Hoofdstuk III. Verzuimboeten
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
-
1 Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte
voor een belasting (premie volksverzekeringen en de premie ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen daaronder begrepen) die bij wege van aanslag wordt geheven, wordt een onderscheid
gemaakt tussen een eerste, tweede, derde, vierde en vijfde/volgend verzuim.
-
2 Van een tweede respectievelijk derde, vierde, vijfde/volgend verzuim is sprake, indien
belanghebbende over de voorafgaande vijf belastingjaren éénmaal respectievelijk tweemaal,
driemaal of meer in verzuim is geweest.
-
3 Wordt de aanslag op een positief bedrag vastgesteld, dan legt de inspecteur in geval
van een eerste, tweede, derde, vierde of vijfde/volgend verzuim een boete op van respectievelijk
€ 113, € 340, € 567, € 794 of € 1134. Wordt de aanslag op nihil of op een negatief
bedrag vastgesteld dan legt de inspecteur een boete op van respectievelijk € 22, €
68, € 113, € 158 of € 226. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder een op
een positief bedrag vastgestelde aanslag verstaan een aanslag waarvan het bedrag na
verrekening van voorheffingen en de tot het moment van indiening van de aangifte opgelegde
voorlopige aanslagen positief is. Onder een op nihil of een op een negatief bedrag
vastgestelde aanslag wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan een aanslag
waarvan het bedrag na verrekening van voorheffingen en de tot het moment van indiening
van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen nihil of negatief is.
-
4 De verzuimenreeks wordt toegepast per belastingmiddel. Om te bepalen of sprake is
van een eerste, tweede, derde, vierde of vijfde/volgend verzuim worden verzuimboeten
die gelijktijdig met een nihilaanslag of een op een negatief bedrag vastgestelde aanslag
zijn opgelegd en verzuimboeten die gelijktijdig met een op een positief bedrag vastgestelde
aanslag zijn opgelegd op gelijke voet meegeteld. Er wordt hierbij evenmin onderscheid
gemaakt tussen een verzuim wegens het niet doen van aangifte en een verzuim wegens
het niet tijdig doen van aangifte. Indien sprake is van avas telt het verzuim niet
mee voor de verzuimenreeks.
-
5 De voorgaande leden gelden niet ten aanzien van de rechten van successie, schenking
en overgang. Indien voor het recht van successie niet of niet tijdig aangifte wordt
gedaan, legt de inspecteur een verzuimboete op van 5 procent van het door degene die
in verzuim is verschuldigde successierecht na verrekening van tot het moment van indiening
van de aangifte opgelegde voorlopige aanslagen, met een minimum van € 11 per erfgenaam.
Dit geldt ook indien de erfgenamen op de voet van artikel 39 van de Successiewet bij één aangiftebiljet aangifte hebben gedaan. De verzuimboete wegens het niet tijdig
doen van aangifte bedraagt maximaal € 453 per aangiftebiljet. Het bedrag van de verzuimboete
wordt naar evenredigheid van het door iedere erfgenaam over de totale verkrijging
verschuldigde successierecht over de erfgenamen verdeeld. Indien de aangifte niet
wordt gedaan, wordt een verzuimboete opgelegd van maximaal € 1134 per uitgereikt aangiftebiljet.
-
9 Indien bij vermindering of teruggaaf van belasting van een op een positief bedrag
vastgestelde aanslag, anders dan door verliesverrekening, middeling, of toepassing
van artikel 14, vijfde lid, van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de aanslag op
nihil of op een negatief bedrag wordt vastgesteld, wordt een ingevolge de eerste volzin
van het derde lid van deze paragraaf opgelegde verzuimboete verminderd tot het in
de tweede volzin van het derde lid voor het betreffende verzuim vermelde bedrag.
Toelichting
Voor het opleggen van de in paragraaf 21 omschreven verzuimboeten is gekozen voor
vaste, in beginsel van de hoogte van de aanslag onafhankelijke bedragen. Alleen indien
de aanslag op nihil of op een negatief bedrag wordt vastgesteld vindt een matiging
van de boete plaats overeenkomstig de in de tweede volzin van het derde lid genoemde
bedragen. Hiervan kan ook sprake zijn bij vermindering of teruggaaf van belasting,
anders dan door verliesverrekening, middeling of toepassing van artikel 14, vijfde
lid, van de Wet op de vermogensbelasting 1964.
Bij het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de aanslagbelastingen kan slechts
sprake zijn van een verzuim, indien belanghebbende de aangifte niet binnen een door
de inspecteur gestelde termijn heeft gedaan en hij geen gevolg heeft gegeven aan een
aanmaning van de inspecteur. Een aangifte die wordt ingediend nadat de aanslag (ambtshalve)
is opgelegd, geldt niet alsnog als een (niet tijdig) gedane aangifte; de bij de aanslag
opgelegde boete blijft een verzuimboete voor het niet doen van aangifte.
Als het aan opzet van belanghebbende te wijten is dat de aangifte niet is gedaan,
vormt dit een vergrijp in de zin van artikel 67d van de AWR (zie paragraaf 26 van het besluit). De inspecteur moet vooraf een keuze maken tussen het opleggen van
een verzuimboete of een vergrijpboete (zie paragraaf 5 van het besluit). Wegens het niet tijdig doen van aangifte kan uitsluitend een verzuimboete
worden opgelegd.
De verzuimenreeks geldt zowel voor het niet als voor het niet tijdig doen van aangifte.
Voor het bepalen van de plaats in de verzuimenreeks wordt geen onderscheid gemaakt
tussen een op nihil of op een negatief bedrag vastgestelde aanslag en een op een positief
bedrag vastgestelde aanslag. Dit betekent dat belastingplichtige, aan wie over belastingjaar
1 en belastingjaar 2, gelijktijdig met een nihilaanslag, een verzuimboete is opgelegd
van respectievelijk € 22 (eerste verzuim) en € 68 (tweede verzuim) - in beide gevallen
was sprake van een op nihil of op een negatief bedrag vastgestelde aanslag - over
belastingjaar 3 een verzuimboete beloopt van € 567 indien hij wederom niet tijdig
aangifte doet (derde verzuim) en de aanslag voor dat jaar op een positief bedrag wordt
vastgesteld.
Bij het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de rechten van successie, schenking
en overgang geldt geen verzuimenreeks. Het opleggen van een verzuimboete naar een
vast bedrag zou daardoor onredelijk uitwerken. Daarom wordt de verzuimboete voor de
rechten van successie, schenking en overgang wegens het niet of niet tijdig doen van
aangifte voor deze belasting berekend uitgaande van 5 procent van het bedrag van de
aanslag na verrekening van de tot het moment van de aangifte opgelegde voorlopige
aanslagen.
Bij avas legt de inspecteur geen verzuimboete op, dan wel vernietigt hij de verzuimboete.
Indien belastingplichtige bezwaar maakt tegen de verzuimboete omdat bij de vaststelling
van de verzuimenreeks een eerdere verzuimboete is meegeteld ten aanzien waarvan volgens
belanghebbende sprake was van avas, wordt, indien dit juist blijkt, de verzuimboete
verminderd tot de boete passend bij het resterend aantal verzuimen.
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
-
1 Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte
voor een belasting (premie volksverzekeringen daaronder begrepen) die op aangifte
moet worden voldaan of afgedragen (tijdvakbelastingen en tijdstipbelastingen), wordt
een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgend verzuim.
-
3 Voor aangiftebelastingen die periodiek op aangifte moeten worden voldaan of afgedragen
(tijdvakbelastingen) geldt dat van een eerste verzuim sprake is indien belanghebbende
over geen van de laatste zeven tijdvakken, voorafgaande aan het tijdvak waarover niet
of niet tijdig aangifte is gedaan, in verzuim is geweest. Van een tweede verzuim is
sprake indien belanghebbende over één van de laatste zeven tijdvakken, voorafgaande
aan het tijdvak waarover niet of niet tijdig aangifte is gedaan, in verzuim is geweest.
Van een derde/volgend verzuim is sprake indien belanghebbende over twee of meer van
de laatste zeven tijdvakken, voorafgaande aan het tijdvak waarover niet of niet tijdig
aangifte is gedaan, in verzuim is geweest.
Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid van deze paragraaf worden slechts
die verzuimen in aanmerking genomen welke betrekking hebben op tijdvakken die vallen
in een periode van vierentwintig maanden.
-
4 Voor aangiftebelastingen die niet periodiek op aangifte moeten worden voldaan of afgedragen
(tijdstipbelastingen) geldt dat van een tweede respectievelijk derde/volgend verzuim
sprake is, indien belanghebbende over de voorafgaande vierentwintig maanden éénmaal
respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.
Toelichting
Bij het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de aangiftebelastingen is sprake
van een verzuim indien belanghebbende de aangifte niet heeft gedaan binnen de in de
belastingwet gestelde termijn, in voorkomende gevallen verlengd met het verleende
uitstel voor indiening van de aangifte. Bij verzending per post is een aangifte tijdig
gedaan indien deze voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits deze niet
later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. In de aangiftebelastingen
kan zowel het niet als het niet tijdig doen van aangifte uitsluitend beboet worden
als een verzuim.
Zowel voor tijdvakbelastingen als voor tijdstipbelastingen geldt een verzuimenreeks
per belastingmiddel.
Bij avas legt de inspecteur geen verzuimboete op, dan wel vernietigt hij de verzuimboete.
Indien bij toepassing van de verzuimenreeks tegen de verzuimboete terecht bezwaar
wordt gemaakt met een beroep op avas ten aanzien van een eerder beboet verzuim in
diezelfde reeks, wordt de verzuimboete verminderd tot de boete passend bij het resterende
aantal verzuimen.
Verzuimen voor het niet of niet tijdig doen van aangifte behoren niet tot dezelfde
verzuimenreeks als verzuimen voor het niet, gedeeltelijk niet of het niet tijdig betalen
van belasting. Over hetzelfde tijdvak kan zowel een verzuimboete voor het niet of
niet tijdig doen van aangifte worden opgelegd als voor het niet, gedeeltelijk niet
of het niet tijdig betalen van belasting.
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
De op grond van deze paragraaf op te leggen verzuimboeten hebben betrekking op betalingsverzuimen
-
1. Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig
betalen van belasting (premie volksverzekeringen daaronder begrepen) die op aangifte
moet worden voldaan of afgedragen, wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste,
tweede en derde/volgend verzuim.
-
2. Voor de tijdvakbelastingen is sprake van een eerste verzuim indien belanghebbende
over geen van de laatste zeven tijdvakken, voorafgaande aan het tijdvak waarover niet,
gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig is betaald, in verzuim is geweest. Van een tweede
verzuim is sprake indien belanghebbende over één van de laatste zeven tijdvakken,
voorafgaande aan het tijdvak waarover niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig
is betaald, in verzuim is geweest. Van een derde/volgend verzuim is sprake indien
belanghebbende over twee of meer van de laatste zeven tijdvakken, voorafgaande aan
het tijdvak waarover niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig is betaald, in verzuim
is geweest.
Voor de toepassing van het eerste en tweede lid van deze paragraaf worden slechts
die verzuimen in aanmerking genomen welke betrekking hebben op tijdvakken die vallen
in een periode van vierentwintig maanden.
-
3. Voor de tijdstipbelastingen is sprake van een eerste verzuim, indien belanghebbende
in de periode van vijf jaren voorafgaand aan het tijdstip waarop betaling uiterlijk
had moeten plaatsvinden, niet in verzuim is geweest. Van een tweede respectievelijk
derde/volgend verzuim is sprake, indien belanghebbende in de periode van vijf jaren
voorafgaand aan het tijdstip waarop betaling uiterlijk had moeten plaatsvinden, éénmaal
respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.
-
4. In geval van een verzuim wegens het niet tijdig betalen van de verschuldigde belasting,
legt de inspecteur bij een eerste verzuim geen boete op. Bij een tweede verzuim legt
de inspecteur een boete op van 1 procent van de niet tijdig betaalde belasting, met
een maximum van € 1134. Bij een derde/volgend verzuim legt de inspecteur een boete
op van 5 procent van de niet tijdig betaalde belasting, met een maximum van € 2268.
-
5. In geval van een verzuim wegens het niet dan wel gedeeltelijk niet betalen van de
verschuldigde belasting, legt de inspecteur bij een eerste verzuim een boete op van
1 procent van de niet betaalde belasting, met een maximum van € 1134. Bij een tweede
verzuim legt de inspecteur een boete op van 5 procent van de niet betaalde belasting,
met een maximum van € 2268. Bij een derde/volgend verzuim legt de inspecteur een boete
op van 10 procent van de niet betaalde belasting, met een maximum van € 4537.
-
6. De in deze paragraaf bedoelde verzuimenreeks wordt toegepast per belastingmiddel.
Indien sprake is van avas telt het verzuim niet mee voor de verzuimenreeks.
-
7. Indien het bedrag van de belastingaanslag vermeerderd met het bedrag van de verzuimboete
minder dan € 12 bedraagt, wordt geen verzuimboete opgelegd. Het verzuim telt echter
wel mee in de verzuimenreeks. De inspecteur zendt belanghebbende daarvan een mededeling.
-
8. Voor de bepaling van de plaats van een verzuim in de verzuimenreeks wordt geen onderscheid
gemaakt tussen het niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig betalen van de belasting.
-
9. Een ingevolge artikel 67c van de AWR opgelegde verzuimboete wordt naar evenredigheid verlaagd bij vermindering of teruggaaf
van belasting.
Toelichting
Paragraaf 23 van het besluit ziet op betalingsverzuimen in het periodieke betalingspatroon.
Constatering van een dergelijk betalingsverzuim vindt doorgaans plaats door vergelijking
van de betaling met de gedane aangifte. Inhoudelijke toetsing van de op de aangifte
vermelde belastingschuld aan de materiële belastingschuld vindt in deze fase in de
regel niet plaats. Paragraaf 23 ziet derhalve niet op onjuistheden in het betalingsgedrag
die pas bij de hiervoor genoemde inhoudelijke toetsing, bijvoorbeeld bij een boekenonderzoek,
aan het licht komen. Deze paragraaf ziet ook niet op de situatie dat belanghebbende
vrijwillig verbetert in de zin van paragraaf 28, derde lid, van het besluit (zie daarvoor paragraaf 24a van het besluit).
Voor zover het aan opzet of grove schuld van belanghebbende te wijten is dat de belasting
niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betaald is, vormt dit een vergrijp (zie daarvoor
paragraaf 28 van het besluit).
De inspecteur moet vooraf een keuze maken tussen het opleggen van een verzuimboete
of een vergrijpboete (zie paragraaf 5 van het besluit).
Indien sprake is van avas telt het verzuim niet mee voor een eventuele verzuimenreeks
en vernietigt de inspecteur de eventueel opgelegde verzuimboete. Indien bij toepassing
van de verzuimenreeks tegen de verzuimboete terecht bezwaar wordt gemaakt met een
beroep op avas ten aanzien van een eerder beboet verzuim in diezelfde reeks, wordt
de verzuimboete verminderd tot de boete passend bij het resterende aantal verzuimen.
Zowel voor tijdvakbelastingen als voor tijdstipbelastingen geldt een verzuimenreeks.
De referentieperioden zijn echter verschillend.
Verzuimen wegens het niet, gedeeltelijk niet of het niet tijdig betalen van belasting
behoren tot dezelfde verzuimenreeks. Verzuimen wegens het niet, gedeeltelijk niet
of het niet tijdig betalen van belasting behoren niet tot dezelfde verzuimenreeks
als verzuimen wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte. Over hetzelfde tijdvak
kan zowel een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte worden
opgelegd als wegens het niet, gedeeltelijk niet of het niet tijdig betalen van belasting.
Voor het opleggen van de in paragraaf 23 van het besluit omschreven verzuimboeten
is gekozen voor een systematiek waarbij de verzuimboete wordt gerelateerd aan de hoogte
van de niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betaalde belasting met inachtneming
van het wettelijk maximum.
§ 24. Aangiftebelastingen (artikel 67c van de AWR); vrijwillige verbetering
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
In afwijking in zoverre van paragraaf 23 zien paragraaf 24 en paragraaf 24a op de situatie waarin niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig is betaald omdat er
te weinig belasting is aangegeven.
1. Indien sprake is van het niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig betalen van
belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, legt de inspecteur een
verzuimboete op van 10 procent van de verschuldigde belasting met een maximum van
€ 4.537.
2. Indien het bedrag van de belastingaanslag vermeerderd met het bedrag van de verzuimboete
minder dan € 12 bedraagt, wordt geen verzuimboete opgelegd.
3. Een ingevolge artikel 67c van de AWR opgelegde verzuimboete wordt naar evenredigheid verlaagd bij vermindering of teruggaaf
van belasting.
4. Bij het vaststellen van de verzuimboete gaat de inspecteur uit van het kalenderjaar
of (gebroken) boekjaar. Heeft de niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig betaalde
belasting betrekking op tijdvakken die in meer kalenderjaren of (gebroken) boekjaren
vallen, dan legt de inspecteur per kalenderjaar of (gebroken) boekjaar een verzuimboete
op. Heeft de niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig betaalde belasting betrekking
op een kortere periode dan een kalenderjaar of (gebroken) boekjaar, dan berekent de
inspecteur de verzuimboete uitgaande van die kortere periode.
Toelichting
Paragraaf 24 van het besluit ziet op situaties waarin de inspecteur niet in het kader
van het periodieke betalingspatroon maar pas naderhand heeft kunnen constateren dat
belanghebbende de belasting niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig heeft afgedragen
of voldaan, omdat er te weinig belasting is aangegeven. Onder te weinig aangegeven
belasting wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan niet aangegeven of
te laag aangegeven belasting, dan wel niet betaalde belasting als gevolg van het feit
dat belanghebbende ten onrechte niet heeft verzocht om een uitnodiging tot het doen
van aangifte.
Gelet op de aard van de in paragraaf 24 van het besluit bedoelde verzuimen waarvan
de inspecteur in het kader van het normale betalingspatroon niet zonder meer op de
hoogte kan raken, wordt in tegenstelling tot de in paragraaf 23 van het besluit bedoelde verzuimen, geen verzuimenreeks gehanteerd.
Voor het opleggen van de in paragraaf 24 van het besluit omschreven verzuimboeten
is gekozen voor een systematiek waarbij de verzuimboete wordt berekend uitgaande van
de in een kalenderjaar of (gebroken) boekjaar niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig
betaalde belasting.
§ 24a. Aangiftebelastingen (artikel 67c van de AWR); vrijwillige verbetering
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
1. Indien sprake is van een ‘vrijwillige verbetering’ in de zin van paragraaf 28, derde lid, van dit besluit kan de inspecteur een verzuimboete opleggen van 5 procent met een
maximum van € 4.537.
2. De inspecteur legt geen verzuimboete op indien het belastingbedrag dat ingevolge
de vrijwillige verbetering alsnog wordt betaald minder bedraagt dan € 5.000. Ook legt
de inspecteur geen verzuimboete op indien het belastingbedrag dat ingevolge de vrijwillige
verbetering wordt betaald € 5.000 of meer maar minder dan € 12.500 bedraagt en het
belastingbedrag dat ingevolge de vrijwillige verbetering wordt betaald minder dan
20 procent bedraagt van het bedrag van de belasting die over het tijdvak/de tijdvakken
waarop de vrijwillige verbetering betrekking heeft, is betaald.
3. Paragraaf 24, vierde lid van dit besluit is van overeenkomstige toepassing.
Toelichting
Paragraaf 24a van het besluit geeft inhoud aan de wijze waarop de verzuimboete wordt
berekend ingeval van een zogenaamde suppletie-aangifte voor belastingen die op aangifte
dienen te worden betaald. De werkingssfeer van deze paragraaf is beperkt tot die situaties
waarin belanghebbende abusievelijk in eerste instantie de op aangifte te betalen belasting
te laag heeft berekend, aangegeven en betaald en conform een vrijwillige verbetering
van de aangifte het te weinig betaalde alsnog betaalt.
Op grond van paragraaf 28, derde lid, van het BBBB 1998 wordt ter zake van een betalingsverzuim geen vergrijpboete opgelegd
als belanghebbende een vrijwillige verbetering indient. Van een vrijwillige verbetering
is sprake als belanghebbende vóórdat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat
de inspecteur bekend is of zal worden met dat feit, schriftelijk uitdrukkelijk kenbaar
maakt aan de inspecteur dat en tot welk bedrag niet of gedeeltelijk niet is betaald.
Op grond van het eerste lid van deze paragraaf kan de inspecteur een verzuimboete
opleggen van 5 procent met een maximum van € 4.537. In het tweede lid van deze paragraaf
wordt beschreven in welke situaties de inspecteur geen verzuimboete oplegt. Het betreft
allereerst situaties waarin de vrijwillige verbetering minder dan € 5.000 bedraagt.
Daarnaast wordt ook geen boete opgelegd in gevallen waarin de vrijwillige verbetering
weliswaar € 5.000 of meer bedraagt, maar minder dan 20 procent van het bedrag van
de belasting die over het tijdvak of de tijdvakken waarop de vrijwillige verbetering
betrekking heeft, is afgedragen of voldaan. Deze procentuele regeling is van toepassing
tot een vrijwillige verbetering van maximaal € 12.500, zodat voor een suppletie-aangifte
van meer dan € 12.500 wel tot het opleggen van een verzuimboete zal worden overgegaan.
Voor de toepassing van deze paragraaf is het uitgangspunt steeds dat de suppletie-aangifte
alsnog leidt tot een juiste afdracht of voldoening van verschuldigde belasting.
De grensbedragen van het tweede lid van deze paragraaf worden toegepast op de tijdvakken
die in een kalenderjaar of (gebroken) boekjaar vallen. Heeft de vrijwillige verbetering
betrekking op tijdvakken die in meer kalenderjaren of (gebroken) boekjaren vallen,
dan legt de inspecteur per kalenderjaar of (gebroken) boekjaar een verzuimboete op.
Dit betekent dat als belanghebbende een vrijwillige verbetering indient over twee
opeenvolgende kalenderjaren van € 20.000 de inspecteur nagaat welk deel van deze vrijwillige
verbetering betrekking heeft op de tijdvakken die in het eerste kalenderjaar vallen
en welk deel op tijdvakken die in het tweede kalenderjaar vallen. Ervan uitgaande
dat de vrijwillige verbetering voor € 14.000 betrekking heeft op het eerste kalenderjaar
en voor € 6.000 op het tweede kalenderjaar legt de inspecteur twee boetebeschikkingen
op. Over het eerste kalenderjaar bedraagt de boete € 700 (paragraaf 24a, eerste lid,
van het BBBB 1998). Over het tweede kalenderjaar bedraagt de boete € 300 als het bedrag
van de vrijwillige verbetering 20 procent of meer bedraagt van het bedrag van de belasting
die over de tijdvakken die in het tweede kalenderjaar vallen is betaald (paragraaf
24a, tweede lid, van het BBBB 1998). Heeft de vrijwillige verbetering betrekking heeft
op een kortere periode dan een kalender jaar of (gebroken) boekjaar, dan berekent
de inspecteur de verzuimboete uitgaande van die kortere periode.
Onder te weinig betaalde belasting wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan
niet betaalde belasting als gevolg van niet aangegeven of te laag aangegeven belasting,
dan wel niet betaalde belasting als gevolg van het feit dat belanghebbende ten onrechte
niet heeft verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte.
De inspecteur kan in het kader van het normale betalingspatroon niet zonder meer op
de hoogte komen van een vrijwillige verbetering. Daarom wordt, in tegenstelling tot
de in paragraaf 23 van het besluit bedoelde verzuimen, geen verzuimenreeks gehanteerd.
Voor het opleggen van de in paragraaf 24a van het besluit omschreven verzuimboeten
is gekozen voor een systematiek waarbij de verzuimboete wordt berekend uitgaande van
de in een kalenderjaar of (gebroken) boekjaar niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig
betaalde belasting.