Onverminderd het bepaalde in de volgende artikelen wordt ter uitvoering van art. 33 van de Wegenwet, vastgesteld het volgende:
Model
Gemeente ..........
Legger,
ingevolge de Wegenwet opgemaakt, van de wegen, gelegen buiten de door Gedeputeerde Staten van .... bij
besluit(en) van ....., ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet vastgestelde bebouwde kom(men), van de wegen, bedoeld in art. 28 van de Wegenwet, welke deels binnen, deels buiten die bebouwde kom(men) zijn gelegen, alsmede van
de toegangswegen naar stations, als bedoeld bij artikel 70 van de Spoorwegwet.
|
Nommer van den weg (of van de brug).
|
I
|
|
Naam waaronder de weg (of de brug) bekend staat.
|
II
|
|
Eindpunten en richting van den weg (of van de brug).
|
III
|
|
Beperkingen in het gebruik v/d weg (of v/d brug), als bedoeld in artikel 6 v/d Wegenwet; alsmede de afschuttingen, welke zich op den weg bevinden.
|
IV
|
|
Verharding van den weg
|
V
|
|
a. Aard v/d verharding (of aangeven, dat de weg onverhard is).
|
|
|
b. Breedte in meters v/d verharding of van de verschillende soorten van de verharding.
|
|
|
c. Lengte v/d verschillende deelen in meters, langs de as v/d weg gemeten.
|
|
|
De zich in den weg bevindende bruggen en duikers, met vermelding van hunnen aard,
hoofdafmetingen en samenstelling, of aard, hoofdafmetingen en samenstelling v/d onder
afzonderlijk nommer opgenomen bruggen.
|
VI
|
|
De onderhoudsplichtigen v/d weg (of v/d brug) en van de zich in den weg bevindende
bruggen en duikers (of wel de kadastrale perceelen of de gedeelten van perceelen,
waarop de verplichting rust).
|
VII
|
|
Omvang van den onderhoudsplicht. (Hieronder op te nemen de verplichtingen ten aanzien
v/d verharding, kunstwerken, beplantingen, enz., voor zooveel noodig en mogelijk met
verwijzing naar de kolommen IV, Va, Vb, Vc en VI.)
|
VIII1)
|
|
Degenen, die tot het onderhoud hebben bij te dragen (of wel de kadastrale perceelen
of gedeelten van de perceelen, waarop deze verplichting rust) met vermelding v/d hoegrootheid
v/d bijdrage.
|
IX
|
|
Het gezag, dat volgens de artikelen 16 of 17 van de Wegenwet heeft te zorgen, dat de weg (of de brug) in goeden staat verkeert.
|
X
|
|
Aanmerkingen.
|
XI
|
|
Aanduiding v/d wijzigingen den legger aangebracht, met verwijzing naar den desbetreffenden
. (eersten, tweeden, derden... enz.) wijzigingslegger.
|
XII
|
1) De omvang van een op het Rijk of eene provincie rustende onderhoudsplicht moet niet in den legger worden opgenomen.
1. Aldus opgemaakt door Burgemeester en Wethouders der gemeente den ..........................
19...
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
(Onderteekeningen)
2. Burgemeester en Wethouders der gemeente.......... verklaren, dat aan de voorschriften
van de artikelen 3, 4 en 5 van het Wegenleggerbesluit is voldaan, dat tegen het ontwerp gedurende den daarvoor
aangegeven tijd geene bezwaren/bezwaren zijn ingebracht, en dat de stukken, bedoeld
in art. 4 van het Wegenleggerbesluit op den 19... aan Gedeputeerde Staten van ......................
zijn toegezonden.
.........................., den .......................... 19...
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
(Onderteekeningen)
3. Ongewijzigd/In rood gewijzigd vastgesteld door Gedeputeerde Staten van ..........................
bij besluit van .......................... (nadat aan de artikelen 6, 7 en 8 van het Wegenleggerbesluit is voldaan).
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
(Onderteekeningen)
4. Burgemeester en Wethouders der gemeente .................. verklaren, dat de vaststelling
van dezen legger op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter openbare kennis is
gebracht, met mededeeling, dat de legger op ..................... op de gemeentesecretarie
voor een ieder ter inzage zal worden gelegd, en dat daarvan gelijktijdig mededeeling
is gedaan aan den Commissaris der Koningin in de provincie.............
.........................., den .......................... 19...
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
(Onderteekeningen)
5. In blauw gewijzigd ingevolge Koninklijk(e) besluit(en) van ......
De Gedeputeerde Staten van ................
(Onderteekeningen)
-
1 Tot den legger behoort een overzichtskaart op geen kleinere schaal dan van 1 op 25
000, waarop de wegen met hun nommers zijn aangewezen. Voor zoover de bruggen in den
legger onder een afzonderlijk nommer zijn genoemd, worden ook die bruggen met hare
nommers op de kaart aangegeven. Voor de overzichtskaart wordt gebruikt eene van Rijkswege
uitgegeven topografische kaart, voor zoover deze op de voorgeschreven schaal bestaat.
-
2 De overzichtskaart wordt op de achterzijde gewaarmerkt: "Behoort tot het ontwerp-legger
van de gemeente .........., ingevolge de Wegenwet door Burgemeester en Wethouders dier gemeente opgemaakt den .......... 19..........
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
(Onderteekeningen)"
-
3 Nadat Gedeputeerde Staten den legger hebben vastgesteld, waarmerken zij de kaart
op de achterzijde aldus:
"Behoort tot den legger van de gemeente .........., ingevolge de Wegenwet vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van .......... van .......... 19..........
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
(Onderteekeningen)"
-
1 Het ontwerp van den legger, waartoe het ontwerp van de in artikel 2 bedoelde overzichtskaart behoort, wordt door Burgemeester en Wethouders in tweevoud
opgemaakt. Alvorens een exemplaar ter inzage wordt gelegd, wordt op de achterzijde
van de beide exemplaren van het ontwerp een ondertekende verklaring gesteld, als in
de eerste plaats aangegeven op de laatste bladzijde van het model bedoeld in artikel 1, en wordt op de achterzijde van beide exemplaren van de overzichtskaart een ondertekende
verklaring gesteld als bedoeld in het tweede lid van artikel 2.
-
4 Het van het verhandelde te houden verbaal wordt met de ingekomen zienswijzen, een
afschrift of afdruk van de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid van artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315), eene mededeeling van de wijze waarop die kennisgeving is geschied, een
exemplaar van de bladen, waarin de kennisgeving mocht zijn opgenomen, een lijst van
hen, aan wie volgens art. 5 een afschrift of afdruk is toegezonden, het advies van Burgemeester en Wethouders,
alsmede met het ontwerp van den legger door Burgemeester en Wethouders aan Gedeputeerde
Staten ingezonden, nadat door hen op de achterzijde van de beide exemplaren van het
ontwerp eene verklaring is gesteld, gedagteekend en onderteekend als in de tweede
plaats aangegeven op de laatste bladzijde van het model bedoeld in artikel 1.
-
1 Afschrift of afdruk van de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt door Burgemeester en Wethouders toegezonden aan:
-
I. de besturen van de waterschappen - waaronder hier en in de volgende artikelen worden
begrepen veenschappen en veenpolders -, welke volgens het ontwerp worden aangewezen
als het gezag, dat ingevolge art. 17 van de Wegenwet heeft te zorgen, dat een weg in goeden staat verkeert;
-
II. de betrokken spoorwegondernemingen, indien in het ontwerp toegangswegen naar stations,
als bedoeld in artikel 70 van de Spoorwegwet, zijn opgenomen;
-
III. hen, die in het kadaster voorkomen als rechthebbenden op de in het ontwerp opgenomen
wegen, op de zich daarin bevindende bruggen en duikers, en op de onder afzonderlijk
nommer opgenomen bruggen;
-
IV. hen, die volgens het ontwerp als onderhoudplichtigen of als verplicht om tot het onderhoud
bij te dragen worden aangewezen.
-
2 Toezending, in het tweede lid onder IV bedoeld, van een afschrift of afdruk van de
kennisgeving heeft niet plaats, wanneer de verplichting om te onderhouden of om tot
onderhoud bij te dragen op grondstukken rust. De toezending aan de personen, vermeld
onder IV, heeft niet plaats voor zooveel zij geen bekende woonplaats binnen het Rijk
in Europa hebben, met dien verstande echter, dat, wanneer degene, die geen bekende
woonplaats binnen het Rijk in Europa heeft, een hier te lande aan Burgemeester en
Wethouders bekende gemachtigde, die een aan dat college bekende woonplaats heeft,
heeft aangesteld, de kennisgeving aan dien gemachtigde geschiedt.
Indien Gedeputeerde Staten voornemens zijn de legger vast te stellen met afwijking
van het in artikel 3 bedoelde ontwerp, wordt het ontwerp van de legger alsmede een ontwerp van de wijzigingen
welke Gedeputeerde Staten zich voorstellen aan te brengen, voor een ieder ter inzage
gelegd tot de dag van de in het tweede lid van artikel 7 bedoelde zitting.
-
3 De zitting, bedoeld in het tweede lid, wordt niet gehouden eerder dan vier weken
en niet later dan acht weken na de datum, waarop het ontwerp van de legger, alsmede
het ontwerp van de wijzigingen, welke Gedeputeerde Staten zich voorstellen aan te
brengen, ter inzage zijn gelegd.
-
1 Indien Gedeputeerde Staten voornemens zijn de leggers vast te stellen met afwijking
van het in artikel 3 bedoelde ontwerp, geschiedt de kennisgeving bedoeld in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht, op verzoek van Gedeputeerde Staten, door de zorg van Burgemeester en Wethouders.
Zoodra de legger door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, stellen zij op de achterzijde
van de beide exemplaren van den legger eene door hen onderteekende verklaring als
in de derde plaats aangegeven op de laatste bladzijde van het model bedoeld in art.
1 en op de achterzijde van de beide exemplaren van de overzichtskaart eene door hen
onderteekende verklaring als bedoeld in artikel 2, derde lid.
Gedeputeerde Staten zenden na vaststelling van den legger, de beide exemplaren aan
Burgemeester en Wethouders der gemeente, die uitvoering geven aan artikel 37 eerste en tweede lid van de Wegenwet, en de beide exemplaren voorzien van eene gedagteekende en onderteekende verklaring
als in de vierde plaats aangegeven op de laatste bladzijde van het model bedoeld in
artikel 1. Een der exemplaren zenden Burgemeester en Wethouders daarna terug aan Gedeputeerde
Staten.
Indien bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak wordt beslist, dat in den legger
wijziging moet worden aangebracht, brengen Gedeputeerde Staten die wijziging in de
beide exemplaren van den legger in blauwe inkt aan en stellen op de achterzijde van
den legger eene door hen onderteekende verklaring als in de vijfde plaats aangegeven
op de laatste bladzijde van het model bedoeld in art. 1.
-
1 Indien wijziging van den legger, in de gevallen bedoeld in de artikelen 39, 40 en 41 van de Wegenwet, noodig is, worden de voorgenomen wijzigingen opgenomen in een Wijzigingslegger,
ingericht overeenkomstig het in artikel 1 vastgestelde model, met inachtneming van de volgende wijzigingen:
op de eerste bladzijde wordt in plaats van Legger vermeld Wijzigingslegger, waarbij wordt aangegeven of het de eerste, tweede, derde enz. wijzigingslegger van
de betrokken gemeente is;
kolom XII van het model krijgt tot opschrift: aanduiding van de reden tot wijziging.
-
2 Indien de wijziging geschiedt uitsluitend ter uitvoering van artikel 39 van de Wegenwet, wordt op de achterzijde van den wijzigingslegger alleen vermeld:
"Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van .......... bij besluit van .......... 19..........
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
(Onderteekeningen)"
-
3 Indien het betreft of, naast een wijziging als bedoeld in artikel 39 der Wegenwet, mede betreft een wijziging als bedoeld in art. 41, eerste lid, van de Wegenwet, wordt op de achterzijde van de wijzigingslegger alleen vermeld:
"Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van .......... bij besluit van .......... 19..........,
nadat het advies van Burgemeester en Wethouders der gemeente ..........
of) nadat het advies van het bestuur (de besturen) van .......... (naam van het waterschap
of de waterschappen)
of) nadat het advies van Burgemeester en Wethouders der gemeente .......... en van
het bestuur (de besturen) van .......... (naam van het waterschap of de waterschappen)
voorgeschreven in art. 41, eerste lid, van de Wegenwet, is ingewonnen. De Gedeputeerde Staten voornoemd,
(Onderteekeningen)"
-
4 Indien het betreft een wijziging als bedoeld in art. 41, tweede lid, van de Wegenwet, worden op de achterzijde van de wijzigingslegger dezelfde aanteekeningen geplaatst
als aangegeven op de laatste bladzijde van het in artikel 1 bedoelde model, met dien verstande, dat in de tweede op dat model aangegeven verklaring
van Burgemeester en Wethouders in plaats van de artikelen 3, 4 en 5 worden genoemd "de artikelen 3, 4 en 5 in verband met artikel 14" en in plaats van artikel 4 "artikel 4 in verband met artikel 12" in de eerste op dat model aangegeven verklaring van Gedeputeerde Staten in plaats
van "de artikelen 6, 7 en 8" wordt gesteld "de artikelen 6, 7 en 8 in verband met artikel 14", en in de derde op dat model aangegeven verklaring van Burgemeester en Wethouders
in plaats van "dezen legger" gesteld wordt: "deze wijziging van den legger" en in
plaats van "de legger": "de wijzigingslegger", terwijl voorts indien ingevolge artikel 41, tweede lid, van de Wegenwet, het ontwerp voor den wijzigingslegger wordt opgemaakt door Gedeputeerde Staten,
de eerste verklaring op het model aangegeven, wordt vervangen door het volgende:
"Aldus opgemaakt door Gedeputeerde Staten van .......... den .......... 19..........
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
(Onderteekeningen)"
-
5 De wijzigingen worden in de wijzigingslegger aangegeven door daarin te vermelden
de volledige nieuwe toestand van het desbetreffende nommer, zoals die na de wijziging
wordt, of indien het desbetreffende nommer in welonderscheiden delen is gesplitst,
door daarin te vermelden de volledige nieuwe toestand van het desbetreffende deel
van het betrokken nommer, zoals die na de wijziging wordt. Wanneer de wijziging de
invoeging van een nieuw nommer betreft, moet dit duidelijk worden aangegeven.
-
1 Indien wijziging van de tot den legger behoorende overzichtskaart noodig is, wordt
bij den wijzigingslegger gevoegd een kaart op dezelfde schaal als de bij den legger
behoorende overzichtskaart, waarvoor eene van Rijkswege uitgegeven topografische kaart
wordt gebruikt, voor zoover deze op de voorgeschreven schaal bestaat, waarop de wijziging
duidelijk is aangegeven. Deze kaart wordt op de achterzijde gewaarmerkt:
"Behoort tot het ontwerp voor den .......... wijzigingslegger van de gemeente ..........
ingevolge de Wegenwet opgemaakt door Burgemeester en Wethouders der gemeente .......... den ..........
19... Burgemeester en Wethouders voornoemd,
(Onderteekeningen)"
of indien het ontwerp door Gedeputeerde Staten is opgemaakt:
"Behoort tot het ontwerp voor den .......... wijzigingslegger van de gemeente ..........
ingevolge de Wegenwet opgemaakt door Gedeputeerde Staten van .........., den .......... 19... De Gedeputeerde Staten van ..........
(Onderteekeningen)"
-
2 Nadat Gedeputeerde Staten den wijzigingslegger hebben vastgesteld, waarmerken zij
de alsdan tot den wijzigingslegger behoorende kaart aldus:
"Behoort tot den wijzigingslegger van de gemeente .......... ingevolge de Wegenwet vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van .......... van .......... 19...
De Gedeputeerde Staten van ..........
(Onderteekeningen)"
Voor het aanbrengen van wijzigingen van den legger ingevolge artikel 41, tweede lid, van de Wegenwet, zijn de artikelen 3 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing, waarbij er rekening mee moet worden gehouden, dat
hetgeen in die artikelen wordt bepaald ten aanzien van het ontwerp van den legger
en de door Gedeputeerde Staten voorgenomen wijzigingen in dat ontwerp, geldt voor
het ontwerp-wijzigingslegger en de door Gedeputeerde Staten voorgenomen wijzigingen
in laatstbedoeld ontwerp,
het ontwerp in plaats van door Burgemeester en Wethouders ook door Gedeputeerde Staten
in tweevoud kan worden opgemaakt,
voor de onderteekende verklaringen en mededeelingen door Burgemeester en Wethouders
en Gedeputeerde Staten op de stukken te stellen, in de plaats komen die, bedoeld in
de artikelen 12 en 13,
de toezending van de kennisgevingen, als bedoeld in het eerste lid van artikel 5 geschiedt aan de besturen van de waterschappen, indien de voorgenomen wijzigingen
betrekking hebben op wegen, voor welke zij volgens den bestaanden legger of volgens
het ontwerp-wijzigingslegger aangewezen worden als het gezag, dat volgens artikel 17 van de Wegenwet heeft te zorgen, dat een weg in goeden staat verkeert, aan de betrokken spoorwegondernemingen,
indien de voorgenomen wijzigingen betrekking hebben op toegangswegen naar stations,
als bedoeld bij artikel 70 der Spoorwegwet, aan hen, die in het kadaster voorkomen als rechthebbenden op wegen, op de zich daarin
bevindende bruggen en duikers, en op de onder afzonderlijk nommer opgenomen bruggen,
een en ander voor zoover de voorgenomen wijzigingen daarop betrekking hebben, en,
met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van artikel 5, aan hen, die volgens den bestaanden legger of volgens het ontwerp-wijzigingslegger
als onderhoudplichtigen of als verplicht om tot het onderhoud bij te dragen, worden
aangewezen, indien ten opzichte van hunne verplichtingen wijziging in het ontwerp-wijzigingslegger
is opgenomen,
hetgeen volgens art. 11 geldt ten opzichte van den legger, geldt voor den wijzigingslegger.
Zoodra en voor zoover de in een wijzigingslegger opgenomen wijzigingen bij eindbeslissing
zijn vastgesteld of gehandhaafd, teekenen Gedeputeerde Staten die wijzigingen aan
in den legger met verwijzing naar den wijzigingslegger. Aan ieder van de twee exemplaren
van den legger wordt een exemplaar van den wijzigingslegger, die dan deel uitmaakt
van den legger, gehecht, alsmede afschrift of uittreksel van de wet, het besluit,
de overeenkomst of het vonnis, welke tot wijziging aanleiding gaven.
-
1 Indien ingevolge artikel 41, tweede lid, van de Wegenwet voor het door Burgemeester en Wethouders of door Gedeputeerde Staten op te maken
ontwerp in de plaats treedt een verzoek van een of meer belanghebbenden tot wijziging
van den legger, dan vinden de bepalingen van artikelen 12, vierde lid, 14 en 15 overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat, indien het verzoek niet in tweevoud
is ingezonden, Gedeputeerde Staten een door hen gewaarmerkt afschrift of afdruk van
het verzoek bijvoegen, terwijl zij op beide stukken op de eerste bladzijde aanteekenen:
"..........ste (de) Wijzigingslegger". Overigens wordt bij de toepassing van evenbedoelde
bepalingen het verzoek gelijkgesteld met een door Burgemeester en Wethouders opgemaakt
ontwerp-wijzigingslegger.
-
2 Indien bij een verzoek, gedaan ingevolge artikel 41, tweede lid, van de Wegenwet, een kaart is gevoegd, wordt, indien deze in één exemplaar is ingezonden, een door
Gedeputeerde Staten gewaarmerkt copie daarvan door hen bijgevoegd en worden beide
exemplaren door Gedeputeerde Staten gewaarmerkt: "Behoort bij het verzoek van ..........
te .......... van .......... 19... (of: ingekomen den .......... 19...) tot wijziging
van den legger van de gemeente .........."
-
3 Wanneer Gedeputeerde Staten den wijzigingslegger naar aanleiding van het verzoek
hebben vastgesteld, wordt de alsdan tot den wijzigingslegger behoorende kaart door
hen aldus gewaarmerkt:
"Behoort tot den .......... Wijzigingslegger van de gemeente .......... ingevolge
de Wegenwet vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van .......... van .......... 19...
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
(Onderteekeningen)"
Dit besluit treedt in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip.
Dit besluit kan worden aangehaald onder den titel "Wegenleggerbesluit".