Stcrt. 2009, 67, datum inwerkingtreding 09-04-2009, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.
1 Het gemiddelde eindexamencijfer, bedoeld in artikel 7.57b, eerste en tweede lid, van
de wet, van een gegadigde die met goed gevolg eindexamen heeft afgelegd volgens de
artikelen 12 tot en met 15 en 22 van de Wet op het voortgezet onderwijs, wordt berekend
uit de eindcijfers van het gemeenschappelijk deel, het profieldeel en het hoogste eindcijfer
van het vrije deel gezamenlijk. Daarbij wordt, indien de gegadigde het eindexamen
heeft afgelegd volgens de bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs gegeven
voorschriften zoals luidend vanaf 1 augustus 2007, het gemiddelde van de eindcijfers
bedoeld in artikel 49, zesde lid van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.,
aangemerkt als het eind(examen)cijfer van één vak.
2 Het gemiddelde eindexamencijfer, bedoeld in artikel 7.57b, eerste en tweede lid, van
de wet, van een gegadigde met een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel
7.2.2, eerste lid, onder d en e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of met een
diploma middelbaar beroepsonderwijs wordt berekend uit de combinatie van vijf cijfers
van de cijferlijst die het hoogste gemiddelde oplevert.
3 Indien de beoordelingen bij een diploma als bedoeld in het tweede lid zijn uitgedrukt
in de termen goed, voldoende of onvoldoende, worden deze voor de berekening van het
gemiddelde eindexamencijfer geïnterpreteerd als respectievelijk 8, 6 en 4.
4 Indien op de cijferlijst minder dan het in het tweede lid bedoelde aantal cijfers
is vermeld, is het gemiddelde eindexamencijfer het gemiddelde van de vermelde cijfers.