Opstellen richtlijn PGD
De richtlijn PGD, die thans door de beroepsgroepen wordt voorbereid, heeft als kader
het hierboven beschreven beslissingskader. Zodra nieuwe inzichten over aard, ernst
en behandelmogelijkheden van ziekten daartoe aanleiding geven kan deze richtlijn door
de richtlijnencommissie worden bijgesteld, zie ook hieronder, ‘Toetsing door richtlijncommissie’.
De instelling die PGD uitvoert dient zijn protocollen in lijn te brengen met deze
richtlijn. Conform de Embryowet artikel 2 lid 1 dienen deze klinische en algemene protocollen van advies te worden voorzien door
de medische ethische toetsingscommissie (METC) van de instelling in kwestie (in casu
het Academisch Ziekenhuis Maastricht). Daarna moeten de protocollen door het bestuur
van de instelling worden vastgesteld en worden voorgelegd aan de CCMO (Centrale Commissie
Mensgebonden Onderzoek).
Toetsing door richtlijncommissie
Het is van belang dat verdere ontwikkelingen op het terrein van PGD met grote zorgvuldigheid
plaatsvinden, zodat de uitvoeringspraktijk blijft binnen de grenzen van wat ethisch
en maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Dit speelt in het bijzonder indien overwogen
wordt het toepassingsbereik van PGD uit te breiden naar een ziekte of aandoening die
niet eerder voor PGD in aanmerking is gekomen.
Indien het klinisch genetisch centrum dat PGD uitvoert aan de hand van een concrete
casus een dergelijke stap overweegt, dient het centrum dit voornemen ter toetsing
voor te leggen aan de eerder genoemde richtlijncommissie PGD. (N.B. Erfelijke vormen
van borst- en darmkanker, die binnen het beoordelingskader vallen, worden geacht toegelaten
te zijn tot PGD. Vanzelfsprekend moet ook hier steeds, binnen de instelling, een individuele
beslissing genomen worden, specifiek voor betreffende casus). De richtlijncommissie
moet bij zijn oordeelsvorming over de betreffende casus uitgaan van de hierboven geschetste
kaders.
Op mijn verzoek, gericht aan de wetenschappelijke verenigingen van betrokken beroepsgroepen,
VKGN en NVOG, zal de thans in te stellen richtlijncommissie PGD ook na het voltooien
van haar taak – namelijk het opstellen van een richtlijn PGD en een richtlijn Transport
PGD – als virtuele organisatie blijven bestaan ten behoeve van deze adviesrol. Haar
adviezen worden vastgelegd in het jaarverslag van de instelling(en) die een vergunning
heeft (hebben) voor het uitvoeren van PGD. Op termijn kan bekeken worden of deze werkwijze
ook in de verdere toekomst wenselijk is.
Andere voorschriften verbonden aan de vergunning
Aan de vergunning worden voorts de volgende voorschriften worden verbonden:
-
1) De instelling verstrekt aan de staatssecretaris van VWS periodiek en ten minste jaarlijks
gegevens over de behandelingen die plaatsvinden. Dit verslag bestaat uit de gegevens
van de PGD-kliniek, en die van de transportklinieken. Daarin wordt verslag gedaan
van de aard en aantallen van de genetische ziekten en aandoeningen waarvoor PGD wordt
toegepast. Daarnaast moet de instelling verslag doen over de casussen die het ter
toetsing heeft voorgelegd aan de richtlijnencommissie, waarbij zowel het oordeel van
de richtlijncommissie als de uiteindelijke beslissing van de instelling met betrekking
tot het al dan niet uitvoeren van PGD moet worden weergegeven en toegelicht. Dit verslag
wordt vervolgens, indien nodig voorzien van een beleidsmatige beschouwing, aan de
Tweede Kamer toegezonden. Op deze wijze zijn Kabinet en Kamer in de gelegenheid om
nauw betrokken te blijven bij de uitvoeringspraktijk van PGD. Als de uitvoeringspraktijk
daartoe aanleiding geeft kan in de toekomst besloten worden tot aanpassing van de
regeling PGD.
-
2) Zodra zich genetische aandoeningen aandienen die wel binnen het bovengenoemde beoordelingskader
passen, maar die niet eerder voor PGD in aanmerking zijn gekomen en die naar het oordeel
van de behandelaars wel in aanmerking zouden moeten komen voor PGD, moet advies worden
gevraagd aan de richtlijncommissie PGD. Dit advies kan eventueel leiden tot bijstelling
van de richtlijnen.
Rapportage
Gelet op de zwaarwegende medisch-ethische aspecten die aan PGD verbonden zijn enerzijds
en anderzijds het feit dat de beoordeling over daadwerkelijke toepassing in individuele
gevallen alleen in de praktijk kan plaatsvinden, is het gewenst dat er een goed zicht
is op de wijze waarop de regeling PGD wordt uitgevoerd. Daarom is de instelling die
PGD uitvoert verplicht jaarlijks een rapportage aan het ministerie van VWS te sturen,
waarin verslag wordt gedaan van de aard en aantallen van de genetische ziekten en
aandoeningen waarvoor PGD wordt toegepast. Daarnaast moet de instelling verslag doen
over de casussen die het ter toetsing heeft voorgelegd aan de richtlijnencommissie,
waarbij zowel het oordeel van de richtlijnencommissie als de uiteindelijke beslissing
van de instelling met betrekking tot het al dan niet uitvoeren van PGD moet worden
weergegeven en toegelicht. Dit verslag wordt vervolgens, indien nodig voorzien van
een beleidsmatige beschouwing, aan de Tweede Kamer toegezonden. Op deze wijze zijn
Kabinet en Kamer in de gelegenheid om nauw betrokken te blijven bij de uitvoeringspraktijk
van PGD. Als de uitvoeringspraktijk daartoe aanleiding geeft kan in de toekomst besloten
worden tot aanpassing van de regeling PGD.