Bijlage 1. Eisen civiele explosieven opsporingsbedrijven en opruimers explosieven
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
1. Inleiding
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
Conform het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999 (verder: Bijdragebesluit 1999) kunnen opsporingswerkzaamheden van explosieven zowel
door personeel aangewezen door het Ministerie van Defensie (EOD) als door civiele
explosieven opsporingsbedrijven worden uitgevoerd.
De werkzaamheden verbonden aan de ruiming van explosieven blijven voorbehouden aan
door het ministerie van Defensie als zodanig aangewezen personeel. De ruimingswerkzaamheden
door personeel van Defensie maken het voor Defensie noodzakelijk voor dit personeel
veilige omstandigheden te waarborgen. Daarom, alsmede in het kader van de openbare
orde en veiligheid, dienen aan civiele explosieven opsporingsbedrijven eisen te worden
gesteld.
2. Uitvoering
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van opsporings- en ruimingswerkzaamheden
ligt op het niveau van de lokale autoriteiten. De burgemeester als verantwoordelijke
voor openbare orde en veiligheid dient voor de uitvoering van de opsporing- sen ruimingswerkzaamheden
toestemming te verlenen.
Indien is voldaan aan de eisen van deze regeling, kunnen civiele explosieven opsporingsbedrijven
met toestemming van de lokale autoriteiten opsporingswerkzaamheden uitvoeren. Deze
werkzaamheden zijn vastgelegd in een werkplan.
2.1. Opdrachtverlening
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
De opdrachtgever (gemeente) is verantwoordelijk voor het geven van toestemming voor
de opsporings- en ruimwerkzaamheden. Binnen de context van het Bijdragebesluit is
de ruiming van explosieven voorbehouden aan de EOD.
2.2. Wet Wapens en Munitie
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
Het civiele explosieven opsporingsbedrijf respectievelijk de opruimer explosieven
dient te beschikken over de voor de opsporingswerkzaamheden verplichte erkenning,
ontheffing of verlof, bedoeld in de Wet wapens en munitie.
De Wet Wapens en Munitie geeft het kader waarbinnen men (al dan niet) wapens en munitie voorhanden mag hebben,
vervoeren, transformeren, etcetera. Op grond van artikel 3a van deze wet gelden de wettelijke verboden niet voor de krijgsmacht, voorzover de minister van
Defensie dit bij regeling heeft bepaald. Die regeling kan ook betrekking hebben op
personen die werkzaam zijn voor de krijgsmacht, zonder dat die personen daarvan deel
uitmaken.
Explosieven zullen doorgaans worden aangemerkt als wapens van categorie II van artikel 2 van de Wet Wapens en Munitie, ten aanzien waarvan het uitgangspunt is dat zij in beginsel niet in handen van particulieren
mogen komen. De minister van Justitie heeft echter de mogelijkheid ontheffing of vrijstelling
van wettelijke verboden te verlenen in de in artikel 4 van deze wet genoemde gevallen. Daarnaast kan door de korpschefs in de politieregio een erkenning
worden verleend voor de in artikel 9 van de Wet Wapens en Munitie genoemde handelingen met wapens of munitie, onder andere transformeren. Tenslotte
biedt artikel 28 van die wet de korpschef de mogelijkheid een 'verlof tot het voorhanden hebben' te verlenen.
Die mogelijkheid is echter beperkt tot wapens en munitie van categorie III.
Een bevoegdheidsdocument op grond van de Wet wapens en munitie is niet vereist zolang de wapens of de munitie niet voorhanden worden gehouden. Het
begrip 'voorhanden hebben' vereist dat de desbetreffende persoon zich bewust is van
het feit dat hij over een (onderdeel van een) wapen of munitie kan beschikken en dat
hij een zekere mate van zeggenschap heeft over het wapen of de munitie. Door het uitgraven
en het - in afwachting van ruiming door de EOD - beveiligd opslaan van (onderdelen
van) explosieven en munitie wordt de feitelijke macht verkregen over deze voorwerpen
en heeft men derhalve wapens en / of munitie voorhanden, hetgeen zonder een daartoe
strekkende vrijstelling, ontheffing of verlof verboden is.
Mede gelet op het restrictieve uitgangspunt van de wet ten aanzien van het voorhanden
hebben van categorie II-wapens en -munitie door particulieren, zal er vooralsnog -
vooruitlopend op een fundamenteel onderzoek naar de mogelijke risico's in het kader
van de evaluatie van het bijdragebesluit - terughoudend worden omgegaan met het verlenen
van vrijstellingen, ontheffingen en verloven voor het voorhanden hebben van (onderdelen
van) wapens en munitie ten behoeve van het verrichten van opsporingswerkzaamheden.
2.3. Arbo-wet
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
De Arbeidsomstandighedenwet legt iedere werkgever de verplichting op zorg te dragen voor zodanige (arbeids)omstandigheden
dat de werkzaamheden (in casu de opsporings- en ruimingswerkzaamheden) voor het betrokken
personeel en de omgeving veilig en in goede orde kunnen worden uitgevoerd. Binnen
de Arbo-wetgeving zijn de regels duidelijk met betrekking tot het omgaan met gevaarlijke
stoffen in het algemeen en met betrekking tot explosieve stoffen in het bijzonder.
Deze regels/richtlijnen en wetgeving zijn van toepassing op alle civiele explosieven
opsporingsbedrijven
2.4. Vooronderzoek
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
Tot het vooronderzoek behoren alle activiteiten ter vaststelling van de noodzaak om
tot opsporing of ruiming over te gaan. Het vooronderzoek moet leiden tot een positief
dan wel negatief advies. In het kader van het Bijdragebesluit 1999 ligt de beoordeling voor een positief/negatief advies bij de EOD. Indien het vooronderzoek
wordt uitgevoerd door een civiel explosieven opsporingsbedrijf dient gedetailleerd
te worden aangegeven op grond waarvan men tot een positief/negatief advies is gekomen.
2.5. Opsporingswerkzaamheden
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
Onder opsporingswerkzaamheden worden de activiteiten detecteren (vaststellen van de
aanwezigheid van een voorwerp op of onder het maaiveld) en lokaliseren (vaststellen
van de exacte ligplaats van een voorwerp, dat op of onder het maaiveld is gedetecteerd)
verstaan. Opsporingswerkzaamheden kunnen worden onderverdeeld in oppervlakte- en dieptedetectie.
2.5.1. Oppervlaktedetectie
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
Onder oppervlaktedetectie wordt verstaan het met behulp van detectieapparatuur afzoeken
van de bovenlaag, waarbij significante uitslagen worden uitgegraven. Door het mogelijk
direct in contact komen met aanwezige explosieven, alsmede de noodzaak tot identificatie
daarvan, dienen kwalitatief hoge eisen te worden gesteld aan het personeel belast
met deze werkzaamheden.
Daar de ruiming van explosieven is voorbehouden aan de EOD dienen de werkzaamheden
in het kader van oppervlaktedetectie vooraf te worden aangemeld bij de EOD, waarna
in overleg de procedure wordt vastgesteld om aangetroffen explosieven te ruimen.
2.5.2. Dieptedetectie
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
Onder dieptedetectie wordt verstaan het met behulp van dieptedetectieapparatuur volgens
een vooraf vastgesteld plan vaststellen of zich onder het maaiveld (vermoedelijk)
explosieven bevinden.
Daar de ruiming van explosieven is voorbehouden aan de EOD worden de uitkomsten van
de opsporing vastgelegd in een opleveringsprotocol dat wordt overhandigd aan de EOD.
Indien een (vermoedelijk) explosief is gelokaliseerd kan de benadering, onder toezicht
van de EOD, met ondersteuning van civieltechnische bedrijven worden uitgevoerd.
2.6. Ruimingswerkzaamheden
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
Onder ruimingswerkzaamheden wordt verstaan het (nadat tijdens opsporingswerkzaamheden
een (vermoedelijk) explosief is aangetroffen), benaderen, identificeren, veiligstellen
(demonteren,) en afvoeren c.q. vernietigen van een aangetroffen explosief. De ruimingswerkzaamheden
zijn voorbehouden aan de EOD van het ministerie van Defensie.
Schematische onderverdeling uitvoering:
Actie
|
Activiteiten
|
Actoren
|
Opmerking
|
Vooronderzoek
|
(Historisch) vooronderzoek
|
EOD;
|
|
|
Projectvoorbereiding
|
Civiele explosieven opsporingsbedrijven
|
|
|
Plan van Aanpak
|
|
|
|
VMG-projectplan
|
|
|
|
Werkplan
|
|
|
Opsporen
|
Detecteren
|
EOD;
|
Vooraf overleg met EOD
|
Oppervlaktedetectie
|
Uitgraven
|
Civiele explosieven opsporingsbedrijven
|
|
|
Identificeren
|
|
|
Dieptedetectie
|
Lokaliseren
|
EOD;
|
Overdracht opsporingswerkzaamheden via overdrachtsprotocol
|
|
|
Civiele explosieven opsporingsbedrijven
|
|
|
|
|
|
Ruimen
|
Benaderen
|
EOD
|
Eventueel met civieltechnische ondersteuning
|
|
(Nader) identificeren
|
|
|
|
Veiligstellen
|
|
|
|
Demonteren
|
|
|
|
Afvoeren
|
|
|
|
Vernietigen
|
|
|
2.7. Te stellen eisen aan de opsporingswerkzaamheden
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
In verband met de veiligheid van het uitvoerend personeel en de Openbare Orde en Veiligheid
worden de volgende eisen gesteld:
-
- Uitvoering volgens vastgestelde normen en eisen (paragraaf 3)
-
- Vakbekwaamheid (paragraaf 4)
-
- Instrumentarium (paragraaf 5)
-
- Overleg ( paragraaf 6)
-
- Opsporings- en ruimprotocollen (opgenomen in bijlage 2)
3. Uitvoering volgens vastgestelde normen en eisen
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
Momenteel kunnen bedrijven gecertificeerd worden op verschillende gebieden zoals kwaliteitszorg
(ISO 9001; ISO 9002), veiligheidszorg (ISRS) en veiligheidsbeheerssysteem (VCA*; VCA
Certificering vindt plaats na evaluatie door een auditor van een onafhankelijke instantie,
bijvoorbeeld door DNV (Det Norske Veritas), Lloyds, Veritas of Kema. Voor civiele
explosieven opsporingsbedrijven die opsporingswerkzaamheden verrichten geldt dat zij
minimaal dienen te voldoen aan de Veiligheids Checklist Aannemers** (VCA**) ongeacht
de grootte van het bedrijf. De algemene certificering (twee sterren) geeft aan dat
het bedrijf voldoet aan een aantal onderwerpen die de structurele opzet van een veiligheidsorganisatie
binnen een onderneming garanderen. Binnen het Ministerie van Defensie wordt het ISRS
(International Safety and Rating System) toegepast voor munitie verwerkende bedrijven.
Niveau 7 binnen het ISRS garandeert eveneens een structurele opzet van een veiligheidszorg
systeem.
4. Vakbekwaamheid
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
In internationaal verband wordt gewerkt met minimale eisen waaraan personeel moet
voldoen dat werkzaam is op het gebied van de opsporing en ruiming van explosieven.
Deze minimale eisen zijn neergelegd in STANAG 2389 (Minimum Standards of Proficiency
for Trained Explosive Ordnance Disposal Personnel). In aansluiting op deze basisvaardigheden
worden aanvullende cursussen gevolgd. Omdat de STANAG vrij algemene eisen stelt zijn
deze voor de Koninklijke Landmacht vertaald in concrete eindleerdoelen voor de volgende
functionarissen:
De zoeker explosieven is na een opleidingsperiode van circa 2 weken in staat om computerondersteunde
dieptedetectie uit te voeren. Ook kan betrokkene de verkregen meetgegevens bewerken.
De assistent opruimer explosieven, die een basis opleiding heeft als munitietechnicus
(circa 9 maanden), is na een opleidingsperiode van circa 6 maanden als assistent opruimer
explosieven, in staat om als 2e man in een ruimingsploeg explosieven te detecteren,
te lokaliseren, te benaderen, te identificeren, veilig te stellen of te vernietigen.
De opruimer explosieven, die een ervaringsopbouw heeft van tenminste 4 jaren als assistent
opruimer explosieven, is in staat om als 1e man leiding te geven aan een ruimploeg
en alle voorkomende werkzaamheden als ruimploeg uit te voeren.
Vooralsnog worden voor civiele explosieven opsporingsbedrijven twee verschillende
opleidingsniveaus onderkend en gehanteerd. Het hoogste niveau is een functionaris
die in staat moet zijn om verkenning uit te voeren en, aan de hand van de verkregen
meetresultaten, in staat moet zijn om de gemeente te adviseren wat eventuele vervolgactiviteiten
zouden kunnen zijn. Hij dient tevens in staat te zijn om middels een opleveringsprotocol
de opsporingswerkzaamheden over te dragen aan de EOD voor het uitvoeren van de ruimingswerkzaamheden.
Daarnaast moet hij in staat zijn om oppervlaktedetectie uit te voeren, significante
uitslagen uit te graven en vast te stellen om welk explosief het gaat. Tevens moet
hij in staat zijn de noodzakelijke maatregelen te treffen in afwachting van de ruiming
door EOD. Hiervoor dienen alleen functionarissen aangewezen te worden die het opleidingsniveau
opruimer explosieven hebben.
Het tweede opleidingsniveau is het niveau voor een uitvoerende functionaris. De functionaris
moet in staat zijn de hem opgedragen werkzaamheden uit te voeren. Hiervoor wordt het
opleidingsniveau zoeker explosieven gehanteerd.
5. Instrumentarium
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
5.1. Algemeen
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
De detectieapparatuur moet voldoen aan de huidige stand van de techniek en aan internationaal
gehanteerde technische eisen. Aan de hand van een technische beschrijving van de detectieapparatuur
moeten de maximaal haalbare meetresultaten worden onderbouwd. Bovendien dient registratie
plaats te vinden van de instellingen en het gebruik van de detectieapparatuur.
5.2. Overige algemene kwaliteitseisen voor de inzet van detectieapparatuur
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
-
a. Controle op de juiste instellingen en werking van het systeem en registratie hiervan:
voor, tijdens en na gebruik.
-
b. Minimaal een onderhouds- en inspectieregistratie op geschiktheid van de apparatuur.
-
c. Minimaal aanwezig een calibratiecertificaat (met einde duur geldigheid calibratie).
Overige apparatuur die wordt ingezet voor de opsporing van explosieven moet aan de
bovenvermelde eisen voldoen. Daarnaast dienen maatregelen te zijn genomen ter beveiliging
van machines waarvan gebruik wordt gemaakt voor bijvoorbeeld grondverzet of het plaatsen
van meetbuizen in de directe omgeving van een vermoedelijk aanwezig explosief.
5.3. Gebruik van machines
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
De beveiliging van deze machines omvat 3 categorieën:
5.3.1. Niet beveiligde machines
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
Deze categorie omvat normale handelsmachines waarop geen wijzigingen of aanvullingen
ter beveiliging zijn aangebracht.
5.3.2. Bouwmachines Categorie I
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
5.3.3. Bouwmachines Categorie II
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
-
a. Machines voor het werken op aanwijzingen van een opruimer explosieven als er kans
bestaat op het exploderen van een niet ingesloten explosief met een hoeveelheid springstof
groter dan 1 kg en een gerede kans op scherfwerking.
-
b. De beveiliging bestaat uit:
-
- De naar de graafbak gerichte ruiten zijn voorzien van 33 mm Lexguard materiaal. Deze
voorziening kan zijn aangebracht door de ruiten te vervangen of door het aanbrengen
van een voorzetruit. Indien voorzetruiten worden toegepast, dienen de originele ruiten
te zijn vervangen door 8 mm Lexan materiaal.
-
- De overige ruiten zijn vervangen door 8 mm Lexan materiaal.
-
- Het dak van de machine is bekleed met 40 mm multiplex watervaste bouwplaat.
-
- De staalvlakken die naar de graafbak zijn gericht, zijn voorzien van 7 mm staalplaat
en 40 mm multiplex watervaste bouwplaat.
-
- De cabine is vervaardigd van of wordt beschermd door staalplaat met een minimale dikte
van 7 mm met daarop 40 mm multiplex watervaste bouwplaat.
-
- De cabine is voorzien van opdekdeuren.
-
- De cabine is verankerd op de machine.
6. Overleg
[Regeling vervallen per 29-12-2006 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2006]
Het voorgaande geeft het kader waarin civiele explosieven opsporingsbedrijven kunnen
opereren. De gemeenten en betrokken andere partijen zoals de EOD en de civiele explosieven
opsporingsbedrijven, overleggen regelmatig over werkwijzen en knelpunten in de opsporings-
en ruimingswerkzaamheden.