1. De salarissen en emolumenten die de personeelsleden van de vestiging van ESA te
Noordwijk (ESTEC) genieten, zijn op grond van het eerste lid van artikel XVIII van
Bijlage 1 (voorrechten en immuniteiten) bij het Verdrag tot oprichting van een Europees
Ruimte Agentschap (b.w. IFZ-420.00.00) en artikel 24 van de Overeenkomst tussen Nederland
en ESA inzake de oprichting en het functioneren van het Europese Centrum voor Ruimtevaarttechniek
(b.w. IFZ-420.01.00), vrijgesteld van heffing van nationale inkomstenbelasting en
onderworpen aan een interne belasting.
De door het Agentschap betaalde jaargelden en pensioenen zijn echter wel belastbaar
voor de inkomstenbelasting (artikel XVIII, tweede lid).
2. Nederland kan volgens bovengenoemde artikelen met de vrijgestelde salarissen en
emolumenten rekening houden bij het berekenen van de belasting die verschuldigd is
over inkomsten uit andere bronnen (het zgn. progressievoorbehoud). Ingevolge artikel
40 van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen dient van deze mogelijkheid gebruik
te worden gemaakt. Voor de toepassing van het progressievoorbehoud wordt verwezen
naar artikel 31 van de Uitvoeringsbeschikking Algemene wet inzake rijksbelastingen
1964.
3. Tot op heden wordt voor de toepassing van het progressievoorbehoud ten aanzien
van personeelsleden van ESTEC een met ESRO gesloten overeenkomst (het zgn. packagedeal)
gehanteerd. Hierop heeft betrekking de aanschrijving van 7 augustus 1967, nr. B7/10884
(IB’65-90). Die Overeenkomst sluit niet meer aan bij de huidige omstandigheden en
is om die reden in overleg met vertegenwoordigers van ESA/ESTEC herzien en zo veel
mogelijk in overeenstemming gebracht met nadien voor vergelijkbare internationale
organisaties getroffen regelingen.
4. Voor de toepassing van het progressievoorbehoud ten aanzien van personeelsleden
van ESTEC dienen de volgende elementen van het totaal aan salaris en emolumenten in
aanmerking te worden genomen:
-
a. het bedrag aan salaris en emolumenten, waarop de tabel van de interne belasting wordt
toegepast (derhalve vóór de inhouding van de interne belasting), verminderd met de
werknemersbijdrage in de pensioenvoorziening;
-
b.
-
c. het gedeelte van de bijdrage in de ziektekostenverzekering dat door het Agentschap
wordt gedragen.
Gelet op de omstandigheid, dat de werkgeversbijdrage in de ziektekostenverzekering
van het ESTEC-personeel niet op eenvoudige wijze en binnen een redelijke termijn na
afloop van een kalenderjaar kan worden vastgesteld, keur ik goed dat deze werkgeversbijdrage
wordt gesteld op het bedrag dat ter zake op het salaris van het personeelslid wordt
ingehouden.
5. In het onder letter a van punt 4 bedoelde bedrag is in voorkomende gevallen de
zgn. leaving allowance opgenomen. Op deze uitkering, die betreft de terugbetaling
van pensioenpremies vóórdat pensioenrechten zijn ontstaan, is het eerste lid van genoemd
artikel XVIII van toepassing.
In het geval waarin het betrokken personeelslid, op grond van een overgangsregeling,
heeft geopteerd om niet deel te nemen in de pensioenregeling van ESA, bestaat bij
vertrek recht op een eenmalige uitkering uit het zgn. Provident Fund, van welk Fund
de financiering is geregeld op een wijze vergelijkbaar met de pensioenregeling. Die
uitkering is niet belastbaar voor de inkomstenbelasting.
Het deel van de bijdrage in het Provident Fund dat door ESA wordt gedragen is als
emolument begrepen in het in punt 4, letter a bedoelde bedrag. Het deel van de bijdrage
dat ten laste van het personeelslid komt, is niet aftrekbaar voor de vaststelling
van dat bedrag.
6. De in artikel XVIII bedoelde interne belastingregeling voorziet niet in een aftrek
van kosten van verwerving.
Bij de aanslagregeling kan de in de artikelen 35, 36 en 37 van de Wet op de inkomstenbelasting
1964 voorziene kostenaftrekregeling worden toegepast.
7. Met betrekking tot de toepassing van artikel XX van bovengenoemde Bijlage I en
het eerste lid van artikel 25 van de Overeenkomst tussen Nederland en ESA inzake de
oprichting en het functioneren van het Europese Centrum voor Ruimtevaarttechniek,
deel ik u mede dat het in die artikelen bedoelde eigen stelsel van sociale zekerheid
is ingevoerd. Degenen op wie dat stelsel van toepassing is, kunnen derhalve als niet
verzekerd ingevolge de sociale verzekeringswetten worden beschouwd.
8. De in deze aanschrijving neergelegde regeling vindt met terugwerkende kracht toepassing
vanaf het belastingjaar 1981.
Reeds onherroepelijk vaststaande aanslagen kunnen vanaf dat belastingjaar ambtshalve
worden herzien.
De aanschrijving van 7 augustus 1967, nr. B7/10884 (IB’65-90) heeft per 1 januari
1981 zijn belang verloren.
Dit besluit dient ter vervanging van het besluit van 26 maart 1986, nr. 086-696.