Stcrt. 2019, 1920, datum inwerkingtreding 18-01-2019, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2018.
3 In afwijking van het eerste lid kan de directeur van de Rijksschoonmaakorganisatie
mandaat en machtiging doorverlenen aan onder hem ressorterende functionarissen en
functionarissen die rechtstreeks ressorteren onder hem ressorterende functionarissen,
tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die
betrekking hebben op de in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, genoemde personeelsaangelegenheden, voor zover dit noodzakelijk is vanwege de organisatiestructuur
van de directie en voor zover de plaatsvervangend secretaris-generaal daar schriftelijk
mee instemt.
4 In afwijking van het eerste lid kan de directeur van de Rijksschoonmaakorganisatie
mandaat en machtiging doorverlenen aan functionarissen die rechtstreeks onder hem
ressorteren, ten aanzien van het aanstellen en benoemen alsmede de ontslagverlening
van onder hen ressorterende functionarissen die vallen onder het Algemeen Rijksambtenarenreglement,
voor zover dit noodzakelijk is vanwege de organisatiestructuur van de directie en
voor zover de plaatsvervangend secretaris-generaal daar schriftelijk mee instemt.
5 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen directeuren, na voorafgaande schriftelijke
toestemming van de plaatsvervangend secretaris-generaal, hun vertegenwoordigingsbevoegdheden
doorverlenen aan functionarissen van een ander organisatieonderdeel, mits de betreffende
functionaris daarmee schriftelijk instemt.
6 De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij
een schriftelijk besluit geschieden.