In haar prioriteringsbeleid hanteert de Inspectie twee criteria op basis waarvan zij
handhavingsverzoeken en signalen over mogelijke overtredingen beoordeelt:
Aan de hand van deze twee criteria bepaalt de Inspectie haar prioriteiten.
Hieronder een nadere toelichting van de hierboven gestelde prioriteiten:
AD 1: Wat is ernst en de omvang van de overtreding?
In het Handhavingsbeleid Experiment Gesloten Coffeeshopketen Inspectie Justitie en Veiligheid zijn de normen die binnen het toezichts- en handhavingsbereik van de Inspectie vallen,
ingedeeld in zwaartecategorie 1, 2 en 3. Deze categorisering vormt een belangrijk
handvat voor het vaststellen van de ernst van de overtreding. Daarnaast wordt bezien
aan de hand van de omstandigheden van het geval, voor zover dit blijkt uit het signaal
of het verzoek, in hoeverre de geslotenheid van de keten (mogelijk) in het geding
is gekomen of zou kunnen komen. Daarnaast kan het aantal (potentiële) overtredingen
een rol spelen.
AD 2: Is een optreden van de Inspectie doelmatig en doeltreffend?
Bij dit punt kijkt de Inspectie of een signaal voldoende concreet is om effectief
op te kunnen treden. Maar ook in hoeverre de Inspectie de juiste partij is om bij
een bepaald misstand op te treden. Heeft de Inspectie hiervoor de passende bevoegdheden
en capaciteit? Staat de capaciteit die nodig is om de misstand aan te pakken in redelijke
verhouding met wat het op gaat leveren? Leidt de interventie die de Inspectie kan
doen tot het oplossen van het probleem? Of is sprake van een flagrante overtreding
die de kern van het experiment raakt, waardoor conform het Toezichts- en Handhavingsarrangement
EGC (alleen) strafrechtelijke interventie aan de orde is?
De toepassing van de criteria laat onverlet dat er op enig moment ook minder prioritair
geachte onderzoeken alsnog opgestart kunnen worden als de Inspectie dat noodzakelijk
acht.