Warenwetregeling Zuivelbereiding

[Regeling vervallen per 05-04-2006.]
Geraadpleegd op 27-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2005 en zichtdatum 06-07-2024.
Geldend van 10-07-2002 t/m 31-12-2005

Warenwetregeling Zuivelbereiding

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sporten van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 4, tweede lid, onder c, van het Warenwetbesluit Zuivel en artikel 19, eerste lid, van de Landbouwwet;

Besluiten:

§ 1:. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. centraal melkdepot:

    een inrichting waar rauwe melk wordt verzameld en eventueel gekoeld en gezuiverd mag worden;

    b. melkbehandelingsinrichting:

    een inrichting waar melk een warmtebehandeling ondergaat;

    c. melkverwerkingsinrichting:

    een inrichting waar melk en produkten op basis van melk worden behandeld, verwerkt en verpakt;

    d. centrum voor standaardisering:

    een inrichting die niet verbonden is aan een centraal melkdepot of een melkbehandelings- of melkverwerkingsinrichting, waarin rauwe melk mag worden afgeroomd of waarin het gehalte aan natuurlijke bestanddelen mag worden gewijzigd;

    e. COKZ:

    de stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel te Leusden;

    f. bevoegde autoriteit:

    de Voedsel en Waren Autoriteit en, voor zover een inrichting is aangesloten bij het COKZ, het COKZ;

    g. onmiddellijke verpakking:

    het beschermen van de in deze regeling bedoelde waren door middel van een eerste omhulsel of een eerste bergingsmiddel dat rechtstreeks in contact komt met de betrokken waar, alsmede het eerste omhulsel of het eerste bergingsmiddel zelf;

    h. eindverpakking:

    het plaatsen van één of meer in deze regeling bedoelde waren die al dan niet van een onmiddellijke verpakking zijn voorzien, in een bergingsmiddel, alsmede het bergingsmiddel zelf;

    i. hermetisch gesloten recipiënt:

    luchtdicht bergingsmiddel dat bestemd is om de inhoud tijdens en na de hittebehandeling te beschermen tegen het binnendringen van micro-organismen;

    j. beschikking 95/340/EG:

    beschikking nr. 95/340/EG van de Commissie van 27 juli 1995 tot vaststelling van een voorlopige lijst van derde landen waaruit de Lid-Staten de invoer van melk en produkten op basis van melk toestaan en tot intrekking van Beschikking 94/70/EG (PbEG L 200);

    k. beschikking 95/343/EG:

    beschikking nr. 95/343/EG van de Commissie van 27 juli 1995 tot vaststelling van de modellen van de gezondheidsvoorschriften voor de invoer uit derde landen, met het oog op menselijke consumptie, van warmtebehandelde melk, van produkten op basis van melk en van rauwe melk voor levering aan een centraal melkdepot, een centrum voor standaardisering, een melkbehandelingsinrichting of een melkverwerkingsinrichting (PbEG L 200).

  • 2 Bij de microbiologische beoordeling van monsters wordt in deze regeling verstaan onder:

    a. n:

    aantal eenheden waaruit een monster bestaat;

    b. m:

    drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt bevredigend geacht als het aantal bacteriën in alle eenheden gelijk is aan of kleiner is dan m;

    c. M:

    maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt onbevredigend geacht als het aantal bacteriën in één of meer eenheden gelijk is aan of groter is dan M;

    d. c:

    aantal eenheden waarin het aantal bacteriën mag liggen tussen m en M, en waarbij het monster nog aanvaardbaar wordt geacht als het aantal bacteriën in de andere eenheden gelijk is aan of kleiner is dan m;

  • 3 Deze regeling heeft geen betrekking op de detailhandel.

§ 2:. Rauwe melk

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Onverminderd de in de bijlagen I en III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEG L 224) vastgestelde maximumwaarden en de ter zake ter uitvoering van Richtlijn 92/46/EEG krachtens de Landbouwkwaliteitswet gestelde eisen, voldoet rauwe melk die bestemd is voor de bereiding van produkten ‘met rauwe melk’, waarop tijdens het bereidingsproces geen enkele warmtebehandeling wordt toegepast, aan de volgende eis:

Staphylococcus aureus (per ml): n = 5, m = 500, M = 2000, c = 2.

§ 3:. Erkennen van inrichtingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport erkent op verzoek, onder toekenning van een erkenningsnummer, een centraal melkdepot of centrum voor standaardisering, voor zover dat niet is aangesloten bij het COKZ en voldoet aan:

  • 2 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport erkent op verzoek, onder toekenning van een erkenningsnummer, een melkbehandelingsinrichting of melkverwerkingsinrichting, voor zover die niet is aangesloten bij het COKZ en voldoet aan:

    en geen rauwe melk ontvangt, bestemd voor de bereiding van produkten met rauwe melk, die niet voldoet aan artikel 2 en de ter zake ter uitvoering van Richtlijn 92/46/EEG krachtens de Landbouwkwaliteitswet gestelde eisen.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een daar bedoelde inrichting erkennen die niet voldoet aan het tweede lid, onder a, met inachtneming van Beschikking nr 95/165/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 4 mei 1995 tot vaststelling van de uniforme criteria voor het toestaan van afwijkingen aan bepaalde inrichtingen die produkten op basis van melk bereiden (PbEG L 108).

  • 4 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport houdt bij het verlenen en intrekken van de in dit artikel bedoelde erkenningen, rekening met de conclusies van een eventuele controle, bedoeld in artikel 4.

  • 5 Een ter uitvoering van artikel 10 of 11 van Richtlijn 92/46/EEG erkende inrichting wordt gelijk gesteld met een op de voet van dit artikel erkende inrichting.

§ 4:. Door exploitant of beheerder van een inrichting uit te voeren controles

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De exploitant of beheerder van een melkbehandelings- of melkverwerkingsinrichting oefent zelf regelmatig controles uit teneinde na te gaan of hij voldoet aan deze regeling. Deze controles houden in:

    • a. identificatie van de kritieke punten in de inrichting;

    • b. toezicht en controle op de onder a bedoelde punten;

    • c. monsterneming voor analyses in een door de bevoegde autoriteit erkend laboratorium;

    • d. indien op grond van laboratoriumonderzoek of van andere gegevens waarover hij beschikt een ernstig gevaar voor de volksgezondheid wordt vastgesteld: het informeren van de bevoegde autoriteit; en

    • e. indien sprake is van een direct gevaar voor de volksgezondheid: het uit de handel nemen van de hoeveelheid produkten die is verkregen onder technologisch vergelijkbare omstandigheden en die hetzelfde gevaar kan opleveren.

  • 2 De resultaten van de in het eerste lid, onder a, b en c, bedoelde controles en tests worden ten behoeve van de bevoegde autoriteit gedurende ten minste twee jaar bewaard.

  • 3 In afwijking van het tweede lid worden met betrekking tot produkten op basis van melk die niet bij kamertemperatuur kunnen worden bewaard, de in dat lid bedoelde gegevens bewaard gedurende ten minste twee maanden, te rekenen vanaf de uiterste consumptiedatum of de datum van minimale houdbaarheid van de desbetreffende waar.

  • 4 In het kader van de in het eerste lid bedoelde controles worden controles verricht met het oog op het opsporen van residuen van:

    • a. schadelijke stoffen;

    • b. stoffen die de organoleptische kenmerken van de waar kunnen beïnvloeden; en

    • c. stoffen die er eventueel toe kunnen leiden dat de consumptie van de waar gevaarlijk of schadelijk is voor de menselijke gezondheid;

    wanneer het vermoeden bestaat dat deze residuen de wettelijk toegestane toleranties overschrijden.

  • 5 Indien in op de voet van het vierde lid onderzochte melk of produkten op basis van melk sporen van residuen voorkomen die de wettelijk toegestane toleranties overschrijden, wordt de desbetreffende waar uitgesloten van gebruik voor menselijke consumptie.

§ 5:. Warmtebehandelde consumptiemelk

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Warmtebehandelde consumptiemelk is verkregen uit rauwe melk die, onverminderd de in artikel 2 gestelde eis inzake Staphylococcus aureus en de ter zake ter uitvoering van Richtlijn 92/46/EEG krachtens de Landbouwkwaliteitswet gestelde eisen:

  • a. gezuiverd of gefiltreerd is met centrifuges of andere adequate apparaten voor de fysieke zuivering van die rauwe melk; en

  • b. voor wat betreft koemelk, in overeenstemming is met artikel 6, derde lid, van Verordening (EEG) nr. 1411/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juni 1971 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten met betrekking tot de produkten van post 04.01 van het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 148);

  • c. in voorkomend geval geleverd is door tussenkomst van een op de voet van artikel 3 erkend centraal melkdepot, of tussen tanks overgeladen is onder goede omstandigheden met betrekking tot hygiëne en distributie;

  • d. in voorkomend geval geleverd is door tussenkomst van een op de voet van artikel 3 erkend centrum voor standaardisering;

  • e. indien die rauwe melk bestemd is voor de produktie van gesteriliseerde melk of UHT-melk, in voorkomend geval een eerste warmtebehandeling mag hebben ondergaan in een op de voet van artikel 3 erkende melkbehandelingsinrichting.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Ten aanzien van warmtebehandelde consumptiemelk geldt:

  • a. zij is afkomstig van een op de voet van artikel 3 erkende melkbehandelingsinrichting;

  • b. zij is behandeld overeenkomstig bijlage III;

  • c. bij steekproefsgewijze controle in de melkbehandelingsinrichting:

    • voldoet gepasteuriseerde melk aan de volgende microbiologische criteria:

      pathogene kiemen:

      afwezig in 25 g, n = 5, c = 0, m = 0, M = 0;

      Coliformen (per ml):

      n = 5, c = 1, m = 0, M = 5;

      Na incubatie gedurende vijf dagen bij 6°C:

      kiemgetal bij 21°C (per ml): n = 5, c = 1, m = 5 × 104, M = 5 × 105;
    • voldoen gesteriliseerde melk en UHT-melk na incubatie gedurende 15 dagen bij 30°C aan de volgende normen:

      kiemgetal bij 30°C:

      10 of lager (per 0,1 ml);

      organoleptische controle:

      normaal;

      farmacologisch werkzame substanties:

      niet meer dan de in bijlagen I en III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 vastgestelde maximumwaarden;
  • d. onverminderd het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen, wordt voor controle-doeleinden op het etiket duidelijk een vermelding gebezigd inzake de hittebehandeling die aan het einde van het bereidingsproces is toegepast.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Warmtebehandelde consumptiemelk verkregen uit koemelk:

    • a. heeft een vriespunt dat lager is dan of gelijk is aan -0,520°C;

    • b. heeft een gewicht van ten minste 1028 gram per liter volle melk bij 20°C, of het equivalent daarvan per liter voor volledig ontvette melk bij 20°C;

    • c. bevat ten minste 28 gram eiwit per liter, verkregen door het totale stikstofgehalte van de melk, uitgedrukt in percenten, te vermenigvuldigen met 6,38; en

    • d. heeft een gehalte aan vetvrije droge stof van ten minste 8,50%.

  • 2 Een in het eerste lid, onder a, bedoeld vriespunt boven -0,520°C is evenwel aanvaardbaar voor zover uit de in bijlage III, punt 2, onder b, bedoelde controles blijkt dat in de waar geen toegevoegd water aanwezig is.

§ 6:. Produkten op basis van melk

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Onverminderd artikel 2 en de ter zake ter uitvoering van Richtlijn 92/46/EEG krachtens de Landbouwkwaliteitswet gestelde eisen, worden produkten op basis van melk uitsluitend bereid met:

  • a. rauwe melk die voldoet aan bijlage IV en in voorkomend geval geleverd is door tussenkomst van een, op de voet van artikel 3, erkend centraal melkdepot of erkend centrum voor standaardisering; of

  • b. melk die bestemd is voor de bereiding van produkten op basis van melk en verkregen is uit rauwe melk die:

    • voldoet aan onderdeel a;

    • afkomstig is van een op de voet van artikel 3 erkende melkbehandelingsinrichting; en

    • is opgeslagen en vervoerd, overeenkomstig bijlage VII.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Produkten op basis van melk worden toebereid in een op de voet van artikel 3 erkende melkverwerkingsinrichting.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op produkten op basis van melk die door de producent zijn verwerkt met rauwe melk van officieel tuberculosevrije en officieel brucellosevrije of brucellosevrije dieren, en door de producent rechtstreeks worden afgeleverd aan particulieren.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Produkten op basis van melk voldoen aan de navolgende criteria inzake pathogene micro-organismen:

    • a. Listeria monocytogenes:

      in kaas, andere dan harde kaas:

      afwezig in 25 g1, n = 5, c = 0, m = 0;

      in andere waren2:

      afwezig in 1 g;
    • b. Salmonella spp:

      in melkpoeder:

      afwezig in 25 g, n = 10, c = 0, m = 0;

      in andere waren:

      afwezig in 25 g, n = 5, c = 0, m = 0;
  • 2 Vloeibare of gegeleerde produkten op basis van melk, die een UHT- of sterilisatiebehandeling hebben ondergaan, en die bestemd zijn voor bewaring bij kamertemperatuur, voldoen na een incubatie gedurende 15 dagen bij 30°C aan de volgende normen:

    a.

    kiemgetal bij 30°C:

    ≤ 10 (per 0,1 ml); en b.

    organoleptische controle:

    normaal.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Ten aanzien van produkten op basis van melk wijst overschrijding van één of meer van de navolgende analytische criteria op een gebrek aan hygiëne bij de desbetreffende bereiding:

    • a. Staphylococcus aureus:

      in kaas op basis van rauwe en gethermiseerde melk:

      m = 1000, M = 10000, n = 5, c = 2;

      in zachte kaas op basis van warmtebehandelde melk:

      m = 100, M = 1000, n = 5, c = 2;

      in verse kaas, in melkpoeder, en in ijs-produkten op basis van melk (waaronder ijs en roomijs):

      m = 10, M = 100, n = 5, c = 2;
    • b. Escherichia coli:

      in kaas op basis van rauwe en gethermiseerde melk:

      m = 10000, M = 100000, n = 5, c = 2;

      in zachte kaas op basis van warmtebehandelde melk:

      m = 100, M = 1000, n = 5, c = 2.
  • 2 Overschrijding van één of meer van de in het eerste lid opgenomen criteria, leidt in alle gevallen tot een herziening van de uitvoering van de methoden voor de bewaking en de controle van de kritieke punten. De bereider stelt de bevoegde autoriteit in kennis van de correcties die in het produktie-bewakingssysteem zijn aangebracht om herhaling te voorkomen.

  • 3 Wat betreft kaas op basis van rauwe en gethermiseerde melk en zachte kaas, geeft iedere overschrijding van de M-norm aanleiding tot onderzoek van deze waren op de eventuele aanwezigheid van:

    • a. enterotoxinoge stammen van Staphylococcus aureus of van vermoedelijk pathogene stammen van Escherichia coli; en

    • b. indien nodig, toxinen van Staphylococcus;

    volgens methoden die zijn vastgesteld krachtens artikel 31 van Richtlijn 92/46/EEG.

  • 4 Een partij waarin de in het derde lid bedoelde stammen of enterotoxine van Staphylococcus wordt aangetoond, wordt door de bereider uit de markt genomen.

    De bereider stelt de bevoegde autoriteit hiervan op de hoogte, informeert die autoriteit over de maatregelen die zijn getroffen om de in het geding zijnde partijen uit de markt te nemen en deelt hem de correcties mede die in het produktie-bewakingssysteem zijn aangebracht.

  • 5 Het eerste lid, onder a, 1°, is niet van toepassing op boerenkaas zoals gedefinieerd krachtens de Landbouwkwaliteitswet.

  • 6 Produkten op basis van melk:

    • a. ondergaan tijdens het bereidingsproces een warmtebehandeling;

    • b. worden bereid uit waren die een warmtebehandeling hebben ondergaan; of

    • c. worden onderworpen aan voldoende strenge hygiëne-voorschriften teneinde te voldoen aan de hygiëne-criteria die voor elk eindprodukt worden gewaarborgd.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Onverminderd het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen en het Warenwetbesluit Zuivel, bevatten produkten op basis van melk voor controle-doeleinden op het etiket de volgende vermeldingen:

  • a. voor met rauwe melk bereide produkten waarop tijdens het bereidingsproces geen enkele hittebehandeling, thermisatie daaronder begrepen, is toegepast: de vermelding ‘met rauwe melk’;

  • b. voor de andere produkten: de aard van de eventuele hittebehandeling die aan het einde van het bereidingsproces is toegepast;

  • c. voor produkten op basis van melk waarin ontwikkeling van micro-organismen kan voorkomen: de uiterste consumptiedatum of de datum van minimale houdbaarheid.

§ 7:. Herkenningsmerk, verpakking, opslag en vervoer

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Warmtebehandelde consumptiemelk en produkten op basis van melk:

    • a. zijn afkomstig van een op de voet van artikel 3 erkende inrichting;

    • b. zijn:

      • met inachtneming van bijlage V voorzien van een herkenningsmerk; of

      • indien de waar bereid is in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voorzien van het desbetreffende keurmerk, bedoeld in bijlage C, hoofdstuk IV, onder A, van Richtlijn 92/46/EEG;

    • c. worden verpakt overeenkomstig bijlage VI, voor zover het betreft warmtebehandelde consumptiemelk in een op de voet van artikel 3 erkende melkbehandelingsinrichting waar die melk de eindbehandeling heeft ondergaan;

    • d. worden, overeenkomstig bijlage VII, opgeslagen en onder bevredigende hygiënische omstandigheden vervoerd, waarbij gepasteuriseerde melk tot het verlaten van de inrichting en tijdens het vervoer, gehouden wordt op een temperatuur van ten hoogste 6°C;

    • e. gaan gedurende het vervoer, anders dan door de producent voor rechtstreekse aflevering aan de eindverbruiker, vergezeld van een begeleidend handelsdocument dat:

      • naast de gegevens, bedoeld onder a, een vermelding bevat ter identificatie van de aard van de warmtebehandeling van de waar en van de bevoegde autoriteit die met de controle op de inrichting van oorsprong is belast, voor zover een en ander niet duidelijk valt op te maken uit het desbetreffende erkenningsnummer;

      • gedurende ten minste één jaar door de geadresseerde wordt bewaard, zodat het desgevraagd aan de bevoegde autoriteit kan worden voorgelegd; en

      • voor zover het warmtebehandelde melk betreft die bestemd is voor Griekenland na doorvoer over het grondgebied van een land dat niet behoort tot de Europese Unie en geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte: door de bevoegde autoriteit van de inspectiepost aan de grens waar de doorvoer-formaliteiten wordt verricht, geviseerd wordt, ten einde te verklaren dat het warmtebehandelde melk betreft die aan deze regeling voldoet.

  • 2 Het eerste lid, onder a, en onder b, 1°, is niet van toepassing op de in artikel 9, tweede lid, bedoelde produkten op basis van melk.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De melktanks, de lokalen, de installaties en de apparatuur mogen voor andere levensmiddelen worden gebruikt, mits alle passende maatregelen worden genomen om besmetting of aantasting van de warmtebehandelde consumptiemelk of de produkten op basis van melk te voorkomen.

  • 2 Op de melktanks wordt duidelijk vermeld dat zij slechts voor het vervoer van levensmiddelen mogen worden gebruikt.

  • 3 Indien in een inrichting eet- of drinkwaren worden bereid met:

    • a. melk of produkten op basis van melk; en

    • b. andere ingrediënten die geen warmtebehandeling of een behandeling met een gelijkwaardig effect hebben ondergaan;

    worden deze melk, deze produkten op basis van melk en deze ingrediënten afzonderlijk opgeslagen om besmetting te voorkomen en worden zij in daartoe bestemde lokalen behandeld of verwerkt.

§ 8:. In deze regeling bedoelde waren waarin een deel van de melkbestanddelen is vervangen door andere produkten dan produkten op basis van melk

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Bijlage I en II zijn van overeenkomstige toepassing op de bereiding en behandeling van produkten op basis van melk waarin een deel van de melkbestanddelen vervangen is door andere produkten dan produkten op basis van melk.

§ 9:. Invoer uit landen die niet behoren tot de Europese Unie en geen partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Melk en producten op basis van melk worden slechts binnen Nederlands grondgebied gebracht vanuit landen die niet behoren tot de Europese Unie en ook geen partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, indien zij:

  • a. afkomstig zijn uit een derde land dat voorkomt op de lijst in beschikking 95/340/EG; en

  • b. vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat overeenkomstig het desbetreffende model, bedoeld in beschikking 95/343/EG, dat is ondertekend door de bevoegde autoriteit van het exporterende land.

§ 10:. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Deze regeling is niet van toepassing op de bereiding van kaas met een rijpingstijd van ten minste 60 dagen, voor zover ter zake krachtens de Landbouwkwaliteitswet van deze regeling afwijkende voorschriften zijn gesteld.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1995.

  • 2 In afwijking van het eerste lid mag:

    • a. een in deze regeling bedoelde waar, afkomstig van een niet op de voet van artikel 3 erkende inrichting, niet zijnde een produkt op basis van melk zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid;

    • b. gepasteuriseerde melk die tijdens het vervoer van de inrichting naar de detailhandel is gehouden op een temperatuur boven 6°C tot ten hoogste 7°C;

    tot 1 januari 1998 binnen de Europese Unie uitsluitend in Nederland verhandeld worden; zij mogen niet zijn voorzien van het in artikel 13, eerste lid, onder b, 1°, bedoelde herkenningsmerk.

  • 3 Een wijziging van Beschikking nr 95/165/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 4 mei 1995 tot vaststelling van de uniforme criteria voor het toestaan van afwijkingen aan bepaalde inrichtingen die produkten op basis van melk bereiden (PbEG L 108) treedt voor de toepassing van artikel 3, derde lid, in werking met ingang van de dag waarop de betrokken wijzigingsbeschikking van toepassing is.

  • 4 Een wijziging van beschikking 95/340/EG of van beschikking 95/343/EG treedt voor de toepassing van artikel 16 in werking met ingang van de dag waarop de betrokken wijzigingsbeschikking van toepassing is.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling Zuivelbereiding.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

;
De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.J. van Aartsen

Bijlage I

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Deze bijlage behoort bij de artikelen 3 en 15.

Algemene hygiëne-voorschriften in de inrichtingen

A. Algemene hygiëne-voorschriften voor lokalen, materieel en werktuigen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Materiaal en werktuigen die bij de be- en verwerking van grondstoffen en produkten worden gebruikt, vloeren, wanden, plafonds en scheidingswanden, moeten goed schoon worden gehouden en goed worden onderhouden, zodat zij geen oorzaak kunnen zijn van besmetting van deze grondstoffen of produkten.

  • 2 Geen enkel dier mag de lokalen binnenkomen die uitsluitend bestemd zijn voor de bereiding en de opslag van melk en produkten op basis van melk. In de lokalen en op het materieel moeten knaagdieren, insekten en ander ongedierte systematisch worden verdelgd. Rattenverdelgingsmiddelen, insekticiden, ontsmettingsmiddelen en andere enigszins giftige stoffen worden opgeslagen in lokalen of kasten die kunnen worden afgesloten. Het gebruik ervan mag geen gevaar opleveren voor besmetting van de produkten.

  • 3 Werkplaatsen, werktuigen en materieel mogen uitsluitend worden gebruikt voor de vervaardiging van produkten waarvoor de erkenning is verleend. Zij mogen evenwel, als de bevoegde autoriteit daarvoor toestemming heeft verleend, gelijktijdig of op andere tijdstippen worden gebruikt voor de vervaardiging van:

    • a. andere voor menselijke consumptie geschikte levensmiddelen; of

    • b. andere produkten op basis van melk van levensmiddelenkwaliteit die een andere bestemming hebben dan menselijke consumptie;

    voor zover daardoor geen verontreiniging plaatsvindt van de produkten waarvoor de erkenning werd verleend.

  • 4 Voor al het gebruik moet drinkwater, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen worden aangewend. Bij wijze van uitzondering mag niet-drinkbaar water worden gebruikt voor het koelen van machines, het produceren van stoom of voor brandbestrijding, mits de daartoe aangebrachte leidingen:

    • a. het gebruik van dit water voor andere doeleinden onmogelijk maken; en

    • b. geen gevaar voor besmetting van grondstoffen en de in deze regeling bedoelde eet- of drinkwaren opleveren.

  • 5 Ontsmettingsmiddelen en soortgelijke stoffen zijn toegelaten door de bevoegde autoriteit en worden zodanig gebruikt dat deze generlei invloed hebben op apparatuur, materieel, grondstoffen en de in deze regeling bedoelde eet- of drinkwaren.

    De recipiënten waarin die stoffen zich bevinden zijn duidelijk herkenbaar en zijn voorzien van een etiket waarop de gebruiksaanwijzing is vermeld.

    Na gebruik van deze stoffen worden deze apparatuur en werk-instrumenten grondig met drinkwater afgespoeld.

B. Algemene hygiëne-voorschriften voor het personeel

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De grootst mogelijke zindelijkheid wordt geëist van het personeel. Dit geldt met name voor de personen die omgaan met de in deze regeling bedoelde grondstoffen en onverpakte eet- of drinkwaren, die besmet kunnen raken.

    In het bijzonder gelden de volgende regels:

    • a. het personeel draagt geschikte en schone werkkleding en een schoon hoofddeksel dat de haren volledig bedekt;

    • b. het personeel dat in aanraking komt met de grondstoffen of betrokken is bij de bereiding en behandeling van de in deze regeling bedoelde eet- of drinkwaren, wast de handen ten minste telkens voor de werkzaamheden worden hervat of in geval van besmetting; huidwonden zijn afgedekt met lekdicht wondverband;

    • c. in de lokalen voor be- en verwerking en opslag van de grondstoffen en de in deze regeling bedoelde eet- of drinkwaren wordt niet gerookt, gespuwd, gedronken of gegeten.

  • 2 De werkgevers nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat personen die een bron van besmetting zouden kunnen zijn, bij het bereiden en behandelen van de in deze regeling bedoelde produkten worden betrokken, totdat is aangetoond dat die personen dat werk kunnen verrichten zonder gevaar voor besmetting.

    Bij aanstelling bewijzen personen die betrokken zullen worden bij de be- en verwerking en het bereiden en behandelen van de in deze regeling bedoelde produkten, door middel van een medisch attest dat vanuit medisch oogpunt niets hun tewerkstelling in de weg staat.

Bijlage II

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Deze bijlage behoort bij de artikelen 3 en 15.

Hygiëne-voorschriften voor lokalen, materieel en personeel in de inrichtingen

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Onverminderd bijlage I voldoen melkbehandelings- en melkverwerkings-inrichtingen aan de volgende voorwaarden:

  • 1. Kruisbesmetting tussen verrichtingen via materiaal, luchttoevoer of personeel wordt voorkomen. Zo nodig worden op grond van een beoordeling van de kritische controle-punten (HACCP) de produktie-lokalen verdeeld in vochtige en droge zones, die elk hun eigen werkvoorwaarden hebben.

  • 2. De recipiënten en tanks die voor het vervoer van rauwe melk naar de centrale melkdepots, de centra voor standaardisering, de melkbehandelings- of de melkverwerkingsinrichtingen worden gebruikt, worden na elk transport, of na elke reeks van transporten wanneer tussen het lossen en de volgende lading slechts zeer weinig tijd verloopt, maar in elk geval ten minste eenmaal per werkdag, zo spoedig mogelijk gereinigd en ontsmet voordat zij opnieuw worden gebruikt.

  • 3. Het materieel, de recipiënten en de installaties die bij de produktie in contact komen met produkten op basis van melk of bederfelijke grondstoffen, worden gereinigd en zo nodig ontsmet met een regelmaat en volgens een methode die in overeenstemming zijn met de controles en handelingen, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 4. De werk-lokalen worden gereinigd met een regelmaat en volgens een methode die in overeenstemming zijn met de controles en handelingen, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 5. Voor de reiniging van andere apparatuur, andere recipiënten en andere installaties dan hierboven genoemd die met uit microbiologisch oogpunt duurzame produkten op basis van melk in contact komen, alsmede van lokalen waarin een en ander is ondergebracht, stelt de exploitant of de beheerder van de inrichting een reinigingsschema op op basis van een beoordeling van de kritische controle-punten (HACCP).

    Dit schema voldoet aan 1 en voorkomt dat onjuiste reinigingsprocedures een hygiëne-risico voor de in deze regeling bedoelde produkten opleveren.

Bijlage III

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Deze bijlage behoort bij artikel 6, onder b.

Eisen ten aanzien van de bereiding van warmtebehandelde consumptiemelk

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Bij ontvangst in de melkbehandelingsinrichting wordt de melk, indien zij niet binnen vier uur na ontvangst wordt behandeld, afgekoeld tot een temperatuur van ten hoogste +6°C en op die temperatuur gehouden tot aan het begin van de warmtebehandeling. Indien rauwe melk van koeien niet binnen 36 uur na ontvangst wordt behandeld, wordt een aanvullende controle op die melk verricht vóór de warmtebehandeling. Indien volgens een directe of indirecte methode wordt geconstateerd dat het kiemgetal bij 30°C van die melk per ml meer bedraagt dan 300 000, wordt de betrokken melk niet gebruikt voor de produktie van warmtebehandelde consumptiemelk.

  • 2 Bij de bereiding van warmtebehandelde consumptiemelk worden de nodige maatregelen getroffen. Met name worden steekproefcontroles verricht betreffende:

    • a. het kiemgetal, teneinde zich ervan te vergewissen dat:

      • rauwe melk, afkomstig van koeien, die niet binnen 36 uur na ontvangst is behandeld, onmiddellijk vóór de warmtebehandeling een kiemgetal bij 30°C van niet meer dan 300 000 per ml heeft;

      • melk die reeds is gepasteuriseerd, onmiddelijk vóór de tweede warmtebehandeling een kiemgetal bij 30°C van niet meer dan 100 000 per ml heeft;

    • b. de aanwezigheid van toegevoegd water.

    Warmtebehandelde consumptiemelk wordt regelmatig gecontroleerd op de aanwezigheid van toegevoegd water, met name door verificatie van het vriespunt. Onder toezicht van de bevoegde autoriteit wordt daartoe een controleregeling vastgesteld. Als blijkt dat water aan de melk is toegevoegd, neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen.

    Warmtebehandelde melk mag worden onderworpen aan tests die een aanwijzing kunnen geven omtrent de microbiologische kwaliteit van de melk vóór de warmtebehandeling.

  • 3 Gepasteuriseerde melk:

    • a. is verkregen door een behandeling waarbij gedurende korte tijd een hoge temperatuur wordt toegepast (minimaal 71,7°C gedurende 15 seconden), of wel door een pasteurisatieproces waarbij andere tijd/temperatuurcombinaties worden gehanteerd teneinde een gelijkwaardig effect te krijgen;

    • b. reageert negatief op de fosfatase-test en positief op de peroxydase-test. De produktie van gepasteuriseerde met negatieve reactie op de peroxydase-test is evenwel toegestaan, mits op het etiket van die melk een vermelding wordt gebezigd als bij voorbeeld ‘hooggepasteuriseerde melk’;

    • c. wordt onmiddellijk na pasteurisatie gekoeld teneinde zo spoedig mogelijk op een temperatuur van ten hoogste 6°C te worden gebracht.

  • 4 UHT-melk:

    • a. is verkregen door een verhitting van rauwe melk volgens een procédé waarbij de rauwe melk door middel van een ononderbroken doorvloeiing gedurende korte tijd aan een hoge temperatuur (minimaal 135°C gedurende ten minste 1 seconde) wordt blootgesteld – met het doel alle overblijvende bederfveroorzakende micro-organismen en de sporen daarvan te vernietigen – en waarbij de melk op zodanige wijze aseptisch in lichtdichte of door de eindverpakking lichtdicht gemaakte recipiënten is verpakt, dat de chemische, fysische en organoleptische veranderingen van de melk tot een minimum beperkt worden;

    • b. heeft een zodanige houdbaarheid dat bij een steekproef-controle op UHT-melk die 15 dagen in ongeopende verpakking bij een temperatuur van +30°C is bewaard, geen enkel teken van nadelige beïnvloeding waarneembaar is; zo nodig kan bovendien een termijn van 7 dagen in ongeopende verpakking bij een temperatuur van +55°C worden voorgeschreven.

    Als bij de behandeling volgens het ultra-hoge-temperatuur-procédé melk en stoom rechtstreeks met elkaar in aanraking komen, is de stoom verkregen uit drinkwater, geeft die stoom geen vreemde stoffen aan de melk af en beïnvloedt die stoom ook anderszins de melk niet in nadelige zin. Het gebruik van dit procédé brengt geen wijziging in het watergehalte van de behandelde melk.

  • 5 Gesteriliseerde melk:

    • a. is verhit en gesteriliseerd in hermetisch gesloten verpakkingen of recipiënten; de afsluiting moet intact blijven;

    • b. heeft bij steekproef-controle een zodanige houdbaarheid dat, na 15 dagen bewaren in ongeopende verpakking bij een temperatuur van +30°C, geen enkel teken van nadelige beïnvloeding waarneembaar is; zo nodig kan bovendien een termijn van 7 dagen in ongeopende verpakking bij een temperatuur van +55°C worden voorgeschreven.

  • 6 Hooggepasteuriseerde melk, UHT-melk en gesteriliseerde melk mogen worden bereid uit rauwe melk die in een andere inrichting een thermisatie of een eerste warmtebehandeling heeft ondergaan. In dat geval is de combinatie tijd-temperatuur lager dan of gelijk aan die voor pasteurisatie en reageert de melk vóór de tweede behandeling positief op de peroxydase-test. Wanneer deze werkwijze wordt toegepast, worden de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis gesteld. Van deze eerste behandeling wordt melding gemaakt op de in artikel 13, eerste lid, onder e, bedoelde handelsdocumenten. Onder dezelfde omstandigheden mag de gepasteuriseerde melk worden bereid uit rauwe melk die slechts een eerste thermisatie heeft ondergaan.

  • 7 De verhittingsprocédés, de temperaturen en de duur van de verhitting van gepasteuriseerde melk, UHT-melk en gesteriliseerde melk, de typen melk-verhitters, de stroomkeerder, de typen temperatuurregelaars en de typen thermografen, zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteit of toegelaten overeenkomstig de desbetreffende communautaire of internationale normen.

  • 8 De gegevens van de thermografen worden gedateerd en bewaard gedurende twee jaar en op elk verzoek overgelegd aan de personen die door de bevoegde autoriteit zijn aangewezen voor de controle van de inrichting, behalve voor aan micro-biologisch bederf onderhevige produkten, waarvoor deze termijn wordt teruggebracht tot twee maanden na de uiterste consumptiedatum of de datum van minimale houdbaarheid.

  • 9 Warmtebehandelde consumptiemelk bevat geen farmacologisch werkzame substanties in hoeveelheden die liggen boven de in de bijlagen I en III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEG L 224) vastgestelde maximumwaarden. Het totaal van de residuen van alle antibiotica te zamen mag niet hoger zijn dan de volgens de procedure van Verordening (EEG) 2377/90 vastgestelde waarde.

Bijlage IV

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Deze bijlage behoort bij artikel 8, onder a.

Eisen voor melk die bestemd is voor de bereiding van produkten op basis van melk

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De exploitant of de beheerder van de melkverwerkingsinrichting neemt de nodige maatregelen teneinde ervoor te zorgen dat de rauwe melk wordt behandeld of, indien het gaat om produkten ‘met rauwe melk’, wordt gebruikt:

    • a. zo spoedig mogelijk na ontvangst, indien de melk niet wordt gekoeld;

    • b. binnen 36 uur na ontvangst, indien de melk wordt bewaard op een temperatuur van ten hoogste 6°C;

    • c. binnen 48 uur na ontvangst, indien de melk wordt bewaard op een temperatuur van 4°C of minder; of

    • d. binnen 72 uur, indien het melk betreft van buffelkoeien, schapen of geiten.

    De bevoegde autoriteit kan wegens technologische redenen die verband houden met de bereiding van sommige produkten op basis van melk, een overschrijding toestaan van de in dit lid bedoelde termijnen of temperaturen.

  • 2 Melk waarop een hittebehandeling wordt toegepast en die bestemd is voor de bereiding van produkten op basis van melk, is verkregen uit rauwe melk die voldoet aan artikel 2 en de ter zake ter uitvoering van Richtlijn 92/46/EEG krachtens de Landbouwkwaliteitswet gestelde eisen.

  • 3 Melk waarop een hittebehandeling is toegepast voldoet aan de volgende voorwaarden:

    a. gethermiseerde melk:
    • is verkregen uit rauwe melk die, voor zover het koemelk betreft die niet binnen 36 uur na ontvangst in de inrichting wordt behandeld, vóór thermisatie een kiemgetal bij 30°C heeft van ten hoogste 300 000 per ml;

    • is verkregen door middel van thermisatie; en

    • heeft, indien zij wordt gebruikt voor de produktie van gepasteuriseerde melk, UHT-melk of gesteriliseerde melk, een kiemgetal bij 30°C van ten hoogste 100 000 per ml;

    b. gepasteuriseerde melk:
    • is verkregen door een behandeling waarbij gedurende korte tijd een hoge temperatuur wordt toegepast (minimaal 71,7°C gedurende 15 seconden) of wel door een pasteurisatieproces waarbij andere tijd/temperatuurcombinaties worden gehanteerd teneinde een gelijkwaardig effect te krijgen;

    • reageert negatief op de fosfatase-test en positief op de peroxydase-test. De produktie van gepasteuriseerde melk met negatieve reactie op de peroxydasetest is evenwel toegestaan, indien op het etiket van die melk een vermelding wordt gebezigd als bij voorbeeld hooggepasteuriseerde melk;

    • c. UHT-melk is verkregen door verhitting volgens een procédé waarbij de rauwe melk door middel van een ononderbroken doorvloeiing gedurende korte tijd aan een hoge temperatuur (minimaal 135°C gedurende ten minste 1 seconde) wordt blootgesteld – met het doel alle overblijvende bederf-veroorzakende micro-organismen en de sporen daarvan te vernietigen – zodat de chemische, fysische en organoleptische veranderingen van de melk tot een minimum worden beperkt.

Bijlage V

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Deze bijlage behoort bij artikel 13, eerste lid, onder b.

Voorwaarden voor het aanbrengen van een herkenningsmerk

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 De in deze regeling bedoelde waren worden voorzien van een herkenningsmerk. Het herkenningsmerk wordt in de inrichting aangebracht bij of onmiddellijk na de bereiding van de waren op een opvallende plaats, duidelijk zichtbaar, onuitwisbaar en in gemakkelijk leesbare letters. Het herkenningsmerk wordt aangebracht op de waar zelf of op de onmiddellijke verpakking indien elke waar afzonderlijk van een onmiddellijke verpakking is voorzien, of op een etiket dat op deze onmiddellijke verpakking is aangebracht. Wanneer kleine produkten evenwel afzonderlijk van een onmiddellijke verpakking en vervolgens samen van een eindverpakking worden voorzien, of wanneer deze kleine porties in een afzonderlijke onmiddellijke verpakking aan de eindverbruiker worden verkocht, hoeft het herkenningsmerk alleen op de eindverpakking te worden aangebracht.

  • 2 Indien waren op de voet van 1 van een herkenningsmerk zijn voorzien en vervolgens in een eindverpakking worden geplaatst, wordt het herkenningsmerk ook op die eindverpakking aangebracht.

  • 4 Het herkenningsmerk omvat in een ovale omranding de volgende aanduidingen:

    • a. in het bovenste gedeelte de hoofdletters NL, gevolgd door het desbetreffende erkenningsnummer van de inrichting, en in het onderste gedeelte de afkorting EEG;

    • b. in het bovenste gedeelte in hoofdletters NEDERLAND of HOLLAND, in het midden het desbetreffende erkenningsnummer van de inrichting, en in het onderste gedeelte de afkorting EEG; of

    • c. in het bovenste gedeelte de hoofdletters NL, in het midden een verwijzing naar de plaats waar het desbetreffende erkenningsnummer van de inrichting is vermeld, en in het onderste gedeelte de afkorting EEG.

  • 5 Het herkenningsmerk wordt aangebracht met een inktstempel of een brandstempel op de waar, op de onmiddellijke verpakking of op de eindverpakking, of wordt gedrukt of aangebracht op een etiket.

  • 6 Het herkenningsmerk kan ook bestaan uit een plaatje van duurzaam materiaal dat niet verwijderd kan worden, aan alle hygiëne-voorschriften voldoet en de onder 3 bedoelde vermeldingen bevat.

  • 7 In afwijking van de voorschriften in de voorgaande punten inzake het aanbrengen van het herkenningsmerk op eindverpakkingen en onmiddellijke verpakkingen, is het tot 1 januari 1996 toegestaan de gegevens van het herkenningsmerk slechts te vermelden op het begeleidende handelsdocument, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder e.

Bijlage VI

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Deze bijlage behoort bij artikel 13, eerste lid, onder c.

Onmiddellijke verpakking en eindverpakking

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Onmiddellijke verpakking en eindverpakking vinden plaats in de daarvoor bestemde lokalen en onder bevredigende hygiënische omstandigheden.

  • 2 Onverminderd andere van toepassing zijnde wettelijke voorschriften, voldoen de onmiddellijke verpakking en de eindverpakking aan alle hygiëne-voorschriften en zijn zij voldoende stevig om de in deze regeling bedoelde waren doeltreffend te beschermen.

  • 3 Het bottelen van en het vullen met warmtebehandelde melk en vloeibare produkten op basis van melk, alsmede het afsluiten van de recipiënten en de onmiddellijke verpakkingen, geschieden automatisch. Voor een beperkte produktie kan de bevoegde autoriteit evenwel een niet-automatische sluiting toestaan, onder de voorwaarde dat de garanties die op hygiënisch gebied geboden worden, ten minste gelijkwaardig zijn.

  • 4 De onmiddellijke verpakking en de eindverpakking worden niet opnieuw voor de in deze regeling bedoelde waren gebruikt, met uitzondering van bepaalde verpakkingsmiddelen die na reiniging en doeltreffende ontsmetting opnieuw kunnen worden gebruikt. Het afsluiten vindt plaats in de inrichting waar de laatste warmtebehandeling van de consumptiemelk of de vloeibare produkten op basis van melk wordt verricht, onmiddellijk na het vullen, door middel van een afsluiting die de melk beschermt tegen aantasting van haar kenmerken door schadelijke invloeden van buitenaf. Het sluitingssysteem is zo ontworpen dat, na opening, het bewijs van opening duidelijk aanwezig en gemakkelijk controleerbaar blijft.

  • 5 De exploitant of de beheerder van de inrichting vermeldt voor controledoeleinden, afgezien van de andere in deze regeling voorgeschreven vermeldingen, ook de volgende gegevens zichtbaar en leesbaar op de onmiddellijke verpakking van warmtebehandelde melk en vloeibare produkten op basis van melk:

    • a. de aard van de warmtebehandeling die de melk heeft ondergaan;

    • b. een al dan niet gecodeerde vermelding aan de hand waarvan de datum van de laatste warmtebehandeling kan worden vastgesteld; en

    • c. voor gepasteuriseerde melk, de temperatuur waarbij de waar opgeslagen dient te worden.

  • 6 Het bereiden van in deze regeling bedoelde waren en het aanbrengen van de eindverpakking mogen, in afwijking van 1, in een zelfde lokaal plaatsvinden, indien de eindverpakking de in 2 bedoelde kenmerken vertoont en indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. het lokaal is voldoende groot en zodanig ingericht dat de werkzaamheden op hygiënische wijze kunnen worden uitgevoerd;

    • b. het materiaal voor onmiddellijke verpakking en eindverpakking wordt direct na fabricage geplaatst in een omhulsel ter bescherming tegen beschadiging en vervolgens in dat omhulsel vervoerd naar de melkbehandelings- of melkverwerkingsinrichting, en wordt aldaar onder hygiënische omstandigheden in een daartoe bestemd lokaal opgeslagen;

    • c. de opslagruimten voor eindverpakkingsmateriaal zijn vrij van stof en ongedierte en hebben geen verbinding met lokalen waarin zich stoffen bevinden die de waren kunnen besmetten; eindverpakkingsmateriaal wordt niet rechtstreeks op de vloer opgeslagen;

    • d. de eindverpakkingen worden onder hygiënische omstandigheden gereed gemaakt voordat ze in het lokaal worden binnengebracht; mits er geen gevaar voor besmetting van de waren bestaat, kan van dit voorschrift worden afgeweken indien de eindverpakkingen automatisch gereed worden gemaakt;

    • e. de eindverpakkingen worden op hygiënische wijze in het lokaal binnengebracht en onverwijld gebruikt; zij worden niet behandeld door personeel dat tevens in contact komt met waren zonder verpakking;

    • f. direct na het aanbrengen van de eindverpakking worden de waren opgeslagen in de daartoe bestemde opslagruimten.

Bijlage VII

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

Deze bijlage behoort bij artikel 8, onder b, 3° en 13, eerste lid, onder d.

Voorschriften voor opslag en vervoer

[Regeling vervallen per 05-04-2006]

  • 1 Indien een in deze regeling bedoelde waar gekoeld wordt opgeslagen, wordt de opslag-temperatuur geregistreerd en wordt die waar zo snel mogelijk tot de vereiste temperatuur gekoeld.

  • 2 Tanks, bussen en andere recipiënten die voor het vervoer van gepasteuriseerde melk bestemd zijn, voldoen aan alle hygiëne-voorschriften, en beantwoorden met name aan de volgende eisen:

    • a. de binnenwanden of andere delen die met de melk in aanraking kunnen komen, zijn vervaardigd van een glad, gemakkelijk te wassen, te reinigen en te ontsmetten corrosie-bestendig materiaal dat geen bestanddelen aan de melk afgeeft in zodanige hoeveelheden dat er een gevaar voor de menselijke gezondheid zou kunnen ontstaan, de samenstelling van de melk zou kunnen worden veranderd of de organoleptische eigenschappen van de melk zouden kunnen worden aangetast;

    • b. zij zijn zo ontworpen dat alle melk eruit kan stromen; indien zij voorzien zijn van kranen dan kunnen die eenvoudig worden verwijderd, uiteen genomen, gewassen, gereinigd en ontsmet;

    • c. zij worden onmiddellijk na elk gebruik en, voor zover nodig, vóór elk nieuw gebruik, gewassen, gereinigd en ontsmet; de reiniging en de ontsmetting geschieden overeenkomstig bijlage II, punten 2 en 3;

    • d. zij worden vóór en tijdens het vervoer hermetisch afgesloten met een lekdichte afsluiting;

  • 3 Voertuigen en recipiënten voor het vervoer van de in deze regeling bedoelde aan bederf onderhevige waren zijn zo vervaardigd en uitgerust, dat de voorgeschreven temperatuur gedurende het gehele vervoer kan worden gehandhaafd.

  • 4 Het materieel voor het vervoer van warmtebehandelde melk en van melk in kleine recipiënten of in bussen verkeert in goede staat. Het wordt niet gebruikt voor het vervoer van andere waren die een nadelige invloed op de melk kunnen hebben. De binnen-bekleding is glad en gemakkelijk te wassen, te reinigen en te ontsmetten. De binnenkant van de voor het vervoer van melk bestemde voertuigen voldoet aan alle hygiëne-voorschriften. De voertuigen, bestemd voor het vervoer van warmtebehandelde melk in kleine recipiënten of in bussen, zijn zodanig ingericht dat de recipiënten en de bussen voldoende beschermd zijn tegen verontreiniging en weersinvloeden, en worden niet voor het vervoer van dieren gebruikt.

  • 5 De in deze regeling bedoelde waren worden zodanig verzonden dat zij, gelet op de duur en de omstandigheden van het vervoer en gelet op het gebruikte vervoermiddel, beschermd zijn tegen mogelijke besmetting of schadelijke invloeden.

  • 6 Voor bezorging aan huis van gepasteuriseerde melk die vervoerd wordt in kleine recipiënten of bussen, kan de bevoegde autoriteit toestaan dat afgeweken wordt van de in artikel 13 onder d, voorgeschreven temperatuur van 6°C. Wat betreft de temperatuur tijdens de aflevering aan de detailhandel, kan de bevoegde autoriteit een tolerantie van +2°C toestaan ten opzichte van de hiervoor genoemde temperatuur van 6°C.

  1. De 25 g wordt verkregen met vijf monsternemingen van elk 5 g uit hetzelfde monster produkten op verschillende punten. ^ [1]
  2. Dit onderzoek is niet verplicht voor gesteriliseerde melk, verduurzaamde melk en produkten op basis van melk die na de onmiddellijke of eindverpakking een hittebehandeling hebben ondergaan. ^ [2]
Naar boven