Artikel I
[Regeling vervallen per 01-02-2023]
De verordening, bedoeld in artikel 57, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, wordt als volgt vastgesteld.
Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders
Artikel 1 (algemeen)
De gerechtsdeurwaarder gedraagt zich zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.
Artikel 2 (onafhankelijkheid en onpartijdigheid)
De gerechtsdeurwaarder oefent zijn beroep zo uit dat zijn onafhankelijkheid en ambtelijke
onpartijdigheid niet in gevaar komen.
Artikel 3 (beroepsuitoefening)
De gerechtsdeurwaarder oefent zijn beroep zodanig uit dat een goede vervulling van
zijn ambtelijke verplichtingen gewaarborgd is.
Artikel 4 (organisatie)
De gerechtsdeurwaarder zorgt ervoor dat de inrichting en de organisatie van zijn kantoor
voldoen aan de eisen van een goede praktijkuitoefening. Hij ziet er op toe dat zijn
medewerkers over de bekwaamheid beschikken die is vereist voor het verrichten van
de aan hen opgedragen werkzaamheden.
Artikel 5 (geheimhouding)
De gerechtsdeurwaarder verwerkt vertrouwelijke gegevens die in de uitoefening van
zijn beroep te zijner kennis zijn gekomen, niet verder of anders, en aan die gegevens
geeft hij niet verder of anders bekendheid, dan voor de zorgvuldige vervulling van
zijn beroep wordt vereist en hem bij of krachtens de wet is toegestaan.
Artikel 6 (weigering opdracht; informatieplicht)
Indien de gerechtsdeurwaarder meent een aan hem verstrekte opdracht niet te kunnen
uitvoeren stelt hij zijn opdrachtgever hiervan onverwijld in kennis.
Dit geldt ook in geval van onzekerheid of onduidelijkheid omtrent een opdracht.
Artikel 7 (teruggave opdracht)
Indien de gerechtsdeurwaarder voorziet dat hij een opdracht niet tijdig kan uitvoeren
geeft hij deze zo spoedig mogelijk terug.
Artikel 8 (uitoefenen van druk)
De gerechtsdeurwaarder oefent geen druk uit door het aankondigen van maatregelen,
welke hij niet uit hoofde van zijn opdracht, de wet en de hem verstrekte titel daadwerkelijk
kan nemen.
Artikel 9 (correspondentie in rechte)
De gerechtsdeurwaarder is gerechtigd de door hem met de raadsman van de wederpartij
gewisselde brieven in het geding te brengen, tenzij hij weet of moet begrijpen dat
de inhoud daarvan een zo vertrouwelijk karakter draagt, dat toestemming ter zake van
de raadsman van de wederpartij niet kan worden gemist.
Artikel 10 (financiële aangelegenheden)
De gerechtsdeurwaarder handelt nauwgezet en zorgvuldig in financiële aangelegenheden.
Hij maakt geen onnodige kosten.
Artikel 11 (tarieven; proportionaliteit kosten)
De gerechtsdeurwaarder legt jegens de opdrachtgever vast welke tarieven hij hanteert.
De gerechtsdeurwaarder informeert de opdrachtgever indien de kosten verbonden aan
de uitvoering van de opdracht - gelet op alle omstandigheden - onevenredig hoog dreigen
te worden.
Artikel 12 (optreden gerechtsdeurwaarder)
Wanneer de gerechtsdeurwaarder zich presenteert doet hij dit zorgvuldig en in overeenstemming
met de eisen van zijn beroep.
Artikel 13 (gefinancierde rechtsbijstand)
Indien de gerechtsdeurwaarder goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt
in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, wijst hij deze cliënt op de
mogelijkheid daartoe.
Artikel 14 (bijhouden vakbekwaamheid)
De gerechtsdeurwaarder zorgt dat zijn vakkennis en praktische vaardigheid in overeenstemming
blijven met de eisen die maatschappelijke en beroepsmatige ontwikkelingen daaraan
stellen.
Artikel 15
1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.
2. Het bestuur van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG)
is bevoegd tot het geven van nadere regels betreffende de in deze verordening behandelde
onderwerpen.
3. De nadere regels als bedoeld in het tweede lid zijn slechts verbindend voor de
leden en de organen van de KBvG en treden in werking met ingang van de eerste dag
van de tweede maand na de dag van bekendmaking of zoveel eerder als zij zelf bepaalt,
met dien verstande dat tussen de dag van de bekendmaking en die van de inwerkingtreding
ten minste een termijn van één maand ligt.
4. De nadere regels als bedoeld in het tweede lid kunnen bij besluit van de Ledenraad
worden vernietigd tot het moment waarop deze in werking zijn getreden.