvoeringsinformatie
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Het betreft de toekenning van projectsubsidie vanaf een bedrag van € 126.000, afhankelijk
van het aantal vouchers.
Hoofdstuk 5 – Subsidiestroom 3
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Per subsidiestroom worden de volgende vragen behandeld:
-
1. Waarvoor is de subsidie bedoeld?
-
2. Wie kan een aanvraag indienen?
-
3. Hoeveel geld is er beschikbaar?
-
4. Welke concrete beoordelingscriteria gelden?
-
5. Hoe aanvragen?
-
6. Uitvoeringsinformatie met de wettelijke grondslag voor een besluit tot subsidieverlening
en subsidievaststelling.
Subsidiestroom 3: Regierol bij het positioneren van ervaringsdeskundigheid
Waarvoor: instellings- en projectsubsidie voor een regierol bij het positioneren van
ervaringsdeskundigheid en het bevorderen van samenhang ten aanzien van zorg, ondersteuning
en maatschappelijke participatie.
Wanneer: instellingssubsidie vanaf 2012, projectsubsidie vanaf 2013 t/m 2018.
Wie: NPCF, Ieder(in) en LPGGz.
Omvang: € 4 miljoen instellingssubsidie (volgens verdeelsleutel per organisatie) en
€ 2 miljoen projectsubsidie bij indiening gezamenlijk werkplan.
Hoe: aanvraag instellingssubsidie voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor
subsidie wordt aangevraagd en projectsubsidie voor aanvang van het project, door een
vooraf in te dienen (gezamenlijk) activiteitenplan en vaststelling achteraf van de
werkelijke kosten.
5.1. Waarvoor is de subsidie bedoeld?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De subsidie is bedoeld voor activiteiten van bepaalde landelijke koepels en het platform,
te weten Ieder(in), de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) en het Landelijk
Platform Geestelijke Gezondheidszorg (LPGGz), die namens de aangesloten leden (pg-organisaties
en samenwerkingsorganisaties) en hun achterban structurele aandacht vragen voor de
positie van cliënten in de zorg, voor maatschappelijke participatie en voor de inbreng
van ervaringsdeskundigheid bij onder meer richtlijnontwikkeling. Het doel van deze
regierol is het vergroten van de invloed van hun achterban op de kwaliteit van zorg
en maatschappelijke participatie.
We onderscheiden binnen deze subsidietitel:
-
1) een instellingssubsidie voor structurele activiteiten;
-
2) een projectsubsidie op één aanvraag, die wordt gedragen door de bovengenoemde koepels
en het platform.
5.1.1. Instellingssubsidie voor structurele activiteiten op landelijk niveau
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De cliënt als collectief neemt ten opzichte van de zorgaanbieders en zorgverzekeraars
en andere partijen binnen het zorgstelsel een centrale rol in als zorgontvangende
partij, dan wel als partij die naar zijn mogelijkheden volwaardig aan de maatschappij
wil deelnemen. Landelijk georganiseerde koepels en het platform organiseren op structurele
wijze activiteiten die de positie van de cliënt en diens belangen ten opzichte van
de zakelijke belangen van andere partijen voor het voetlicht weten te brengen. Hiertoe
nemen de koepels en platform een regierol op zich waarvoor zij een instellingssubsidie
kunnen aanvragen. De rol van de koepels en het platform is gericht op het creëren
van aandacht voor behoeften van de cliënt in de maatschappelijke, bestuurlijke en
politieke arena. De koepels en het platform geven vorm aan hun regiefunctie door onder
andere de volgende activiteiten:
-
• het ontvangen van signalen;
-
• het aanboren en bundelen van ervaringskennis van hun leden en hun achterban;
-
• het agenderen van standpunten in het maatschappelijke en politieke debat.
Het voeren van bestuurlijk overleg met de koepelorganisaties van zorgaanbieders, zorgverzekeraars,
of vertegenwoordigers van de overheid of maatschappelijke organisaties vergt van de
koepels en het platform eveneens een (intermediaire) regiefunctie door de volgende
activiteiten:
-
• zij brengen gebundelde kennis, ervaring, belangen en standpunten in;
-
• zij koppelen informatie en resultaten terug aan hun leden en achterban.
De koepels en het platform vragen aandacht voor de positie van de cliënt op landelijk
niveau via activiteiten die uitwerking geven aan diverse thema’s. Bovendien leidt
het contact tussen individuele lidorganisaties of aangesloten organisaties en koepels
en platform tot kennisontwikkeling en vergroot het de legitimiteit van de rol van
koepels en het platform ten opzichte van hun lidorganisaties of aangesloten organisaties.
Het staat de subsidieaanvrager vrij om thema’s en activiteiten te kiezen. Als algemene
randvoorwaarden gelden:
-
• De koepels en het platform kiezen thema’s en activiteiten die aansluiten op de gedeelde
behoeften van groepen cliënten, bijvoorbeeld: voor alle verzekerden of chronisch zieken,
verstandelijk gehandicapten, ggz-ers etc.
-
• De koepels en het platform kiezen thema’s en activiteiten die aandoeningspecifieke
of beperkingspecifieke belangen overstijgen. Thema’s die hier bijvoorbeeld aan de
orde kunnen komen hebben betrekking op de stelseldiscussies, wetgeving, toegankelijkheid
van de zorg of juridische ondersteuning.
-
• De koepels en het platform regelen de invloed en inspraak van leden op de keuze en
invulling van thema’s.
5.1.2. Projectsubsidie ten behoeve van kwaliteit van zorg en maatschappelijke participatie
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De stem van de cliënt is van belang in het kwaliteitsbeleid van zorg en maatschappelijke
participatie. Hiertoe is een constant kwaliteitsniveau van de inbreng noodzakelijk,
wil het cliëntenbelang op gelijkwaardige wijze meewegen in een belangenafweging bijvoorbeeld
ter bepaling van zorgstandaarden, waarbij ook andere partijen (zorgaanbieder, zorgverzekeraar,
wetenschappelijke verenigingen, beroepsorganisaties) hun belangen naar voren brengen.
De koepels en het platform hebben tezamen een regierol bij de inbreng van cliëntervaringen
bij onder meer professionele standaarden of richtlijnontwikkeling.
Activiteiten die binnen deze subsidiestroom vallen zijn in ieder geval:
-
• het leveren van een gestructureerde, landelijke inbreng aan het Kwaliteitsinstituut
ten behoeve van het meebepalen van de agenda en de prioriteiten. Het Kwaliteitsinstituut
ontwikkelt een agenda in structureel georganiseerd overleg met veldpartijen, waaronder
een vertegenwoordiging van pg-organisaties. De agenda van het Kwaliteitsinstituut
bepaalt prioritaire onderwerpen waarop inbreng van pg-organisaties gewenst wordt.
-
• het uitvoeren van een intermediaire regierol door te ontwikkelen activiteiten van
de aandoening- en beperkingspecifieke lidorganisaties of aangesloten organisaties
af te stemmen op de agendering en prioritering van het Kwaliteitsinstituut.
-
• het bijdragen aan de uitvoerbaarheid en de relevantie van de agenda en prioriteiten
van het Kwaliteitsinstituut door regie te voeren op de inbreng van cliëntervaringen
door aandoening- of beperkingspecifieke organisaties ten behoeve van de ontwikkeling
van professionele standaarden en richtlijnen.
Daarnaast kunnen overkoepelende (ondersteunende) activiteiten binnen deze subsidiestroom
vallen die de sectorspecifieke belangen overstijgen, zoals:
5.2. Wie kan een aanvraag indienen?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
5.2.1 Subsidie is uitsluitend bedoeld voor de koepels en het platform, die op landelijk
niveau opereren, te weten de NPCF, Ieder(in) en LPGGz. Deze koepels en het platform
bestrijken en vertegenwoordigen de totale breedte van het pg-veld.
-
5.2.2 De NPCF, Ieder(in) en LPGGz moeten voldoen aan de drempelcriteria zoals beschreven
in paragraaf 2.3.1.
-
5.2.3 De NPCF, Ieder(in), en LPGGz voldoen aan de volgende organisatiecriteria:
-
a) De instelling is een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegd naar Nederlands
recht.
-
b) De instelling heeft geen winstoogmerk.
-
c) De instelling heeft een landelijk bereik.
-
d) De instelling richt zich blijkens de statuten en activiteiten primair op organisaties
van patiënten en/of gehandicapten, hun belangen en positie in de Nederlandse samenleving.
-
e) De instelling heeft als leden pg-organisaties die activiteiten ontplooien op het gebied
van lotgenotencontact en informatievoorziening welke aansluiten bij aandoening- of
beperkingspecifieke behoeften van individuele cliënten.
-
f) De statuten van de instelling bevatten bepalingen omtrent de wijze waarop lidorganisaties
of aangesloten organisaties inspraak en invloed kunnen hebben.
-
g) In geval van een stichtingsvorm, beschikt de stichting naast een bestuur over een
toezichthoudend orgaan. Een toezichthoudend orgaan kan het bestuur met raad en daad
terzijde staan en het bestuur om verantwoording vragen over het gevoerde beleid.
5.3. Hoeveel geld is beschikbaar?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
5.3.1. Subsidiebudget
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De minister bepaalt jaarlijks het subsidiebudget. De prognose is dat van 2013 t/m
2018 een totaalbedrag beschikbaar is van maximaal € 4 miljoen voor instellingssubsidie
en maximaal € 2 miljoen voor projectsubsidie.
5.3.2. Instellingssubsidie
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Een instellingssubsidie kan worden aangevraagd door elk van de drie genoemde organisaties.
De verdeling van het subsidiebudget geschiedt als volgt:
-
• aan LPGGz kan een instellingssubsidie van maximaal € 0,8 miljoen worden verstrekt;
-
• aan NPCF kan een instellingssubsidie van maximaal € 1,2 miljoen en aan Ieder(in) kan
een instellingssubsidie van maximaal € 2 miljoen worden verstrekt. Zij ontvangen een
hoger bedrag dan LPGGz omdat zij een breder maatschappelijk veld vertegenwoordigen;
-
• indien de koepels en LPGGz fuseren, heeft dat geen gevolgen voor het subsidiebudget.
Verder blijven de uitgangspunten bij de verdeling van het subsidiebudget hetzelfde.
5.3.3. Projectsubsidie
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Als invulling van de regierol van Ieder(in), NPCF en LPGGz voor onder meer de inbreng
van het cliëntenperspectief op het kwaliteitsbeleid, is vanaf 2015 t/m 2018 maximaal
€ 2 miljoen euro beschikbaar. Dit bedrag is beschikbaar indien de twee koepels en
het platform erin slagen één aanvraag voor projectsubsidie in te dienen, die berust
op onderlinge overeenstemming over de uitvoering van activiteiten die zijn gerelateerd
aan zelfgekozen en gezamenlijk bepaalde thema’s.
5.3.4. Oormerken van een gedeelte van het subsidiebedrag bestemd voor projecten
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Ten aanzien van de precieze verdeling van de beschikbare middelen voor projectsubsidie
over de genoemde functies, kan de minister op een later tijdstip nadere voorwaarden
stellen, bijvoorbeeld dat aan specifieke functies een zeker aandeel van het subsidiebedrag
zal moeten worden besteed.
Bekendmaking zal tijdig geschieden. Dat wil zeggen dat partijen een redelijke termijn
wordt gegund om daarmee voor het opstellen van hun aanvraag rekening te kunnen houden.
5.4. Welke concrete beoordelingscriteria gelden?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Criteria voor instellingssubsidie
-
5.4.1 Subsidiabel zijn de onder 5.1.1 beschreven activiteiten en de kosten die direct samenhangen
met de beschreven activiteiten.
-
5.4.2 De aanvraag bevat een logische ordening van een probleemstelling, een met de activiteiten
nagestreefde doelstelling en duidelijk beoogde resultaten.
-
5.4.3 De aanvraag voldoet aan de gestelde kwaliteitscriteria voor het activiteitenplan en
de begroting (zie paragraaf 2.3.4).
Inhoudelijke criteria voor projectsubsidie
-
5.4.4 De projectaanvraag wordt door één van de genoemde koepels of het platform ingediend.
-
5.4.5 Naast de subsidieaanvrager zijn de andere twee partijen betrokken in het opstellen
van het projectplan, het bepalen van thema’s en de op te nemen activiteiten.
-
5.4.6 Als uitgangspunt geldt dat de drie partijen gelijkelijk verantwoordelijk zijn voor
het indienen van één projectaanvraag. Het gewicht van hun stem is gelijk.
-
5.4.7 Het staat de subsidieaanvrager vrij om in overleg met de andere twee partijen naar
keuze de soort en de aard van de activiteiten te bepalen. Thema’s worden bepaald door
de inspraak van de koepels en het platform onder regie van de subsidieaanvrager.
-
5.4.8 Het projectplan bevat thema’s en activiteiten die de versterking van de positionering
van de patiënten en gehandicapten in zorg en maatschappelijke participatie tot resultaat
hebben.
-
5.4.9 De gekozen thema’s zijn overkoepelend van aard en betreffen niet thema’s die aandoening
of beperkingspecifiek zijn en zijn doelgroepoverstijgend.
-
5.4.10 De activiteiten sluiten in elk geval aan bij de agenda en prioriteiten van het Kwaliteitsinstituut.
-
5.4.11 De projectaanvraag betreft meer dan een verzameling aan losse subsidiabele activiteiten.
-
5.4.12 De resultaten van het project zijn voor de koepels en het platform en hun achterban
toegankelijk.
Kwaliteitscriteria projectsubsidie
-
5.4.13 De aanvraag bevat een logische ordening van een probleemstelling, een met de activiteiten
nagestreefde doelstelling en duidelijk beoogde resultaten.
-
5.4.14 De aanvraag voldoet aan de gestelde kwaliteitscriteria voor het activiteitenplan en
de begroting (zie paragraaf 2.3.4).
-
5.4.15 Indien het projectplan geen implementatieplan bevat, moet de projectaanvrager aangeven
hoe de resultaten zonder subsidie worden geïmplementeerd.
Duur van het project
-
5.4.16 Een projectplan kan betrekking hebben op één of meerdere jaren. Subsidie zal niet
worden verleend aan een projectvoorstel dat een looptijd van drie jaren overschrijdt.
-
5.4.17 In het geval een aanvraag betrekking heeft op projectuitvoering gedurende meerdere
jaren, maakt de aanvrager duidelijk hoe het projectbudget inzichtelijk per kalenderjaar
is opgesteld. De bevoorschotting overschrijdt niet het maximumbedrag dat per kalenderjaar
beschikbaar is voor projectsubsidie.
-
5.4.18 Bevoorschotting vindt gelijkmatig plaats over het aantal maanden waarvoor subsidie
wordt verstrekt.
-
5.4.19 Indien het project een looptijd heeft van meer dan één jaar, moet de projectuitvoerder
in ieder geval jaarlijks aan de hand van een format, een tussentijdse rapportage over
de voortgang van het project aan de unit PGO doen toekomen. Deze rapportage heeft
zowel betrekking op de inhoudelijke als de financiële voortgang van het project.
Uitvoering van het project
-
5.4.20 De subsidieaanvrager is degene die het project uitvoert en derhalve ook de verantwoordelijkheid
draagt.
-
5.4.21 Alleen de subsidieaanvrager kan gehouden worden aan de subsidieverplichtingen.
-
5.4.22 De andere twee partijen zijn geen direct begunstigden van de subsidieverstrekking.
5.5. Hoe aanvragen?
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Instellingssubsidie
Projectsubsidie
-
5.5.2 Voor de projectsubsidie dient één koepel of het platform één aanvraag in. De aanvraag
geschiedt voor 1 oktober, met als onderdeel een overzicht van specifieke activiteiten
die invulling geven aan de regierol bij de inbreng van het cliëntenperspectief bij
het Kwaliteitsinstituut.
-
5.5.3 Het projectplan voldoet aan de gestelde kwaliteitscriteria voor het activiteitenplan
en de begroting (zie paragraaf 2.3.4).
-
5.5.4 De koepels en het platform regelen onderling hun betrokkenheid bij de aanvraag, onverminderd
het bepaalde in paragraaf 5.4.6.
-
5.5.5 De koepels en het platform regelen onderling de wijze waarop uitwisselen van kennis
en kunde tussen partijen onderling en naar de pg-organisaties plaatsvindt.
-
5.5.6 Afspraken tussen de drie partijen over samenwerking of hun betrokkenheid bij de uitvoering
van het project binden de subsidiegever niet.
Betrokkenheid zienswijze Kwaliteitsinstituut
-
5.5.7 De koepels en het platform zorgen voor tijdige afstemming met de activiteiten van
het Kwaliteitsinstituut ten behoeve van de verlening van een nader te bepalen gedeelte
van de projectsubsidie.
-
5.5.8 De minister vraagt een zienswijze aan het Kwaliteitsinstituut ten behoeve van de verlening
van een nader te bepalen gedeelte van de projectsubsidie.
-
5.5.9 De minister betrekt het oordeel van het Kwaliteitsinstituut voor de subsidieverlening
voor het onderdeel dat betrekking heeft op de regierol bij de inbreng van het cliëntenperspectief.
Het Kwaliteitsinstituut wordt gevraagd om een zienswijze te geven over de mate waarin
de activiteiten aansluiten op de prioriteiten en agendering van het Kwaliteitsinstituut.
5.6. Uitvoeringsinformatie
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Het controlebeleid voor subsidies die zijn verstrekt onder het nieuwe kader zijn bekend
gemaakt via de website van unit PGO (https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-patientenorganisaties-en-gehandicaptenorganisaties-fonds-pgo).