U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 11-06-2005.]Geraadpleegd op 08-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 16-07-2003 en zichtdatum 05-07-2024. Geldend van 06-10-2001 t/m 10-06-2005
Uitvoeringsregeling BSE-gebouwde omgeving en ruimtelijke aspecten
De Minister van Economische Zaken;
Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 3, tweede lid, 5, en 6, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's,
Besluit:
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
1 Als programma als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's, wordt vastgesteld het programma opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.
2 Voor het in bijlage 1 opgenomen programma worden subsidieplafonds vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in bijlage 1, onder F.
3 De in het tweede lid bedoelde bedragen zijn beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in bijlage 1, onder G opgenomen periode.
4 De in het tweede lid bedoelde bedragen worden verdeeld op de wijze, bepaald in artikel 9, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling BSE-gebouwde omgeving en ruimtelijke aspecten.
Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 3 oktober 2001
Minister
A. Jorritsma-Lebbink
Het doel van het Programma energiebesparing in de gebouwde omgeving en ruimtelijke aspecten is het bevorderen van de ontwikkeling en toepassing van energiebesparende methoden en technieken in de woningbouw en in de utiliteitsbouw alsmede het bevorderen van de reductie van de vraag naar energie en reductie van de milieubelasting door het optimaliseren van de energie-infrastructuur.
Het programma omvat de volgende onderdelen en subonderdelen:
a. Energie Prestatie Advies (EPA) voor de bestaande utiliteitsbouw;
b. Optimale Energie-Infrastructuur (OEI):
1º. Nieuwbouw;
2º. Bestaande bouw en combinatie nieuwbouw/bestaande bouw;
3º. Ondersteuning Besluit aanleg energie-infrastructuur (BAEI);
c. Lage Temperatuur Verwarmingssystemen voor Ruimteverwarming (LTV):
1º. Nieuwbouwwoningen;
2º. Renovatie van bestaande woningen.
Onderdeel a: EPA voor de bestaande utiliteitsbouw.
Het doel van dit onderdeel is te bewerkstelligen dat nieuwe methodieken voor grootschalige toepassing van EPA in de utiliteitsbouw worden ontwikkeld en de bekendheid, het draagvlak en de toepassing van deze methodieken wordt bevorderd in de volgende sectoren: de gezondheidszorg, sport en recreatie, detailhandel, kantoren, horeca en onderwijs.
Een EPA voor de utiliteitsbouw is een branche-specifiek advies-instrumentarium. Een EPA betreft een standaardrapportage over de energetische kwaliteit van een bestaand gebouw.
Bij de ontwikkeling van nieuwe methodieken is het van belang dat rekening wordt gehouden met de navolgende aspecten die in een EPA-adviesrapport moeten worden opgenomen:
1º. een beschrijving van het bestaande gebouw (bouwkundig, installatietechnisch, procesmatig);
2º. een overzicht van de energetische situatie in een gebouw met een uitsplitsing naar het gebouw en de processen in het gebouw;
3º. een overzicht van energiebesparingsmaatregelen (technische, organisatorische en gedragsmaatregelen) en de daarmee gemoeid zijnde investeringen, baten en terugverdientijden (met en zonder subsidies), en integrale pakketten van maatregelen;
4º. een samenvatting van het advies ten behoeve van monitoring;
5º. een uitvoeringsplan.
Subsidie wordt verleend voor onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, kennisoverdrachtprojecten en marktintroductieprojecten. De onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en de praktijkexperimenten worden binnen drie jaar na de subsidieverlening afgerond, de kennisoverdrachtprojecten en marktintroductieprojecten binnen twee jaar na de subsidieverlening.
Onderdeel b: Optimale Energie-Infrastructuur (OEI).
Het doel van dit onderdeel is de bevordering van onderzoek naar een optimale energie-infrastructuur in uitbreidingsgebieden voor nieuw te bouwen woningen, voor woningen in herstructureringsgebieden en/of bij grootschalige renovatie van woningen. Voorts wordt beoogd het draagvlak voor optimale energie-infrastructuur bij eindgebruikers te vergroten. Aanvragen kunnen worden ingediend door gemeenten, woningcorporaties of projectontwikkelaars.
De energievraag van een bestaande of toekomstige bouwlocatie wordt beschouwd in samenhang met voorzieningsmogelijkheden van de locatie. Er vindt afstemming plaats tussen betrokkenen om te komen tot reële opties voor de energievoorziening op de locatie. De technische en economische mogelijkheden van de bouwlocatie worden maximaal benut om te komen tot een optimale energie-infrastructuur.
Het onderdeel OEI is verdeeld in drie subonderdelen: Nieuwbouw (1°), Bestaande bouw en combinatie nieuwbouw/bestaande bouw (2°) en Ondersteuning BAEI (3°).
De projecten die in het kader van dit subonderdeel voor subsidie in aanmerking komen, hebben betrekking op de mogelijkheden van de optimale energie-infrastructuur voor uitbreidingsgebieden (ten minste 350 nieuwbouwwoningen of woningequivalenten). Subsidie wordt verleend voor haalbaarheidsprojecten. Deze projecten worden binnen één jaar na de subsidieverlening afgerond.
De projecten die in het kader van dit subonderdeel voor subsidie in aanmerking komen, hebben betrekking op de mogelijkheden van de optimale energie-infrastructuur voor herstructureringsgebieden of voor een combinatie van uitbreidingsgebieden en herstructureringsgebieden (ten minste 250 renovatiewoningen of woonequivalenten). Subsidie wordt verleend voor haalbaarheidsprojecten en kennisoverdrachtprojecten. Deze projecten worden binnen één jaar na de subsidieverlening afgerond.
De projecten die voor subsidie in aanmerking komen, hebben betrekking op kennisoverdracht inzake de toepassing van het Besluit Aanleg Energie Infrastructuur
(Stb. 2001, 126). Subsidie wordt verleend voor kennisoverdrachtprojecten. Deze projecten worden binnen één jaar na de subsidieverlening afgerond.
Onderdeel c: Lage Temperatuur Verwarmingssystemen voor Ruimteverwarming (LTV)
Het doel van dit onderdeel is het bevorderen van verbeteringen aan of de toepassing van lage temperatuur afgiftesystemen voor ruimteverwarming in woningen. Een lage temperatuur afgiftesysteem wordt gekoppeld aan een warmtebron waarvan de aanvoertemperatuur vanuit de bron maximaal 55 °C bedraagt.
Het onderdeel LTV is verdeeld in de subonderdelen Nieuwbouwwoningen (1°) en Renovatie van bestaande woningen (2°).
Subsidie wordt verleend voor haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, kennisoverdrachtprojecten, demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten. De projecten worden vóór 1 juli 2003 afgerond. Marktintroductieprojecten hebben een omvang van ten minste 50 nieuwbouwwoningen. Voorts wordt het lage temperatuur afgiftesysteem voor ruimteverwarming in het kader van dit soort projecten ontworpen en uitgevoerd volgens ISSO publicatie 50 getiteld `Kwaliteitseisen Verwarmingsinstallaties Woningen', waarbij een door Novem opgesteld protocol wordt gehanteerd.
Subsidie wordt verleend voor haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten, kennisoverdrachtprojecten en demonstratieprojecten. De projecten hebben betrekking op woningen die vóór 1 januari 1998 zijn gebouwd. De projecten worden vóór 1 juli 2003 afgerond. Voor dit subonderdeel geldt dat indien voor de betreffende woningen een Energie Prestatie Advies (EPA) voorhanden is of wordt opgesteld, in haalbaarheidsprojecten wordt verantwoord op welke wijze met de LTV-indicator is omgegaan. Voorts geldt voor dit subonderdeel dat haalbaarheidsprojecten gericht op de analyse en beoordeling van de toepassing van lage temperatuur afgiftesystemen in renovatiewoningen voldoen aan de door Novem ter beschikking gestelde richtlijn `Haalbaarheidsprojecten LTV'.
Alle ingediende aanvragen worden getoetst aan het Besluit subsidies energieprogramma's en aan de onderdelen A en C van dit programma.
Geen subsidie wordt verstrekt:
1. indien het project niet bijdraagt aan de doelstellingen van het programma en aan de doelstellingen van het betrokken onderdeel van het programma in het kader waarvan de aanvraag is ingediend;
2. indien onvoldoende vertrouwen bestaat in de slaagkans van het project;
3. voor projectkosten voor zover deze zijn gemaakt voor de indiening van de aanvraag;
4. indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de beoogde baten van het project in termen van energiebesparing de kosten van het project zullen overtreffen;
5. indien er onvoldoende vertrouwen bestaat in de milieuverdienste van het project.
Ad 2 Een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht in de markttoepassing, het herhalingspotentieel en/of de kosteneffectiviteit van het specifieke project of product. Bij de beoordeling van de slaagkans van een project kunnen ook worden betrokken de belemmeringen en mogelijkheden voortvloeiend uit regelgeving, normen of certificatie.
Ad 4 De projectkosten worden getoetst aan de mogelijke energieverdienste. Hiertoe worden de projectkosten onder andere beoordeeld in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers (gulden/GJ).
Ad 5 Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:
de kosten per vermeden ton CO2;
de reductie van de emissie van andere milieubelastende stoffen;
eventuele verschuiving van milieu-effecten van het ene milieu-compartiment naar het andere milieu-compartiment. Met een milieu-compartiment wordt bedoeld de bodem, de lucht of het water.
De subsidie voor het onderdeel EPA bedraagt voor een:
a. onderzoeks- of ontwikkelingsproject:
1º. 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 200.000 per project;
2º. in het geval van artikel 3, tweede lid, onder a, onder 2°, van het Besluit subsidies energieprogramma's 60 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 200.000 per project;
b. praktijkexperiment: 80 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 100.000 per project;
c. kennisoverdrachtproject: 80 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 100.000 per project;
d. marktintroductieproject: 25 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 100.000 per project.
De subsidie voor het onderdeel OEI, subonderdeel Nieuwbouw bedraagt voor een haalbaarheidsproject: 100 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 25.000 per project.
De subsidie voor het onderdeel OEI, subonderdeel Bestaande bouw en combinatie nieuwbouw/bestaande bouw bedraagt voor een:
100 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 25.000 per project;
80 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 25.000 per project.
De subsidie voor het onderdeel OEI, subonderdeel Ondersteuning BAEI bedraagt voor een kennisoverdrachtproject 80 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 25.000 per project.
De subsidie voor het onderdeel LTV, subonderdeel Nieuwbouwwoningen bedraagt voor een:
100 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 50.000 per project;
1º. 150 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 100.000 per project;
2º. in het geval van artikel 3, tweede lid, onder a, onder 2° en 3°, van het Besluit subsidies energieprogramma's 60 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 100.000 per project;
100 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 100.000 per project;
100 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 75.000 per project;
40 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 100.000 per project;
f 600 per woning, met dien verstande dat de subsidie niet meer dan f 60.000 per project zal bedragen.
De subsidie voor het onderdeel LTV, subonderdeel Renovatie van bestaande woningen bedraagt voor een:
80 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 50.000 per project.
40 procent van de projectkosten, maar niet meer dan f 100.000 per project.
Indien de subsidie op grond van het bepaalde onder 1 tot en met 6 hoger is dan het gevraagde bedrag, bedraagt de subsidie laatstgenoemd bedrag.
De subsidieplafonds voor het in 2001 en 2002 verlenen van subsidies op grond van het Programma energiebesparing in de gebouwde omgeving en ruimtelijke aspecten bedragen:
a. voor het onderdeel EPA: f 1.500.000;
b. voor het onderdeel OEI: f 800.000, als volgt verdeeld over de subonderdelen:
Nieuwbouw: f 300.000
Bestaande bouw en combinatie nieuwbouw/bestaande bouw: f 350.000;
BAEI: f 150.000;
c. c. voor het onderdeel LTV: f 4.745.000, als volgt verdeeld over de subonderdelen:
1º. Nieuwbouwwoningen: f 3.475.000;
2º. Renovatie van bestaande woningen: f 1.270.000.
1. Aanvragen betreffende demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten moeten door Novem zijn ontvangen in de periode vanaf de dag van inwerkingtreding van de Uitvoeringsregeling BSE-gebouwde omgeving en ruimtelijke aspecten tot en met 22 november 2001
2. De overige aanvragen moeten door Novem zijn ontvangen in de periode vanaf de dag van inwerkingtreding van de Uitvoeringsregeling BSE-gebouwde omgeving en ruimtelijke aspecten tot en met 20 december 2001.
Nadere informatie over het onderdeel EPA is te verkrijgen bij:
Novem B.V.
Postbus 8242
3503 RE Utrecht
tel. 030-2393493
Nadere informatie over het onderdeel OEI is te verkrijgen bij:
Postbus 17
6130 AA Sittard
tel. 046-4202298
Nadere informatie over het onderdeel LTV is te verkrijgen bij:
tel. 046-4202297
email: ltv@novem.
Deze bijlage behoort bij de regeling van de Minister van Economische Zaken, van 3 oktober 2001, kenmerk WJZ 01047956.
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Uitvoeringsregeling BSE-gebouwde omgeving en ruimtelijke aspecten", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.