U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-01-2020.][Regeling treedt (deels) in werking per 01-01-2006.]Geraadpleegd op 17-08-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-11-1999 en zichtdatum 04-07-2024. Geldend van 14-12-2016 t/m 31-12-2019
Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 3 november 2005, nr. 2005-0000266589, tot vaststelling van een regeling met betrekking tot levensloop in verband met de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Levensloopregeling rijkspersoneel)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 34g van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 69a van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal;
Besluit:
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
1 In deze regeling wordt verstaan onder:
– ambtenaar: degene die is aangesteld op grond van het ARAR of ARSG en die op grond van artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964 kan deelnemen aan de Levensloopregeling Rijkspersoneel;
– ARAR: Algemeen Rijksambtenarenreglement;
– arbeidsduurfactor: een breuk, waarvan de teller bestaat uit de voor de ambtenaar vastgestelde arbeidsduur en de noemer bestaat uit het getal 36;
– ARSG: Ambtenarenreglement Staten-Generaal;
– berekeningsgrondslag: het salaris, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering over dat salaris;
– bevoegd gezag: het tot aanstelling bevoegd gezag;
– levensloopinstelling: een door de ambtenaar gekozen bank, verzekeraar of beheerder van een beleggingsinstelling waar het levenslooptegoed wordt opgebouwd;
– levenslooprecht van deelneming: een of meer voor de ambtenaar geblokkeerde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling waarmee een levenslooptegoed wordt opgebouwd;
– levenslooprekening: een geblokkeerde rekening op naam van de ambtenaar bij een levensloopinstelling waarmee een levenslooptegoed wordt opgebouwd;
– levenslooptegoed: de bij een of meer levensloopinstellingen opgebouwde voorziening in geld, vermeerderd met de daarop gekweekte inkomsten en de daarmee behaalde rendementen, die is bestemd voor een uitkering gedurende een levensloopverlofperiode of voor ieder ander doel;
– levensloopverlof: verlof zonder behoud van bezoldiging, waarvoor een uitkering uit het levenslooptegoed wordt toegekend;
– levensloopverlofperiode: de periode gedurende welke de ambtenaar levensloopverlof geniet;
– levensloopverzekering: een verzekering op naam van de ambtenaar bij een levensloopinstelling waarmee een levenslooptegoed wordt opgebouwd;
– loon: het loon als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964;
– spaarperiode: de periode gedurende welke de ambtenaar een voorziening in geld spaart ten behoeve van het opnemen van levensloopverlof of voor ieder ander doel;
– vakantie: hetgeen daaronder wordt verstaan in het ARAR of ARSG.
2 Voor de toepassing van deze regeling wordt onder bezoldiging, salaris, salaris per uur, vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering verstaan, hetgeen daaronder wordt verstaan in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.
1 Een ambtenaar kan eenmaal per jaar bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om op basis van een of meer bronnen als genoemd in artikel 2.1.3 voor een voorziening te sparen als een levensloopverlofperiode of de financiering van ieder ander doel, mits op 1 januari van dat kalenderjaar het levenslooptegoed minder bedraagt dan 2,1 maal het loon op jaarbasis dat is genoten in het voorafgaande kalenderjaar.
2 Voor de toepassing van het eerste lid blijft een loonsverlaging buiten beschouwing, voor zover deze het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie dan wel het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie, in de periode die aanvangt 10 jaar direct voorafgaande aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum van het pensioen. De eerste volzin is bij een loonsverlaging die het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie uitsluitend van toepassing, voor zover de omvang van het dienstverband na het aanvaarden van de deeltijdfunctie niet lager is dan 50% van de omvang van het dienstverband aan het eind van de periode direct voorafgaande aan de aanvang van de in de eerste volzin bedoelde periode.
1 De per kalenderjaar te sparen voorziening in geld voor levensloopverlof bedraagt ten hoogste 12 procent van het loon over dat jaar.
2 Het in het eerste lid bedoelde maximumpercentage geldt niet voor de ambtenaar die op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar maar niet de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.
Ten behoeve van een levenslooptegoed kan de ambtenaar de volgende bronnen inzetten:
a. salaris;
b. vakantie-uitkering;
c. eindejaarsuitkering;
d. vergoeding voor meer gewerkte uren die op grond van artikel 3, tweede lid, van de IKAP-regeling rijkspersoneel is toegekend;
e. de vergoeding voor vakantie-uren die op grond van artikel 23b, derde lid, van het ARAR is toegekend;
f. de vergoeding voor vakantie-uren die op grond van artikel 129a, tweede lid, van het ARAR is toegekend.
1 De in artikel 2.1.1 bedoelde aanvraag wordt elk kalenderjaar opnieuw ingediend en bevat de volgende gegevens:
a. de levensloopinstelling;
b. het nummer van de levenslooprekening, het polisnummer van de levensloopverzekering of het rekeningnummer van het levenslooprecht van deelneming;
c. tot welke bedragen uit de in artikel 2.1.3, onder a, b en c, genoemde bronnen wordt gespaard;
d. hoeveel uren van de in artikel 2.1.3, onder d en e, genoemde bronnen worden ingezet;
e. of het levenslooptegoed eenmalig, dan wel maandelijks wordt gespaard;
f. de begin- en einddatum van de spaarperiode indien is gekozen voor maandelijks sparen;
g. een opgave van het levenslooptegoed op 1 januari van dat jaar;
h. een verklaring van de ambtenaar waaruit blijkt:
– dat hij bekend is met de inhoud van de Levensloopregeling rijkspersoneel;
– of hij in een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen een levenslooptegoed heeft opgebouwd en wat de omvang daarvan is op 1 januari van het kalenderjaar van de ondertekening van de verklaring;
– of hij een verlofspaarrekening als bedoeld in artikel 1.1, letter j, van de Verlofspaarregeling rijkspersoneel heeft en wat het laatst bekende saldo van die rekening is;
– of hij compensatie in vrije dagen heeft gespaard op grond van artikel 1, tweede lid, derde volzin, van het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 25 november 1996, kenmerk AD96/U1026, (Stcrt. 233) en wat de omvang daarvan is;
– dat hij ermee instemt dat zijn gehele of gedeeltelijke levenslooptegoed aan het bevoegd gezag wordt uitgekeerd in situaties als bedoeld in artikel 2.2.2, eerste en derde lid, of artikel 5.2.1.
2 Indien het een eerste aanvraag bij het bevoegd gezag betreft en in een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen een levenslooptegoed is opgebouwd, gaat de aanvraag vergezeld van een verklaring van de levensloopinstellingen waar het tegoed is opgebouwd, waarin wordt aangegeven hoeveel jaren de ambtenaar heeft gespaard, in welke kalenderjaren en tot welke bedragen in die jaren aan levenslooptegoed is uitgekeerd en wat de omvang van het levenslooptegoed op 1 januari van het lopende kalenderjaar is.
3 De aanvraag wordt twee maanden voor de gewenste ingangsdatum van de spaarperiode ingediend.
4 De aanvraag geschiedt op een door de minister voor Wonen en Rijksdienst aangegeven wijze.
5 De ambtenaar kan na het indienen van zijn in artikel 2.1.1. bedoelde aanvraag in de loop van het jaar verzoeken om de nog te sparen voorziening over te maken naar een andere levenslooprekening, een ander polisnummer van de levensloopverzekering of een ander rekeningnummer van het levenslooprecht van deelneming. Het verzoek wordt twee maanden voor de gewenste ingangsdatum ingediend.
1 Het bevoegd gezag kent de in artikel 2.1.1 bedoelde aanvraag toe, tenzij het levenslooptegoed vermeerderd met:
a. het levenslooptegoed uit een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen;
b. het saldo van de verlofspaarrekening als bedoeld in artikel 1.1, letter j, van de Verlofspaarregeling rijkspersoneel;
c. de waarde van de totale compensatie in vrije dagen die tot 1 januari 2006 is gespaard op grond van artikel 1, tweede lid, derde volzin, van het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 25 november 1996, kenmerk AD96/U1026, (Stcrt. 233);
d. de waarde van het buitengewoon verlof als bedoeld in de artikelen 3.4.1 en 6.1.1, vijfde lid, van de Verlofspaarregeling rijkspersoneel, indien het verlof op grond van die regeling of de compensatie in vrije dagen op grond van het onder c bedoelde besluit bij of na het bereiken van de 62-jarige leeftijd zal worden opgenomen, op 1 januari van het kalenderjaar waarin de voorziening in geld voor levensloopverlof zal worden gespaard gelijk is aan of meer bedraagt dan 2,1 maal het loon over het voorafgaande kalenderjaar.
2 Voor de toepassing van het eerste lid blijft een salarisvermindering buiten beschouwing, voor zover deze het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie of een lager gekwalificeerde functie, in de periode die aanvangt 10 jaar direct voorafgaande aan de in het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP vastgestelde ingangsdatum van het pensioen. De vorige volzin is bij een salarisvermindering die het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie uitsluitend van toepassing, voor zover de omvang van het dienstverband na het aanvaarden van de deeltijdfunctie niet lager is dan 50% van de omvang van het dienstverband aan het eind van de periode direct voorafgaande aan aanvang van de in de eerste volzin van dit lid bedoelde periode.
3 De waarde van de compensatie in vrije dagen en de waarde van het buitengewoon verlof, bedoeld in het eerste lid, worden berekend op basis van het salaris per uur dat voor de ambtenaar geldt op 1 januari van het kalenderjaar waarin de voorziening in geld voor levensloopverlof zal worden gespaard.
4 Het bevoegd gezag maakt het besluit op de aanvraag binnen zes weken na de datum waarop deze is ontvangen bekend aan de ambtenaar.
Het levenslooptegoed wordt door het bevoegd gezag gestort op één van de levenslooprekeningen, dan wel overgemaakt als premie voor één van de levensloopverzekeringen of gestort op één van de rekeningnummers van het levenslooprecht van deelneming, zo mogelijk in de maand waarin de door de ambtenaar aangewezen bronnen aan hem zouden zijn uitbetaald.
1 Het is de ambtenaar toegestaan om het levenslooptegoed dat is opgebouwd in een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen geheel of gedeeltelijk over te boeken naar een op grond van deze regeling geopende levenslooprekeningen, afgesloten levensloopverzekeringen of rekeningnummers van levenslooprecht van deelneming.
2 De ambtenaar kan het levenslooptegoed overboeken naar een of meer op grond van deze regeling geopende levenslooprekeningen, afgesloten levensloopverzekeringen of geopende rekeningen van levenslooprechten van deelneming bij verschillende levensloopinstellingen.
1 Over het levenslooptegoed kan worden beschikt voor een levensloopverlofperiode of voor de financiering van ieder ander doel.
2 Het levenslooptegoed wordt op geen enkele wijze afgekocht, vervreemd, prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk als voorwerp van zekerheid anders dan ten behoeve van de in artikel 5.11 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 bedoelde verpanding aangeboden.
1 Indien het levenslooptegoed dat gedurende een kalenderjaar is gespaard meer bedraagt dan het in artikel 2.1.2. genoemde percentage, wordt het bovenmatige gedeelte voor het einde van het kalenderjaar aan de ambtenaar als loon uitgekeerd.
2 Voor zover de aanspraak, bedoeld in artikel 2.1.3, onder c en d, die door de ambtenaar als bron is ingezet, niet is opgebouwd, wordt het teveel gestorte bedrag van het levenslooptegoed afgeboekt en door de levensloopinstelling aan het bevoegd gezag uitgekeerd op een door dat gezag aangegeven wijze.
Indien de ambtenaar bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, beschikt over een bedrag aan levenslooptegoed, komt dat tegoed tot uitkering, uiterlijk op de dag voorafgaand aan het ingaan van het ouderdomspensioen op grond van die wet.
De spaarperiode wordt beëindigd uiterlijk met ingang van de tweede maand volgende op die waarin de ambtenaar dit aan het bevoegd gezag heeft verzocht.
1 Zes maanden voor het begin van de levensloopverlofperiode dient de ambtenaar een aanvraag in bij het bevoegd gezag.
2 In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag toestaan dat een kortere aanvraagtermijn in acht wordt genomen.
3 De aanvraag om toekenning van levensloopverlof bevat de volgende gegevens:
a. de datum waarop de levensloopverlofperiode ingaat;
b. het aantal uren levensloopverlof dat wordt opgenomen;
c. de verdeling van de uren levensloopverlof over de weken;
d. het percentage van de berekeningsgrondslag dat als uitkering moet worden uitbetaald;
e. een machtiging van de ambtenaar om een eenmalige of maandelijkse uitkering ter grootte van het in de aanvraag aangegeven bedrag ten laste van diens levenslooptegoed aan het bevoegd gezag te verstrekken op een door dat gezag aangegeven wijze.
4 De aanvraag wordt gedaan op een door de minister voor Wonen en Rijksdienst aangegeven wijze.
1 Het bevoegd gezag kent de in artikel 3.1.1, eerste lid, bedoelde aanvraag toe, tenzij:
a. deze te laat is ingediend;
b. gewichtige redenen van dienstbelang zich tegen het levensloopverlof verzetten.
2 Het bevoegd gezag maakt het besluit op de aanvraag binnen zes weken na de datum waarop deze is ontvangen bekend aan de ambtenaar en de levensloopinstelling.
1 Het levensloopverlof kan voor een deel van de voor de ambtenaar geldende arbeidsduur worden toegekend.
2 Het levensloopverlof wordt in hele uren toegekend.
3 Een levensloopverlofperiode bestaat uit minimaal 300 uur levensloopverlof, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde arbeidsduurfactor. De uitkomst wordt zo nodig afgerond naar boven op hele uren.
4 Voor de toepassing van het derde lid geldt voor de personenchauffeur, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit personenchauffeurs Rijksdienst, de arbeidsduurfactor, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van dat besluit.
5 Indien de ambtenaar een aanvraag indient om in afwijking van het bepaalde in het derde lid minder uren levensloopverlof te mogen opnemen wordt die aanvraag gehonoreerd, tenzij artikel 3.1.2, eerste lid, onder b, van toepassing is.
Indien de ambtenaar na toekenning van het levensloopverlof doch voor de datum waarop de levensloopverlofperiode ingaat ziek wordt, kan het bevoegd gezag de toekenning intrekken en het levensloopverlof geen doorgang laten vinden.
1 Gedurende het levensloopverlof wordt door het bevoegd gezag aan de ambtenaar maandelijks een uitkering als bedoeld in artikel 3.1.1, derde lid, onder d, verstrekt op basis van de berekeningsgrondslag over de maand direct voorafgaande aan de datum van ingang van het levensloopverlof. De uitkering is ten hoogste gelijk aan die berekeningsgrondslag.
2 Indien het levensloopverlof voor een deel van de voor de ambtenaar geldende arbeidsduur wordt toegekend is de uitkering samen met het salaris en andere toegekende beloningen, toelagen en uitkeringen niet hoger dan de berekeningsgrondslag, bedoeld in het eerste lid.
1 Over de opgenomen uren levensloopverlof heeft geen opbouw van vakantie, vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering plaats.
2 Met uitzondering van de in artikel 3.2.1, eerste lid, bedoelde uitkering bestaat over de opgenomen uren levensloopverlof geen aanspraak op doorbetaling van bezoldiging, toeslagen, toelagen, tegemoetkomingen, uitkeringen en vergoedingen.
Tijdens het levensloopverlof wordt het werkgeversdeel van de pensioenpremies niet op de ambtenaar verhaald.
Het levensloopverlof wordt opgeschort in geval van ziekte gedurende een aaneengesloten periode van vier weken of meer.
Voor de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt het levensloopverlof opgeschort.
Voor zover het levensloopverlof niet wordt opgenomen direct voorafgaande aan het pensioen keert de ambtenaar na afloop van het verlof terug in de functie die hij bij aanvang van dat verlof bekleedde.
1 De ambtenaar die zijn levenslooptegoed wil aanwenden voor het opbouwen van extra pensioen, dient daartoe een aanvraag in bij het bevoegd gezag.
2 In de aanvraag vermeldt de ambtenaar welk deel van het levenslooptegoed hij wil laten omzetten in een aanspraak ingevolge artikel 16.6 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.
3 De aanvraag bevat een machtiging van de ambtenaar om een uitkering ter grootte van het in de aanvraag aangegeven bedrag ten laste van diens levenslooptegoed aan het bevoegd gezag te verstrekken op een door dat gezag aangegeven wijze.
4 Indien na de in het tweede lid bedoelde omzetting de aanspraak ingevolge artikel 16.6 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP nog blijft binnen de in of krachtens hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde grenzen, kent het bevoegd gezag de aanvraag toe binnen 30 dagen na de datum waarop deze is ontvangen en maakt het besluit op de aanvraag binnen 14 dagen bekend aan de ambtenaar en de levensloopinstelling.
5 De aanvraag wordt gedaan op een door de minister voor Wonen en Rijksdienst aangegeven wijze.
6 Na ontvangst van de uitkering, bedoeld in het derde lid, wordt deze door het bevoegd gezag overgemaakt aan de Stichting Pensioenfonds ABP.
1 In geval van ontslag blijft het levenslooptegoed bij de levensloopinstellingen staan, tenzij de ambtenaar door middel van een aanvraag aan het bevoegd gezag kenbaar maakt wat er met het levenslooptegoed moet gebeuren. In de aanvraag vermeldt de ambtenaar:
a. het bedrag uit het levenslooptegoed waarover hij wenst te beschikken;
b. het bedrag dat naar de nieuwe levensloopinstellingen moet worden overgemaakt indien hij het levenslooptegoed geheel of gedeeltelijk wil inbrengen in de levensloopregeling van de werkgever bij wie hij in dienst zal treden;
c. indien van toepassing, de gegevens van de nieuwe levensloopinstellingen;
d. indien van toepassing, de nummers van de nieuwe levenslooprekeningen, de polisnummers van de nieuwe levensloopverzekeringen of de rekeningnummers van het levenslooprecht van deelneming.
2 Indien de ambtenaar geheel of gedeeltelijk over het levenslooptegoed wenst te beschikken, bevat de aanvraag een machtiging van de ambtenaar om een uitkering ter grootte van het in de aanvraag aangegeven bedrag ten laste van diens levenslooptegoed aan het bevoegd gezag te verstrekken op een door dat gezag aangegeven wijze.
3 Het bevoegd gezag kent de aanvraag toe binnen 30 dagen na de datum waarop deze is ontvangen en maakt het besluit op de aanvraag binnen 14 dagen bekend aan de ambtenaar en de levensloopinstelling.
4 Na ontvangst van de uitkering, bedoeld in het tweede lid, wordt deze na inhouding van loonheffing en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet door het bevoegd gezag uitgekeerd aan de ambtenaar.
5 De levensloopinstelling maakt het in het eerste lid, onder b, bedoelde bedrag rechtstreeks over naar de nieuwe levensloopinstelling.
6 De aanvraag wordt gedaan op een door de minister voor Wonen en Rijksdienst aangegeven wijze.
In geval van overlijden van de ambtenaar wordt het voor uitkering beschikbare levenslooptegoed aan het bevoegd gezag uitgekeerd op een door dat gezag aangegeven wijze. Het levenslooptegoed wordt na inhouding van loonheffing en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet, na overlegging van een verklaring van erfrecht, door het bevoegd gezag uitgekeerd aan de erfgenamen van de ambtenaar.
[Vervallen per 14-12-2016]
1 Op de tot 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken op compensatie in vrije dagen blijft het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 25 november 1996, kenmerk AD96/U1026, (Stcrt. 233), zoals dat luidde op 31 december 2005, van toepassing, voor zover die aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge de Levensloopregeling rijkspersoneel.
2 De waarde van de gespaarde compensatie in vrije dagen kan op verzoek van de ambtenaar worden toegevoegd aan het levenslooptegoed, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet.
3 De waarde van de gespaarde compensatie in vrije dagen, bedoeld in het tweede lid, wordt berekend op basis van het salaris per uur dat de ambtenaar geniet op de eerste dag van de maand waarin het in het tweede lid bedoelde verzoek is ontvangen.
1 Op de tot 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken op spaarverlof en compensatie in vrije dagen blijft de Verlofspaarregeling rijkspersoneel, zoals die luidde op 31 december 2005, van toepassing, voor zover die aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge de Levensloopregeling rijkspersoneel.
2 Het saldo van de verlofspaarrekening als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, letter j, van de Verlofspaarregeling rijkspersoneel kan op verzoek van de ambtenaar worden toegevoegd aan het levenslooptegoed.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.
Deze regeling wordt aangehaald als: Levensloopregeling rijkspersoneel.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Minister
J.W. Remkes
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Levensloopregeling rijkspersoneel", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.