-
1. Aan de directeur-generaal zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden, welke alleen
mogen worden uitgeoefend nadat voorafgaande instemming van de secretaris-generaal
is verkregen:
-
– Afhandelen van formatieaangelegenheden met betrekking tot functies die rechtstreeks
onder de hoofdingenieur-directeur van een regionaal of centraal organisatieonderdeel,
of onder de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst of Rijkswaterstaat
Nova vallen, als bedoeld in het Statuut Decentralisatie Formatievaststelling en Formatiebeheer
bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu;
-
– Afwijken van de hoofdlijnen van het departementale personeelsbeleid, formatiebeleid
en management ontwikkelingsbeleid;
-
– Verlenen van disciplinair ontslag, als bedoeld in artikel 81, eerste lid, onderdeel l van het ARAR.
-
2. Aan de directeur-generaal zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden:
-
– Het vaststellen van de structuur van een organisatieonderdeel tot en met het niveau
van afdeling;
-
– Het vaststellen van de functies en benoemen van leden en waarnemend leden in een directieteam
van een organisatieonderdeel;
-
– Het benoemen van (waarnemend) functionarissen die rechtstreeks onder de chief financial
officer, de hoofdingenieur-directeur of de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat
Corporate Dienst of Rijkswaterstaat Nova vallen;
-
– Het vaststellen van de functie en het benoemen van een (waarnemend) Programma- of
Projectdirecteur;
-
– Het vaststellen van de functie en het benoemen van een (waarnemend) Strategisch Adviseur;
-
– Het vaststellen van de functie van afdelingshoofd;
-
– Het vaststellen en wijzigen van alle overige functies met een schaalniveau schaal
15 of hoger;
-
– Verlenen van eervol ontslag aan de ambtenaar die uit een vertrouwensfunctie moet worden
ontheven, als bedoeld in artikel 125e, tweede lid, Ambtenarenwet;
-
– Fungeren als bevoegd gezag uit hoofde van in artikel 1, onderdeel b van het Beoordelingsvoorschrift Burgerlijk Rijkspersoneel 1985;
-
– Vaststellen van vaste reissommen als bedoeld in artikel 14 van het Reisbesluit binnenland, voor zover het groepen personeel betreft die voorkomen bij meer organisatieonderdelen;
-
– Toekennen van vacatiegeld of vaste beloningen in afwijking van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;
-
– Verlenen van ontslag als gevolg van het niet kunnen terugkeren na een politieke functie,
als bedoeld in artikel 96b, eerste lid, van het ARAR;
-
– Verlenen van ongeschiktheidsontslag anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken,
als bedoeld in artikel 98, eerste lid, onderdeel g van het ARAR;
-
– Verlenen van ontslag op grond van artikel 99 van het ARAR, indien de meerkosten aangaande de minimale ontslaguitkering afzonderlijk, dan wel
tezamen met de vergoeding voor materiële schade, niet meer bedragen dan drie bruto
maandsalarissen;
-
– Toekennen van een vergoeding voor materiële schade als bedoeld in artikel 69 van het ARAR, indien een dergelijke vergoeding verband houdt met een ontslag als bedoeld in artikel 99 van het ARAR en indien die vergoeding afzonderlijk, dan wel tezamen met de meerkosten aangaande
de ontslaguitkering, niet meer bedraagt dan drie bruto maandsalarissen;
-
– Besluiten over toekenning van immateriële schadevergoedingen.
-
3. Aan de directeur-generaal, de chief financial officer, de hoofdingenieur-directeur
en de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst of Rijkswaterstaat
Nova zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden, welke alleen mogen worden uitgeoefend
nadat voorafgaande instemming van de secretaris-generaal is verkregen:
-
– Verlenen van reorganisatieontslag en ontslag wegens verplaatsing van een dienstonderdeel,
als bedoeld in de artikelen 96 en 96a van het ARAR;
-
– Verlenen van ontslag aan een herplaatsingskandidaat, als bedoeld in artikel 49l van het ARAR;
-
– Niet verlenen van ontslag wegens het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar, als
bedoeld in artikel 98, eerste lid, onderdeel h van het ARAR;
-
– Verlenen van ontslag als bedoeld in artikel 99 van het ARAR, indien de meerkosten aangaande de minimale ontslaguitkering afzonderlijk, dan wel
tezamen met de vergoeding voor materiële schade, meer bedragen dan drie bruto maandsalarissen;
-
– Toekennen van een vergoeding voor materiële schade als bedoeld in artikel 69 van het ARAR, indien een dergelijke vergoeding verband houdt met een ontslag als bedoeld in artikel 99 van het ARAR en indien die vergoeding afzonderlijk, dan wel tezamen met de meerkosten aangaande
de ontslaguitkering, meer bedraagt dan drie bruto maandsalarissen;
-
– Bewust belonen, indien deze beloning een bruto maandsalaris te boven gaat;
-
– Vaststellen van plaatsen van tewerkstelling welke niet of niet doelmatig bereikbaar
zijn met openbaar vervoer, als bedoeld in het Verplaatsingskostenbesluit 1989.
Het verkrijgen van instemming van de secretaris-generaal verloopt via de directeur-generaal.
-
4. Aan de chief financial officer, de hoofdingenieur-directeur en de algemeen directeur
van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst of Rijkswaterstaat Nova zijn voorbehouden
de volgende HRM-bevoegdheden, welke alleen mogen worden uitgeoefend nadat zij voorafgaande
instemming van de directeur-generaal hebben verkregen:
-
5. Aan de chief financial officer, de hoofdingenieur-directeur en de algemeen directeur
van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst of Rijkswaterstaat Nova zijn voorbehouden
de volgende HRM-bevoegdheden:
-
– Het vaststellen van de formatieinhoud, formatieomvang en niveau van de functies tot
en met schaal 14;
-
– Het benoemen van de direct onder de directeuren ressorterende leidinggevende functionarissen;
-
– Het vaststellen van de teams binnen structuur onder afdelingsniveau met inachtneming
van de afspraken die binnen Rijkswaterstaat zijn gemaakt over de uniforme inrichting
van organisatie-eenheden.
-
6. Aan de algemeen directeur Rijkswaterstaat Corporate Dienst, diens directeur Communicatie,
Personeel en Recht van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst en aan de gemandateerde
afdelingshoofden en senior adviseurs werkzaam bij de Directie Communicatie, Personeel
en Recht van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst zijn voorbehouden de volgende bestuurlijk-juridische
en vastgoedbevoegdheden:
-
– Uitbesteding aangaande juridische dienstverlening, waaronder begrepen het inschakelen
van het kantoor van de Landsadvocaat;
-
– Aangaan van en voeren van verweer:
-
o in civielrechtelijke procedures;
-
o in arbitrages;
-
o in surseances, faillissementen, derde-beslagen, verpandingen en cessies;
-
o inzake het opleggen van sancties aan opdrachtnemers c.q. bedrijven en instanties,
met uitzondering van kortingen en boetes die voortvloeien uit contractbepalingen,
en
-
o inzake het geheel of gedeeltelijk matigen of kwijtschelden van kortingen of boetes
die krachtens een contract aan een opdrachtnemer zijn opgelegd;
-
– Behandelen van een geschil door middel van mediation of bindend advies, voor zover
verband houdend met de onder voorgaand punt genoemde procedures;
-
– Verlenen, wijzigen of intrekken van vergunningen ten behoeve van een organisatieonderdeel
met uitzondering van de taken welke behoren tot het werkterrein van de Inspectie Leefomgeving
en Transport, zoals opgenomen in artikel 2a, onderdeel b, Instellingsbesluit Inspectie
Leefomgeving en Transport;
-
– Behandelen en afwikkelen van administratieve onteigeningen;
-
– Behandelen van geschillen voor de bevoegde rechter voortvloeiende uit de Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken
en spoorwegwerken 1999 en/of voortvloeiende uit de Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen
buiten beheersgebied tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en Energie-Ned,
VELIN en VEWIN van 10 februari 1999 (beide: Stcrt. 1999, nr. 97);
-
– Behandelen van vorderingen inzake schade veroorzaakt door derden aan rijkseigendom
in beheer bij Rijkswaterstaat, anders dan bij uitvoering van werkzaamheden in opdracht
van Rijkswaterstaat;
-
– Behandelen en afwikkelen van claims inzake materiële en immateriële schade aan derden
veroorzaakt door Rijkswaterstaat als vaarweg- en wegbeheerder;
-
– Het inschakelen van experts ten behoeve van schadezaken die samenhangen met vaarweg-
en wegbeheer;
-
– Behandelen en afwikkelen van letselschadezaken als gevolg van ongevallen, dienstongevallen
of beroepsziekten;
-
– Behandelen en afwikkelen van zaken op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht;
-
– Behandelen en afwikkelen van nadeelcompensatie;
-
– Behandelen en afwikkelen van onttrekkingen van wegen aan de openbaarheid op grond
van de Wegenwet;
-
– Behandelen en afwikkelen van overdrachten van waterstaatswerken op grond van de Waterstaatswet 1900;
-
– Behandelen en afwikkelen van (hoger) beroep inzake besluiten als bedoeld in onderdeel
9 van deze Bijlage;
-
– Behandelingen en afwikkelen van beroep inzake een ontheffing van een algemeen verbindend
verklaarde overeenkomst over een afvalbeheersbijdrage.
-
7. Aan de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst zijn de volgende
bevoegdheden voorbehouden:
-
– Na afstemming met de chief financial officer de comptabele bevoegdheid tot het doen
van voorstellen aan de hoofddirectie Financiën, Management en Control aangaande het
openen, wijzigen of opheffen van een bankrekening voor zakelijk gebruik op naam van
Rijkswaterstaat, als bedoeld in artikel 8, lid 3 van het Besluit kasbeheer 1998;
-
– Na overeenstemming met de directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur-generaal
of de chief financial officer, het treffen van schikkingen in civielrechtelijke procedures
inzake vorderingen van Rijkswaterstaat op derden.
-
8a. Aan de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst en diens directeur
Facilitair en Financiën zijn voorbehouden de volgende comptabele bevoegdheden, welke
alleen mogen worden uitgeoefend nadat instemming is verkregen van de hoofddirecteur
Financiën, Management en Control:
-
– Het kwijtschelden van een vordering wat bij of krachtens een specifieke wet plaatsvindt
die het bedrag van € 500.000 overstijgt;
-
– Het kwijtschelden van een vordering wat niet bij of krachtens een specifieke wet plaatsvindt;
-
– Het buiten invordering stellen van een vordering die niet op basis van een administratieve
organisatie procedure plaatsvindt als het bedrag de € 5.000 overstijgt;
-
– Het buiten invordering stellen van een vordering die op basis van een administratieve
organisatie procedure plaatsvindt als het bedrag de € 25.000 overstijgt;
-
– Het oplossen van een geschil met betrekking tot een vordering waarbij het gelijk van
beide partijen niet zonder meer duidelijk is, die het bedrag van € 500.000 overstijgt;
-
– Het verrichten van een schenking aan een derde van een aan de Staat toebehorende niet-geldelijke
roerende zaak en niet bij of krachtens de wet geregeld.
De genoemde bedragen zijn inclusief eventuele omzetbelasting.
-
8b. Aan de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst en diens directeur
Facilitair en Financiën zijn voorbehouden de volgende comptabele bevoegdheden:
-
– Het kwijtschelden van een vordering wat bij of krachten een specifieke wet plaatsvindt
als het bedrag gelijk of kleiner is dan € 500.000;
-
– Het buiten invordering stellen van een vordering die niet op basis van een administratieve
organisatie procedure plaatsvindt als het bedrag gelijk of kleiner is dan € 5.000;
-
– Het buiten invordering stellen van een vordering die op basis van een administratieve
organisatie procedure plaatsvindt als het bedrag gelijk of kleiner is dan € 25.000;
-
– Het oplossen van een geschil met betrekking tot een vordering waarbij het gelijk van
beide partijen niet zonder meer duidelijk is, als het bedrag gelijk of kleiner is
dan € 500.000;
-
– Het verrichten van een schenking aan een derde van een aan de Staat toebehorende niet-geldelijke
roerende zaak indien het schenken bij of krachtens de wet is geregeld of indien de
schenking voortvloeit uit een beleid gericht op de aanschaf van zaken met het oog
op schenking aan derden.
De genoemde bedragen zijn inclusief eventuele omzetbelasting.
-
9. Aan de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving,
diens directeur Leefomgeving en aan de gemandateerde afdelingshoofden werkzaam bij
de directie Leefomgeving van het organisatieonderdeel Rijkswaterstaat Water, Verkeer
en Leefomgeving zijn voorbehouden de volgende bevoegdheden op het gebied van milieu
en leefomgeving, mobiliteit en klimaat voor zover het betreft:
-
a. de bescherming, het beheer en de sanering van de bodem:
-
– het afgeven, wijzigen en intrekken van verklaringen houdende een beoordeling van de
reinigbaarheid van verontreinigde grond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 17a, 17b, 30 en 31, van het Besluit stortplaatsen en
stortverboden afvalstoffen;
-
– het overgaan tot kostenverhaal als bedoeld in artikel 75 van de Wet bodembescherming, met uitzondering van situaties waarin Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders
gebruik hebben gemaakt van mandaat dat hen is verleend op basis van artikel 75, zesde
lid;
-
– het verhaal van kosten met toepassing van artikel 75, het eerste, tweede, derde en vijfde lid van de Wet bodembescherming;
-
– het treffen van een schikking met betrekking tot de kosten als bedoeld in artikel 75 van de Wet bodembescherming, het voeren van onderhandelingen terzake en het treffen van een schikking;
-
– het verlenen van erkenningen als bedoeld in artikel 9 van het Besluit bodemkwaliteit;
-
– het wijzigen van een erkenning als bedoeld in artikel 12 van het Besluit bodemkwaliteit;
-
– het intrekken en schorsen van een erkenning op grond van artikel 23, eerste lid, onder a, c en d, en tweede lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit;
-
– het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit;
-
– het vaststellen van een formulier als bedoeld in artikel 31, derde lid, van het Besluit bodemkwaliteit;
-
– het verlenen van een erkenning op grond van artikel 12b, eerste lid, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke
afvalstoffen;
-
– het wijzigen van een erkenning op grond van artikel 12e van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen;
-
– het intrekken van een erkenning op grond van artikel 12k, eerste lid, aanhef en onder a, c, of d, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen
en gevaarlijke afvalstoffen;
-
– het schorsen van een erkenning op grond van artikel 12k, tweede 2, aanhef en onder a, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen
en gevaarlijke afvalstoffen;
-
– het afgeven, wijzigen en intrekken van verklaringen houdende een beoordeling van de
status van als baggerspecie aangeboden materiaal als bedoeld in artikel 29 juncto artikel 22 van de Wet belastingen op milieugrondslag;
-
b. het verminderen van de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende
stoffen:
-
– het verlenen van erkenningen aan instellingen op grond van artikel 10, eerste lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende
stoffen;
-
– het geven van een aanwijzing aan een erkende instelling om een door haar verstrekt
certificaat te schorsen of in te trekken op grond van artikel 14, vierde lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende
stoffen;
-
– het schorsen van de erkenning van een instelling op grond van artikel 15, eerste lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende
stoffen;
-
– het intrekken van de erkenning van een instelling op grond van artikel 16, eerste lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende
stoffen;
-
– het vaststellen van de inhoud en de uitslag van examens die tot uiterlijk zes maanden
na inwerkingtreding van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen zijn afgelegd, en het verstrekken van diploma’s op grond van de artikelen 4, 5 en 14 van de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties, de artikelen 4, 5 en 14 van de Regeling gefluoreerde broeikasgassen hoogspanningsschakelaars en de artikelen 4, 5 en 15 van de Regeling gefluoreerde broeikasgassen brandbeveiligingssystemen;
-
c. het ontdoen van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.37 en volgende in de Wet milieubeheer:
-
d. het behandelen en afwikkelen van meldingen, bedoeld in artikel 5.12, twaalfde tot en met veertiende lid, van de Wet milieubeheer, met uitzondering van meldingen vanuit het directoraat-generaal Rijkswaterstaat;
-
e. het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen die verband houden met
de instemming op een mededeling die wordt gedaan in het kader van een productbesluit
als bedoeld in artikel 9.5.2 van de Wet milieubeheer.
-
10. Aan de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Zee en Delta, diens directeuren
en gemandateerde afdelingshoofden zijn voorbehouden:
-
a. het uitoefenen van de beheersbevoegdheden ten aanzien van de tot het regionale beheersgebied
behorende territoriale zee en exclusieve economische zone van de BES-eilanden, als
bedoeld in de Wet maritiem beheer BES, en
-
b. het nemen van besluiten en het sluiten van overeenkomsten in het kader van de uitvoering
van de Wet bescherming Antarctica en het verrichten van handelingen ter voorbereiding en ter uitvoering van bedoelde
besluiten en overeenkomsten;
-
c. het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en
het verrichten van overige handelingen die verband houden met de artikelen 27 en 28 van de Wet windenergie op zee, inclusief het nemen van beslissingen op bezwaar tegen bedoelde besluiten en het
instellen van (hoger) beroep.
-
11. Aan de hoofdingenieur- directeur, de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat Corporate
Dienst of Rijkswaterstaat Nova en diens directeuren, is voorbehouden het nemen van
besluiten op verzoeken als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur, tenzij het verzoek:
-
– afgewezen kan worden omdat binnen het ministerie van Infrastructuur en Milieu geen
documenten zijn die betrekking hebben op het verzoek;
-
– bij herhaling in eenzelfde kwestie op gelijke wijze kan worden afgedaan als reeds
eerder is geschied, of
-
– niet in behandeling wordt genomen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.
De laatste drie categorieën besluiten kunnen tevens door diens afdelingshoofden genomen
worden.
-
12. Aan de hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat Programma’s, Projecten en Onderhoud,
diens directeuren en aan de gemandateerde afdelingshoofden, project- of programmamanagers
– Portfoliomanagement, project- of programmamanagers en projectleiders zijn voorbehouden
de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging directeur-generaal Rijkswaterstaat voor geluidwerende maatregelen spoorwegen.