Vaststellingsbesluit Beleidsregels Humanitaire Hulp 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008.]
Geraadpleegd op 23-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 11-10-2006 en zichtdatum 09-07-2024.
Geldend van 30-04-2006 t/m 26-07-2008

Besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 29 maart 2006, nr. DMV/HH-0135/06, tot vaststelling van beleidsregels voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van BuitenlandseZaken 2006 (Beleidsregels Humanitaire Hulp 2006)

Artikel 1

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 3.1 tot en met 3.4 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 in het kader van humanitaire hulp gelden voor de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 de beleidsregels zoals neergelegd in de bijlage van dit besluit.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de daarbij behorende bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

voor Ontwikkelingssamenwerking,
namens deze:
de

plv. directeur-generaal Internationale Samenwerking

,

R.G. de Vos

Bijlage

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Beleidsregels Humanitaire Hulp 2006 en annexen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In deze beleidsregels voor humanitaire hulp wordt het beleid van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot subsidieverlening ten behoeve van humanitair hulp vastgelegd en publiek toegankelijk gemaakt. Deze beleidsregels dienen zowel als hulpmiddel bij het indienen van subsidieaanvragen als bij het beoordelen ervan.

De indeling van dit beleidskader is als volgt:

Hoofdstuk 1 geeft aan wat de algemene doelstellingen zijn van humanitaire hulp en welke strategie Nederland daarbij hanteert. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen chronische crises waaraan Nederland specifiek aandacht besteedt en overige crisissituaties en acute crisissituaties. Hoofdstuk 2 behandelt sectoren, criteria en kanaalkeuze. De annexen gaan in op de situatie in een aantal belangrijke crisisgebieden en bevatten zonodig aanvullende voorwaarden.

In hoofdstuk 3 komen de overige crisissituaties aan bod waarvoor geen aparte annex is opgevoerd. Dit hoofdstuk behandelt het Nederlands beleid ten aanzien van humanitaire hulp in dergelijke situaties, inclusief de criteria die hierbij worden gehanteerd. Het beleid van Nederland voor humanitaire hulp ten aanzien van acute crisissituaties wordt beschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 4 betreft acute rampen, inclusief kanaalkeuze (paragraaf 4.4).

1.1. Mission statement: doelstelling van humanitaire hulp

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

De hoofddoelstelling van humanitaire hulp is de optimale leniging van levensbedreigende menselijke noden onder de meest kwetsbaren, waaronder met name vrouwen en kinderen, als gevolg van (chronische) crisissituaties en/of natuurrampen. In principe kan hulp wereldwijd worden verleend, maar er is bijzondere aandacht voor een aantal specifieke crisisgebieden in ontwikkelingslanden. Daarnaast bestaat er binnen het Stabiliteitsfonds een aparte faciliteit voor humanitair ontmijnen.

Nederland onderschrijft en hanteert de volgende internationale humanitaire hulpprincipes:

  • De humanitaire respons op crises is uitsluitend gemotiveerd door het streven om het menselijk lijden van de meest kwetsbaren in het getroffen gebied te verlichten (het humanitair imperatief).

  • Het humanitaire hulpaanbod dient altijd aangepast en afgestemd te zijn op plaatselijke omstandigheden en gebruiken, waar mogelijk ter versterking van de bestaande capaciteit en van de zelfredzaamheid alsmede ter voorkoming van donorafhankelijkheid.

  • Humanitaire hulp dient onpartijdig te zijn: hulp wordt niet verstrekt ter bevordering van politieke of andere externe agenda’s en dient te worden verleend zonder onderscheid op basis van bijvoorbeeld ras, religie, politieke overtuiging, sekse, etcetera.

  • Humanitaire hulp dient onafhankelijk te functioneren van politieke invloeden (zowel vanuit Nederland als vanuit de getroffen landen).

  • In een conflictsituatie dient soevereiniteit van het desbetreffende land ondergeschikt te zijn aan de noodzaak tot verlening van onbelemmerde en onpartijdige humanitaire hulp, waartoe vrije toegang tot de getroffen bevolking is vereist.

  • Humanitaire hulp dient evenredig te zijn aan de behoefte (demand driven) en is dus niet aanbodgestuurd (supply-driven).

1.2. Strategie van de Nederlandse humanitaire hulp

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

De strategie van de Nederlandse humanitaire hulp is gericht op versterking en uitbouw van een gemeenschappelijke, gecoördineerde benadering door alle betrokken hulpverlenende instanties (VN-instellingen, de Rode Kruis familie en (I)NGO’s) opdat deze niet solistisch en ongecoördineerd in het getroffen gebied opereren. Nauwe (internationale) afstemming draagt bij aan een betere aansluiting tussen de verschillende soorten en fasen van hulp. Richtinggevend voor de Nederlandse inspanningen in chronische crisissituaties is het Consolidated Appeal Process (CAP), dat onder leiding van het UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) in gang wordt gezet.

In geval van acute crisissituaties zijn ook de Emergency Appeals van zowel de VN als de International Committee of the Red Cross (ICRC) en de International Federation of the Red Cross and Red Crescent Societies (IFRC) richtinggevend voor de Nederlandse inspanningen. Tegen deze achtergrond steunt Nederland in 2006 de twee pilot-projecten van de VN in de Democratische Republiek Congo en Sudan voor een Common Humanitarian Fund onder leiding van de Resident Humanitarian Coördinator. Deze financiële bijdragen zijn overigens vooralsnog bedoeld voor VN-organisaties, niet voor (I)NGOs en betreffen dus geen subsidies.

1.3. Algemene criteria m.b.t. subsidieaanvragen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Voorstellen dienen ten minste aan onderstaande criteria te voldoen:

  • Activiteiten dienen uiteraard te voldoen aan de in paragraaf 1.1. genoemde internationale humanitaire hulpprincipes en aan toepasselijke regelgeving met betrekking tot het verlenen van subsidies (de Algemene wet bestuursrecht, de Kaderwet Subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006);

  • De activiteiten zijn van beperkte duur; uit Nederlandse humanitaire hulp fondsen worden geen structurele projecten gesubsidieerd. In de meeste gevallen is het mogelijk om voorstellen in te dienen met een looptijd van maximaal 24 maanden (zie hiervoor de annexen). Daar waar sprake is van een langdurige crisis heeft voortzetting van relevante activiteiten, mits de uitvoering adequaat is bevonden, prioriteit boven subsidiëring van nieuwe activiteiten; Bij het beoordelen van aanvragen wordt gekeken naar eventuele negatieve effecten van humanitaire hulp (de zogenaamde ‘do no harm’-principes), mede met het oog op de duurzaamheid van de resultaten;

  • Voorstellen bevatten een beknopte analyse van de noden en een duidelijk omschreven doelgroep;

  • De beoogde activiteiten zijn gekoppeld aan duidelijk omschreven verwachte resultaten, doelen, instrumenten en indicatoren;

  • Voorstellen hebben oog voor de zogenaamde ‘gap’-problematiek: het is van belang dat waar mogelijk een zo goed mogelijke overgang van acute noodhulp naar rehabilitatie wordt gemaakt en dat, waar mogelijk, aanknopingspunten voor wederopbouw worden geboden, overigens zonder dat dit automatisch subsidiëring van het vervolgtraject impliceert;

  • In de landen die voorkomen op de lijst voor rehabilitatieactiviteiten in het kader van Thematische Medefinanciering (TMF, straks MFS) en waar dergelijke activiteiten worden uitgevoerd, zal bijzondere aandacht worden geschonken aan de ‘gap-problematiek’;

  • Een exitstrategie maakt deel uit van het projectvoorstel;

  • Projectvoorstellen dienen aandacht te schenken aan de HIV/Aids-problematiek. Zie hiervoor ook de Guidelines for HIV/AIDS interventions in emergency settings van de Inter-Agency Standing Committee;

  • Een projectvoorstel bevat een duidelijke en sluitende begroting die gekoppeld is aan de activiteiten. Elke budgetlijn die niet voor zich spreekt, wordt duidelijk uitgelegd;

  • In het budget kunnen slechts kosten worden opgenomen die direct gerelateerd zijn aan het project. Identificatiemissies ter verkenning van de noden komen niet voor subsidie in aanmerking;

  • Met ingang van 2005 is het stramien voor indiening van voorstellen en rapportages aangepast. Voorstellen die niet of onvolledig aan deze herziene voorschriften voldoen, worden niet in behandeling genomen;

  • Met ingang van 2006 wordt uitgegaan van cofinanciering door tenminste één andere donor, of van een substantiële eigen bijdrage van de aanvragende organisatie aan het totale project- of programmabudget (in beide gevallen minimaal 20%).

De activiteiten van NGO’s op het gebied van humanitaire hulp kunnen voor subsidie door de minister in aanmerking komen indien deze organisaties aan de volgende algemene eisen voldoen:

  • Ervaring en een goede track record in het desbetreffende gebied (de betrouwbaarheid van de subsidieaanvrager);

  • Aantoonbare kennis en expertise met de desbetreffende problematiek (de geschiktheid van de subsidieaanvrager);

  • Voldoende implementatiecapaciteit van de subsidieaanvrager;

  • Een positieve beoordeling van de structuur van, de strategie en de financiële capaciteit van de aanvragende organisatie aan de hand van de Checklist Organisational Capacity Assessment (COCA);

  • Deelname door de subsidieaanvrager, of de lokale partij, aan het Common Humanitarian Action Plan (CHAP), of aan een andersoortig coördinatieplatform o.l.v. de VN Humanitarian Coordinator, indien dat er is. Dit omvat mede participatie in het Joint Needs Assessment Framework, indien dit door de VN in het desbetreffende land wordt toegepast. Uitzonderingen hierop dienen te worden onderbouwd.

Naast de hiervoor genoemde eisen dient een subsidieaanvrager uiteraard te voldoen aan de gebruikelijke eisen en verplichtingen die voortvloeien uit de toepasselijke regelgeving. Dit houdt onder meer in dat de beheersmatige kwaliteiten van de organisatie voldoende zijn zijn. Verder wordt, naast de kwaliteit van het voorstel, ook de kwaliteit, zorgvuldigheid en tijdigheid van rapportages en evaluaties van de aanvragende organisatie meegewogen. Organisaties waarmee relatief kort wordt samenwerkt, worden regelmatig onderzocht op hun beheerscapaciteit.

Gezien het belang dat de minister hecht aan de coördinatie van internationale hulpactiviteiten dienen subsidieontvangers waar mogelijk actief te participeren in de VN-coördinatiestructuur, alsmede hun activiteiten te coördineren met andere NGO’s.

Nederland ondersteunt zelden direct activiteiten van lokale NGO’s. De constructie van kanalisering van fondsen via internationaal opererende NGO’s naar lokale NGO’s draagt bij aan de ontwikkeling van lokale capaciteit en daarmee aan de duurzaamheid van de activiteit. Daarnaast dragen lokale partners bij aan de exit-strategie van humanitaire hulporganisaties en kunnen ze een bijdrage leveren aan het overbruggen van de ‘gap’-problematiek.

Activiteiten op het gebied van ‘disaster preparedness’ worden in principe financieel ondersteund via multilaterale en/of ‘Rode Kruis’ kanalen en vallen aldus buiten het kader van deze beleidsregels.

Projecten met inkomensgenerering als voornaamste doelstelling komen in beginsel niet voor subsidiëring in aanmerking. Dergelijke activiteiten kunnen alleen worden gesubsidieerd indien zij, behalve aan de algemene criteria hierboven genoemd, aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Het projectvoorstel bevat een specificatie van eigendom en beheer van eventuele roulerende fondsen na afloop van het project;

  • De looptijd van het project is maximaal 24 maanden;

  • Het voorstel is gebaseerd op een sobere benadering: lage investeringskosten, relatief kleine leningen met korte terugbetalingschema’s ten behoeve van ‘vervoerbare’ productiemiddelen (d.w.z. geen zware machines).

De aard van de relatievorm subsidie brengt met zich dat de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten geheel plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger. Dit impliceert onder andere mee dat de subsidieontvanger – indien de veiligheidssituatie in zijn werkgebied daartoe aanleiding biedt – zelf zorgdraagt voor een adequate risicoafweging en een daarbij passend niveau van beveiliging en verzekering van de personen die door subsidieontvanger met de uitvoering van haar zijn activiteiten zullen worden belast.

1.4. Sancties

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Mede afgestemd op de duur van een gesubsidieerde activiteit zullen aan de subsidie verplichtingen worden verbonden met betrekking tot tussentijdse en afsluitende inhoudelijke en financiële rapportages. Deze rapportages zijn gebonden aan strikte deadlines. Aan het niet (volledig) nakomen van (rapportage)verplichtingen zijn sancties verbonden. Deze omvatten het geheel of gedeeltelijk intrekken en terugvorderen van verleende subsidies. Tevens kunnen negatieve ervaringen een rol spelen bij de beoordeling van toekomstige subsidieaanvragen.

2. Nederlandse aandachtsgebieden

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

2.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

De Nederlandse humanitaire hulp streeft naar een optimale respons op crisissituaties. Hierbij wordt, zoals hierboven benoemd, een onderscheid gemaakt tussen chronische crisissituaties en acute crisissituaties. De Nederlandse humanitaire hulp richt zich met name op een aantal chronische crisissituaties in een beperkt aantal landen. Het beleid voor deze crisissituaties is verder uitgewerkt in de bijgevoegde annexen. De landenkeuze is mede bepaald op grond van de volgende overwegingen:

  • Aard en stadium van het conflict (en eerdere Nederlandse betrokkenheid);

  • VN-strategie en kwaliteit van het CAP;

  • Omvang van de Nederlandse betrokkenheid in relatie tot de inzet van andere donoren;

  • Duur van de Nederlandse steun in relatie tot de vooruitzichten op zelfredzaamheid van het desbetreffende land;

  • Mogelijkheden voor parallelle inzet van politieke, militaire en andere middelen.

2.2. Sectoren

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

De sectoren die door Nederlandse humanitaire hulp worden ondersteund in de afzonderlijke chronische crisissituaties staan beschreven in de annexen. Voor rehabilitatie activiteiten wordt voorts verwezen naar het Beleidskader Thematische Medefinanciering, subthema Rehabilitatie/Wederopbouw.

Activiteiten op het gebied van humanitair ontmijnen worden gefinancierd uit het stabiliteitsfonds.

2.3. Criteria

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Naast de algemene criteria genoemd in paragraaf 1.3 moeten activiteiten passen in de prioriteiten die per land/regio zijn beschreven in de annexen; zij moeten aansluiten bij de humanitaire strategie die hierin uiteengezet wordt. Voor specifieke criteria per conflictgebied wordt dan ook verwezen naar de desbetreffende annex.

Als in het land of de regio sprake is van een CAP, worden activiteiten slechts gesubsidieerd indien de aanvrager zijn activiteiten coördineert met OCHA en actief participeert in het opstellen van het Common Humanitarian Action Plan (CHAP).

2.4

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

De afdeling Humanitaire Hulp verleend uitsluitend bijdragen of subsidies voor activiteiten. Instellingssubsidies kunnen dus niet worden aangevraagd.

2.5. Kanaalkeuze

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Zie annexen.

3. Overige chronische crisissituaties

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Nederland biedt ook humanitaire hulp aan enkele landen/regio’s die niet in de annexen zijn opgenomen. Deze hulp bestaat uit financiering van beperkte activiteiten, in het algemeen uitgevoerd door organisaties die beschikken over bewezen expertise, grondige kennis hebben van het desbetreffende land/gebied en beschikken over recente ervaring met het werken in dat land/gebied. De activiteiten behelzen in beginsel een continuering van lopende projecten. Voor humanitaire hulp in deze gebieden geldt eveneens dat als in het land of de regio een CAP is opgezet, activiteiten slechts worden gefinancierd indien de aanvragende organisatie waar mogelijk haar activiteiten coördineert met OCHA en actief participeert in het opstellen van het CHAP.

In het budget voor humanitaire hulp was in 2005 een voorziening opgenomen die flexibel kon worden ingezet wanneer zich acute voedselcrises voordeden. In 2006 komt deze aparte voorziening te vervallen. De betreffende fondsen zijn niet verdwenen, maar komen thans ten goede aan de meest getroffen regio’s, te weten de Hoorn van Afrika en zuidelijk Afrika. Een deel van de middelen voor laatstgenoemde regio wordt beheerd door de Nederlandse vertegenwoordiging in Johannesburg, met name ten behoeve van voedselhulp en aidsprojecten in die regio.

Voedselhulp met een spoedeisend karakter wordt in beginsel verleend via multilaterale kanalen (met name WFP en UNICEF). Daarnaast kunnen (I)NGO’s, actief op het gebied van voedselhulp en voedselzekerheidsprogramma’s, onder bepaalde voorwaarden voor subsidie in aanmerking komen. Daarbij zijn het CAP (Consolidated Appeals Process) en emergency appeals richtinggevend. Het is overigens niet uitgesloten dat ook in voedselcrises humanitaire hulp met een non-food karakter wordt gefinancierd, afhankelijk van de betreffende Consolidated Appeals. Hetzelfde geldt voor aanzetten tot rehabilitatie (de zogenaamde ‘humanitaire hulp plus’), zoals zaaigoed en ‘seeds en tools’. (I)NGO’s kunnen, met inachtneming van het voorgaande, bijvoorbeeld voor subsidie in aanmerking komen indien de voorgestelde activiteiten gebieden bestrijken die door VN-organisaties moeilijk kunnen worden bediend. Ook in situaties waarbij VN-organisaties hun activiteiten niet adequaat kunnen uitvoeren, onder andere als gevolg van politisering van de humanitaire hulp, kan voor het (I)NGO-kanaal worden gekozen.

4. Acute crisissituaties

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

4.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

De Nederlandse humanitaire hulp richt zich tevens op (onvoorziene) grootschalige acute noodsituaties ten gevolge van natuurrampen, epidemieën of escalerende conflicten. Nederland laat zich hierbij leiden door OCHA, de ‘Emergency Relief Coordinator’, van de VN en/of IFRC/ICRC. Richtinggevend hierbij zijn de volgende factoren:

  • De vraag of het getroffen land een verzoek om internationale steun heeft ingediend (bij uitzondering kunnen ook verzoeken van OCHA en IFRC doorslaggevend zijn);

  • De relatieve ernst en omvang van de noodsituatie;

  • De draagkracht van de lokale overheid en lokale organisaties (de eigen lokale capaciteit en mogelijkheden om met lokale middelen te reageren);

  • De bijdragen van andere landen/donoren (o.a. de Europese Unie).

4.2. Sectoren

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In acute crisissituaties komen noodhulpactiviteiten in de strikte zin van het woord voor subsidie in aanmerking alsmede eerste aanzetten tot rehabilitatie ter ondersteuning van vluchtelingen en ontheemden, waarbij speciale aandacht voor de meest kwetsbaren dient uit te gaan. Hierbij kunnen activiteiten worden gesubsidieerd in de volgende sectoren:

  • Onderdak;

  • Voedsel en voedselzekerheid;

  • (Reproductieve) gezondheidszorg;

  • Water & sanitatie;

  • Protectie;

  • Terugkeer en hervestiging van vluchtelingen en ontheemden.

4.3. Criteria

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Zie paragraaf 1.3.

4.4. Kanaalkeuze bij acute rampen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

4.4.1. Multilaterale kanalen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Voor acute crisissituaties geldt dat, gezien het belang dat Nederland hecht aan het coördinatiemandaat van OCHA, de expertise van de diverse VN-organisaties en de belangrijke rol die zij spelen in de uitvoering van de hulp, in veel gevallen een groot deel van de Nederlandse hulp via de VN gekanaliseerd wordt. Daarnaast kan ICRC of IFRC worden gesteund in verband met het bijzondere mandaat op het gebied van humanitair recht en de neutrale positie in geval van acute crisissituaties.

4.4.2. Bilaterale overheidskanalen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Met het oog op de internationale humanitaire hulpprincipes, specifiek het onpartijdigheidsprincipe, en ter voorkoming van substitutie, wordt de Nederlandse humanitaire hulp in principe niet via lokale overheden gekanaliseerd. Alleen in geval van natuurrampen wordt soms gebruik gemaakt van lokale overheidskanalen. Veelal zal een VN Emergency Coordinator samenwerken met de lokale overheidscoördinator van rampenbestrijding.

4.4.3. NGO’s

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Zie paragraaf 1.3.

Landenannex Afghanistan 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Humanitaire situatie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

De humanitaire- en armoedesituatie is in grote delen van Afghanistan nog zorgelijk. Onder de bevolking heerst een tekort aan voedsel, de kinder- en moedersterfte is hoog, de levensverwachting is mede door de slechte gezondheidszorg laag. Afghanistan is het land met de grootste vluchtelingenproblematiek ter wereld. Verder zijn de papaverteelt en daaraan gerelateerde drugshandel sterk toegenomen. In grote delen van het land ontbreekt een effectieve bestuurscapaciteit. Ook de veiligheidssituatie is het afgelopen jaar niet verbeterd. Vooral het zuiden en zuidoosten van Afghanistan zijn hierdoor voor internationale NGO’s en de VN deels onbereikbaar geworden.

Prioriteiten Nederland in 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In 2006 zal Nederland de overgang van humanitaire hulp naar wederopbouw blijven ondersteunen. Ten aanzien van humanitaire hulp richt Nederland zich in beginsel op water & sanitatie en voedselzekerheid en op de terugkeer en reïntegratie van vluchtelingen en ontheemden. Het primaire kanaal voor de Nederlandse structurele hulp blijft het multilaterale Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF). Dit fonds geeft eigen verantwoordelijkheid aan de centrale regering en stelt haar in staat om gecoördineerd invulling te geven aan een coherent wederopbouwbeleid. Behalve financiering van de recurrent costs zal in 2006 het ARTF steeds meer worden ingezet voor financiering van wederopbouw activiteiten uit de Afghaanse ontwikkelingsbegroting.

Specifieke voorwaarden voor financiering

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In principe gelden de voorwaarden uit het algemene subsidiebeleidskader 2006. Echter, in het geval van Afghanistan leiden de kwaliteit van de reeds gefinancierde VN programma’s, en de bij de VN aanwezige kennis, in combinatie met de opheffing van het ‘UNAMA NGO-fonds’, tot de keuze om alle beschikbare gelden te kanaliseren via UNHCR, UNICEF en WFP. Deze drie organisaties werken nauw samen, vullen elkaar aan in voor Nederland relevante sectoren en hun programma’s stroken met de ontwikkelingsprioriteiten van de Afghaanse regering. Dit betekent in Afghanistan geen activiteiten van (I)NGOs worden gesubsidieerd uit de begroting voor humanitaire hulp.

Beschikbare Fondsen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In totaal heeft de afdeling humanitaire hulp in 2006 indicatief een bedrag van vier miljoen Euro beschikbaar voor (VN-organisaties in) Afghanistan. Het indicatieve subsidieplafond voor NGO activiteiten is € 0.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In lijn met de geleidelijke overgang naar wederopbouw in Afghanistan beoogt Nederland binnen enkele jaren de humanitaire financiële bijdrage aan Afghanistan geheel te kunnen afbouwen.

Landenannex Colombia 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Humanitaire situatie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

De situatie in Colombia kenmerkt zich door gewapende confrontaties verspreid over het land, verdwijningen, bedreigingen en selectieve moorden. Ontheemding is voor duizenden Colombianen vaak de enige manier om te ontkomen aan activiteiten en misdragingen van illegaal gewapende elementen. Sinds begin 2005 komen er gemiddeld bijna zevenhondered ontheemden per dag bij. In totaal gaat het inmiddels om meer dan twee miljoen ontheemden.

In het buitenland verblijven 38 duizend Colombiaanse vluchtelingen, van wie 6.300 in Ecuador. (cijfers UNHCR over 2003).

De invloed van het intern gewapend conflict op de bevolking is groot. Niet alleen ontheemden maar ook ontvangende en achterblijvende gemeenschappen ondervinden daarvan de gevolgen. De inheemse en Afro-Colombiaanse bevolking heeft het disproportioneel zwaar te verduren. Dezelfde gewapende groepen die onrust op het platteland veroorzaken, zaaien terreur in de toevluchtoorden van ontheemden, om ook daar politieke en sociale controle te hebben. Buitenwijken van kleine en grote steden zijn zodoende dikwijls verdeeld in invloedsferen van FARC, paramilitairen en andere groepen. Door een beperkte (tot zeer beperkte) aanwezigheid van de staat zijn illegaal gewapende groepen in een aantal gevallen bijvoorbeeld in staat een avondklok in te stellen, ongestraft overtreders standrechtelijk te executeren en het doen en laten van de bewoners naar hun hand te zetten.

Prioriteiten Nederland in 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Colombia richt zich primair op bescherming van door het conflict getroffen burgers. Daarbij gaat het niet alleen om ontheemden maar ook om gemeenschappen van opvang en tevens om in de conflictgebieden achtergebleven gemeenschappen. De belangrijkste humanitaire prioriteiten zijn bescherming, toegang tot basisgezondheidszorg, water en sanitatie, voedsel voor training, en humanitaire coördinatie.

Indien de situatie daartoe aanleiding geeft, kan een deel van de beschikbare fondsen worden aangewend voor eerste levensbehoeften van Colombiaanse vluchtelingen in de buurlanden.

Specifieke voorwaarden voor financiering

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In principe gelden de voorwaarden uit het algemene deel van het Subsidiebeleidskader 2006. Nederland heeft in Colombia echter een sterke voorkeur voor het versterken van de presentie van de internationale gemeenschap via VN en het Internationale Rode Kruis. De gelden zullen daarom in 2006 voor honderd procent gekanaliseerd worden via multilaterale organisaties. Activiteiten van (I)NGOS in Colombia worden niet gesubsidieerd uit het budget voor humanitaire hulp.

Beschikbare fondsen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In 2006 is voor Colombia indicatief een budget van € 3 miljoen beschikbaar. Hiervan is € 0 beschikbaar voor subsidies aan NGO’s.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Op grond van de humanitaire situatie in Colombia en de uitgangspunten van het Nederlands humanitair beleid is besloten tot geoormerkte financiering van humanitaire programma’s in Colombia. Hiervoor is per jaar een bedrag van minimaal drie miljoen Euro beschikbaar.

Een eventuele exit-strategie wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van de situatie van ontheemden. Zodra hun aantal voldoende afneemt zou de Nederlandse HH-bijdrage kunnen worden afgebouwd. Eventueel nieuw te starten langere termijn activiteiten voor de bestaande (zeer grote) ontheemdengemeenschap zouden dan geleidelijk vanuit OS-gelden kunnen worden gefinancierd. Gelet op het intern gewapend conflict lijkt hiervan de komende jaren nog geen sprake.

Landenannex Eritrea, Ethiopië en Djibouti

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Humanitaire situatie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

De humanitaire situatie in de regio wordt gekenmerkt door voortdurende droogte. Voor Ethiopië en Eritrea is het voortdurende grensconflict een belangrijke belemmering om uit deze chronische crisissituatie te geraken. In 2005 werd aan deze regio humanitaire hulp verleend door gebruikmaking van de voorziening die flexibel kon worden ingezet ten tijde van acute voedselcrises. In 2006 is deze voorziening komen te vervallen en direct toegewezen aan de meest getroffen regio’s, waaronder de Hoorn.

Prioriteiten Nederland in 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Prioriteit zal worden gelegd bij programma’s die gerelateerd zijn aan de hongersnood en andere humanitaire behoeften ten gevolge van de ernstige droogte in de regio en het voortdurende grensconflict in Ethiopië en Eritrea. De belangrijkste humanitaire prioriteiten zijn voedsel, water en sanitatie, milieu, toegang tot basisgezondheidszorg en eerste aanzetten tot rehabilitatie.

Specifieke voorwaarden voor financiering

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In principe gelden de voorwaarden uit het algemene deel van het Subsidiebeleidskader 2006. Nederland besteedt de fondsen bij voorkeur via het VN-kanaal en subsidieert daarom in beginsel geen (internationale) NGO’s.

Beschikbare fondsen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In totaal heeft de afdeling humanitaire hulp in 2006 indicatief een bedrag van 4,5 miljoen Euro beschikbaar voor Eritrea, Ethiopië en Djibouti. Het indicatief subsidieplafond voor NGO-activiteiten is 0 Euro.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Jarenlange droogte in de regio, gecombineerd met de impasse in het grensconflict tussen Ethiopië en Eritrea maken dat een meerjarig perspectief moeilijk te geven is. In principe zullen alleen kortdurende programma’s via de VN worden gefinancierd zodat na een doorbraak in het grensconflict de humanitaire hulp snel afgebouwd kan worden.

Landenannex Irak 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Humanitaire situatie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Irak zal vanwege de grote beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen op termijn zelfstandig zorg kunnen dragen voor zijn burgers. De komende jaren zal Irak op velerlei gebied echter nog afhankelijk blijven van buitenlandse steun.

Hoewel er op dit moment in Irak geen sprake is van een humanitaire crisis zijn de noden nog groot. Er heerst armoede, er is een tekort aan basisvoorzieningen als voedsel, onderwijs, gezondheidszorg en de werkeloosheid is hoog. Bovendien zijn vanwege de onveilige situatie als gevolg van ongeregeldheden vooral in en om Bagdad vele gezinnen naar elders gevlucht.

De slechte veiligheidssituatie maakt het voor humanitaire organisaties zeer moeilijk hun activiteiten uit te voeren. De humanitaire hulpverlening en het wederopbouwproces lopen hierdoor aanzienlijk vertraging op. De VN, ICRC en (I)NGO’s hebben hun internationale staf geminimaliseerd of teruggetrokken naar Cyprus, Amman en elders. Waar mogelijk wordt het werk voortgezet met behulp van lokaal personeel.

De veiligheidssituatie in Irak verschilt per regio. Het merendeel van de aanslagen wordt gepleegd in het gebied dat bekend staat als de Soennitische driehoek (inclusief Mosul). In de Koerdische gebieden in het noorden en het overwegend Shi’itische zuiden van Irak is het relatief rustig.

Prioriteiten Nederland in 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Prioriteit ligt bij sectoren en gebieden waar de noden het hoogst zijn, te weten water en sanitatie, IDP’s, gezondheidszorg en voedselzekerheid.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In verband met de ondoorzichtige en onveilige situatie zal de verlening van subsidies aan activiteiten van (I)NGO’s met name afhankelijk zijn van de praktische mogelijkheden om deze activiteiten daadwerkelijk uit te voeren en de ontwikkeling van de humanitaire situatie.

Beschikbare middelen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Ten behoeve van de terugkerende vluchtelingen uit omringende landen en de terugkeer van ontheemden zal in 2006 hulp nodig blijven. Hiertoe wordt binnen het budget dat voor humanitaire hulp beschikbaar is een indicatieve reservering aangehouden van één miljoen Euro, die zal worden ingezet als de veiligheidssituatie dat toestaat. De maximale looptijd van eventuele activiteiten is twaalf maanden.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Naast humanitaire hulp zullen voor Irak geen ODA-middelen voor wederopbouw beschikbaar worden gesteld. Irak heeft een van de grootste oliereserves ter wereld, een relatief goed opgeleide beroepsbevolking en vruchtbare landbouwgronden. Nederland is van zins de activiteiten op het gebied van humanitaire hulp zo snel als de situatie toelaat uit te faseren.

Regio-annex Noord-Kaukasus 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Humanitaire situatie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In de Russische deelrepubliek Tsjetsjenië hebben sinds 1994 conflicten gewoed tussen onafhankelijkheidsstrijders en het federale leger. Hierbij vielen tienduizenden doden. Sinds het afgelopen jaar lijkt de veiligheidssituatie in Tsjetsjenië zich enigszins te stabiliseren, terwijl die in de buurrepublieken verder verslechtert. De sluiting van de ontheemdenkampen in Ingoesjetië en de terugkeer van vele duizenden Tsjetsjenen naar hun republiek in 2003 en 2004 brachten een zekere mate van normalisatie van het dagelijkse leven met zich mee. Daarnaast worden federale troepen professioneler in de strijd tegen de rebellen, die hun acties steeds vaker uitvoeren in of vanuit Ingoesjetië, Kabardino-Balkarië (Naltsjik, oktober 2005) of Dagestan. Veiligheidsdiensten en federale troepen volgen hen buiten Tsjetsjenië en dragen door hun vaak ruwe optreden bij aan het gevoel van onveiligheid in de omliggende deelrepublieken. De situatie in de regio is nog altijd zeer complex en onvoorspelbaar. Armoede, criminaliteit, corruptie en etnische conflicten tieren welig, niet alleen in Tsjetsjenië, maar ook in de omliggende republieken.

Eind november 2005 vonden in Tsjetsjenië parlementsverkiezingen plaats. Deze zijn relatief rustig verlopen, maar waren volgens mensenrechtenactivisten niet vrij en eerlijk. Of politieke stabilisatie in Tsjetsjenië daadwerkelijk plaats gaat vinden, zal moeten blijken.

Tien jaar na het begin van het eerste conflict verkeert de Tsjetsjeense bevolking nog immer in een kwetsbare positie; ongeveer 170.000 mensen zijn nog altijd ontheemd en zowel het formele sociale zorgstelsel als de informele ondersteunende systemen zijn zwaar overbelast. De gehele regio, Vooral Tsjetsjenië, kent grote problemen op het vlak van huisvesting, water en sanitatie, gezondheidszorg en psychosociale zorg, voedselzekerheid en onderwijs. Daarnaast bestaat grote behoefte aan rehabilitatie activiteiten.

– Nederland beschouwt het Inter-Agency Transitional Workplan for the North Caucasus 2006 (TWP) van de VN als basis voor humanitaire hulpverlening in de Noordelijke Kaukasus. Het TWP focust parallel op herstel en capaciteitsopbouw en op humanitaire hulp. Hoewel alleen gericht op 2006, bevat het TWP een duidelijk langetermijnperspectief.

Prioriteiten Nederland in 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Noord-Kaukasus richt zich vooral op de naar Tsjetsjenië teruggekeerde ontheemden en zij die nog altijd ontheemd zijn in Tsjetsjenië. Omdat de VN 2006 als een overgangsjaar typeert zullen Nederlandse middelen in beperkte mate ook kunnen worden ingezet voor herstelactiviteiten, capaciteitsopbouw en eerste aanzetten tot wederopbouw.

De prioritaire sectoren voor hulpverlening zijn: basisgezondheidszorg (waaronder psychosociale zorg), water en sanitatie, onderdak, voedselzekerheid en landbouw, coördinatie en veiligheid en de eerste aanzetten tot wederopbouw en economisch herstel. Onderwijs is geen prioritaire sector, maar activiteiten met een ondergeschikte onderwijscomponent voor ontheemden zijn niet uitgesloten.

De middelen worden deels besteed via VN-organisaties en het ICRC. Via VN-organisaties worden projecten op het gebied van bescherming, coördinatie van de hulp en de veiligheid van de hulpverleners gefinancierd. De resterende middelen zullen beschikbaar zijn voor subsidieverlening aan (internationale) NGO’s en zijn vooral bedoeld voor hulp aan (teruggekeerde) ontheemden in Tsjetsjenië.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Naast de criteria zoals opgenomen in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2006 gelden geen specifieke voorwaarden voor subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s in de regio Noord-Kaukasus.

Beschikbare middelen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Activiteiten van (I)NGO’s t.b.v. humanitaire hulp aan de onderhavige regio worden gesubsidieerd uit het zogenaamde non-oda budget. Het totale beschikbare budget voor humanitaire hulp in 2006 voor de Noord-Kaukasus is vooralsnog vastgesteld op € 5,2 mln. Voor (I)NGO’s komt een indicatief budget beschikbaar van € 1,6 mln. (incl. doorlopende verplichtingen). De looptijd van activiteiten is maximaal 24 maanden.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Uitgaande van een verdere stabilisering van de humanitaire situatie in 2006 wordt verwacht dat de humanitaire noden in Tsjetsjenië zullen afnemen. Nederland streeft naar een uitfasering van humanitaire hulp vanaf 2007, echter de beslissing hierover zal geschieden op basis van de dan geldende omstandigheden in de regio.

Landenannex Oeganda 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Humanitaire situatie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In Oeganda woedt al sinds 1986 een burgeroorlog. Ondanks een zekere mate van succes is het regeringsleger er nog niet in geslaagd het opstandige Lords Resistance Army (LRA) definitief te verslaan; keerzijde van de uitvoering van meerdere Operations Iron Fist is dat de strijd in de jaren 2002 en 2003 op Oegandees grondgebied escaleerde en een enorme toename van het aantal ontheemden tot gevolg had. Tussen april 2002 en april 2004 verdrievoudigde het aantal ontheemden: van 542.000 naar 1,6 miljoen.

Voor 2006 wordt rekening gehouden met 1,7 miljoen ontheemden en ongeveer 240.000 vluchtelingen in Oeganda (CAP Uganda 2006).

Gevechtshandelingen beperk(t)en zich grotendeels tot de noordelijke districten van Oeganda. Vooral de bevolking in de districten Gulu, Kitgum, Lira en Pader is zwaar getroffen. De infrastructuur buiten de grotere districtshoofdsteden is voor een belangrijk deel vernietigd. Scholen zijn gesloten en gezondheidscentra zijn afgebrand; de landbouwproductie is grotendeels tot stilstand gekomen.

Het optimisme over het naderende einde van de burgeroorlog werd in het najaar van 2005 wreed verstoord toen nieuwe aanvallen van de LRA talloze slachtoffers maakten, onder wie ook humanitaire hulpverleners. De toegang van hulpverleners tot de IDP kampen werd om veiligheidsredenen sterk beperkt.

Nederland behoort samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, de EU(ECHO) en Japan tot de grootste donoren op het gebied van humanitaire hulp in Oeganda.

Prioriteiten Nederland in 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Oeganda heeft betrekking op zowel acute levensreddende activiteiten als op activiteiten die een wat meer duurzaam effect sorteren, zij het met een nadruk op de eerste categorie.

Op hoofdlijnen zullen dezelfde sectoren/thema’s worden ondersteund als in 2005, te weten: voedselhulp/voedselzekerheid, medische noodhulp/basisgezondheidszorg, water en sanitatie alsmede distributie van non-food items.

De humanitaire hulp zal m.n. gericht blijven op de ontheemden in de districten Gulu, Kitgum, Lira en Pader (totaal 1,4 miljoen ontheemden).

Voedselhulp zal in beginsel alleen via het VN-kanaal worden gefinancierd.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Naast de criteria zoals opgenomen in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2006 bestaat ten aanzien van humanitaire hulp in Oeganda een uitdrukkelijke voorkeur voor activiteiten die in nauwe samenwerking met nationale (ontwikkelings-)NGO’s worden geïdentificeerd en geïmplementeerd, waardoor de kans op duurzaamheid aanmerkelijk wordt vergroot. Ook de (mate van) coördinatie en directe samenwerking met andere (I)NGO’s zal bij de beoordeling van aanvragen worden meegewogen.

Voor activiteiten op het gebied van basisgezondheidszorg geldt dat er sprake moet zijn van actieve betrokkenheid van de bevolking en dat aandacht besteed moet worden aan de toegang tot gezondheidsfaciliteiten voor de meest kwetsbare groepen.

Hygiënevoorlichting en reproductieve gezondheidszorg moeten deel uitmaken van de beoogde activiteiten; eveneens dienen standaard de componenten sexual and gender based violence (SGBV) en HIV/AIDS in de voorstellen zijn opgenomen.

Beschikbare middelen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Voor subsidieverlening aan (I)NGO’s is in 2006 een indicatief budget beschikbaar van € 3,5 miljoen. De maximale looptijd van activiteiten bedraagt 24 maanden.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In Noord-Oeganda zijn de overheidsstructuren redelijk intact gebleven, hetgeen een snellere overgang naar wederopbouw en structurele hulp mogelijk maakt. De recente verslechtering in de toegang tot de IDP kampen toont eens te meer aan dat het onmogelijk is verwachtingen uit te spreken over een uitfaseren van de humanitaire hulp; vooralsnog mag verondersteld worden dat ook in 2007 humanitaire hulp noodzakelijk zal zijn.

In overleg met de Nederlandse ambassade zal worden bekeken of en zo ja, in hoeverre, vorm kan worden gegeven aan de overbrugging van humanitaire naar structurele hulp.

In ieder geval dienen subsidieaanvragen een exit-strategie te bevatten die beschrijft in hoeverre een activiteit aan overheidsinstanties dan wel aan nationale NGO’s kan worden overgedragen, of in hoeverre aansluiting bij bestaande structurele hulpactiviteiten mogelijk wordt geacht.

Regio-annex Palestijnse Gebieden 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Humanitaire situatie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

De terugtrekking van Israël uit de Gaza Strook wordt beschouwd als een eerste stap naar wederopbouw in de Palestijnse Gebieden. De humanitaire en armoedesituatie voor de in deze gebieden wonende Palestijnen is vooral in de Gaza Strook in een aantal sectoren slecht. Veel huizen zijn verwoest, er is een gebrek aan basisvoorzieningen zoals water, voedsel, gezondheidszorg en onderwijs.

OCHA heeft voor 2006 een Consolidated Appeal voor de Palestijnse Gebieden van USD 215 miljoen opgesteld, gebaseerd op het Integrated Needs Assessment Framework, dat meer dan de afgelopen jaren is gericht op levensreddende projecten voor de meest kwetsbare families.

Prioriteiten Nederland in 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Voor humanitaire hulp richt Nederland zich op projecten in de sectoren voedselzekerheid, onderwijs, water en sanitatie en gezondheidszorg.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In principe gelden de voorwaarden uit Beleidsregels Humanitaire Hulp 2006. Echter, Nederland besteedt in de Palestijnse Gebieden zijn fondsen voor humanitaire hulp bij voorkeur via de VN (WFP, UNICEF en/of WHO) en ICRC.

Beschikbare middelen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In 2005 heeft Nederland ten behoeve van de Palestijnse Gebieden een bijdrage van totaal € 3 miljoen geleverd (€ 1.5 miljoen aan UNRWA en € 1.5 miljoen aan UNICEF). Tevens besloot de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking €10 miljoen extra te besteden voor wederopbouwactiviteiten van UNRWA. Mede naar aanleiding hiervan wordt voor 2006 in het budget voor humanitaire hulp de bijdrage voor deze gebieden beperkt tot € 1,5 miljoen, bij voorkeur te besteden via de VN-kanalen UNICEF, WFP en/of WHO.

Het indicatieve subsidieplafond voor (I)NGO’s is vooralsnog € 0. Vooralsnog zijn er dus geen middelen beschikbaar voor subsidies. In te dienen voorstellen hebben een looptijd van maximaal 12 maanden.

Meerjarige perspectief; exitstrategie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Gezien het Nederlandse voornemen de hulp aan de Palestijnse Gebieden te concentreren op wederopbouw (zie boven), zal de humanitaire hulp, als de ontwikkelingen dit toestaan, de komende jaren worden afgebouwd.

Landenannex Somalië 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Humanitaire situatie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Somalië behoort tot de onveiligste en minst ontwikkelde landen ter wereld. Hoop bestaat dat met het aantreden van een nieuwe regering op lange termijn verbetering zal optreden in de chronische noodsituatie waarin het land zich bevindt. Vooralsnog zijn echter geen (aanzetten tot) verbetering van de humanitaire situatie merkbaar. Er is en blijft grote behoefte aan humanitaire hulp.

De gezondheidssituatie en de gezondheidszorg in Somalië zijn slecht. Hoge sterfte onder vrouwen en ernstige ondervoeding van kinderen blijven grote knelpunten. Ook verschillende infectieziekten komen steeds vaker voor. Waterschaarste blijft een groot probleem, zowel in de steden als op het platteland. Minder dan dertig procent van de bevolking heeft toegang tot veilig water. De noden van de 370 duizend ontheemden zijn veelomvattend en ernstig, met name in Centraal- en Zuid-Somalië.

Somalië heeft het jarenlang moeten stellen zonder een centraal gezag. In de tweede helft van 2004 is een federale overgangsregering (TFG) gekozen. Deze raakte spoedig ernstig verdeeld. De overheid is niet begonnen met de wederopbouw van het land of leniging van humanitaire noden.

Nederland heeft sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1991, met vele andere donoren, aanzienlijke bedragen voor noodhulp aan Somalië beschikbaar gesteld. Nederland steunt in het stabielere noorden projecten op het gebied van rehabilitatie en capaciteitsopbouw. In de centrale en zuidelijke delen gaat het voornamelijk om voedselhulp en bijdragen aan gezondheidszorg. Een groot deel van de gefinancierde programma’s is gerelateerd aan hongersnood en andere humanitaire behoeften ten gevolge van de ernstige droogte in Somalië.

Prioriteiten Nederland in 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp streeft in Somalië naar een goede verdeling tussen levensreddende activiteiten en eerste aanzetten tot rehabilitatie. In de praktijk verschuift het zwaartepunt in toenemende mate naar acute vormen van noodhulp.

In 2006 komen vooral activiteiten op het gebied van basisgezondheidszorg, water & sanitatie, voedselhulp (alleen via WFP) en hulp aan terugkerende ontheemden in aanmerking voor subsidie. Voor het bepalen van de bijdragen aan VN-organisaties is het Consolidated Appeal 2005 (CAP) de leidraad.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Naast de criteria zoals opgenomen in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2006 geldt dat, gezien de positie en onmisbare rol van vrouwen bij de zorg voor families in de Somalische samenleving, hun betrokkenheid bij de identificatie, opzet en uitvoering van activiteiten gewenst is.

Voor gezondheidszorgactiviteiten geldt dat sprake moet zijn van actieve betrokkenheid van de bevolking en dat activiteiten waar mogelijk een cost sharing component dienen te bevatten. Bovendien moeten hygiënevoorlichting en reproductieve gezondheidszorg deel uitmaken van de activiteiten en tevens dienen deze een HIV/aids-component te bevatten.

Ook water- & sanitatieprojecten dienen gepaard te gaan met hygiënevoorlichting. Daarnaast dient er een lokale counterpart aanwezig te zijn die onderhoud, management en exploitatie van de installaties (en daardoor de duurzaamheid) kan en wil garanderen.

Er wordt gestreefd naar een regionale spreiding van activiteiten van (I)NGO’s over geheel Somalië.

Beschikbare middelen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In 2005 is voor humanitaire hulp aan Somalië een indicatief budget beschikbaar van € 4 miljoen. Daarbinnen is voor subsidiëring van (I)NGO’s een indicatief budget van € 1,5 miljoen beschikbaar. Van dit bedrag is al een deel gecommitteerd aan langer lopende projecten. De middelen worden voor ongeveer 65 procent gekanaliseerd via VN-organisaties. De rest wordt aangewend voor subsidieverlening aan (I)NGO’s. De maximale looptijd van projecten is 24 maanden.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Gezien de chronische noodsituatie zal de komende jaren langzaam maar zeker gezocht moeten worden naar mogelijkheden om zoveel mogelijk elementen van capaciteitsopbouw en zelfvoorziening te integreren in humanitaire hulpactiviteiten. Zonder langetermijnplanning is het risico van afnemende betrokkenheid van de Somalische bevolking groot. In het verleden is gebleken dat rehabilitatie-initiatieven op het laagste niveau (grass root level) goed aanslaan en een grote mate van duurzaamheid hebben. Daarom wordt een bottom-up approach in projectvoorstellen via kennisoverdracht en capaciteitsopbouw gestimuleerd.

In lijn met voorgaande jaren moet een redelijke balans worden gezocht tussen enerzijds de programma’s gericht op rehabilitatie in het noorden en anderzijds de acutere steun voor de centrale en zuidelijke regio’s. Nederland is vooralsnog niet voornemens om structureel betrokken te raken bij de wederopbouw in Somalië. Dit betekent dat, binnen de mogelijkheden van de lokale context, het zwaartepunt van de humanitaire hulpverlening in toenemende mate op acute noodhulp zal liggen.

Landenannex Sudan 2005

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Humanitaire situatie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Sudan verkeert in een overgangsfase, nadat het decennia heeft geleden onder een complexe burgeroorlog. De oorzaken van die oorlog waren politiek-economisch, religieus en cultureel. Ook na het tekenen van de vredesovereenkomst tussen de regering en de SPLM/A blijven spanningen tussen Noord en Zuid bestaan. Bovendien kent het land vele lokale (al dan niet tribale) conflicten, met Darfur als meest complexe situatie. Het conflict in Darfur heeft geleid tot een van de ergste humanitaire crises ter wereld.

Als gevolg van de jarenlange oorlog in Zuid-Sudan en het conflict in Darfur zijn er momenteel zes miljoen ontheemden (IDP’s) in Sudan. In het buitenland verblijven zo’n 700.000 Sudanese vluchtelingen, onder wie 200.000 in Tsjaad als gevolg van de Darfur-crisis.

De oorlog heeft een rampzalige uitwerking gehad op het maatschappelijk leven in heel Sudan. In grote delen van het land is nauwelijks sprake van ontwikkeling, waardoor er een groot gebrek is aan basisvoorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld water, sanitatie, gezondheidszorg en infrastructuur. Voedsel is schaars en gezondheidssituatie van de bevolking is veelal slecht.

De uitvoering van het alomvattend vredesakkoord voor ‘Noord-Zuid’ (CPA) verloopt langzaam en zal op korte termijn niet leiden tot een aanzienlijke verbetering van de humanitaire omstandigheden in grote delen van het land. Wel zal in 2006 de stroom van terugkerende ontheemden en vluchtelingen naar Zuid-Sudan verder aanzwellen. (De VN verwachten dat tot mei zo’n 680.000 mensen zullen terugkeren. Gezien de dramatische staat van voorzieningen in Zuid-Sudan, zullen zij tijdens en na hun terugkeer assistentie nodig hebben.

Het centralistisch bestuursmodel van de Sudanese regering leidt ertoe dat (sociale) investeringen vooral plaatsvinden rond Khartoum. Dat heeft kwaad bloed gezet in de periferie. Behalve de Zuiderlingen voelen ook bevolkingsgroepen in West-, Oost- en Noord-Sudan zich gemarginaliseerd. Zuid heeft inmiddels een vergaande autonomie bedongen, in Darfur heeft de – vermeende – marginalisering geleid tot rebellie. In Oost-Sudan is eenzelfde scenario denkbaar.

In Darfur woekert het conflict voort. Ondanks (of dankzij) de vredesonderhandelingen voor Darfur, is de veiligheidssituatie de laatste maanden van 2005 gestaag verslechterd. Noch de milities, noch het regeringsleger noch de uiteenvallende rebellenbewegingen hielden zich aan het staakt het vuren. Daarnaast waren steeds meer burgers en humanitaire hulpverleners slachtoffer van ‘gewone’ bandieten. Toenemende spanningen in en met het buurland Tsjaad kunnen de veiligheidssituatie mogelijk nog verder verslechteren. Hierdoor is in delen van Darfur de bewegingsvrijheid voor humanitaire organisaties als de VN, maar ook het ‘neutrale’ ICRC steeds verder beperkt.

Samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie is Nederland een van de belangrijkste humanitaire hulpdonoren in Sudan.

Prioriteiten Nederland in 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp aan Sudan richt zich zowel op acute levensreddende activiteiten als op activiteiten die een zo duurzaam mogelijk effect genereren. Relevante sectoren voor hulpverlening zijn in dit verband: voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg, water & sanitatie en protectie.

De middelen worden voor ruim zeventig procent gekanaliseerd via het nieuwe Common Humanitarian Fund. Dit fonds, onder beheer van de resident Humanitarian Coördinator (HC) in Khartoum, bundelt een groot deel van de humanitaire bijdragen van Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Luxemburg, Ierland en andere donoren. De HC zal hiermee sneller, strategischer en efficiënter kunnen inspelen op de prioriteiten van het Workplan Sudan 2006.

De rest wordt aangewend voor subsidieverlening aan (internationale) NGO’s.

De voor Sudan beschikbare middelen ten behoeve van humanitaire hulp zijn sinds begin 2004 sterk gegroeid. De Darfur-crisis was hiervoor de aanleiding. Sudan is daarmee binnen het Nederlandse humanitaire hulpbudget de grootste ontvanger. Dit zal ook in 2006 het geval zijn.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Activiteiten dienen te voldoen aan de algemene voorwaarden uit het Beleidsregels Humanitaire Hulp 2006, en bij voorkeur te passen in het Workplan Sudan 2006 en te zijn afgestemd met de HC. De te subsidiëren activiteiten van (I)NGO’s dienen zich met voorrang richten op de sectoren basisgezondheidszorg, therapeutische voeding en water & sanitatie en protectie.

Daarnaast streeft Nederland naar een regionale spreiding van projecten van (I)NGO’s over geheel Sudan. Projectvoorstellen hebben een looptijd van maximaal 24 maanden.

Beschikbare middelen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

In 2006 is voor Sudan een indicatief budget van €25,5 miljoen beschikbaar. Daarbinnen is voor het subsidiëren van activiteiten van (I)NGO’s een indicatief budget beschikbaar van €5,5 miljoen.

Meerjarig perspectief/exit-strategie/overgang naar wederopbouw

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Gezien het voortslepende conflict in Darfur, de enorme armoede en ontwikkelingsachterstand in met name Zuid-Sudan en de zeer kwetsbare voedselsituatie, is humanitaire hulp de eerstkomende jaren voor heel Sudan onmisbaar. Dit betekent naast de reeds aanwezige aandacht voor Darfur en Zuid-Sudan, ook aandacht moet zijn voor Oost-Sudan.

Niettemin is het met de voorzichtig beginnende terugkeer van ontheemden en vluchtelingen naar Zuid-Sudan ook tijd om met wederopbouw te beginnen. De Nederlandse prioriteiten op het terrein van wederopbouw zijn hervorming van de veiligheidssector en Disarmament, Demobilisation and Reintegration (DDR) en gezondheidszorg, met speciale aandacht voor HIV-aids en goed bestuur en rule of law. In Zuid-Sudan ligt de nadruk verder op capaciteitsopbouw, levering van basisvoorzieningen, voedselzekerheid, lokale economische ontwikkeling en infrastructuur. In Noord-Sudan ligt de nadruk op decentralisatie en community driven recovery.

Nederland besteedt de beschikbare gelden voor wederopbouw grotendeels via de VN en de Multi-Donor Trustfunds in Noord- en Zuid-Sudan.

Mede gezien de beschikbaarheid van wederopbouwfondsen in Sudan, zal de humanitaire hulp zich concentreren op de eerder genoemde sectoren voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg, water & sanitatie en protectie en terugkeer van IDP’s en vluchtelingen. Subsidieaanvragen dienen daarom te zijn voorzien van een duidelijke exitstrategie die beschrijft of en in hoeverre de activiteiten aanknopingspunten bieden voor eventuele verdere wederopbouwactiviteiten.

Regioannex Grote Meren (Burundi en DR Congo) 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Humanitaire situatie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Sinds 1993 is de humanitaire, sociale en economische situatie van Burundi ernstig verslechterd. Er heerst voedselschaarste, basisvoorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg) zijn in verval geraakt en de gezondheidssituatie van de bevolking is slecht.

Wel is in Burundi met de inauguratie van de nieuwe president, Pierre Nkurunziza, op 26 augustus 2005, formeel een einde gekomen aan de transitieperiode. De positieve ontwikkelingen op het politieke vlak hebben vanaf medio 2005 geleid tot een grotere stroom terugkerende vluchtelingen uit vooral Tanzania. Recent zijn de aantallen terugkeerders echter weer scherp gedaald, wat in verband wordt gebracht met het cyclische karakter van de terugkeerstroom (plant- en oogsttijden; scholing). Andere mogelijke verklaringen zijn de voedseltekorten in de noordelijke provincies van Burundi en de voortdurende gevechtshandelingen tussen eenheden van de Forces Nationales de Libération(FNL) en het regeringsleger in onder meer de provincie Bujumbura Rural.

Volgens UNHCR verblijven nog altijd zo’n 238.000 Burundezen in vluchtelingenkampen in Tanzania; de terugkeer en reïntegratie van deze vluchtelingen in Burundi blijft ook in 2006 één van de belangrijkste uitdagingen voor het land.

Voor de nieuwe regering zijn onderwijs en gezondheidszorg de belangrijkste prioriteiten.

Nederland is samen met de EU (ECHO), de Verenigde Staten, Japan, België en Zweden één van de belangrijkste humanitaire hulpdonoren in Burundi. De hulp is de afgelopen jaren met name gericht geweest op ontheemden en (teruggekeerde) vluchtelingen en geconcentreerd op de sectoren/thema’s voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg, psychosociale zorg en de rehabilitatie van de sociaal-economische infrastructuur.

De voor medio 2005 geplande verkiezingen in de DR Congo zijn uitgesteld tot het voorjaar van 2006. Wel heeft op 18 december 2005 (en deels nog op 19 december) het referendum over de grondwet plaatsgevonden, dat gezien kan worden als een goede generale repetitie voor de dit jaar te houden verkiezingen. De opkomst in de Kivu’s was hoog, tussen de zeventig en tachtig procent; op basis van voorlopige uitslagen bleek het aantal voorstemmers in de beide Kivu provincies boven de 95 procent te liggen. Dit kan worden opgevat als een teken dat de bevolking snakt naar het einde van een lange periode van geweld en rechteloosheid.

Hoewel nog steeds diverse rebellenbewegingen actief zijn in Oost-Congo, heeft het optreden van de MONUC-troepenmacht in de loop van 2005 aan effectiviteit gewonnen, waardoor grotere gebieden in Oost-Congo voor humanitaire hulpverleners toegankelijk zijn geworden.

Jaren van (burger)oorlog hebben vooral in Oost-Congo diepe sporen achtergelaten. Voor de gehele DR Congo wordt nog altijd gerekend met ruim drie miljoen ontheemden dan wel recent teruggekeerde vluchtelingen. Daarnaast bevinden zich nog altijd veel Congolese vluchtelingen in de aangrenzende buurlanden, terwijl omgekeerd veel vluchtelingen uit buurlanden zich in de DR Congo bevinden. Een groot deel van de bevolking is ondervoed (FAO 2004: 75 procent); het land scoort op een groot aantal gezondheidsindicatoren bijzonder slecht.

Nederland is samen met de EU (ECHO), de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en België één van de grootste humanitaire hulpdonoren in de DR Congo. De afgelopen jaren is de hulp vooral gericht geweest op supplementaire en therapeutische voeding aan jonge kinderen, basisgezondheidszorg, medicijnenleverantie, water en sanitatie alsmede ondersteuning aan Congolese vluchtelingen in Tanzania.

Prioriteiten Nederland in 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp aan Burundi en de DR Congo richt zich zowel op acute levensreddende activiteiten als op activiteiten die een meer duurzaam effect beogen te sorteren.

In 2006 zullen op hoofdlijnen dezelfde sectoren/thema’s worden ondersteund als in voorgaande jaren. Voor Burundi betreft dit voedsel(zekerheid), de terugkeer en reïntegratie van vluchtelingen en ontheemden, basisgezondheidszorg alsmede psychosociale zorg. De steun aan Burundese vluchtelingenkampen in Tanzania zal dit jaar worden afgebouwd.

In de DR Congo betreft het voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg alsmede water en sanitatie; de hulp aan Congolese vluchtelingen in Tanzania zal in 2006 en vermoedelijk in 2007 nog worden voortgezet.

In Burundi is de Nederlandse humanitaire hulp niet geconcentreerd op specifieke regio’s.

De subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s is in de DR Congo met name gericht op Oost-Congo; hoewel niet uitsluitend betreft het hier vooral de provincies Noord- en Zuid-Kivu, Maniema en het Ituri district (provincie Orientale).

Voedselhulp en voedselzekerheid zullen in beginsel alleen via de VN-kanalen worden gefinancierd; de ondersteuning van vluchtelingen zal in belangrijke mate via het daartoe geëigende VN-kanaal lopen.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Naast de criteria zoals opgenomen in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2006 gelden ook de eisen die zijn opgenomen in het CAP Burundi 2006, respectievelijk het DRC Action Plan 2006.

Voor activiteiten op het gebied van basisgezondheidszorg geldt dat er sprake moet zijn van actieve betrokkenheid van de bevolking en dat aandacht besteed moet worden aan de toegang tot gezondheidsfaciliteiten voor de meest kwetsbare groepen.

Hygiënevoorlichting en reproductieve gezondheidszorg moeten deel uitmaken van de beoogde activiteiten; eveneens dienen standaard de componenten sexual and gender based violence (SGBV) en HIV/AIDS in de voorstellen te zijn opgenomen. De maximale looptijd van activiteiten in Burundi en de DRC is 24 maanden.

Beschikbare middelen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Voor humanitaire hulp ten behoeve van Burundi is in 2006 een indicatief budget beschikbaar van € 5,0 miljoen; hiervan is indicatief € 2,0 miljoen beschikbaar voor subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s.

Voor humanitaire hulp in de DR Congo is in 2006 een indicatief budget van € 8,5 miljoen beschikbaar. Nederland zal dit jaar met een aantal gelijkgezinde donoren, waaronder het VK en Zweden, de middelen voor de VN-organisaties kanaliseren via het Pooled Fund; een indicatief bedrag van € 3,2 miljoen zal resteren voor subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Voor Burundi liggen de voor dit jaar de geplande uitgaven voor humanitaire hulp op hetzelfde niveau als in 2005. Indien de positieve ontwikkelingen in het land doorzetten zou in 2007 begonnen kunnen worden met een geleidelijke uitfasering van de humanitaire hulp.

Dit neemt niet weg dat in post-conflict- en transitiefases rekening zal moeten worden gehouden met een (tijdelijke) terugval naar een conflictsituatie.

Bij de beoordeling van (meerjarige) subsidieaanvragen zal dan ook worden meegewogen of middelen gedurende de looptijd flexibel kunnen worden ingezet (zowel een verschuiving naar duurzamere activiteiten als de mogelijkheid een terugval naar een conflictsituatie op te vangen zouden tot de mogelijkheden moeten horen).

Op grond van de eerder beschreven ontwikkelingen wordt ingeschat dat in Oost-Congo zowel in 2006 als in 2007 humanitaire hulp noodzakelijk zal blijven. Deze inschatting is gebaseerd op het gegeven dat ook nu nog lang niet alle gebieden bereikt zijn door hulpverleners, terwijl in regio’s die wel ‘bediend’ worden, de omvang van de humanitaire noden enorm blijkt te zijn.

Een exit-strategie waarin beschreven staat in hoeverre in overdracht van een activiteit aan overheidsinstanties dan wel nationale NGO’s is voorzien, dan wel aangegeven wordt in welke mate aansluiting bij meer bestaande structurele hulpactiviteiten mogelijk wordt geacht, dient standaard onderdeel uit te maken van een subsidieaanvraag. Niet alleen wordt de eindigheid van noodhulp hiermee nog eens onderstreept, maar ook wordt hiermee voorkomen dat valse verwachtingen worden gewekt in die landen waarmee Nederland geen structurele hulprelatie onderhoudt.

Regioannex West Afrika (Ivoorkust en Liberia) 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Humanitaire situatie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

De Mano River regio is sinds 1989 het terrein geweest van een serie conflicten, waarbij het geweld zich over de jaren verplaatste van het ene naar het andere land en in 2002 ook Ivoorkust bereikte. De conflicten werden gekenmerkt door massale bevolkingsverplaatsingen, ernstige grootschalige mensenrechtenschendingen en slechte toegang van hulporganisaties tot hulpbehoevenden.

Na jarenlange strijd tussen regeringstroepen enerzijds en de rebellenbewegingen LURD en MODEL anderzijds is Liberia in 2003 in rustiger vaarwater terecht gekomen met de ondertekening van het Accra-vredesakkoord en de installering van een transitieregering onder leiding van Gyude Bryant. In 2004 is de vrede verder geconsolideerd en heeft de UNMIL-troepenmacht zich over het gehele land ontplooid.

Met de verkiezing in oktober 2005 van de nieuwe president Ellen Johnson-Sirleaf is formeel een einde gekomen aan de transitieperiode. De situatie is echter nog altijd zeer fragiel. Destabilisatie door interne spanningen of externe oorzaken blijft een reëel risico. De nieuwe regering komt in 2006 voor een aantal grote uitdagingen te staan, te weten de terugkeer en reïntegratie van zo’n driehonderdduizend IDP’s en vluchtelingen, de reïntegratie van ex-combattanten en het van de grond af opbouwen van de sociale en fysieke infrastructuur. De humanitaire situatie is ondanks de relatieve rust van de afgelopen twee jaren nog altijd slecht. Behalve van noodzakelijke wederopbouwhulp zal Liberia in 2006 in belangrijke mate afhankelijk zijn van humanitaire hulp, wat zich vertaalt in een Consolidated Appeal van USD 120 mln. Terugkeer en reïntegratie van ontheemden en vluchtelingen, voedsel(zekerheid), gezondheidszorg, en water en sanitatie blijven vooralsnog de prioritaire aandachtsgebieden voor het land.

In september 2002 braken er in Ivoorkust gevechten uit tussen regeringstroepen en de rebellenbeweging Forces Nouvelles (FN). In januari 2003 is het akkoord van Linas-Marcoussis ondertekend, maar al in de loop van 2003 is de uitvoering van dit akkoord en daarmee het vredesproces in een impasse geraakt. De facto is het land verdeeld in het door de rebellen beheerste noorden en het door de regeringstroepen beheerste zuiden. Tussen deze gebieden ligt als buffer de zone of confidence, waar een VN-vredesmacht de rust tracht te bewaken. Verschillende bemiddelingspogingen van Zuid-Afrika, gesteund door Nigeria als voorzitter van de Ecowas, hebben nauwelijks voortgang kunnen brengen in de onderhandelingen tussen de regering en de Forces Nouvelles. De verkiezingen, die voor oktober 2005 waren gepland, zijn met twaalf maanden uitgesteld; de transitieperiode is derhalve met een jaar verlengd.

Hoewel de rust na de uitbraak van gevechten tussen rebellen en regeringsleger eind 2004 opnieuw is weergekeerd, blijft de situatie in Ivoorkust gespannen. De situatie in het land wordt gekenmerkt door een klimaat van geweld en constante onzekerheid. Het is niet ondenkbaar dat het conflict in 2006 weer zal escaleren. Dit alles heeft ook zijn weerslag op de humanitaire situatie. Vooral in het westen van Ivoorkust zijn de noden groot, vooral op het gebied van gezondheidszorg, voedselzekerheid, en water en sanitatie. Er bevinden zich circa vijfhonderdduizend ontheemden en vijftigduizend vluchtelingen (voornamelijk Liberianen) in Ivoorkust. Er is voor 2006 een Consolidated Appeal uitgebracht van USD 40,5 miljoen.

Prioriteiten Nederland in 2006

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Voedselzekerheid, water & sanitatie, en basisgezondheidszorg zijn in 2006 de belangrijkste thema’s voor beide landen.

Specifieke voorwaarden voor subsidieverlening

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Naast de criteria zoals opgenomen in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2006 geldt voor activiteiten op het gebied van basisgezondheidszorg dat hygiënevoorlichting en reproductieve gezondheidszorg deel moeten uitmaken van de beoogde activiteiten. Eveneens dienen standaard de componenten sexual and gender based violence (SGBV) en HIV/aids in de voorstellen te zijn opgenomen.

Beschikbare middelen

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Voor 2006 is voor Ivoorkust en Liberia samen indicatief € 5,5 miljoen beschikbaar, waarvan voor subsidieverlening aan (I)NGO’s indicatief een budget beschikbaar is van € 3,5 miljoen. De maximale looptijd van de activiteiten in Liberia is 24 maanden, voor Ivoorkust is dat twaalf maanden.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

[Regeling vervallen per 27-07-2008]

Nederland onderhoudt met geen van beide landen een structurele hulprelatie en is ook niet voornemens die aan te gaan. Dit betekent dat de humanitaire hulp in essentie beperkt zal blijven tot noodhulp en bij uitzondering een (eerste) begin van rehabilitatie mag bieden. Een exit-strategie dient daarom standaard in een projectvoorstel te worden opgenomen waarbij mogelijkheden van overdracht van activiteiten aan lokale structuren dan wel opname van activiteiten in lopende wederopbouw- respectievelijk structurele hulpprogramma’s aandacht dienen te krijgen. In Liberia hoopt Nederland in 2007 met de afbouw van de humanitaire hulp te kunnen beginnen.

Naar boven