Vennootschapsbelasting, hybride aandelenoptieregeling

[Regeling vervallen per 14-12-2007.]
Geraadpleegd op 07-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2006 en zichtdatum 04-07-2024.
Geldend van 06-10-2004 t/m 13-12-2007

Vennootschapsbelasting, hybride aandelenoptieregeling

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Aan mij is een vraag gesteld over de gevolgen voor de vennootschapsbelasting van een bijzondere aandelenoptieregeling. De vraag en het antwoord zijn hierna opgenomen.

Vraag

[Regeling vervallen per 14-12-2007]

NL BV geeft haar werknemers het recht aandelen NL BV te kopen. De werknemers mogen de aandelen niet houden. Op grond van de regeling gekochte aandelen moeten direct na verkrijging aan de beurs worden verkocht.

Voor de loonbelasting is – door de verkoopverplichting – een dergelijk recht om aandelen te kopen geen optieregeling (geen recht om aandelen te verwerven in de zin van artikel 10a van de Wet op de loonbelasting 1964). Door de verkoopverplichting is voor de loonbelasting sprake van een recht op geld. Heffing van loonbelasting vindt daarom niet plaats bij toekenning van het recht, maar bij de uitoefening; en wel over het gerealiseerde voordeel.

Hoe moeten de aan de werknemers toegekende rechten worden behandeld voor de vennootschapsbelasting?

Antwoord

[Regeling vervallen per 14-12-2007]

Voor de vennootschapsbelasting wordt de behandeling van een (aandelen)optieregeling jegens werknemers beheerst door artikel 9, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De hoogte en het moment van aftrek is vastgelegd in het derde lid van artikel 9. Uit de wetsgeschiedenis en uit deze bepaling zelf blijkt dat voor het begrip aandelenoptieregeling wordt aangesloten bij de loonbelasting. Dit betekent dat ingeval er voor de werknemer geen sprake is van een aandelenoptierecht, er ook voor de vennootschap geen sprake is van een zodanig recht.

Gezien het gegeven uit de vraagstelling dat er voor de loonbelasting geen sprake is van een aandelenoptieregeling is er voor de vennootschap eveneens geen sprake van een aandelenoptieregeling. Artikel 9, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vindt derhalve geen toepassing.

Nu in dit bijzondere geval artikel 9, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, geen toepassing vindt, wordt teruggevallen op de algemene regel die de Hoge Raad heeft verwoord in het arrest 16 oktober 1996, nr. 31 589, BNB 1997/47. Dit betekent in dit geval dat het aan de werknemer toegekende recht voor de vennootschapsbelasting aftrekbaar is op het moment van toekenning; en wel tegen de waarde in het economische verkeer op dat moment.

Voor de volledigheid voeg ik hier nog aan toe dat het verdere waardeverloop van deze optieverplichting geen invloed heeft op de winst van de vennootschap, vanwege het kapitaalskarakter van de optieverplichting. Hoge Raad, 21 februari 2001, nr. 35 639, BNB 2001/161.

Naar boven