3.1. Verrekeningsmethode
[Regeling vervallen per 03-05-2023]
De door Nederland afgesloten belastingverdragen kennen een (grotendeels) autonome regeling van de door Nederland te verlenen belastingvermindering
volgens de verrekeningsmethode. Voor de verrekeningstechniek wordt in beginsel dus
niet verwezen naar de nationale wetgeving (het Besluit voorkoming dubbele belasting). Alleen in de omschrijving van de zogenoemde tweede limiet komt in veel (recentere)
verdragen een formulering voor als ‘het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend
indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen
van het inkomen zouden zijn geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse
wetgeving zijn vrijgesteld’.
Wet IB 2001
Net als bij de vrijstellingsmethode met autonome regeling geldt ook voor de in de
verdragen opgenomen verrekeningsmethode met (grotendeels) autonome regeling dat deze
niet direct aansluit bij de opzet en terminologie van de drie inkomensboxen in de
Wet IB 2001. Voor de verdragen moet een vertaalslag plaatsvinden om voor belastingplichtigen
in de inkomstenbelasting de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting volgens
de verrekeningsmethode te bepalen.
Een redelijke wetstoepassing die recht doet aan doel en strekking van de verdragen
brengt naar mijn mening mee dat voor de bepaling van de tegemoetkoming ter voorkoming
van dubbele belasting onder de verdragen volgens de verrekeningsmethode, aansluiting
wordt gezocht bij de verrekeningstechniek uit het BVDB 2001. Hierbij is van belang dat de grotendeels autonome regeling onder de verdragen in
grote lijnen overeenkomt met de systematiek die Nederland hanteert in de eenzijdige
regeling van 1 januari 1990 tot en met 31 december 2000: het BVDB 1989. Waar in voor
de belastingplichtige ongunstige zin werd afgeweken van het BVDB 1989, werd dit, net
als bij de vrijstellingsmethode, in een aantal gevallen gelijk getrokken door middel
van goedkeurend beleid (zie hierna). Ten slotte is in het BVDB 2001 een regeling voor verrekening getroffen die direct aansluit bij de Wet IB 2001.
Het bij de verrekening onder de belastingverdragen toepassen van de bepalingen van
het BVDB 2001 betekent dat de verrekening per box afzonderlijk wordt bepaald. Het heeft ook, in
afwijking van de formulering in de meeste belastingverdragen, tot gevolg dat als noemerinkomen
kan worden uitgegaan van het noemerinkomen zoals deze is geformuleerd in de verrekeningsbepalingen
van het BVDB 2001. Hiermee wordt voorkomen dat bij de toepassing van de gezamenlijke methode onder
omstandigheden verschillende noemerinkomens van toepassing kunnen zijn.
Voor de duidelijkheid wil ik nog eens benadrukken dat de vraag of de verrekeningsmethode
van toepassing is en welk bedrag aan buitenlandse bronbelasting voor verrekening in
aanmerking komt, niet wordt beheerst door het BVDB 2001, maar door de bepalingen in de belastingverdragen.
Zo is voor inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) behoudens de verrekening van buitenlandse
bronbelasting op tot het inkomen uit aanmerkelijk belang behorende dividenden, geen
andere voorkomingsregeling in het BVDB 2001 opgenomen. Veel verdragen bevatten een specifieke bepaling (artikel 13 of 14, vijfde lid) volgens welke onder bepaalde omstandigheden en gedurende een bepaalde termijn (vijf-
of tienjaarstermijn, nationaliteit etc.) het heffingsrecht over de vervreemdingswinst
van aandelen of winstbewijzen in een lichaam met een in aandelen verdeeld kapitaal
dat inwoner is van het andere land, ter heffing is toegewezen aan het andere land.
In het voorkomingsartikel van het verdrag kan vervolgens zijn geregeld dat Nederland
– bij een persoon die inwoner is van Nederland met een aanmerkelijk belang in een
buitenlandse vennootschap – voor deze voordelen voorkoming verleent op basis van de
verrekeningsmethode. Voor de bepaling van de omvang van de te verlenen verrekening
kan dan de regeling van artikel 19, tweede lid, BVDB 2001 in samenhang met het vijfde en zesde lid, worden gebruikt.
Voor bijvoorbeeld box 3-inkomsten betekent de aansluiting op het BVDB 2001 dat met betrekking tot de verrekening van buitenlandse bronbelasting, in afwijking
van de formulering in de verdragen, geen tweede limiet wordt toegepast. In plaats
daarvan is de te verrekenen buitenlandse bronbelasting voor vermogensbestanddelen
die in box 3 vallen, beperkt tot de belasting in box 3.
Wet VPB 1969
Voor de vennootschapsbelasting bestaat de noemer van de verrekeningsbreuk op grond
van artikel 36, vijfde lid, BVDB 2001 in samenhang met artikel 33, vierde lid, BVDB 2001 met ingang van 1 januari 2005 uit het belastbare bedrag in de zin van artikel 7, eerste lid, Wet VPB 1969. Om zoveel mogelijk uniformiteit in de voorkomingssystematiek te verkrijgen keur
ik voor zover nodig goed dat met ingang van 1 januari 2005 ook onder alle belastingverdragen
wordt uitgegaan van het noemerinkomen van artikel 33, vierde lid, BVDB 2001.