Wet van 16 augustus 1951, tot openstelling van rechterlijke betrekkingen advocatuur
en notariaat voor bepaalde groepen van Indische juristen, notarissen en candidaat-notarissen
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een voorziening te treffen
met betrekking tot hen, die hun studie in het Indisch recht of het Indonesische notariaat
voltooid hebben en die in verband met de souvereiniteitsoverdracht hun loopbaan in
Indonesië niet hebben kunnen voortzetten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: