Dit besluit is een herziene versie van het besluit van 12 oktober 1982, nr. 282-12955.
Het besluit is herzien in verband met de vervanging van de gulden door de euro per
1 januari 2002. In punt 2 zijn de tot 1 januari 2002 geldende bedragen vermeld in
twee noten. In de noten bij de vervallen punten 1 en 7 wordt gerefereerd aan de herziening
van de daar genoemde besluiten per 1 januari 2002.
-
1. (Vervallen)
-
2. Sinds 1 januari 1979 is in artikel 11, eerste lid, onderdeel v, van de Wet op de omzetbelasting
1968 voor de bijkomstige activiteiten van onder meer sportverenigingen, die dienen
ter verkrijging van financiële steun, een vrijstelling opgenomen. Deze vrijstelling
bedraagt € 68.067 per jaar voor leveringen en € 31.765 per jaar voor diensten door
sportverenigingen.
Voor de levering van goederen, zoals speldjes, lepeltjes en glazen, kan thans gebruik
worden gemaakt van de grens van € 68.067 van genoemd artikel 11, lid 1, onderdeel
v.
Voor diensten (b.v. fancyfairs en bingoavonden) kan gebruik worden gemaakt van de
in dat artikel vermelde grens van € 31.765. Ook entreegelden en sportsponsoring (waaronder
begrepen het gelegenheid geven tot het plaatsen van reclameborden en shirtreclame)
kunnen hieronder worden gerangschikt.
Voor zover nodig, wordt er nog de aandacht op gevestigd dat het verstrekken van goederen
door de sponsor, zoals schoenen en trainingspakken, in beginsel ook (mede) leidt (en
leidde) tot heffing van omzetbelasting over de daaraan toe te kennen waarde.
-
3. Het in enig jaar overschrijden van de in punt 2 genoemde grenzen brengt met zich
dat de vereniging voor de desbetreffende prestaties in de heffing van omzetbelasting
dient te worden betrokken. Indien men echter als gevolg van bijzondere eenmalige omstandigheden
één of meer van die grenzen overschrijdt, dan kan daarin aanleiding worden gevonden
de heffing in dat jaar achterwege te laten. In andere gevallen van overschrijding
kan de heffing van omzetbelasting in het desbetreffende jaar eveneens achterwege blijven
indien de overschrijding redelijkerwijs niet te voorzien was. Indien in een dergelijk
geval echter het volgende jaar zich opnieuw een overschrijding voordoet, dan dient
in dat jaar in elk geval heffing plaats te vinden.
Indien achteraf blijkt dat prestaties ten onrechte in de heffing zijn betrokken, omdat
de meerbedoelde grenzen niet werden overschreden, kan een verzoek om teruggaaf worden
gedaan bij de inspecteur. Als facturen met berekening van omzetbelasting zijn uitgereikt,
dan dienen er verbeterde facturen te worden uitgereikt alvorens daarvoor teruggaaf
wordt verleend.
-
4. Veel van de hier bedoelde sportverenigingen verstrekken ook bladen aan de leden met
informatie over de activiteiten van de vereniging. Ten aanzien van ledenbladen, waarvan
de informatieverstrekking een bijkomstige activiteit is in de totaliteit van het verlenen
van diensten aan leden, kan heffing van omzetbelasting achterwege blijven. Dit geldt
ook voor incidentele losse verkoop aan niet-leden. Voorwaarde hiervoor is, dat wordt
afgezien van aftrek van de terzake betrekking hebbende voorbelasting. Eenzelfde standpunt
kan worden ingenomen ten aanzien van het opnemen van advertenties in die bladen.
-
5. Een aantal van de vorenbedoelde sportverenigingen en de afdelingen van de KNVB verrichten
tevens prestaties met betrekking tot de sporttotalisator. Ten aanzien van die prestaties
kan, evenals in het verleden geschiedde, heffing van omzetbelasting achterwege blijven.
Voor die prestaties kan dan uiteraard ook geen aanspraak op aftrek van voorbelasting
worden gemaakt.
Ter zake van de wederverkoop van loten, zoals loten voor de Grote-Clubactie of krasloten,
worden sportverenigingen, wier fondswervende prestaties, op grond van artikel 11,
lid 1, onderdeel v, van de Wet van omzetbelasting zijn vrijgesteld, ongeacht de omvang
van de hiermee behaalde opbrengst, niet in de heffing van omzetbelasting betrokken,
mits terzake geen voorbelasting in aftrek wordt gebracht. De opbrengst van de wederverkoop
van deze loten blijft ook buiten beschouwing bij de beoordeling of de omzetgrens voor
fondswervende prestaties door de desbetreffende sportvereniging wordt overschreden.
-
6. Binnen de georganiseerde sportwereld (d.w.z. de in verenigingsverband georganiseerde
takken van sport) worden sportcursussen verzorgd. Het gaat hierbij om de door (regionale
afdelingen van) sportbonden jegens de bij hen aangesloten sportverenigingen en de
door sportverenigingen jegens hun leden verzorgde sportcursussen. Deze cursussen zijn
onder te verdelen in sporttechnische en niet-sporttechnische cursussen.
Sporttechnische cursussen zijn gericht op het bijbrengen of het op peil houden van
kennis en vaardigheden met betrekking tot het lesgeven en leidinggeven aan sportbeoefenaren
in de functie van trainer, coach, leraar of instructeur. Afhankelijk van het niveau
van deze cursussen kan het hierbij gaan om cursussen voor in de sportwereld werkzame
vrijwilligers en (semi-)professionals.
De niet-sporttechnische cursussen zijn gericht op het bijbrengen of het op peil houden
van kennis en vaardigheden betreffende de vervulling van de overige met sportbeoefening
verband houdende functies, zoals scheidsrechter, jurylid, wedstrijdorganisator, materiaalbeheerder,
bestuurslid van een sportvereniging e.d. Deze cursussen kunnen een specifiek karakter
dragen, d.w.z. dat de inhoud van deze cursussen betrekking heeft op de uitoefening
van een specifieke functie binnen een bepaalde tak van sport. Het is echter ook mogelijk
dat deze cursussen ten doel hebben meer algemene (d.w.z. ook buiten de sportwereld
aan te wenden) kennis en vaardigheden bij te brengen c.q. op peil te houden; dit is
het geval bij managements-, marketing-, bestuurderskader-, sponsoring- en dergelijke
cursussen. De niet-sporttechnische cursussen worden zowel aan vrijwilligers als aan
(semi-)professionals gegeven.
De provinciale sportraden en de zogenoemde sportstimulerings-organisaties, alsmede
de NFWS (de Nationale Federatie van Werkers in de Sport) verzorgen ten behoeve van
de in de georganiseerde sportwereld werkzame vrijwilligers en (semi) professionals
vergelijkbare cursussen.
Een deel van de onderhavige cursussen is als een kortdurende beroepsopleiding in de
zin van artikel 8, lid 1, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
te beschouwen en is als zodanig vrijgesteld van omzetbelasting. Het gaat hier om de
opleidingen voor binnen de sportwereld werkzame professionals, zoals de opleiding
tot golf-, tennis- en zwemleraar, en tot coach betaald voetbal.
De cursussen voor de binnen de sportwereld werkzame vrijwilligers zijn in principe
niet als een beroepsopleiding te beschouwen. Ten aanzien van de aan semi-professionele
functionarissen gegeven cursussen is in een aantal gevallen eveneens twijfel mogelijk.
Gelet op de binnen de georganiseerde sportwereld bestaande situatie, wordt vooralsnog
goedgekeurd dat zowel de sporttechnische als de niet-sporttechnische cursussen die
worden gegeven aan de binnen de georganiseerde sportwereld werkzame vrijwilligers
en semi-professionals buiten de heffing blijven, op voorwaarde dat wordt afgezien
van aftrek van de terzake betrekking hebbende voorbelasting. Deze goedkeuring geldt
zowel voor de door de sportbonden en -verenigingen verzorgde cursussen als voor de
door de provinciale sportraden, de sport-stimuleringsorganisaties en de NFWS aangeboden
cursussen
-
7. (Vervallen).