Besluit van 1 april 2015, houdende regels ter uitvoering van de Wet raadgevend referendum
(Besluit raadgevend referendum)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
26 februari 2015, 2015-0000121013;
Gelet op de artikelen 21b, vierde lid, 22, 24, tweede lid, 29, zevende lid, 33, vierde lid, 34, tweede lid, 41, zevende lid, 45, vierde lid, 46, tweede lid, 47, tweede lid, 56, tweede lid, 59, 62, 69, 76, tweede lid, en 82, tweede lid, van de Wet raadgevend referendum en artikel 3, tweede lid, van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale
stemopneming;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 25 maart 2015, nr.
W04.15.0054/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 30 maart 2015, 2015-0000187350;
Hebben goedgevonden en verstaan: