Stb. 2007, 351, datum inwerkingtreding 10-10-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2006.
Aanpassing bedrag; begrip bezoldiging
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
1 Het bedrag van de bezoldiging of de laatstgenoten bezoldiging, bedoeld in de artikelen
54, 54a, derde lid, en 54b, en het bedrag van de eindejaarsuitkering, bedoeld in de
genoemde artikelen, worden in voorkomende gevallen gewijzigd overeenkomstig een algemene
wijziging van het salaris respectievelijk de eindejaarsuitkering.
2 Indien de ambtenaar in het genot is van een toelage als bedoeld in artikel 17, 17a,
18 of 18a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, worden die
toelagen voor de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde bedrag, vastgesteld
op het bedrag dat hem ingevolge de voor hem geldende werktijdregeling zou zijn toegekend
indien hij niet ongeschikt was geworden tot het verrichten van zijn arbeid wegens
ziekte. Indien de vaststelling van het bedrag op deze wijze niet mogelijk is, wordt
dit bedrag vastgesteld op het gemiddelde van het bedrag dat de ambtenaar per maand
aan die toelagen heeft genoten over de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan:
-
a. de kalendermaand waarin de ambtenaar ongeschikt is geworden tot het verrichten van
zijn arbeid wegens ziekte, of
-
b. de kalendermaand waarin de gewezen ambtenaar wegens ziekte ongeschikt is geworden
een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen.
3 Indien ook voor het overige de bezoldiging niet in een vast bedrag per maand kan worden
uitgedrukt, wordt gerekend met het bedrag dat gemiddeld per maand is toegekend in
de drie kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin:
-
a. de ambtenaar ongeschikt is geworden tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte;
-
b. de gewezen ambtenaar wegens ziekte ongeschikt is geworden een naar aard en omvang
soortgelijke functie te vervullen.
4 Voor zover de ambtenaar of de gewezen ambtenaar geen drie kalendermaanden in dienst
is geweest, wordt voor de toepassing van het tweede en derde lid gerekend met het
bedrag dat hem gemiddeld aan bezoldiging per maand is toegekend over het tijdvak waarin
hij in dienst is geweest vóór het ontstaan van de ongeschiktheid tot het verrichten
van zijn arbeid respectievelijk tot het vervullen van een naar aard en omvang soortgelijke
functie.
Stb. 2007, 351, datum inwerkingtreding 10-10-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2006.
Aanpassing bedrag; begrip bezoldiging
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
1 Het bedrag van de bezoldiging of de laatstgenoten bezoldiging, bedoeld in de artikelen
54, 54a, derde lid, en 54b, en het bedrag van de eindejaarsuitkering, bedoeld in de
genoemde artikelen, worden in voorkomende gevallen gewijzigd overeenkomstig een algemene
wijziging van het salaris respectievelijk de eindejaarsuitkering.
2 Indien de ambtenaar in het genot is van een toelage als bedoeld in artikel 17, 17a,
18 of 18a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, worden die
toelagen voor de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde bedrag, vastgesteld
op het bedrag dat hem ingevolge de voor hem geldende werktijdregeling zou zijn toegekend
indien hij niet ongeschikt was geworden tot het verrichten van zijn arbeid wegens
ziekte. Indien de vaststelling van het bedrag op deze wijze niet mogelijk is, wordt
dit bedrag vastgesteld op het gemiddelde van het bedrag dat de ambtenaar per maand
aan die toelagen heeft genoten over de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan:
-
a. de kalendermaand waarin de ambtenaar ongeschikt is geworden tot het verrichten van
zijn arbeid wegens ziekte, of
-
b. de kalendermaand waarin de gewezen ambtenaar wegens ziekte ongeschikt is geworden
een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen.
3 Indien ook voor het overige de bezoldiging niet in een vast bedrag per maand kan worden
uitgedrukt, wordt gerekend met het bedrag dat gemiddeld per maand is toegekend in
de drie kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin:
-
a. de ambtenaar ongeschikt is geworden tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte;
-
b. de gewezen ambtenaar wegens ziekte ongeschikt is geworden een naar aard en omvang
soortgelijke functie te vervullen.
4 Voor zover de ambtenaar of de gewezen ambtenaar geen drie kalendermaanden in dienst
is geweest, wordt voor de toepassing van het tweede en derde lid gerekend met het
bedrag dat hem gemiddeld aan bezoldiging per maand is toegekend over het tijdvak waarin
hij in dienst is geweest vóór het ontstaan van de ongeschiktheid tot het verrichten
van zijn arbeid respectievelijk tot het vervullen van een naar aard en omvang soortgelijke
functie.
Stb. 2007, 351, datum inwerkingtreding 10-10-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2006.
Aanpassing bedrag; begrip bezoldiging
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
1 Het bedrag van de bezoldiging of de laatstgenoten bezoldiging, bedoeld in de artikelen
54, 54a, derde lid, en 54b, en het bedrag van de eindejaarsuitkering, bedoeld in de
genoemde artikelen, worden in voorkomende gevallen gewijzigd overeenkomstig een algemene
wijziging van het salaris respectievelijk de eindejaarsuitkering.
2 Indien de ambtenaar in het genot is van een toelage als bedoeld in artikel 17, 17a,
18 of 18a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, worden die
toelagen voor de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde bedrag, vastgesteld
op het bedrag dat hem ingevolge de voor hem geldende werktijdregeling zou zijn toegekend
indien hij niet ongeschikt was geworden tot het verrichten van zijn arbeid wegens
ziekte. Indien de vaststelling van het bedrag op deze wijze niet mogelijk is, wordt
dit bedrag vastgesteld op het gemiddelde van het bedrag dat de ambtenaar per maand
aan die toelagen heeft genoten over de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan:
-
a. de kalendermaand waarin de ambtenaar ongeschikt is geworden tot het verrichten van
zijn arbeid wegens ziekte, of
-
b. de kalendermaand waarin de gewezen ambtenaar wegens ziekte ongeschikt is geworden
een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen.
3 Indien ook voor het overige de bezoldiging niet in een vast bedrag per maand kan worden
uitgedrukt, wordt gerekend met het bedrag dat gemiddeld per maand is toegekend in
de drie kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin:
-
a. de ambtenaar ongeschikt is geworden tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte;
-
b. de gewezen ambtenaar wegens ziekte ongeschikt is geworden een naar aard en omvang
soortgelijke functie te vervullen.
4 Voor zover de ambtenaar of de gewezen ambtenaar geen drie kalendermaanden in dienst
is geweest, wordt voor de toepassing van het tweede en derde lid gerekend met het
bedrag dat hem gemiddeld aan bezoldiging per maand is toegekend over het tijdvak waarin
hij in dienst is geweest vóór het ontstaan van de ongeschiktheid tot het verrichten
van zijn arbeid respectievelijk tot het vervullen van een naar aard en omvang soortgelijke
functie.