9. De uitvoering van de beschikking van de Minister van Justitie
[Regeling vervallen per 01-06-2011]
Het IRC begint uiterlijk twee weken na ontvangst van de beschikking van AIRS met de
uitvoering daarvan. Dit begin van uitvoering bestaat uit het betekenen van de beschikking
aan de opgeëiste persoon.
Hierbij moeten drie situaties worden onderscheiden:
1. De opgeëiste persoon bevindt zich in uitleveringsdetentie.
In dat geval wordt de beschikking hem in handen gesteld in het Huis van Bewaring
of de Penitentiaire Inrichting waar hij zich bevindt. Het IRC zorgt voor tijdige verlenging
van de detentie (artikel 38, derde lid, onder d Uw).
2. Tegen de opgeëiste persoon is een bevel bewaring of gevangenneming verleend, maar
dit bevel is (onder voorwaarden) geschorst.
Bij deze categorie opgeëiste personen die niet zijn gedetineerd, is artikel 56 Uw van belang. Op grond van dit artikel herleeft een geschorst bevel tot vrijheidsbeneming
van rechtswege zodra de officier van justitie in kennis is gesteld van de beslissing
van de Minister van Justitie waarbij de uitlevering is toegestaan. Dit betekent dat
een opgeëiste persoon niet meer in de gelegenheid zal worden gesteld zichzelf te melden,
maar steeds onmiddellijk dient te worden aangehouden. Slechts in uitzonderlijke situaties kan hiervan worden afgeweken; de officier van
justitie zal in deze gevallen contact opnemen met AIRS.
3. De opgeëiste persoon bevindt zich niet in uitleveringsdetentie; evenmin is er sprake
van een geschorst bevel.
Voor de feitelijke uitlevering van deze categorie – overigens een minderheid van
alle uitleveringszaken – is artikel 40 Uw gewijzigd. De verzoekende staat wordt door het IRC op de dag van aanhouding van de opgeëiste
persoon via het LIRC van de aanhouding in kennis gesteld, opdat deze meteen de noodzakelijke
vluchten kan boeken voor de opsporingsambtenaren die de opgeëiste persoon komen ophalen.
Bij de kennisgeving van aanhouding geeft het IRC aan dat de opgeëiste persoon binnen
zes dagen moet worden opgehaald. Voor zover dit niet haalbaar is, zal – door de verzoekende
staat – in elk geval binnen zes dagen uitsluitsel moeten worden gegeven over de termijn
waarop de uitlevering wel kan worden gerealiseerd. Hiertoe is van belang dat de detentie
slechts door de rechtbank kan worden verlengd, en wel wanneer de uitlevering door
bijzondere omstandigheden niet binnen de termijn van 6 dagen heeft kunnen plaatsvinden.
In zowel de onder 2 en 3 omschreven situaties zal de betekening van de beschikking
aan de politie moeten worden opgedragen, aangezien de opgeëiste persoon direct bij
betekening dient te worden aangehouden.
Daarnaast dient de nationale signalering van de opgeëiste persoon (als de detentie
geschorst was) te worden omgezet van ‘opsporen verblijfplaats’ naar ‘opsporing en
aanhouding ter fine van uitlevering’.
AIRS zendt aan het IRC een extra afschrift van de beschikking, opdat het IRC onverwijld
na aanhouding van de opgeëiste persoon de advocaat van de beschikking in kennis kan
stellen.