Erfbelasting, toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956

[Regeling vervallen per 02-11-2016.]
[Regeling treedt (deels) in werking per 07-04-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010.]
Geraadpleegd op 07-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2012 en zichtdatum 05-07-2024.
Geldend van 01-01-2010 t/m 06-04-2012

Erfbelasting, toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 02-11-2016]

[Treedt in werking op 07-04-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

2. Gesplitste aankoop

[Regeling vervallen per 02-11-2016]

[Treedt in werking op 07-04-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3. Schuldigerkenningen uit vrijgevigheid

[Regeling vervallen per 02-11-2016]

[Treedt in werking op 07-04-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

4. Overdracht onder voorbehoud van huur

[Regeling vervallen per 02-11-2016]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2012, 7145, datum inwerkingtreding 07-04-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Bij de overdracht door een ouder van zijn woning aan een kind onder voorbehoud van een huurrecht, blijft artikel 10 van de Successiewet buiten toepassing als de ouder jaarlijks aan het kind een zakelijke huur heeft betaald die tenminste gelijk is aan 6% van de waarde van de woning in onbezwaarde staat. Als de overdracht al vóór 1 januari 2010 heeft plaatsgevonden, moet de huur al die tijd ten minste 6% van de waarde hebben bedragen. Het in onderdeel 3.1. vermelde wettelijke overgangsrecht is immers beperkt tot schuldigerkenningen. Deze beperking leidt tot een onevenwichtigheid in behandeling met huursituaties. Tijdens de parlementaire behandeling heb ik toegezegd een voorziening te treffen voor op 1 januari 2010 bestaande huursituaties1. Ik keur daarom het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur onder een voorwaarde goed dat artikel 10, derde lid, van de Successiewet buiten toepassing blijft bij een overdracht vóór 1 januari 2010 van een woning, onder voorbehoud van een huurrecht waarvan de huur minder is dan 6% van de waarde van de woning in onbezwaarde staat.

Voorwaarde

Voor deze goedkeuring geldt de voorwaarde dat bij de overdracht een huursom is overeengekomen, waarvan de betrokkenen in redelijkheid konden aannemen dat die huursom zakelijk was en dat dit tot het moment van het overlijden zo is gebleven.

De voor de hand liggende wijze van het zakelijk houden van de huursom is dat de huursom de trendmatige huurontwikkeling volgt. Hieraan is in ieder geval voldaan als de huur jaarlijks is aangepast aan de huurindexatie. Maar er zijn ook andere manieren om een huur zakelijk te houden, zoals een periodieke vaststelling van de zakelijke huur door een deskundige. Of de huur zakelijk was en ook zakelijk is gebleven, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval.

Ter voorkoming van misverstanden merk ik nog op dat voor huursituaties die op of na 1 januari 2010 zijn ontstaan, de wettelijke regeling geldt. In die gevallen geldt een huursom van 6% van de WOZ-waarde van de woning in onbezwaarde staat als voorwaarde om toepassing van artikel 10 van de Successiewet te voorkomen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2012, 7145, datum inwerkingtreding 07-04-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

5. Overgangsregeling voor overdrachten van woningen vóór 1 januari 2010

[Regeling vervallen per 02-11-2016]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2012, 7145, datum inwerkingtreding 07-04-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In de besluiten van 30 november 1964, nr. D4/8981 en 25 augustus 1980, nr. 280-11466, was een goedkeuring gegeven voor de toepassing van artikel 10 van de Successiewet. Die besluiten zijn ingetrokken bij besluit van 16 december 2009, nr. CPP2009/2357M. In mijn antwoorden van 18 oktober 2011, nr. DGB/2011/5072U, op Kamervragen van de leden Omtzigt en Ormel2, heb ik aangegeven alsnog overgangsrecht te treffen voor de intrekking van het besluit uit 1964. Ik keur daarom het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur onder voorwaarden goed dat voor de toepassing van artikel 10 van de Successiewet voor onroerende zaken die in gebruik zijn als woning wordt uitgegaan van de waarde van die woning op het tijdstip van de rechtshandeling(en) waarbij het genot is ontstaan, vermeerderd met de waardestijging van 1 januari 2010 tot de overlijdensdatum. De waardestijging vanaf het tijdstip van de rechtshandeling tot 1 januari 2010 wordt dus niet meegenomen in de grondslag van artikel 10 van de Successiewet.

Voorwaarden

Voor de goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:

  • Vanaf 2010 geldt voor de Successiewet voor woningen de WOZ-waardering (artikel 21, vijfde lid, van de Successiewet). Als waarde per 1 januari 2010 geldt de WOZ-waarde die voor het kalenderjaar 2010, met peildatum 1 januari 2009, voor de woning is vastgesteld.

  • Het genot waarop artikel 10 van de Successiewet betrekking heeft, is ontstaan vóór 1 januari 2010.

  • Als de waarde op het moment van overlijden lager is dan de waarde op 1 januari 2010, wordt de waarde op het moment van de rechtshandeling in aanmerking genomen. Als de waarde op het moment van overlijden lager is dan de waarde op het moment van de rechtshandeling geldt, op grond van de wet, de waarde op het moment van overlijden.

Toelichting

Het overgangsrecht geldt ook voor de gesplitste aankoop of de splitsing na aankoop van de volle eigendom van vóór 2010. Ook geldt het overgangsrecht voor de gevallen waarin het vruchtgebruik (voor of na 1 januari 2010) is omgezet in huur.

Hierna volgt een aantal voorbeelden over de systematiek. In alle gevallen geldt dat daarna nog rekening moet worden gehouden met het opgeofferd bedrag. Zie daarvoor onderdeel 2 van dit besluit.

Voorbeeld 1

Een ouder droeg zijn woning in 1990 over aan zijn kind onder voorbehoud van vruchtgebruik. De waarde in het economische verkeer van de volle eigendom van de woning was toen € 25.000. Op 1 januari 2010 was de WOZ-waarde € 100.000. De ouder overlijdt in 2020. De WOZ-waarde is dan € 140.000.

Door de goedkeuring wordt op grond van artikel 10 van de Successiewet de woning voor € 65.000 (de waarde ten tijde van de rechtshandeling plus de waardestijging vanaf 1 januari 2010) in aanmerking genomen. Buiten aanmerking blijft de waardestijging van 1990 tot 2010 van € 75.000 (€ 100.000 – € 25.000).

Voorbeeld 2

Een ouder droeg zijn woning in 1990 over aan zijn kind onder voorbehoud van vruchtgebruik. De waarde in het economische verkeer van de volle eigendom van de woning was toen € 25.000. Op 1 januari 2010 was de WOZ-waarde € 100.000. De ouder overlijdt in 2011, de WOZ-waarde is dan € 98.000.

Door de goedkeuring blijft de waardestijging van 1990 tot 2010 van € 75.000 (€ 100.000 – € 25.000) buiten beschouwing. De waarde kan door de overgangsregeling echter niet minder worden dan de waarde op het moment van de rechtshandeling. Voor artikel 10 van de Successiewet is de verkrijging € 25.000.

Voorbeeld 3

Als voorbeeld 2. Maar de ouder heeft voor of na 1 januari 2010 afstand gedaan van het vruchtgebruik en is de woning van het kind gaan huren. De uitkomst blijft hetzelfde. De betaling door het kind voor de verkrijging van het vruchtgebruik, verhoogt zijn opgeofferd bedrag.

Voorbeeld 4

Een ouder droeg zijn woning in 2008 over aan zijn kind onder voorbehoud van vruchtgebruik. De waarde in het economische verkeer van de volle eigendom van de woning was toen € 110.000. Op 1 januari 2010 was de WOZ-waarde € 100.000. De ouder overlijdt in 2011, de WOZ-waarde is dan € 98.000.

Op grond van artikel 10 is de verkrijging € 98.000.

Ambtshalve vermindering

Als een aanslag erfbelasting onherroepelijk vaststaat, is het besluit van 16 december 2010, nr. DGB2010/6799M, van toepassing. Een belanghebbende kan verzoeken de overgangsregeling alsnog toe te passen en zijn aanslag ambtshalve te verminderen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2012, 7145, datum inwerkingtreding 07-04-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

6. De invloed van verbeteringen

[Regeling vervallen per 02-11-2016]

[Treedt in werking op 07-04-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

7. Ingetrokken regeling

[Regeling vervallen per 02-11-2016]

[Treedt in werking op 07-04-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

8. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 02-11-2016]

[Treedt in werking op 07-04-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 4 april 2012

De

staatssecretaris

van Financiën,

F.H.H. Weekers

  1. Kamerstukken I 2009/10, 31 930, nr. F, blz. 15. ^ [1]
  2. Kamerstukken II 2011/12, Aanhangsel 342. ^ [2]
Naar boven