Bijlage 1. Noodzaak van geheimhouding bij verificatieonderzoeken in India
Doel
1. Deze notitie beoogt het belang aan te tonen van volledige geheimhouding van (de
identiteit van) onderzoekers, bronnen, methoden & technieken en schriftelijke stukken
bij verificatieonderzoeken in India.
2. Belanghebbenden verzoeken bij kennisneming van de uitkomst van verificatieonderzoeken
in India regelmatig om openbaarmaking van (de identiteit van) onderzoekers, bronnen,
methoden & technieken en schriftelijke stukken aangewend door de Minister van Buitenlandse
Zaken in dergelijke verificatieonderzoeken.
Opbouw notitie
3. In deze notitie zal allereerst worden ingegaan op sociale omstandigheden in India,
althans voor zover deze van belang zijn in verificatieonderzoeken. Daarna worden doel
en noodzaak van dergelijke onderzoeken aangegeven. Vervolgens wordt stilgestaan bij
de wijze waarop in de regel dergelijke onderzoeken worden uitgevoerd. Tot slot wordt
de relatie tussen de sociale context en het verificatieonderzoek in India geschetst
en volgt de conclusie.
Sociale omstandigheden in India
4. De, overwegend Hindoeïstische, samenleving in India is sterk collectief van inrichting.
De verwachting van wederzijdse hulp en bescherming - vooral tussen zogeheten kastegenoten,
maar ook in bredere zin - is een diepgeworteld sociaal-cultureel verwachtingspatroon,
dat met name maar niet uitsluitend op het platteland ieders gedrag bepaalt.
5. De directe omgeving is ieders eerste collectieve kring. Voor familie, een kaste
of zelfs een gehele dorpsgemeenschap blijft bijna niets verborgen.
6. De sociale, culturele en economische structuren in de Indiase samenleving zijn
zeer heterogeen en tegelijkertijd - mede daarom - zeer complex. De inkomensverdeling
is scheef, en de acute sociale nood onder brede lagen van bevolking hoog. Een groot
deel van de bevolking - met name vrouwen - is nog analfabeet; er bestaat nauwelijks
een 'schrijfcultuur'.
7. Geweld tegen vrouwen door politie of leger baart zorgen. Gedwongen huwelijken,
verbrandingen van weduwen met hun overleden echtgenoten, huiselijk geweld e.d. komen
nog geregeld voor. Dit geweld komt mede voort uit het Hindoeïsme, waar in het algemeen
de zwakke groepen en individuen in de samenleving - vrouwen, kastelozen, stamleden,
migrantenarbeiders, etnische minderheden en religieus andersdenkenden - het meest
kwetsbaar zijn voor mogelijke discriminatie of mishandeling.
8. Gegeven de sociale nood onder brede lagen van de bevolking streven vele Indiërs
naar sociaal-economische verbetering van hun levensomstandigheden, waar mogelijk door
emigratie naar, bijvoorbeeld, West-Europa. In sommige gevallen kan het ook een statussymbool
zijn voor een familie om een lid uit hun midden in een ander land te hebben wonen.
Het kan een inspiratie vormen voor anderen uit dezelfde sociale omgeving of hetzelfde
dorp.
Doel en noodzaak verificatieonderzoeken
9. Op 7 maart 1996 (Stcrt. 49) wees de Minister van Buitenlandse Zaken de landen Ghana,
Nigeria, Pakistan, India en de Dominicaanse Republiek aan als probleemlanden op het
gebied van het schriftelijk bewijs. Dit houdt in dat alle documenten die vanaf 1 april
1996 bij de Nederlandse vertegenwoordigingen in deze landen ter legalisatie worden
aangeboden, verplicht inhoudelijk geverifieerd moeten worden.
10. Uitgangspunt van het verificatie- en legalisatiebeleid is dat met betrekking tot
een document uit een probleemland reeds op voorhand twijfel bestaat omtrent de inhoudelijke
juistheid. Het is aan de aanvrager om die twijfel weg te nemen. Daartoe dient de aanvrager
stukken te overleggen, dan wel informatie kenbaar te maken, welke kunnen worden aangemerkt
als afkomstig uit objectieve en betrouwbare bronnen, op grond waarvan de gegevens
zoals deze vermeld staan in het te legaliseren document kunnen worden geverifieerd.
11. Ter voorbereiding op de te nemen beslissing op de aanvraag vindt in opdracht van
de Nederlandse vertegenwoordiging een zogenoemd verificatieonderzoek plaats. Dit verificatieonderzoek
beoogt vast te stellen of het ter legalisatie aangeboden document geldig is naar lokaal
recht en tevens of de inhoud van het ter legalisatie aangeboden document strookt met
de werkelijkheid.
De bevindingen tijdens het verificatieonderzoek bepalen of een document voor legalisatie
in aanmerking komt.
12. Het te legaliseren document is voor de aanvrager vaak van groot belang: het verkrijgen
van een verblijfsrechtelijke positie in Nederland, naturalisatie, het sluiten van
een huwelijk of inschrijving in de bevolkingsadministratie kan ervan afhankelijk zijn.
Daarnaast kunnen er financiële belangen spelen.
13. Gezien de doorslaggevende betekenis van een verificatieonderzoek en het belang
van de aanvrager bij een voor hem gunstige uitkomst van dit onderzoek, zal de wijze
waarop verificatieonderzoeken plaatsvinden in India nader worden uiteengezet.
Uitvoeringswijze verificatieonderzoeken
14. Een verificatieonderzoek wordt in opdracht van een Nederlandse diplomatieke of
consulaire vertegenwoordiging uitgevoerd door vertrouwenspersonen, die speciaal daarvoor
door de Nederlandse vertegenwoordiging ter plaatse zijn geworven.
De Nederlandse vertegenwoordigingen in India zijn de ambassade te New Delhi en het
Consulaat-Generaal te Mumbai.
15. Voor het verrichten van het verificatieonderzoek worden lokale vertrouwenspersonen
ingeschakeld. Zij hebben veldwerkers in dienst die op instructie van de vertrouwenspersonen
onderzoek doen. De vertrouwenspersonen en hun veldwerkers vervullen een cruciale rol
in het verificatieproces. Op basis van de door de vertrouwenspersoon opgestelde rapportage
wordt namelijk een beslissing genomen op de aanvraag. Er worden zware eisen gesteld
aan deze vertrouwenspersonen en de selectie vindt dan ook heel zorgvuldig plaats.
De betrouwbaarheid, integriteit, objectiviteit en deskundigheid van dergelijke personen
moeten zijn gewaarborgd.
Met name in overleg met vertegenwoordigingen van andere Westerse landen kan dit worden
besproken en kunnen ervaringen met bepaalde vertrouwenspersonen worden uitgewisseld.
Getracht wordt over meer dan één vertrouwenspersoon te beschikken. Op deze manier
kunnen regelmatig 'double checks' plaatsvinden, zodat zorgvuldigheid waarmee de onderzoeken
worden uitgevoerd, wordt gewaarborgd.
16. Het onderzoek vindt plaats op basis van de gegevens die bij de indiening van de
legalisatieaanvraag worden verstrekt. Het door of namens de aanvrager ingediende aanvraagformulier
en eventuele ondersteunende documenten vormen het uitgangspunt voor het verificatieonderzoek.
Vaststelling van de identiteit van de aanvrager, aan de hand van een na verificatie
in orde bevonden geboortebewijs, is een voorwaarde voor de legalisatie van andere
documenten.
17. Het onderzoek naar de rechtsgeldigheid van het ter legalisatie aangeboden document
geschiedt aan de hand van de van toepassing zijnde lokale regelgeving. De onderzoeker
vergewist zich er voorts van of de gegevens die zijn opgenomen in het ter legalisatie
aangeboden document corresponderen met de gegevens in het register.
18. De inhoudelijke verificatie beperkt zich niet tot het onderzoek bij de autoriteit
die het document heeft afgegeven; als uitvloeisel van de Aanwijzing Probleemlanden
strekt dit deel van het onderzoek zich bovendien uit tot het controleren van de inhoud
van het aangeboden document. Dit geschiedt aan de hand van gegevens die kunnen worden
aangemerkt als afkomstig uit een onafhankelijke en objectieve bron: registers van
bijvoorbeeld scholen, ziekenhuizen, religieuze instanties etc.
19. Daarnaast kunnen in het kader van de inhoudelijke verificatie gesprekken plaatsvinden
met personen uit de directe omgeving van de aanvrager, zoals familieleden en buurtbewoners.
Deze zogenoemde 'social investigation' is in een land als India van cruciaal belang
voor een goed en betrouwbaar verificatieonderzoek.
NB. voor een gedetailleerde beschrijving van de verhouding tussen onafhankelijke bronnen
en de 'social investigation' wordt verwezen naar het (binnenkort te publiceren) beoordelingskader.
Relatie sociale context en verificatieonderzoek
20. De sociaal-culturele omstandigheden in India vormen een belangrijke reden voor
het feit dat verificatierapporten in legalisatiezaken niet openbaar worden gemaakt.
21. Waar de (bescherming van de) eer van de collectiviteit de leidraad vormt voor
het dagelijks leven, betekent het naar buiten brengen van informatie aan een persoon
die buiten deze collectiviteit valt, het doorbreken van die leidraad. Hierbij kan
men denken aan het samenwerken met de Nederlandse autoriteiten in een verificatieonderzoek
als hiervoor omschreven. Dit wordt door de collectiviteit als bedreigend ervaren,
hetgeen ertoe kan leiden dat er druk, represailles of geweld wordt gebruikt tegen
de persoon die de in de cultuur verweven gedragscode overtreedt. Als aanvullend 'negatief
element' kan het feit gelden dat het verstrekken van informatie aan de onderzoeker
inhoudelijk als negatief wordt ervaren door de aanvrager: deze ziet op basis van die
informatie zijn kansen op bijv. huwelijk of verblijfsvergunning in rook opgaan. Daarmee
verdwijnt evenzeer de mogelijkheid om de eer, status of financiële positie van de
collectiviteit waarvan hij/zij deel uitmaakt te vergroten.
Gegeven de eerdergenoemde bijzondere, meer kwetsbare, positie van vrouwen kunnen de
druk, represailles of geweldsuitingen jegens hen een nog serieuzer karakter dragen.
22. Door het bekend worden van de identiteit van de bij het verificatieonderzoek betrokken
informanten, zoals familieleden, bestaat het gevaar dat zij in negatieve zin worden
benaderd door of namens de legalisatieaanvrager(s).
Mocht op enig moment de naam van een informant toch openbaar worden, dan zou dit gezien
de eerder geschetste sociale context tot zeer gevaarlijke situaties kunnen leiden,
waarbij een dodelijke afloop niet ondenkbaar is. Zelfs niet als de informant een naaste
bloedverwant is. Bescherming door de lokale autoriteiten is zelden toereikend, maar
vaker nog geheel afwezig.
23. Raadslieden van aanvragers stellen nogal eens dat, in een gemeenschap waar men
reeds alles van elkaar weet, het geen nut heeft medewerking aan verificatieonderzoeken
geheim te houden. Deze stelling gaat evenwel voorbij aan het feit dat de aard van
de medewerking en de mededelingen gedaan tegenover een vertrouwenspersoon juist een
uitzondering vormen op het collectieve weten van een gemeenschap. Als een dergelijk
medewerken al geschiedt (niet iedereen wil meewerken) en bekend wordt, zal de gemeenschap
er van uitgaan dat betrokkene de collectiviteit heeft beschermd. Openbaarmaking van
de inhoud van de medewerking kan verstrekkende gevolgen voor betrokkenen hebben als
er bewust of onbewust negatieve uitspraken zijn gedaan. 'Anonimisering' van namen,
functies e.d. biedt geen soelaas: door de aard van de mededelingen zal dikwijls de
bron kunnen worden achterhaald. In een dergelijk geval leidt dit tot dezelfde consequenties
als wanneer direct naam en toenaam bekend zouden worden gesteld.
24. Genoemde druk, represailles en geweld kunnen zich ook keren tegen de onderzoeker
of tegen personen die uit hoofde van hun functie informatie verstrekken aan de onderzoeker.
Men denke dan aan ambtenaren van de burgerlijke stand ('registrars'), ziekenhuismedewerkers,
schoolfunctionarissen e.d. Dat deze personen dienen te worden afgeschermd spreekt
derhalve voor zich. Zodra hun identiteit bekend wordt, worden zij kwetsbaar voor omkoping,
bedreiging, intimidatie of vormen van lichamelijk geweld. Zeker indien hun medewerking
leidt tot een resultaat dat de aanvrager niet welgevallig is. Bovendien zou het moeten
vrijgeven van de identiteit van de vertrouwenspersonen of onderzoekers ertoe kunnen
leiden dat deze niet meer bereid zijn om een verificatieonderzoek voor de Nederlandse
vertegenwoordiging te verrichten. Uit informatie verkregen van vertrouwensadvocaten
in India is gebleken dat zich diverse gevallen hebben voorgedaan waarin de onderzoeker
of de persoon die op welke manier dan ook aan het verificatieonderzoek heeft meegewerkt
met de dood is bedreigd, is lastiggevallen of getreiterd gedurende en na het uitvoeren
van het verificatieonderzoek.
25. Het is, op basis van het bovenstaande, noodzaak dat medewerking aan een verificatieonderzoek
geschiedt op basis van strikte wederzijdse vertrouwelijkheid. Dit betekent dat de
identiteit van de onderzoeker, evenals de identiteit van de persoon die op welke wijze
dan ook aan het verificatieonderzoek meewerkt, niet openbaar zal worden gemaakt. Uit
informatie van vertrouwenspersonen in India blijkt dat een aanvankelijke weigering
om mee te werken aan een verificatieonderzoek kan omslaan in medewerking, wanneer
de aangehaalde strikte wederzijdse vertrouwelijkheid kan worden toegezegd. Het is
duidelijk dat om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen deze vertrouwelijkheid
dient te blijven worden gegarandeerd. Personen die meewerken aan het verificatieonderzoek
krijgen de garantie dat hun gegevens niet openbaar gemaakt zullen worden.
26. Niet alleen de bescherming van lijf en leden van alle aan het verificatieonderzoek
meewerkende personen is gebaat bij geheimhouding. Ook de kwaliteit en objectiviteit
van verificatieonderzoeken in de toekomst is in het geding. De eventuele mogelijkheid
dat er druk, represailles en geweld tegen een persoon worden uitgeoefend, naar aanleiding
van het openbaar worden van de medewerking van betrokkene aan een verificatieonderzoek,
zal de bereidheid in algemene zin om aan een dergelijk onderzoek mee te werken aanzienlijk
verkleinen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat inzage in bepaalde registers
niet meer mogelijk is, hetgeen de aanvrager zelf in een slechtere positie zou brengen:
er is immers bij voorbaat twijfel ten aanzien van de juistheid en rechtsgeldigheid
van het door hem aangeboden document en op de aanvrager rust de last om deze twijfel
door middel van gegevens uit objectieve bronnen - dus ook dergelijke registers - weg
te nemen. Bescherming van de kwaliteit van het onderzoek is derhalve evenzeer in het
belang van de aanvrager en een en ander wordt noodzakelijkerwijs mede bereikt door
geheimhouding van bronnen en stukken met betrekking tot het verificatieonderzoek.
27. Een ander, toekomstgericht, belang is gemoeid met het vertrouwelijk houden van
sommige specifieke methoden en technieken welke worden aangewend om vast te stellen
of de inhoud van een ter legalisatie aangeboden document wel strookt met de werkelijkheid
en of het bewuste document naar lokaal recht juist is. Indien dergelijke methoden
en technieken van onderzoek bekend zouden worden, zou de betrouwbaarheid van de (toekomstige)
onderzoeken die hiermee worden uitgevoerd afnemen of zelfs onbruikbaar worden. Het
zou immers voor een aanvrager mogelijk worden om op het onderzoek te anticiperen door
bijvoorbeeld registers aan te (laten) passen of potentiële informanten te instrueren.
28. Het bovenstaande geeft nog eens aan hoe belangrijk de zogenoemde 'social investigation'
is voor een goed en betrouwbaar onderzoek.
Samenvatting en conclusie
29. Zoals hierboven is uiteengezet, kan er alleen een zorgvuldig onderzoek worden
verricht als aan de volgende voorwaarden is voldaan. Bescherming is nodig van:
-
a. de bij het verificatieonderzoek ingeschakelde personen;
-
b. de gehanteerde onderzoeksmethoden en technieken;
-
c. het actuele kennisniveau (met het oog op toekomstige onderzoeken).
Deze bescherming kan alleen gegarandeerd worden, gezien de hierboven beschreven (sociale)
context, bij volledige geheimhouding van de bevindingen van het verificatieonderzoek.
Geraadpleegde bronnen:
-
Landenoverzicht India (Ministerie van Buitenlandse Zaken, 2001);
-
Country Reports on Human Rights Practices - 2001 (India)
U.S. Department of State, Released by the Bureau of Democracy, Human Rights and Labor
March 4, 2002;
-
Amnesty International Online;
-
Amnesty International Annual Report 2000;
-
Human Rights Watch World Report 2000.
Bijlage 2. Noodzaak van geheimhouding bij verificatieonderzoeken in Pakistan
Doel
1. Deze notitie beoogt het belang aan te tonen van volledige geheimhouding van (de
identiteit van) onderzoekers, bronnen, methoden & technieken en schriftelijke stukken
bij verificatieonderzoeken in Pakistan.
2. Belanghebbenden verzoeken bij kennisneming van de uitkomst van verificatieonderzoeken
in Pakistan regelmatig om openbaarmaking van (de identiteit van) onderzoekers, bronnen,
methoden & technieken en schriftelijke stukken aangewend door de Minister van Buitenlandse
Zaken in dergelijke verificatieonderzoeken.
Opbouw notitie
3. In deze notitie zal allereerst worden ingegaan op sociale omstandigheden in Pakistan,
althans voor zover deze van belang zijn in verificatieonderzoeken. Daarna worden doel
en noodzaak van dergelijke onderzoeken aangegeven. Vervolgens wordt stilgestaan bij
de wijze waarop in de regel dergelijke onderzoeken worden uitgevoerd. Tot slot wordt
de relatie tussen de sociale context en het verificatieonderzoek in Pakistan geschetst
en volgt de conclusie.
Sociale omstandigheden in Pakistan
4. Zowel op het gebied van onderwijs als gezondheid boekt Pakistan weinig voortgang
en zijn de indicatoren terzake wezenlijk slechter in vergelijking met andere landen
in deze regio. Ongeveer tweederde van de volwassen bevolking is analfabeet. Het percentage
vrouwen dat kan lezen en schrijven is nog lager en bedraagt nog geen 30%, terwijl
in de aan Afghanistan grenzende provincie Baluchistan dit percentage slechts 4% bedraagt.
Mede hierdoor bestaat er, zeker op het platteland, dan ook nauwelijks een 'schrijfcultuur'.
De uitgaven voor de gezondheidszorg bedragen slechts 0,9% van het BNP. Zuigelingen-
en kindersterfte is hoog en ca. 38% van de kinderen onder vijf jaar is ondervoed.
De inkomensverdeling is weinig rechtvaardig en vooral in rurale gebieden heersen veelal
nog praktisch feodale verhoudingen.
De overwegend islamitische samenleving in Pakistan (97%) is sterk collectief van inrichting.
Kenmerkend voor collectieve samenlevingen is dat mensen worden geacht elkaar op allerlei
mogelijke manieren te helpen en te beschermen. Met name op het platteland is deze
collectiviteit het sterkst.
5. Deze collectiviteit wordt, niettegenstaande het feit dat de Islam broederschap
jegens allen voorschrijft, het sterkst gevoeld binnen de eigen etnische, soms tribale,
(sub)gemeenschap. In Pakistan leeft een groot aantal van dergelijke gemeenschappen
naast en soms door elkaar. Er vallen o.a. te onderscheiden: Punjabi, Sindi, Pathanen,
Baloechi, Ahmadiyya en Muhajirs, naast een aantal immigrantengroepen zoals Iraanse
en Afghaanse ontheemden.
6. Bevolkingsgroepen leven, nogmaals niettegenstaande de algemeen aangehangen Islam,
volgens hun eigen erecodes, die men boven de wetten van het land stelt. Aan de erecodes
- zoals gastvrijheid, eer van de familie en (bloed)wraak - dient een ieder zich te
houden. Wraak vindt veelal zijn oorsprong in geschillen over geld, vrouwen en land,
maar ook in een gevoelen van belediging of dwarsboming. Door de sterk patriarchale
inslag van de meeste etnische bevolkingsgroepen hebben vrouwen veelal extra te lijden
onder genoemde cultuurkenmerken.
7. Bovenstaande leidt niet zelden tot huiselijk geweld door de echtgenoot, waarbij
moord/doodslag geen uitzondering vormt. Veel vrouwen, maar ook mannen, worden gedood,
omdat zij de eer van hun familie zouden hebben geschonden. Vaak is een beschuldiging
of gerucht al voldoende voor zo'n 'eremoord'. Opvallend genoeg pogen plegers van moorden
steeds vaker hun daad onder de noemer van 'eremoord' te brengen, omdat daarvoor meer
begrip bestaat en bovendien een strafmaat geldt die, in vergelijking met de strafmaat
voor moord, lager is.
8. Gegeven de sociale nood onder brede lagen van de bevolking streven vele Pakistanen
naar sociaal-economische verbetering van hun levensomstandigheden, waar mogelijk door
emigratie naar, bijvoorbeeld, West-Europa. In sommige gevallen kan het ook een statussymbool
zijn voor een familie om een lid uit hun midden in een ander land te hebben wonen.
Het kan een inspiratie vormen voor anderen uit dezelfde sociale omgeving of hetzelfde
dorp.
Doel en noodzaak verificatieonderzoeken
9. Op 7 maart 1996 (Stcrt. 49) wees de Minister van Buitenlandse Zaken de landen Ghana,
Nigeria, Pakistan, India en de Dominicaanse Republiek aan als probleemlanden op het
gebied van het schriftelijk bewijs. Dit houdt in dat alle documenten die vanaf 1 april
1996 bij de Nederlandse vertegenwoordigingen in deze landen ter legalisatie worden
aangeboden, verplicht inhoudelijk geverifieerd moeten worden.
10. Uitgangspunt van het verificatie- en legalisatiebeleid is dat met betrekking tot
een document uit een probleemland reeds op voorhand twijfel bestaat omtrent de inhoudelijke
juistheid. Het is aan de aanvrager om die twijfel weg te nemen. Daartoe dient de aanvrager
stukken te overleggen, dan wel informatie kenbaar te maken, welke kunnen worden aangemerkt
als afkomstig uit objectieve en betrouwbare bronnen, op grond waarvan de gegevens
zoals deze vermeld staan in het te legaliseren document kunnen worden geverifieerd.
11. Ter voorbereiding op de te nemen beslissing op de aanvraag vindt in opdracht van
de Nederlandse vertegenwoordiging een zgn. verificatieonderzoek plaats. Dit verificatieonderzoek
beoogt vast te stellen of het ter legalisatie aangeboden document geldig is naar lokaal
recht en tevens of de inhoud van het ter legalisatie aangeboden document strookt met
de werkelijkheid.
De bevindingen tijdens het verificatieonderzoek bepalen of een document voor legalisatie
in aanmerking komt.
12. Het te legaliseren document is voor de aanvrager vaak van groot belang: het verkrijgen
van een verblijfsrechtelijke positie in Nederland, naturalisatie, het sluiten van
een huwelijk of inschrijving in de bevolkingsadministratie kan ervan afhankelijk zijn.
Daarnaast kunnen er financiële belangen spelen.
13. Gezien de doorslaggevende betekenis van een verificatieonderzoek en het belang
van de aanvrager bij een voor hem gunstige uitkomst van dit onderzoek, zal de wijze
waarop verificatieonderzoeken plaatsvinden in Pakistan nader worden uiteengezet.
Uitvoeringswijze verificatieonderzoeken
14. Een verificatieonderzoek wordt in opdracht van een Nederlandse diplomatieke of
consulaire vertegenwoordiging uitgevoerd door vertrouwenspersonen, die speciaal daarvoor
door de Nederlandse vertegenwoordiging ter plaatse zijn geworven.
De Nederlandse vertegenwoordigingen in Pakistan zijn de ambassade te Islamabad en
het Consulaat-Generaal te Karachi.
15. Voor het verrichten van het verificatieonderzoek worden lokale vertrouwenspersonen
ingeschakeld. Zij hebben veldwerkers in dienst die op instructie van de vertrouwenspersonen
onderzoek doen. De vertrouwenspersonen en hun veldwerkers vervullen een cruciale rol
in het verificatieproces. Op basis van de door de vertrouwenspersoon opgestelde rapportage
wordt namelijk een beslissing genomen op de aanvraag. Er worden zware eisen gesteld
aan deze vertrouwenpersonen en de selectie vindt dan ook zeer zorgvuldig plaats. De
betrouwbaarheid, integriteit, objectiviteit en deskundigheid van dergelijke personen
moeten zijn gewaarborgd.
Met name in overleg met vertegenwoordigingen van andere Westerse landen kan dit worden
besproken en kunnen ervaringen met bepaalde vertrouwenspersonen worden uitgewisseld.
Getracht wordt over meer dan één vertrouwenspersoon te beschikken. Op deze manier
kunnen regelmatig 'double checks' plaatsvinden, zodat de zorgvuldigheid waarmee de
onderzoeken worden uitgevoerd, wordt gewaarborgd.
16. Het onderzoek vindt plaats op basis van de gegevens die bij de indiening van de
legalisatieaanvraag worden verstrekt. Het door of namens de aanvrager ingediende aanvraagformulier
en eventuele ondersteunende documenten vormen het uitgangspunt voor het verificatieonderzoek.
Vaststelling van de identiteit van de aanvrager, aan de hand van een na verificatie
in orde bevonden geboortebewijs, is een voorwaarde voor de legalisatie van andere
documenten.
17. Het onderzoek naar de rechtsgeldigheid van het ter legalisatie aangeboden document
geschiedt aan de hand van de van toepassing zijnde lokale regelgeving. De onderzoeker
vergewist zich er voorts van of de gegevens die zijn opgenomen in het ter legalisatie
aangeboden document corresponderen met de gegevens in het register.
18. De inhoudelijke verificatie beperkt zich niet tot het onderzoek bij de autoriteit
die het document heeft afgegeven; als uitvloeisel van de Aanwijzing Probleemlanden
strekt dit deel van het onderzoek zich bovendien uit tot het controleren van de inhoud
van het aangeboden document. Dit geschiedt aan de hand van gegevens die kunnen worden
aangemerkt als afkomstig uit een onafhankelijke en objectieve bron: bijvoorbeeld registers
van scholen, ziekenhuizen, religieuze instanties etc.
19. Daarnaast kunnen in het kader van de inhoudelijke verificatie gesprekken plaatsvinden
met personen uit de directe omgeving van de aanvrager, zoals familieleden en buurtbewoners.
Deze zogenoemde 'social investigation' is in een land als Pakistan van cruciaal belang
voor een goed en betrouwbaar verificatieonderzoek.
NB. voor een gedetailleerde beschrijving van de verhouding tussen onafhankelijke bronnen
en de 'social investigation' wordt verwezen naar het (binnenkort te publiceren) beoordelingskader.
Relatie sociale context en verificatieonderzoek
20. De sociaal-culturele omstandigheden in Pakistan vormen een belangrijke reden voor
het feit dat verificatierapporten in legalisatiezaken niet openbaar worden gemaakt.
21. Waar de (bescherming van de) eer van de collectiviteit de leidraad vormt voor
het dagelijks leven, betekent het naar buiten brengen van informatie aan een persoon
die buiten deze collectiviteit valt, het doorbreken van die leidraad. Hierbij kan
men denken aan het samenwerken met de Nederlandse autoriteiten in een verificatieonderzoek
als hiervoor omschreven. Dit wordt door de collectiviteit als bedreigend ervaren,
hetgeen ertoe kan leiden dat er druk, represailles of geweld wordt gebruikt tegen
de persoon die de in de cultuur verweven gedragscode overtreedt. Als aanvullend 'negatief
element' kan het feit gelden dat het verstrekken van informatie aan de onderzoeker
inhoudelijk als negatief wordt ervaren door de aanvrager: deze ziet op basis van die
informatie zijn kansen op bijvoorbeeld huwelijk of verblijfsvergunning in rook opgaan.
Daarmee verdwijnt evenzeer de mogelijkheid om de eer, status of financiële positie
van de collectiviteit waarvan hij/zij deel uitmaakt te vergroten.
Gegeven de eerdergenoemde bijzondere, meer kwetsbare, positie van vrouwen kunnen de
druk, represailles of geweldsuitingen jegens hen een nog serieuzer karakter dragen.
22. Door het bekend worden van de identiteit van de bij het verificatieonderzoek betrokken
informanten, zoals familieleden, bestaat het gevaar dat zij in negatieve zin worden
benaderd door of namens de legalisatieaanvrager(s).
Mocht op enig moment de naam van een informant toch openbaar worden, dan zou dit gezien
de eerder geschetste sociale context tot zeer gevaarlijke situaties kunnen leiden,
waarbij een dodelijke afloop niet ondenkbaar is. Zelfs niet als de informant een naaste
bloedverwant is. Bescherming door de lokale autoriteiten is zelden toereikend, maar
vaker nog geheel afwezig.
23. Raadslieden van aanvragers stellen nogal eens dat, in een gemeenschap waar men
reeds alles van elkaar weet, het geen nut heeft medewerking aan verificatieonderzoeken
geheim te houden. Deze stelling gaat evenwel voorbij aan het feit dat de aard van
de medewerking en de mededelingen gedaan tegenover een vertrouwenspersoon juist een
uitzondering vormen op het collectieve weten van een gemeenschap. Als een dergelijk
medewerken al geschiedt (niet iedereen wil meewerken) en bekend wordt zal de gemeenschap
er van uitgaan dat betrokkene de collectiviteit heeft beschermd. Openbaarmaking van
de inhoud van de medewerking kan verstrekkende gevolgen voor betrokkenen hebben als
er bewust of onbewust negatieve uitspraken zijn gedaan. 'Anonimisering' van namen,
functies e.d. biedt geen soelaas: door de aard van de mededelingen zal dikwijls de
bron kunnen worden achterhaald. In een dergelijk geval leidt dit tot dezelfde consequenties
als wanneer direct naam en toenaam bekend zouden worden gesteld.
24. Genoemde druk, represailles en geweld kunnen zich ook keren tegen de onderzoeker
of tegen personen die uit hoofde van hun functie informatie verstrekken aan de onderzoeker.
Men denke dan aan ambtenaren van de burgerlijke stand ('registrars'), ziekenhuismedewerkers,
schoolfunctionarissen e.d. Dat deze personen dienen te worden afgeschermd spreekt
derhalve voor zich. In zijn algemeenheid zijn de registers, indien aanwezig, in Pakistan
met name in de stedelijke gebieden redelijk op orde. Dergelijke functionarissen zijn
derhalve dikwijls in staat de objectieve waarheid te melden op basis van die registers.
Zodra hun identiteit bekend wordt, worden zij kwetsbaar voor omkoping, bedreiging,
intimidatie of vormen van lichamelijk geweld. Zeker indien hun medewerking leidt tot
een resultaat dat de aanvrager niet welgevallig is. Bovendien zou het moeten vrijgeven
van de identiteit van de vertrouwenspersonen of onderzoekers ertoe kunnen leiden dat
deze niet meer bereid zijn om een verificatieonderzoek voor de Nederlandse vertegenwoordiging
te verrichten. Uit informatie verkregen van vertrouwensadvocaten in Pakistan is gebleken
dat zich diverse gevallen hebben voorgedaan waarin de onderzoeker of de persoon die
op welke manier dan ook aan het verificatieonderzoek heeft meegewerkt met de dood
is bedreigd, is lastiggevallen of getreiterd gedurende en na het uitvoeren van het
verificatieonderzoek.
Vooral in de rurale gebieden is de bereidheid van functionarissen om mee te werken
aan het onderzoek niet vanzelfsprekend, vanwege het risico dat hun medewerking bekend
word en dit tot gevolg kan hebben dat er gevaar dreigt voor hun eigen veiligheid en
dat van hun familieleden, voor de uitvoering van hun werkzaamheden en/of het verlies
van hun sociale status binnen de gemeenschap.
25. Het is, op basis van het bovenstaande, noodzaak dat medewerking aan een verificatieonderzoek
geschiedt op basis van strikte wederzijdse vertrouwelijkheid. Dit betekent dat de
identiteit van de onderzoeker, evenals de identiteit van de persoon die op welke wijze
dan ook aan het verificatieonderzoek meewerkt, niet openbaar zal worden gemaakt. Uit
informatie van vertrouwenspersonen in Pakistan blijkt dat een aanvankelijke weigering
om mee te werken aan een verificatieonderzoek kan omslaan in medewerking, wanneer
de aangehaalde strikte wederzijdse vertrouwelijkheid kan worden toegezegd. Het is
duidelijk dat om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen deze vertrouwelijkheid
dient te blijven worden gegarandeerd. Personen die meewerken aan het verificatieonderzoek
krijgen de garantie dat hun gegevens niet openbaar gemaakt zullen worden.
26. Niet alleen de bescherming van lijf en leden van alle aan het verificatieonderzoek
meewerkende personen is gebaat bij geheimhouding. Ook de kwaliteit en objectiviteit
van verificatieonderzoeken in de toekomst is in het geding. De eventuele mogelijkheid
dat er druk, represailles en geweld tegen een persoon worden uitgeoefend, naar aanleiding
van het openbaar worden van de medewerking van betrokkene aan een verificatieonderzoek,
zal de bereidheid in algemene zin om aan een dergelijk onderzoek mee te werken aanzienlijk
verkleinen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat inzage in bepaalde registers
niet meer mogelijk is, hetgeen de aanvrager zelf in een slechtere positie zou brengen:
er is immers bij voorbaat twijfel ten aanzien van de juistheid en rechtsgeldigheid
van het door hem aangeboden document en op de aanvrager rust de last om deze twijfel
door middel van gegevens uit objectieve bronnen - dus ook dergelijke registers - weg
te nemen. Bescherming van de kwaliteit van het onderzoek is derhalve evenzeer in het
belang van de aanvrager en een en ander wordt noodzakelijkerwijs mede bereikt door
geheimhouding van bronnen en stukken met betrekking tot het verificatieonderzoek.
27. Een ander, toekomstgericht, belang is gemoeid met het vertrouwelijk houden van
sommige specifieke methoden en technieken welke worden aangewend om vast te stellen
of de inhoud van een ter legalisatie aangeboden document wel strookt met de werkelijkheid
en of het bewuste document naar lokaal recht juist is. Indien dergelijke methoden
en technieken van onderzoek bekend zouden worden, zou de betrouwbaarheid van de (toekomstige)
onderzoeken die hiermee worden uitgevoerd afnemen of zelfs onbruikbaar worden. Het
zou immers voor een aanvrager mogelijk worden om op het onderzoek te anticiperen door
bijvoorbeeld potentiële informanten te instrueren.
28. Het bovenstaande geeft nog eens aan hoe belangrijk de zogenoemde 'social investigation'
is voor een goed en betrouwbaar onderzoek.
Samenvatting en conclusie
29. Zoals hierboven is uiteengezet, kan er alleen een zorgvuldig onderzoek worden
verricht als aan de volgende voorwaarden is voldaan. Bescherming is nodig van:
-
a. de bij het verificatieonderzoek ingeschakelde personen;
-
b. de gehanteerde onderzoeksmethoden en technieken;
-
c. het actuele kennisniveau (met het oog op toekomstige onderzoeken).
Deze bescherming kan alleen gegarandeerd worden, gezien de hierboven beschreven (sociale)
context, bij volledige geheimhouding van de bevindingen van het verificatieonderzoek.
Geraadpleegde bronnen:
-
Landenoverzicht Pakistan (Ministerie van Buitenlandse Zaken, 2001);
-
Country Reports on Human Rights Practices - 2001 (Pakistan)
Released by the Bureau of Democracy, Human Rights and Labor,
March 4, 2002;
-
Amnesty International Online;
-
Amnesty International Annual Report 2000;
-
Human Rights Watch World Report.