Wet van 14 juli 1960, houdende regelen met betrekking tot de afsluiting van een gedeelte
van de uit de Wet op de Materiële Oorlogsschaden, de Wet Overheidsaansprakelijkheid
Bezettingshandelingen en de Wet op de Watersnoodschade 1953 voortvloeiende werkzaamheden
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regelen te stellen
met het oog op de afsluiting van een gedeelte van de uit de Wet op de Materiële Oorlogsschaden,
de Wet Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshandelingen en de Wet op de Watersnoodschade 1953 voortvloeiende werkzaamheden, waarmede de opheffing van de voor deze werkzaamheden
in het leven geroepen organen gepaard dient te gaan:
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: