3. Toepassing ijzeren-voorraadstelsel bij juweliers
[Regeling vervallen per 09-09-2009 met terugwerkende kracht tot en met 31-08-2009]
Het komt voor dat een ondernemer handelt in artikelen waarvan de inkoopprijs doorgaans
in belangrijke mate wordt bepaald door de waarde van één bepaalde grondstof. In zijn
arrest van 10 december 1980, opgenomen in BNB 1981/86, besliste de Hoge Raad dat in
die gevallen goed koopmansgebruik toestaat de in die artikelen verwerkte grondstof
te waarderen volgens het ijzeren-voorraadstelsel, indien kan worden vastgesteld welke
hoeveelheid grondstof in elk artikel is verwerkt en welk bedrag in de inkoopprijs
van dat artikel voor die grondstof is begrepen.
De Federatie Goud en Zilver heeft mij verzocht richtlijnen te geven over de uitleg
en de consequenties voor de praktijk van dit arrest teneinde een gelijke behandeling
van alle voor de toepassing van het arrest in aanmerking komende juweliers te waarborgen.
Ik heb aanleiding gevonden aan het verzoek van de Federatie tegemoet te komen en deel
het volgende mee.
Indien een juwelier het ijzeren-voorraadstelsel toe wil passen, dient in ieder geval
te zijn voldaan aan de volgende vereisten:
-
1. Alle artikelen die in voorraad zijn en waarin goud is verwerkt dienen volgens het
ijzeren-voorraadstelsel te worden gewaardeerd.
-
2. De administratie moet zodanig zijn ingericht dat op balansdatum bekend en achteraf
controleerbaar is:
-
– het netto-goudgewicht van het artikel en het goudgehalte;
-
– de inkoopprijs van het gouden artikel;
-
– de prijs van de grondstof goud, verwerkt in het artikel.
-
3. De totale inkoopwaarde van de grondstof goud in alle in voorraad zijnde gouden artikelen
moet minstens 30% van de inkoopwaarde van die voorraad gouden artikelen uitmaken.
Ten aanzien van de vraag op welk bedrag de prijs van de grondstof goud vastgesteld
kan worden, ben ik van mening dat dit moet zijn de prijs van het goud in primaire
vorm, zijnde de wereldmarktprijs van het goud, verhoogd met bewerkingskosten, die
rechtstreeks aan de grondstof goud toegerekend kunnen worden.
In dit verband keur ik voor zoveel nodig goed, dat de prijs van het goud in primaire
vorm verhoogd wordt met 15%, ter zake van de in de branche gebruikelijke opslagen
betreffende uitleveringskosten en verwerkingsverlies.
De overige in de branche gebruikelijke opslagen dienen naar mijn mening te worden
toegerekend aan de kosten die betrekking hebben op het vervaardigen van sieraden uit
de grondstof goud (het zgn. fatsoen).