Wet van 4 februari 1994, tot aanvulling en wijziging van het Wetboek van Strafrecht
in verband met onttrekking aan de tenuitvoerlegging van vrijheidsbeneming
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen
teneinde het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van vrijheidsbeneming tegen
te gaan en daartoe een dergelijke onttrekking op te nemen als grond voor het uitstellen
of achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling en voorts, teneinde de
bevrijding dan wel hulp bij zelfbevrijding van een gevangene tegen te gaan, de strafbaarheid
te verhogen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: