Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024

[Regeling treedt (deels) in werking per 04-06-2024 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2023.]
Geraadpleegd op 27-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 13-03-2024 en zichtdatum 19-06-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m 03-06-2024

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 mei 2024, nr. WJZ/44448983 (26116), houdende de vaststelling van een nieuw financieel handboek voor de regionale publieke media-instellingen en de RPO (Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2.172, derde lid, en 2.173a, derde lid, van de Mediawet 2008;

Besluit:

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 17455, datum inwerkingtreding 04-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.

Artikel 1. Vaststelling Handboek verantwoording

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Op de jaarrekeningen van de regionale publieke media-instellingen en de RPO is de bij deze regeling gevoegde bijlage van toepassing.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 17455, datum inwerkingtreding 04-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.

Artikel 2. Intrekking oude verantwoordingsregeling

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 2021 wordt ingetrokken, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de verantwoording over het jaar 2022.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 17455, datum inwerkingtreding 04-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 17455, datum inwerkingtreding 04-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.

Artikel 4. Citeertitel

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 17455, datum inwerkingtreding 04-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

F.Q. Gräper-van Koolwijk

Bijlage bij de Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Handboek financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024

1. Inleiding

1.1. Ministeriële regeling

Dit Handboek financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024, bijlage bij de Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024 (hierna: Handboek), is een ministeriële regeling op grond van de artikelen 2.172, derde lid, en 2.173a, derde lid, van de Mediawet 2008. Deze wettelijke grondslag maakt mogelijk om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen over de inhoud en inrichting van de jaarrekening van de regionale publieke media-instellingen en de RPO.

Dit Handboek vervangt het vorige Handboek van 22 februari 2021 en is van toepassing met ingang van het boekjaar 2023. Voor de leesbaarheid wordt in dit Handboek met ‘publieke media-instelling’ bedoeld: de regionale publieke media-instellingen en de RPO. Indien een regel alleen voor een van de regionale publieke media-instellingen en/of de RPO van toepassing is, wordt dit expliciet vermeld.

De doelstelling van de voorschriften en Modellen van het Handboek is drieledig. Het Handboek:

  • 1. streeft naar onderling vergelijkbare jaarverslaggeving van de regionale publieke media-instellingen;

  • 2. houdt rekening met het specifieke karakter van de regionale publieke media-instellingen;

  • 3. informeert over wet- en regelgeving die relevant is voor de verklaring van de accountant bij de jaarrekening van de regionale publieke media-instellingen.

1.2. Kader

Op de financiële verantwoording van de regionale publieke media-instellingen zijn naast het Handboek de regels van toepassing die zijn opgenomen in:

Op grond van de artikelen 2.172, eerste lid, en 2.173a, derde lid, van de Mediawet 2008, is Titel 9 Boek 2 BW van toepassing op de regionale publieke media-instellingen en de RPO, met dien verstande dat zij de winst- en verliesrekening vervangen door een exploitatierekening. Op de exploitatierekening zijn de bepalingen omtrent de winst- en verliesrekening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Bij toepassing van de omvangscriteria volgens de artikelen 2:396 en 2:397 BW dient het begrip netto-omzet te worden geïnterpreteerd als de totale baten (inclusief subsidies en/of projectsubsidie en bijdragen van derden) van de publieke media-instelling.

De controleplicht is voor alle publieke media-instellingen van toepassing op de wijze zoals die in artikel 2:393 BW is geregeld, ongeacht de omvang van de publieke media-instelling. Voorts dienen de publieke media-instellingen een bestuursverslag op te stellen in overeenstemming met hetgeen hieromtrent is opgenomen in artikel 2:391 BW, die verenigbaar is met de jaarrekening.

Wanneer sprake is van afwijkingen tussen Titel 9 Boek 2 BW, het Handboek en de RJ, dan weegt Titel 9 Boek 2 BW het zwaarst, vervolgens het Handboek -in zijn hoedanigheid van onderdeel van een ministeriële regeling- en daarna de RJ.1 Het Handboek hanteert hierbij het uitgangspunt dat het geen mogelijkheden wil uitsluiten, die op basis van Titel 9 Boek 2 BW mogelijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan de keuzemogelijkheid ten aanzien van de grondslag voor de waardering van een actief en een passief, waarbij de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en de actuele waarde in aanmerking komen (artikel 2:384, eerste lid, BW). Het Handboek sluit hierop aan en wil niet zonder meer een van deze mogelijkheden negeren.

Het Handboek vormt, evenals de RJ, een nadere invulling van Titel 9 Boek 2 BW. Het Handboek bevat voorschriften die inhoudelijk kunnen afwijken van de RJ, omdat ze meer of minder ruimte bieden dan de RJ. Drie voorbeelden dienen ter illustratie van de relatie tussen de RJ en het Handboek. Stel dat de RJ ten aanzien van een specifieke actiefpost twee waarderingsmethoden bieden, dan kan het Handboek voorschrijven dat uitsluitend één van deze methoden is toegestaan. Een tweede voorbeeld is dat het Handboek beide methoden van de richtlijnen uitsluit en een andere (derde) methode voorschrijft. Een derde voorbeeld is dat het Handboek voorschriften stelt die de richtlijnen nader verdiepen, bijvoorbeeld door het stellen van concrete afschrijvingspercentages met betrekking tot de specifieke actiefpost.

1.3. Informatie

Conform artikel 2.173a, tweede lid, Mediawet 2008 zenden de regionale publieke media-instellingen jaarlijks voor 1 mei de jaarrekening aan het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat).

Jaarrekening

De jaarrekening bevat minimaal de volgende onderdelen:

  • 1. een balans met toelichting (Model I);

  • 2. een exploitatierekening met toelichting (Model II);

  • 3. een kasstroomoverzicht (Model III);

  • 4. een aanvullende toelichting bij de balans en exploitatierekening (Model IV ten behoeve van exploitatierekening);

  • 5. een toelichting op de nevenactiviteiten per cluster (Model VI);

  • 6. een toelichting op sponsorbijdragen en bijdragen van derden (Model VII);

  • 7. een toelichting op bartering-contracten (Model VIII);

  • 8. een verklaring governance en interne beheersing (Model IX); en

  • 9. een verklaring integriteit van bestuurders en werknemers (Model X).

Daarnaast voegt het bestuur aan de jaarrekening toe:

  • het bestuursverslag (inclusief de verklaring volgens Model IX); en

  • de ‘overige gegevens’ zoals genoemd in artikel 2:392 BW, met inachtneming van hetgeen bepaald is in het vijfde lid van genoemd artikel.

Met betrekking tot de jaarrekening zijn het controleprotocol en het Model controleverklaring opgenomen in de bijlagen van dit Handboek.

Aanvullende informatie

De aanvullende informatie sluit aan bij de gepubliceerde jaarrekening en bestaat uit:

  • 1. een accountantsverslag;

  • 2. een management letter (indien van toepassing2);

  • 3. een financiële verantwoordingsdocumenten van gelieerde rechtspersonen (zie 1.4); en

  • 4. een schriftelijke toelichting waarin de maatregelen worden uiteengezet in geval van niet-kostendekkende nevenactiviteiten.

1.4. Betrokkenheid bij andere rechtspersoon

Publieke media-instellingen kunnen betrokken zijn bij andere rechtspersonen. Deze betreffen rechtspersonen waarin een publieke media-instelling een aanmerkelijk (financieel) belang heeft of waarop de publieke media-instelling een overwegende invloed uitoefent. Een publieke media-instelling is betrokken bij een rechtspersoon als bijvoorbeeld één of meer van de volgende aspecten, eventueel in onderlinge samenhang bezien, van toepassing zijn.

Deze opsomming van de aspecten is niet limitatief:

  • de publieke media-instelling heeft een belang verworven in een rechtspersoon om andere redenen dan het beleggen van overtollig vermogen;

  • de publieke media-instelling heeft op enigerlei wijze aanspraak op de door een rechtspersoon gegenereerde winst;

  • de publieke media-instelling is betrokken bij het ontstaan van een rechtspersoon;

  • in de doelomschrijving van een rechtspersoon wordt verwezen naar de behartiging van één of meer belangen van de publieke media-instelling;

  • een rechtspersoon voert een taak uit die voorheen door de publieke media-instelling werd uitgevoerd of door de publieke media-instelling als één van haar taken wordt gezien;

  • de publieke media-instelling heeft statutair of feitelijk invloed op de bestuurssamenstelling van een rechtspersoon of op de beslissingen van het bestuur van een rechtspersoon; of

  • de publieke media-instelling draagt op enigerlei wijze (al dan niet financieel) bij aan de financiering van de bedrijfsvoeringsmiddelen van een rechtspersoon.

De financiële bescheiden c.q. de jaarrekening van de bedoelde rechtspersonen, waarover de betreffende publieke media-instelling uit hoofde van haar betrokkenheid kan beschikken, worden gelijktijdig met de toezending van de jaarrekening van de publieke media-instelling naar het Commissariaat gestuurd.

Indien sprake is van duurzame kapitaaldeelname in een afzonderlijke rechtspersoon ten dienste van de eigen werkzaamheden van de publieke media-instelling zijn de betreffende bepalingen van artikel 2:24c BW inzake de zogenoemde ‘deelneming in een rechtspersoon’ van toepassing.

2. Jaarrekening

2.1. Inleiding

De jaarrekening van een publieke media-instelling wordt opgesteld in euro’s en bevat minimaal de onderdelen vermeld in 1.3. Dit hoofdstuk gaat nader in op:

  • de balans met toelichting (zie 2.2);

  • de exploitatierekening met toelichting (zie 2.3); en

  • het kasstroomoverzicht (zie 2.4).

De publieke media-instelling neemt alleen die posten in de voorgeschreven modellen op, die voor de betrokken instelling van toepassing zijn.

2.2. Balans met toelichting

De publieke media-instelling neemt in haar jaarrekening de balans op conform Model I. Met betrekking tot de waarderingsgrondslagen zijn in aanvulling op de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW de volgende regels van toepassing.

2.2.1. Materiële vaste Activa

Waarderingsgrondslag

Waardering van materiële vaste activa geschiedt overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW en de RJ op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs of actuele waarde onder aftrek van afschrijvingen. Ongerealiseerde waardemutaties dienen plaats te vinden via de balanspost Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa en mogen niet via de exploitatierekening lopen. Doel van deze verwerkingswijze is om de impact op de volatiliteit van de reserve voor media-aanbod te beperken. Een uitzondering hierop geldt voor de situatie dat de herwaarderingsreserve onvoldoende omvang heeft om een waardevermindering volledig op te vangen. In een dergelijke situatie dient de waardevermindering verwerkt te worden via de exploitatierekening, nadat eerst de herwaarderingsreserve is teruggebracht tot een nihil saldo. Duurzame waardeverminderingen worden dus bij het ontbreken van een herwaarderingsreserve verwerkt via de exploitatierekening.

Aanschaffingen boven het drempelbedrag (met ingang van 2021 € 2.500) worden geactiveerd Aanschaffingen tot en met € 2.500 komen direct ten laste van de exploitatierekening.

Ten aanzien van de onderdelen bedrijfsgebouwen en terreinen (zie 2.2.1.1); overige materiële vaste activa (zie 2.2.1.2) en vaste activa niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar (zie 2.2.1.3) geldt voor de afschrijvingspercentages dat deze percentages toezien op de nieuwe investeringen.

2.2.1.1. Bedrijfsgebouwen en terreinen

Waarderingsgrondslag

Bij waardering tegen actuele waarde wordt de bepaling van de actuele waarde voldoende regelmatig uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de boekwaarde niet aanzienlijk verschilt van de actuele waarde op balansdatum. De publieke media-instelling stelt bij waardering tegen actuele waarde in ieder geval elke drie jaar de actuele waarde vast.

Bij waardering op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs gelden de volgende afschrijvingsmethoden en -termijnen die in de onderstaande tabel worden weergegeven.

Tabel 1. Afschrijvingsmethoden bij waardering op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs

Activum

Afschrijvingstermijn

Afschrijvingsmethode

Terreinen

geen afschrijving

geen afschrijving

Bedrijfsgebouwen incl. facilitaire gebouwen

afschrijvingen in een termijn van 40 jaar op basis van de verkrijgings-/vervaardigingsprijs

lineaire afschrijving over de (resterende) afschrijvingstermijn

Aanpassing) pand: verbouwingskosten die een fundamentele wijziging in het gebruik van het pand tot gevolg hebben

afschrijving op gelijke wijze als bij bedrijfsgebouwen

afschrijving op gelijke wijze als bij bedrijfsgebouwen

(Aanpassing) pand: verbouwingskosten die geen fundamentele wijziging in het gebruik van het pand tot gevolg hebben

afschrijving in een termijn van 10 jaar

10% van de historische kosten

2.2.1.2. Overige materiële vaste activa

Waarderingsgrondslag

In geval van waardering op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs wordt op materiële vaste activa met beperkte gebruiksduur jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat op de verwachte toekomstige gebruiksduur is afgestemd. Het Handboek geeft een nadere duiding over de verwachte toekomstige gebruiksduur die is weergegeven in de onderstaande tabel. Het Handboek hanteert hierbij voor een aantal activacategorieën een bandbreedte. Het is vervolgens aan de regionale publieke media-instellingen om de gebruiksduur van het actief in te schatten en af te zetten tegen de bandbreedtes. Daarmee kan een herziening van de afschrijvingstermijnen dus verwerkt worden als schattingswijziging.

Tabel 2. Jaarlijkse afschrijvingspercentages overige materiële vaste activa

Overige materiële vaste activa

Jaarlijkse afschrijvingspercentage van de historische kostprijs

Inventaris en inrichting

20%

Facilitaire apparatuur

 

– contentgerelateerde hard- en software

20%

– overig

12,5%

Hardware en software

20%

Vervoermiddelen

 

– transportmiddelen

12,5%

– overig

20%

Technische installaties

6,67%

Zend- en energie-installaties

6,67%

2.2.1.3. Vaste activa niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar

Waarderingsgrondslag

Deze betreffen materiële vaste activa die niet dienstbaar zijn aan de publieke media-instelling en die ook niet meer zullen worden aangewend voor uitvoering van de mediataak. Te denken valt aan gebouwen die geheel of gedeeltelijk worden verhuurd aan derden of die duurzaam geheel of gedeeltelijk leegstand vertonen.

In geval van gebouwen die deels worden verhuurd of die deels leeg staan, moet zowel het verhuurde als het duurzaam leegstaande deel afzonderlijk verkoopbaar zijn of afzonderlijk door middel van een financiële lease aan anderen ter beschikking gesteld kunnen worden om als zelfstandige kasstroom-genererende eenheid te kunnen worden aangeduid. In dit geval is sprake van een vastgoedbelegging en is RJ 213 van toepassing.

Een actief dat niet meer aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar is, is niet gelijk aan een ‘buiten gebruik gesteld actief’. In geval van buiten gebruikstelling is RJ 212.501 van toepassing.

Toelichting

De toelichting geeft inzicht in de aard en omvang van bijzondere waardeverminderingen.

2.2.2. Financiële vaste activa

Hierbij gelden regels voor:

  • deelnemingen (zie 2.2.2.1); en

  • overige effecten (zie 2.2.2.2).

2.2.2.1. Deelnemingen

Toelichting

De toelichting geeft een overzicht van alle rechtspersonen waarbij een publieke media-instelling betrokken is en geeft inzicht in de aard van de rechtspersonen. Verder geeft het overzicht inzicht in het resultaat per deelneming. Het overzicht vermeldt de omvang van eventuele afwaarderingen en licht daarbij bijzondere afwaarderingen nader toe.

2.2.2.2. Overige effecten

Waarderingsgrondslag

Het gaat hierbij om effecten die bestemd zijn om duurzaam te worden aangehouden. Ongerealiseerde waardemutaties vinden plaats via de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ en mogen niet via de exploitatierekening verlopen om daarmee de impact op de volatiliteit van de reserve media aanbod te beperken. Een uitzondering hierop geldt voor de situatie dat de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ onvoldoende omvang heeft om een waardevermindering volledig op te vangen. In een dergelijke situatie wordt de waardevermindering verwerkt via de exploitatierekening nadat eerst de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ is teruggebracht tot een nihil saldo.

Toelichting

De toelichting vermeldt de marktwaarde van de ter beurze genoteerde effecten, ongeacht de toegepaste waarderingsgrondslag.

2.2.3. Vlottende Activa

Voor de volgende posten gelden aanvullende regels:

  • voorraden (zie 2.2.3.1);

  • effecten (zie 2.2.3.2); en

  • overlopende actiefpost pensioenpremies (zie 2.2.3.3).

2.2.3.1. Voorraden

Dit betreft voorschriften ten aanzien van zowel nog niet verspreid media-aanbod als herhalingen. Een overzicht specificeert het totaal van deze post naar nog te verspreiden media-aanbod. Het overzicht vermeldt de omvang van eventuele afwaarderingen en licht bijzondere afwaarderingen nader toe. In aanvulling hierop gelden de volgende regels.

2.2.3.1.1. Nog niet verspreid media-aanbod

Waarderingsgrondslag

Waardering van media-aanbod geschiedt tegen directe kosten. Onder de directe kosten vallen de personele kosten van eigen medewerkers en overige medewerkers, de facilitaire kosten en de overige programmakosten. Kosten die niet direct aan het programma zijn toe te rekenen (bijvoorbeeld die van de directie/programmaleiding en planning media-aanbod, netcoördinatie) maken deel uit van de organisatiekosten.

De waardering van media-aanbod wordt verminderd met de voor dit media-aanbod ontvangen bijdragen van derden. De bijdragen van derden betreffen bijdragen van commerciële sponsors en overige derden.

Gereed voor uitzending maar nog niet verspreid media-aanbod wordt op balansdatum individueel beoordeeld. Media-aanbod wordt volledig afgewaardeerd als er door de regionale publieke media-instelling definitief is besloten het media-aanbod niet te verspreiden.

Als twee jaar na de eerste voorraadwaardering nog geen beslissing is genomen ten aanzien van het verspreiden van media-aanbod, wordt het betreffende media-aanbod volledig afgewaardeerd. In specifieke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Het gaat dan om gevallen waarin wel voldoende zekerheid bestaat over de verspreiding van het media-aanbod, maar niet over het jaar waarin de verspreiding zal plaatsvinden of de verspreiding later dan twee jaar na aankoop of productie zal plaatsvinden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aankoop van (licenties voor) speelfilms en series die minimaal twee jaar na aankoop ingaan.

Toelichting

De toelichting licht afwijkingen toe, inclusief de waarde per speelfilm/serie e.d. De toelichting toont verder afzonderlijk de vermindering met de voor media-aanbod ontvangen bijdragen van derden. Voor het nog niet verspreide media-aanbod wordt per afzonderlijk media-aanbod de hoogte van de ontvangen bijdragen van derden gespecificeerd, waarbij ook de organisatie wordt vermeld die de bijdrage heeft verstrekt (Model VII).

2.2.3.1.2. Herhalingen

Waarderingsgrondslag

De directe kosten van media-aanbod worden toegerekend aan de eerste verspreiding van media-aanbod. Alleen indien op het moment van eerste verspreiding schriftelijk is vastgelegd dat dit media-aanbod daadwerkelijk herhaald zal worden én voor de herhaling bekostiging is vastgesteld, mag een deel van de directe kosten worden toegerekend aan de herhaling. Waardering van een herhaling geschiedt tegen maximaal het vastgestelde bekostigingsbedrag.

Deze kosten mogen niet worden toegerekend aan eventuele herhalingen van deze productie.

Alle herhalingen worden drie jaar na de eerste voorraadwaardering volledig afgewaardeerd.

Toelichting

De toelichting geeft inzicht in de aard en omvang van de afwaarderingen.

2.2.3.2. Effecten

Waarderingsgrondslag

Dit betreft effecten die niet duurzaam worden aangehouden, niet zijnde financiële instrumenten conform RJ 290 (zie 2.2.4). Ongerealiseerde waardemutaties vinden plaats via de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ en mogen niet via de exploitatierekening verlopen om daarmee de impact op de volatiliteit van de reserve media-aanbod te beperken.

Een uitzondering hierop geldt voor de situatie dat de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ onvoldoende omvang heeft om een waardevermindering volledig op te vangen. In een dergelijke situatie wordt de waardevermindering verwerkt via de exploitatierekening nadat eerst de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ is teruggebracht tot een nihil saldo.

Toelichting

De toelichting vermeldt de marktwaarde van de ter beurze genoteerde effecten.

2.2.3.3. Overlopende actiefpost pensioenpremies

Uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan de over die periode aan het pensioenfonds / bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde pensioenpremies. Als de op balansdatum reeds betaalde premies de verschuldigde premies overtreffen, wordt een overlopende actiefpost opgenomen voor zover sprake zal zijn van terugbetaling door het fonds of van verrekening met in de toekomst verschuldigde premies.

2.2.4. Eigen Vermogen

Een verloopoverzicht van elk afzonderlijk onderdeel van het Eigen Vermogen geeft inzicht in de mutaties.

2.2.4.1. Reserve voor media-aanbod

Waarderingsgrondslag

De reserve voor media-aanbod kan incidenteel een negatief saldo vertonen. In het volgende boekjaar wordt de negatieve reserve voor media-aanbod verrekend met het exploitatieresultaat van dat boekjaar. Indien dit exploitatieresultaat onvoldoende is voor volledige verrekening wordt het resterende negatieve saldo van de reserve voor media-aanbod afgeboekt van de algemene reserve.

Het totaal van de reserve voor media-aanbod in een kalenderjaar bedraagt niet meer dan 10 procent van de som de uitgaven. De uitgaven zijn het saldo som der bedrijfslasten. Indien het gereserveerde deel meer bedraagt dan 10 procent van de som der bedrijfslasten, wordt het surplus verantwoord als verschuldigd surplus reserve media-aanbod onder de kortlopende schulden.

Toelichting

De toelichting geeft inzicht in de aard en omvang van een eventuele negatieve reserve voor media-aanbod.

De toelichting geeft inzicht in de mutaties in de reserve voor media-aanbod gedurende het boekjaar. De bedragen die aan de exploitatierekening zijn toegevoegd (baten inzet reserve media aanbod) middels een onttrekking aan de reserve voor de verzorging van media-aanbod en de bedragen die via de resultaatverdeling aan de reserve media-aanbod worden toegevoegd of onttrokken (exploitatieresultaat na overdracht en belastingen) dienen duidelijk uit de specificatie van de reserve voor media-aanbod te blijken. In geval van onttrekking dienen de bedragen te zijn besteed aan de doelen waarvoor zij oorspronkelijk bestemd zijn (artikel 2.176 Mediawet 2008).

2.2.4.2. Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa

Positieve ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via een Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa. Dit geldt ook voor negatieve ongerealiseerde waardemutaties voor zover de herwaarderingsreserve die toelaat. Indien de herwaarderingsreserve niet beschikbaar is, verloopt een negatieve ongerealiseerde waardemutatie via de exploitatierekening.

2.2.4.3. Reserve Koersverschillen Beleggingen

Positieve ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via een Reserve Koersverschillen Beleggingen. Dit geldt ook voor negatieve ongerealiseerde waardemutaties, voor zover de reserve die toelaat. Indien de reserve niet beschikbaar is, verloopt een negatieve ongerealiseerde waardemutatie via de exploitatierekening.

2.2.4.4. Overige reserves

Waarderingsgrondslag

Het Handboek staat in aanvulling op de reserves, zoals beschreven in paragrafen 2.2.4.1 tot en met 2.2.4.3 van dit Handboek, uitsluitend reserves toe die in Titel 9 Boek 2 BW worden aangeduid als wettelijke reserves. Zie hiervoor artikel 2:373, vierde lid, BW. Voor deze wettelijke reserves zijn de waarderingsgrondslagen, zoals beschreven in Titel 9 Boek 2 BW en de RJ, van toepassing. Een uitzondering hierop betreft de algemene reserve, indien en voor zover die ultimo 2015 op de balans stond. Vanaf 1 januari 2016 is het echter niet toegestaan om dotaties te doen aan deze reserve.

Toelichting

Overige wettelijke reserves worden, indien van toepassing, in de toelichting nader gespecifieerd.

2.2.5. Voorzieningen

Dit Handboek bevat nadere regels ten aanzien van de volgende posten.

2.2.5.1. CAO Omroeppersoneel

Op grond van de CAO die van toepassing is voor het omroeppersoneel worden in ieder geval de volgende voorzieningen getroffen:

  • a. Jubileumvoorziening

    De jubileumvoorziening betreft een voorziening voor toekomstige jubileumuitkeringen. De voorziening betreft de contante waarde van de in de toekomst uit te keren jubileumuitkeringen. De berekening is gebaseerd op gedane toezeggingen, blijfkans en leeftijd.

  • b. Voorziening Loopbaantraject

    Deze voorziening wordt gevormd op grond van de cao voor het omroeppersoneel en wordt nominaal bepaald.

Toelichting

Een verloopoverzicht van iedere individuele voorziening (jubileumvoorziening, voorziening loopbaantraject) geeft inzicht in de dotaties, onttrekkingen en overige mutaties. Het doel van de voorziening wordt toegelicht.

2.2.6. Kortlopende schulden

2.2.6.1. Verschuldigd surplus reserve media-aanbod

Het gaat hierbij om overlopende passiva in verband met budget voor media-aanbod.

Waarderingsgrondslag

Indien een regionale publieke media-instelling de bedragen die voor de verzorging van media-aanbod ter beschikking zijn gesteld in een boekjaar niet volledig aan de realisatie van programmering heeft toegekend, worden die gereserveerd en toegevoegd aan de reserve voor media-aanbod (zie paragraaf 2.2.4.1). Indien de reserve voor media-aanbod de maximale omvang overschrijdt, wordt dit surplus teruggevorderd door het Commissariaat. Het surplus dient als ‘verschuldigde reserve media-aanbod’ te worden verantwoord onder de kortlopende schulden.

Toelichting

De regionale publieke media-instelling geeft bij de toelichting inzicht in het verloop van deze post.

2.2.6.2. Verschuldigde pensioenpremies

Uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan de over die periode aan het pensioenfonds/bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde pensioenpremies. Voor zover de verschuldigde premies op balansdatum nog niet zijn voldaan wordt hiervoor een verplichting opgenomen.

2.3. Exploitatierekening met toelichting

De publieke media-instelling neemt in haar jaarrekening de exploitatierekening op conform Model II. Daarbij geeft de publieke media-instelling inzicht in de herkomst van baten en lasten van de publieke media-instelling.

In de toelichting op de exploitatierekening conform Model IV blijken de afzonderlijke exploitaties van de instelling, gesplitst in media-aanbod, nevenactiviteiten en organisatiekosten. De posten worden conform de indeling van Modellen Va en Vb gerubriceerd. Daarbij is per post de aansluiting met de categoriale indeling vermeld.

2.3.1. Baten media-aanbod

Grondslagen

Onder baten media-aanbod wordt verstaan alle middelen vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) die voor de verzorging van media-aanbod beschikbaar zijn gesteld.

Toelichting

Bij deze post wordt onderscheid gemaakt tussen OCW ontvangen bekostiging, subsidies, en/of projectsubsidies en andere bijdragen. Deze posten worden afzonderlijk toegelicht. In de toelichting op de categoriale exploitatierekening conform Model IV blijken de afzonderlijke exploitaties van de instelling, gesplitst in media-aanbod, nevenactiviteiten en organisatiekosten. De posten in Model IV worden conform de indeling van Model Va gerubriceerd en sluiten (in totaal) aan met de categoriale indeling in Model II.

2.3.2. Directe kosten media-aanbod

Grondslagen

Uit de Mediawet volgt de verplichting dat de kosten van de verzorging van media-aanbod worden verantwoord door de regionale publieke media-instellingen. De directe kosten omvatten de personele kosten van eigen medewerkers en overige medewerkers, de facilitaire kosten en de overige programmakosten.

Toelichting

Onder directe kosten worden die kosten verstaan die samenhangen met de kernactiviteiten van de organisatie. Het gaat hierbij om activiteiten die gericht zijn op de voortbrenging van een of meerdere producten. Er is sprake van een product bij de regionale publieke media-instellingen, indien het onderdeel uitmaakt van het media-aanbod. Bij de regionale publieke media-instellingen wordt het media-aanbod namelijk beschouwd als een verzameling van verschillende producten.

Indien zich onder de directe kosten media-aanbod bijzondere posten bevinden die zich kwalificeren als frictiekosten conform de van toepassing zijnde Frictiekostenregeling regionale publieke media-instellingen 2016-2019 van OCW, worden aard en omvang van deze kostenposten separaat nader toegelicht.

2.3.3. Organisatiekosten

Grondslagen

Alle kosten van de regionale publieke media-instellingen die niet rechtstreeks samenhangen met de kernactiviteiten van de organisatie en dus verband houden met ondersteunende activiteiten, worden aangemerkt als organisatiekosten.

De organisatiekosten en de vergoeding ervan worden in een aparte kolom ingevuld (zie Model IV). De lasten media-aanbod en nevenactiviteiten bestaan dus alleen nog maar uit directe kosten. Op de laatste kostenregel ‘Toerekening organisatiekosten’ kunnen organisatiekosten toegerekend worden aan het media-aanbod en de nevenactiviteiten. De toerekening van de organisatiekosten dient plaats te vinden op bedrijfseconomische grondslagen. Deze grondslagen dienen te worden toegelicht.

De basis voor toerekening van organisatiekosten aan nevenactiviteiten is de kostprijs. Voor de toerekening van organisatiekosten worden de volgende organisatiekostensoorten onderscheiden:

  • personele organisatiekosten;

  • huisvestingskosten; en

  • overige algemene organisatiekosten.

Bij de toerekening van organisatiekosten aan nevenactiviteiten worden enkele van de in Model Vb gedefinieerde categorieën organisatiekosten uitgezonderd.

Dit betreft media specifieke overhead die ook voorheen niet is toegerekend aan nevenactiviteiten. Het betreft de rubrieken A2, A9, A10, B1 t/m B4 en dat deel van de onder rubriek C begrepen huisvestingskosten, die samenhangen met het gebruik van het bedrijfspand voor media specifieke activiteiten.

De hiervoor genoemde organisatiekostensoorten worden hierna toegelicht.

2.3.3.1. Personele organisatiekosten

Grondslagen

Voor de toerekening van de personele organisatiekosten wordt de opslagcalculatiemethode gehanteerd. Grondslag voor het opslagpercentage is de verhouding tussen de personele organisatiekosten, verminderd met de personele kosten in de uitzonderingsrubrieken, en de directe personele kosten, verhoogd met personele lasten in de uitzonderingsrubrieken.

Voorbeeld 1:

A: Totaal directe personele kosten € 100

Totaal personele organisatiekosten € 10

De opslag (A) voor de personele organisatiekosten is dan 10/100 = 10%

De nevenactiviteit heeft € 40 directe personele kosten. Hierop wordt opslag A toegepast. In dit voorbeeld is dat 10% van € 40 = € 4.

2.3.3.2. Huisvestingkosten

Grondslagen

De toerekening van de huisvestingskosten voor niet media-specifiek gebruik vindt plaats op basis van de door de nevenactiviteit of gebruikte vloeroppervlakte (m2).

Voorbeeld 2:

B: Totale vloeroppervlakte bedraagt 150m2

De nevenactiviteit gebruikt hiervan 15m2

De toerekening (B) voor de huisvestingskosten is dan 15/150 = 10%.

Totale huisvestingskosten bedragen € 100. Dan wordt de toerekening B toegepast. In dit voorbeeld is dat 10% van € 100 = € 10.

2.3.3.3. Overige algemene organisatiekosten

Grondslagen

Voor de toerekening van de overige algemene organisatiekosten wordt (conform de personele organisatiekosten) de opslagcalculatiemethode gehanteerd. Grondslag voor het opslagpercentage is de verhouding tussen de algemene organisatiekosten, verminderd met de overige kosten in de uitzonderingsrubrieken, en de directe overige algemene kosten verhoogd met de overige kosten in de uitzonderingsrubrieken.

Voorbeeld 3:

C: Totaal facilitaire kosten en overige directe kosten € 50

Totaal overige algemene organisatiekosten € 10

De opslag (C) voor de overige algemene organisatiekosten is dan 10/50 = 20%

De nevenactiviteit heeft € 15 directe facilitaire kosten en overige kosten. Hierop wordt opslag C toegepast. In dit voorbeeld is dat 20% van € 15 = € 3.

2.3.4. Lasten onafhankelijk product

Toelichting

Door de regionale publieke media-instellingen wordt in de toelichting een opgave verstrekt van de totale duur lasten, die samenhangen met de verzorging van media-aanbod dat bestaat uit Europese producties die kunnen worden aangemerkt als onafhankelijke productie als bedoeld in de artikelen 2.115 tot en met 2.121 van de Mediawet 2008.

2.3.5. Sponsorbijdragen en bijdragen van derden

Grondslag

Model II en IV schrijven voor dat in de exploitatierekening in aanvulling op de andere baten specifiek wordt gerapporteerd over de programmagebonden eigen bijdragen. Het gaat hierbij om inkomsten die direct gerelateerd zijn aan een specifiek programma.

Toelichting

Onder verwijzing naar de artikelen 2.106 tot en met 2.114 van de Mediawet 2008 wordt jaarlijks een gespecificeerd overzicht conform Model VII verstrekt van alle sponsorbijdragen en andere bijdragen van derden die in het boekjaar in de exploitatierekening zijn verantwoord voor de verspreiding van media-aanbod.

Sponsoring is het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een onderneming of een natuurlijke persoon, die zich gewoonlijk niet bezighoudt met de vervaardiging van mediadiensten of media-aanbod, ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van media-aanbod teneinde de verspreiding daarvan naar het algemene publiek of een deel daarvan te bevorderen of mogelijk te maken (artikel 1.1, eerste lid, Mediawet 2008).

Onder sponsoring van media-aanbod wordt niet verstaan het verstrekken van een bijdrage ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van media-aanbod door:

  • a. overheidsinstellingen en andere instellingen die geen particuliere onderneming uitoefenen;

  • b. de publieke media-instelling die het media-aanbod, waarvoor de bijdrage wordt verstrekt, verzorgt; of

  • c. de (co)producent die zich gewoonlijk bezighoudt met de vervaardiging van mediadiensten of media-aanbod en geheel of gedeeltelijk is belast met de productie van het media-aanbod waarvoor de bijdrage wordt verstrekt3.

Het overzicht conform Model VII wordt ook ingevuld voor het in de voorraad opgenomen, maar nog niet verspreid media-aanbod. Als laatste wordt het overzicht ook ingevuld voor de bijdragen voor verspreid media-aanbod die direct door een buitenproducent zijn ontvangen en niet door de publieke media-instelling die het media-aanbod heeft verzorgd.

Sponsorbijdragen en andere bijdragen van derden worden direct met de publieke media-instelling verrekend, zodat deze bijdragen als inkomsten in de exploitatierekening van de publieke media-instelling worden verantwoord. Het in mindering brengen van deze bijdragen op de kosten van verzorging van media-aanbod is niet toegestaan. Als bijdragen voor verzorgd media-aanbod toch direct zijn uitbetaald aan de buitenproducent en niet aan de publieke media-instelling die het media-aanbod heeft verspreid, dan blijft de publieke media-instelling verantwoordelijk voor de verantwoording van deze bijdragen in de toelichting op de jaarrekening.

2.3.6. Overige bedrijfsopbrengsten

Grondslag

De inkomsten uit hoofdactiviteiten, anders dan sponsoring, worden gerapporteerd via de post ‘Overige bedrijfsopbrengsten’.

Toelichting

De toelichting op de post ‘Overige bedrijfsopbrengsten’ dient inzicht te geven in de opbrengsten per cluster van hoofdactiviteiten, waarbij activiteiten van gelijke aard worden geclusterd.

Reclamebaten

Bij de reclamebaten wordt een toelichting gegeven naar de baten per media-typen radio/televisie/online. De baten worden onderscheiden naar de verkopende partij in Regionaal, Boven Regionaal en Landelijk. De baten worden verantwoord met aftrek van verleende kortingen (netto omzet), maar zonder saldering met verkoopkosten.

2.3.7. Bartering

Grondslagen

Na afloop van een boekjaar worden bartertransacties verantwoord in de exploitatierekening. Baten uit bartering dienen afzonderlijk te worden verantwoord in de exploitatierekening op basis van de geldelijke waarde van de ontvangen goederen of diensten. De lasten worden opgenomen onder de barterlasten in de exploitatierekening op basis van de geldelijke waarde van de geleverde goederen of diensten.

De omvang van de baten wordt bepaald op de reële waarde van de ontvangen zaken of diensten, vermeerderd of verminderd met eventuele ontvangen of betaalde liquide middelen of activa die op zeer korte termijn liquide te maken zijn4. Indien de reële waarde van de ontvangen zaken of diensten niet betrouwbaar kan worden bepaald, worden de baten bepaald op de reële waarde van de geruilde zaken of diensten, vermeerderd of verminderd met eventuele betaalde of ontvangen liquide middelen of activa die op zeer korte termijn liquide te maken zijn.

In de exploitatierekening worden de baten en lasten van alle bartertransacties verantwoord, ongeacht de aard en reële waarde van de bartertransactie. Voor de volledigheid wordt hierbij vermeld dat dit in tegenstelling is tot de RJ (RJ 270.108, RJ 270.108a), waarbij een bartertransactie met een gelijke aard en reële waarde niet wordt beschouwd als een transactie die een opbrengst genereert.

Toelichting

Bartering is te omschrijven als ruilhandel met gesloten beurzen tussen een publieke media-instelling en een externe contractpartij. Een belangrijke voorwaarde bij deze ruilhandel is dat de geleverde goederen of diensten ondanks de gelijke geldelijke waarde toch over en weer gefactureerd worden. De facturering is van belang in verband met zowel mediarechtelijke als belastingtechnische eisen. Het Commissariaat heeft hierover een beleidsbrief opgesteld, waarvan artikelen 48, 55, eerste lid, en 57c, eerste lid, Mediawet 1987 de grondslag vormden5. Hoewel de inhoud van deze artikelen inmiddels is opgenomen in nieuwe artikelen in de Mediawet 2008, is de beleidsbrief nog altijd relevant. In de financiële administratie dienen alle bartertransacties intracomptabel (dus verwerkt in het grootboek) te worden vastgelegd. Het is niet toegestaan om bartertransacties uitsluitend extracomptabel vast te leggen.

De hiervoor genoemde beleidsbrief van het Commissariaat schrijft de toepassing van een Model (‘Model Bartering Contracten’) voor als onderdeel van de additionele informatie. Dit Model wordt gebruikt als toelichting in de jaarrekening op de verantwoorde baten en/of lasten als gevolg van bartertransacties en is in dit Handboek opgenomen als Model VIII.

2.3.8. Nevenactiviteiten

Grondslagen

Voor nevenactiviteiten wordt altijd een gescheiden administratie gevoerd. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.135, eerste lid, Mediawet 2008 worden de inkomsten uit nevens activiteiten (waaronder inkomsten uit vermogen) aangewend voor de verzorging van media-aanbod van de publieke media-instelling. Dit betreft ook de gerealiseerde koerswinsten, ofwel het verschil tussen de verkoopopbrengst en de boekwaarde van financiële belangen in derden. Genomen koersverliezen kunnen eerst met gerealiseerde koerswinsten worden verrekend alvorens saldering baten en lasten plaatsvindt.

Toelichting

Het overzicht van Model VI wordt ingevuld voor ieder cluster van nevenactiviteiten conform de beleidsbrieven van het Commissariaat inzake clusterindeling nevenactiviteiten. Voor deelnemingen wordt een exploitatie per individuele activiteit (deelneming) aangeleverd. Dit geldt tevens voor (experimentele) nevenactiviteiten (zoals publiek-private samenwerkingsverbanden die kwalificeren als nevenactiviteit) die niet in één van de clusters zijn opgenomen.

Indien de exploitatie van een individuele nevenactiviteit in een boekjaar niet kostendekkend is, wordt deze nevenactiviteit separaat verantwoord. Daarbij dient tevens de volgende informatie per niet-kostendekkende nevenactiviteit te worden verstrekt:

  • de naam en omschrijving van de nevenactiviteit;

  • de startdatum van de nevenactiviteit; en

  • het exploitatieoverzicht van het huidig boekjaar.

De beleidsregels inzake nevenactiviteiten van het Commissariaat worden in dit kader gevolgd.

2.3.9. Opbrengsten dienstverlening

Toelichting

Indien de media-instelling opbrengsten genereert door het verlenen van diensten aan derden en de kosten die samenhangen met de verstrekte dienstverlening zijn opgenomen in de organisatiekosten, worden deze opbrengsten in Model IV verantwoord onder de overige bedrijfsopbrengsten in de kolom organisatiekosten.

2.3.10. Financieel resultaat

Toelichting

Het financiële resultaat wordt in de toelichting gespecificeerd conform het volgende overzicht:

 

Boekjaar

Voorgaand boekjaar

Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren

   

Rentebaten en inkomsten uit beleggingen

   

Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren

   

Gerealiseeerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten

   

Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten 6

   

Ongerealiseerde waardeverandering van materiële vaste activa7

   

Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)

   

2.3.11. Aantal fte

Toelichting

Het aantal medewerkers in Full Time Equivalent (hierna: fte) dat ultimo boekjaar in dienst is bij de publieke media-instelling wordt aangegeven in de toelichting conform Model II en Model IV. Dit geldt ook voor het gemiddelde aantal medewerkers in fte dat gedurende het boekjaar in dienst is geweest bij de publieke media-instelling. Ook het gemiddelde aantal fte wordt door de regionale publieke media-instelling aangegeven in Model IV en door de RPO in Model II.

2.3.12. Bezoldiging

Hierbij gelden regels in verband met:

2.3.12.1. Artikel 2:383 BW

Toelichting

In de toelichting van de jaarrekening wordt overeenkomstig artikel 2:383 BW opgave gedaan van de bezoldiging van de gezamenlijke bestuurders en gewezen bestuurders en, afzonderlijk, voor de gezamenlijke toezichthouders en gewezen toezichthouders. De bedragen worden in het boekjaar ten laste van de publieke media-instelling verantwoord. Op overeenkomstige wijze wordt afzonderlijk opgave gedaan van de bezoldiging van de gezamenlijke directieleden en gewezen directieleden.

2.3.12.2. WNT

Grondslag

De wijze waarop de bezoldiging wordt berekend, is overeenkomstig de berekeningswijze zoals deze is bepaald in WNT) die op 1 januari 2013 in werking is getreden. Volgens artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de WNT vallen de regionale publieke media-instellingen en de RPO onder het bezoldigingsmaximum en het openbaarmakingsregime.

Ook in het geval van een samenwerkingsomroep geldt artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de WNT voor de oude verenigingen die met elkaar zijn gefuseerd. Zij vallen namelijk ook onder de definitie van een regionale publieke media-instelling in de Mediawet 2008.

Ook indien dit niet het geval zou zijn, schrijft dit Handboek dwingend voor dat de oude verenigingen hun jaarverslaggeving inzake de bezoldiging opstellen zoals dit ook in de WNT is geregeld.

Voor nadere bepalingen omtrent de hoogte van het bezoldigingsmaximum en de berekening wordt verwezen naar de WNT, paragraaf 2.

Toelichting

In de financiële verantwoording wordt van iedere bestuurder (leidinggevende topfunctionaris inclusief degenen die op grond van hun voormalige functie nog vier jaar als topfunctionaris worden aangemerkt) de bezoldiging openbaar gemaakt conform de bepalingen in de WNT en conform het verantwoordingsmodel zoals beschikbaar op www.topinkomens.nl. Indien een bestuurder naast zijn besturende functie eveneens presentator is bij de media-instelling wordt de verdeling in de financiële verantwoording inzichtelijk gemaakt.

Indien een bestuurder (leidinggevende topfunctionaris inclusief degenen die op grond van hun voormalige functie nog vier jaar als topfunctionaris worden aangemerkt) meer bezoldiging heeft ontvangen dan het bezoldigingsmaximum zoals bepaald in de WNT, is het meerdere een onverschuldigde betaling.

Voor leden van raden van commissarissen en leden van raden van toezicht zijn specifieke bepalingen opgenomen in de WNT. Voor deze leden geldt eveneens het openbaarmakingsregime. Jaarlijks worden de bezoldigingen voor 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar gemeld.

Bij bezoldiging boven de norm van iedere reguliere functionaris (niet zijnde topfunctionaris) gelden aanvullende toelichtingsvereisten.

Instellingen die onder de reikwijdte van de WNT vallen én tevens bezoldigingsgegevens van bestuurders en toezichthouders openbaar moeten maken op grond van artikelen 2:383, eerste lid, en 2:383c BW kunnen er voor kiezen om de BW-verantwoording van bezoldigingsgegevens achterwege te laten. In dit Handboek is er voor gekozen om in deze situatie vermelding van bezoldigingsgegevens in het kader van Titel 9 Boek 2 BW achterwege te laten met als doel om overlap van gegevens te vermijden.

Voor meer actuele informatie wordt verwezen naar de site www.topinkomens.nl.

2.3.13. Vennootschapsbelasting

Toelichting

Voor zover een organisatie vennootschapsbelasting verantwoordt, wordt deze opgenomen in Model I8 en II van de jaarrekening. In Model IV is de verwerking afhankelijk van de oorsprong van het fiscaal belastbare resultaat.

2.4. Kasstroomoverzicht

De kasstromen worden conform Model III ingedeeld naar herkomst uit operationele activiteiten, investeringsactiviteiten en financieringsactiviteiten.

2.5. Bijzonderheden

Het gaat hierbij om ontwikkelingen die een significante invloed hebben op de hoogte van de omvang van balansposten, baten en lasten, evenals significante verschillen tussen enerzijds posten van de exploitatierekening en anderzijds de begroting. De bijzonderheden die zich in het boekjaar hebben voorgedaan, worden tekstueel toegelicht in de jaarrekening op een zodanig niveau dat daarmee voldoende transparantie wordt gecreëerd over de precieze aard van de bijzonderheden. Dit betreft onder meer een toelichting op:

  • de verdeelsleutels bij de verdeling van baten en lasten in Model IV (alleen voor de Regionale publieke media-instellingen) waaruit in ieder geval een consistente werkwijze blijkt;

  • een aanzienlijke stijging of daling (meer dan 10%) van balansposten, baten en lasten ten opzichte van vorig jaar in de toelichting op de balans en exploitatierekening;

  • bijzondere waardeverminderingen;

  • afwijkingen als een post van de exploitatierekening meer dan 10% afwijkt van de begroting, bedoeld in artikel 2.169a ; en

  • de overige bedrijfslasten conform Model Va, ongeacht hun omvang en/of afwijking ten opzichte van voorgaand jaar dan wel begroting. De omvang van de toelichting mag hierbij wel worden afgestemd op de omvang van de betreffende lasten.

Model I Balans

 

Boek-jaar

Voor-

gaand

boekjaar

 

Boekjaar

Voor-

gaand

boekjaar

Vaste activa

   

2.1.3 Eigen vermogen

   

Immateriële vaste activa

   

Algemene reserve

   

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

   

Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa

   

Reserve Koersverschillen Beleggingen

   

Concessies en vergunningen

   

Reserve voor media-aanbod

   

Overige immateriële vaste activa

   

Overige reserves

   

Materiële vaste activa

   

2.1.4 Voorzieningen

   

Bedrijfsgebouwen en -terreinen

   

Voor pensioenen

   

Inventaris en inrichting

   

Voor belastingen

   

Andere vaste bedrijfsmiddelen

   

Overige

   

Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering

         

Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar

   

Langlopende schulden

   
     

Obligaties en onderhandse leningen

   

Financiële vaste activa

   

Schulden aan kredietinstellingen

   

Deelnemingen

   

Schulden aan leveranciers

   

Vordering op deelnemingen

   

Schulden aan deelnemingen

   

Overige effecten

   

Belastingen en premies sociale

verzekeringen

   
     

Schulden inzake pensioenen

   

Vlottende activa

   

Overige schulden

   

Onderhanden werk en gereed product m.b.t. media-aanbod

   

Overlopende passiva

   

Overige voorraden

         

Vooruitbetaald op voorraden

   

Kortlopende schulden

   
     

Verschuldigd surplus reserve media-aanbod

   

Vorderingen

   

Obligaties en onderhandse leningen

   

Handelsdebiteuren

   

Schulden aan kredietinstellingen

   

Deelnemingen

   

Schulden aan leveranciers

   

Belastingen en premies sociale verzekeringen

   

Schulden aan deelnemingen

   

Overige vorderingen

   

Belastingen en premies sociale verzekeringen

   

Overlopende activa

   

Schulden inzake pensioenen

   

Effecten

   

Overige schulden

   

Liquide middelen

   

Overlopende passiva

   
           

Totaal

   

Totaal

   

Model II Exploitatierekening

 

Boekjaar

Voorgaand boekjaar

Begroting boekjaar RPO9

Baten

     

Media-aanbod

     

– Bekostiging

– Projectsubsidie

– Overige subsidie.

     

– Inzet overgedragen reserve media-aanbod

     

Reclamebaten

     

Subtotaal baten media-aanbod

     

Programmagebonden eigen bijdragen

     

– Sponsorbijdragen

     

– Bijdragen van overige derden

     

Opbrengst overige nevenactiviteiten

     

Opbrengst stichtingsactiviteiten

     

Overige bedrijfsopbrengsten

     

Barteringbaten

     

Som der bedrijfsopbrengsten

     

Lasten

     

Lonen en salarissen

     

Sociale lasten

     

Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

     

Bijzondere waardevermindering van activa

     

Directe productiekosten

     

– Facilitaire lasten (distributie- en uitzendlasten)

     

– Technische productiekosten media-aanbod (programmalasten)

     

– Overige productiekosten media-aanbod

     

– Sales en reclame

     

Overige bedrijfslasten

     

– PR en promotie

     

– Huisvestingslasten

     

– Overige algemene lasten

     

Bateringlasten

     

Som der bedrijfslasten

     

Bedrijfsresultaat

     

Financieel resultaat

     

Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening

     

Vennootschapsbelasting10

     

Verschuldigd surplus reserve media- aanbod11

     

Exploitatieresultaat na overdracht en belastingen

     

FTE gemiddeld RPO

     

FTE ultimo RPO

     

Model III Kasstroomoverzicht

 

Boekjaar

Voorgaand boekjaar

I Kasstroom uit operationele activiteiten

   

Exploitatieresultaat

   
     

Aanpassen voor:

   

Afschrijvingen vaste activa

   

Mutatie voorzieningen

   

Bruto kasstroom uit operationele activiteiten

   
     

Mutatie voorraden

   

Mutatie vorderingen

   

Mutatie kortlopende schulden

   

Netto kasstroom uit operationele activiteiten

   
     

II Kasstroom uit investeringsactiviteiten

   

Investeringen in (im)materiële vaste activa

   

Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa

   

Investeringen in financiële vaste activa

   

Desinvesteringen financiële vaste activa

   

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

   
     

III Kasstroom uit financieringsactiviteiten

   

Ontvangsten uit langlopende schulden

   

Aflossing van langlopende schulden

   

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

   
     

Mutatie liquide middelen I – II + III

   
     

Liquide middelen einde boekjaar

   

Liquide middelen begin boekjaar

   

Mutatie liquide middelen

   

Model IV Toelichting op exploitatierekening12

 

Media-aanbod

Neven-activiteiten

Organisatiekosten

Totaal

Begrotingboekjaar RPMI

Afwijking boekjaar -begroting

In % van begroting

Baten

           

Media-aanbod

           

– Bekostiging

           

Projectsubsidie

Overige subsidie

           

– Inzet overgedragen reserve media-aanbod

           

Reclamebaten

           

Subtotaal baten media-aanbod

           

Programmagebonden eigen bijdragen

           

– Sponsorbijdragen

           

– Bijdragen van overige derden

           

Opbrengst overige nevenactiviteiten

           

Opbrengst stichtingsactiviteiten

           

Overige bedrijfsopbrengsten

           

Barteringbaten

           

Som der bedrijfsopbrengsten

           
             

Lasten

           

Lonen en salarissen

           

Sociale lasten

           

Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

           

Bijzondere waardevermindering van activa

           

Directe productiekosten

           

– Facilitaire lasten (distributie- en uitzendlasten)

           

– Technische productiekosten media-aanbod (programmalasten)

           

– Overige productiekosten media-aanbod

           

– Sales en reclame

           

Overige bedrijfslasten

           

– PR en promotie

           

– Huisvestingslasten

           

– Overige algemene lasten

           

Toerekening organisatiekosten

           

Barteringlasten

           

Som der bedrijfslasten

           
             

Bedrijfsresultaat

           
             

Financieel resultaat

           
             

Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening

           

Vennootschapsbelasting

           

Verschuldigd surplus reserve media-aanbod13

           

Exploitatieresultaat na overdracht en belastingen

           

FTE gemiddeld

           

FTE ultimo

           

Model Va Specificatie bij exploitatierekening (Model II en IV)

BATEN

     

Toelichting

Media-aanbod

1.1

Bekostiging

 

Gelden die rechtstreeks door OCW beschikbaar zijn gesteld (inclusief projectsubsidie)

 

1.2

Overige subsidies

 

Gelden die rechtstreeks door andere overheidsinstellingen zijn beschikbaar gesteld.

 

1.3

Inzet overgedragen reserve media-aanbod

 

Gereserveerde gelden onder de reserve media-aanbod worden conform artikel 2.176 in een volgend kalenderjaar besteed aan de doelen waarvoor zij oorspronkelijk bestemd zijn.

 

1.4

Reclamebaten

 

Gelden gegenereerd uit reclame activiteiten. Ongesaldeerd met verkoopkosten bij deze baten

         

Programmagebonden eigen bijdragen

       
 

2.2

     
 

2.3

     
 

2.4

     
 

2.5

Bijdragen coproducenten

   
 

2.6

Sponsorbijdragen

 

Zie artikelen 2.113, 2.114, eerste lid,

 

2.7

Bijdragen overige derden

 

Zie artikelen 2.113, 2.114, tweede lid,

 

2.8

Overige programmaopbrengsten

 

Zoals opbrengst kaartverkoop, aan derden doorberekende salarissen e.d. buiten de publieke media-instelling

 

2.9

Opbrengsten gebruiksrechten

 

Zoals abonnementen, sms opbrengsten e.d.

 

2.10

Reclameopbrengsten

 

Bij de reclamebaten wordt een toelichting gegeven naar de baten per media-typen radio/televisie/online.

De baten worden onderscheiden naar de verkopende partij in Regionaal, Boven Regionaal en Landelijk.

De baten worden verantwoord met aftrek van verleende kortingen (netto omzet) maar zonder saldering met verkoopkosten.

Netto omzet Radio / Televisie / Online

Netto omzet radio

Netto omzet televisie

Netto omzet online

Totaal reclame-inkomsten

Netto omzet Bovenregionaal

Netto omzet Boven Regionaal

Netto omzet Landelijk (ORN)

Netto omzet Landelijk

 

3.1

Opbrengst abonnementsgelden

 

na aftrek verschuldigde BTW en voorziening voor non-betaling e.d.

 

3.2

Opbrengst losse verkoop

 

Na aftrek retouren

 

3.3

Opbrengst advertenties

   

Opbrengst overige nevenactiviteiten

4.1

Opbrengst verkoop geluidsdragers e.d.

 

Al dan niet via derden

 

4.2

Opbrengst uitzendrechten/formats Nevenactiviteiten

 

Exclusief aan publieke media-instelling (welke worden verrekend met de kosten)

 

4.3

Opbrengst verhuurde panden

 

Exclusief aan publieke media-instelling (welke worden verrekend met de kosten)

 

4.4

Aan derden doorberekende salarissen e.d.

 

Exclusief radio, televisie en overig media-aanbod; Exclusief aan publieke media-instelling ((welke worden verrekend met de kosten)

 

4.5

Overige nevenactiviteiten

 

Exclusief aan publieke media-instelling (welke worden verrekend met de kosten)

 

5.2

Opbrengst ledenbladen

 

Zijnde niet-programmabladen

         

Overige bedrijfsopbrengsten

6

Overige opbrengsten RPOe/o

omroepen

 

Exclusief aan publieke media-instelling (welke worden verrekend met de kosten)

Barteringbaten

7

     

LASTEN

     

Toelichting

Lonen en salarissen

8.1

Salarissen CAO personeel

   
 

8.2

Vakantiegeld (idem)

   
 

8.3

Decemberuitkering (idem)

   
 

8.4

Overwerk 100 en 150% (idem)

   
 

8.5

NRD vergoeding (idem)

   
 

8.6

Doorberekende lonen en salarissen

 

Alleen aan publieke media-instelling

 

8.7

Dotatie reorganisatievoorziening

   
 

8.8

Mutatie verplichtingen openstaande vakantie-uren

   
 

8.9

Reiskosten woon-werk verkeer

 

Indien vaste vergoeding;

opslag% over 7.1 t/m 7.6.

 

8.10

WAO uitkeringen

   
 

8.11

Overlijdensuitkeringen

   
 

8.12

Gratificaties/Jubileumuitkeringen

   

Sociale lasten

9.1

Pensioenlasten

 

Jaarlijks vergelijken van werkelijke kosten en opslag. Het verschil naar exploitaties toerekenen o.b.v. werkelijke loonsom.

 

9.2

Werkgeversaandeel soc.verz. wetten

 

Idem

 

9.3

Bijdrage werkgever in ziektekostenverzekering

 

Idem

Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

10.1

Afschrijving inventaris en inrichting

   
 

10.2

Afschrijving facilitaire apparatuur

   
 

10.3

Afschrijving hardware en software

   
 

10.4

Afschrijving gebouwen

   

Bijzondere waarde-verminderingen activa

11.1

Afschrijvingen media-aanbod

 

Alleen de niet reguliere afschrijvingen

 

11.2

Idem voorraad

geluidsdragers e.d.

   

Directe productiekosten

12.1

Distributiekosten

   
 

12.2

Technische productiekosten media-aanbod

   
 

12.2.1

 

ENG/EFP materiaal

 
 

12.2.2

 

Faciliteiten NOB en overigen

Inclusief verrekening interne cameraploeg

 

12.2.3

 

Verbindingen

 
 

12.2.4

 

Huur van locaties

 
 

12.3

Overige productiekosten media-aanbod

   
 

12.3.1

 

Honorering freelancers

 
 

12.3.2

 

Uitzendrechten

 
 

12.3.3

 

Algemene kosten freelance personeel

 
 

12.3.4

 

Overige programmakosten

Waaronder begrepen de direct toerekenbare kosten 12.1 tot en met 12.3

 

12.5.1

 

Directe productiekosten

 
 

12.5.2

 

Auteursrechten e.d.

 
 

12.5.3

 

Distributiekosten

 
 

12.5.4

 

Promotiekosten

 
 

12.5.5

 

Afschrijving voorraden

Geen bijzondere waardeverminderingen opgenomen onder 10.2

Overige bedrijfslasten

13.1

Overige kosten CAO personeel

   
 

13.1.1

 

Reiskosten woon-werk verkeer

Indien variabele vergoeding

 

13.1.2

 

Overige personele lasten

Bijvoorbeeld kerstpakketten, kinderdagverblijf, vakbond, studiekosten, telefoon, auto, bijdrage werkgever inzake maaltijdverzorging

 

13.2

Uitbesteed werk aan bedrijven

 

Uitzendbureau’s, advieskosten, bewaking, catering, schoonmaakkosten

 

13.3

Overige aan afdeling gerelateerde algemene kosten

 

Vergaderkosten, porti, drukkosten, e.d.

 

13.4

Promotiekosten (inclusief in- en externe betrekkingen)

   
 

13.4.1

 

Advertenties dag- en weekbladen

 
 

13.4.2

 

Kosten onderzoek

 
 

13.5

Huisvestingskosten

 

Exclusief afschrijving, bewaking, rentelasten

 

13.5.1

 

Huur

Aan derden betaalde huren, geen interne (binnen publieke media-instelling) huurverrekeningen

 

13.5.2

 

Belastingen

 
 

13.5.3

 

Verzekeringen

 
 

13.5.4

 

Onderhoudskosten

 
 

13.5.5

 

Kosten interne verhuizingen

 
 

13.5.6

 

Onderhoudscontracten

 
 

13.5.7

 

Gas, energie en water

 
 

13.5.8

 

Onderhoud tuinen

 
 

13.5.9

 

Vuilafvoer

 
 

13.6

Overige kosten

   
 

13.6.1

 

Lidmaatschappen branche organisaties

 
 

13.6.2

 

Kosten betalingsverkeer

 
 

13.6.3

 

Overige kosten

 

Toerekening organisatie kosten

14.1

   

Toerekening aan nevenactiviteiten

Barteringlasten

15.1

     
       

Toelichting

Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren

16.1

Opbrengst deelnemingen

   

Rentebaten en inkomsten uit beleggingen

17.1

Renteopbrengsten op liquiditeiten

 

Eliminatie interne renteverrekeningen

 

17.2

Resultaat op beleggingen

 

Inclusief gerealiseerde boekwinsten en ongerealiseerde koerswinsten

Waardeverandering op vorderingen die tot de vaste activa behoren

18.1

Afwaardering deelnemingen

   

Gerealiseerde waardeverandering van beleggingen respectievelijk effecten

19

   

Indien ultimo boekjaar de boekwaarde respectievelijk de marktwaarde lager is dan de verkrijgingsprijs

Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten

20

   

Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake is van onvoldoende Reserve Koersverschillen Beleggingen.

Ongerealiseerde waardeverandering van materiële vaste activa

21

   

Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake is van onvoldoende Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa.

Rentelasten en soortgelijke kosten

22

   

Elimineren interne renteverrekeningen

Model Vb Definitie organisatiekosten bij exploitatierekening (Model II en IV)14

Organisatiekosten

Subcategorie

Toelichting

A. Generieke Overhead

A1

Directie

• Loonkosten algemene directie15

• Vacatiegelden Raad van Toezicht

 

A2

Hoger management in primair proces

• Loonkosten hogere managementfuncties in het primair proces. Het betreft hier de hoofden van platforms (bijv. Hoofd TV, Hoofd Radio) en de hoofden van genreclusters (bijv. Hoofd Nieuws, Hoofd Kunst & Cultuur etc.). Overige managementfuncties in het primair proces vallen onder directe kosten.

 

A3

Secretariële ondersteuning (ten bate van directie/ management)

• Loonkosten van secretariële ondersteuning van de algemene directie en de hogere managementfuncties in het primair proces. De stelregel geldt dat secretaresses en assistenten van indirecte functies als indirect kunnen worden beschouwd, en secretaresses en assistenten van directe functies als direct

• Kosten van tijdelijke inhuur van secretariële ondersteuning

 

A4

Beleid & Strategie

• Loonkosten van beleidsmedewerkers, beleidsadviseurs, en strategisch medewerkers

• Kosten van tijdelijke inhuur van beleids- en strategisch medewerkers

• Kosten van beleids-, organisatie- en strategisch advies

• Kosten van organisatieadvies samenhangend met reorganisaties

 

A5

OR

• Loonkosten van leden OR.

• Loonkosten van tijdelijke vervanging vaste OR-leden

• Advieskosten OR

 

A6

Financiën en Inkoop

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met (financiële) administratie.

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met externe financiële planning (begrotingen) en externe verantwoording (kwartaalverslagen, bestuursverslagen etc.)

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met interne budgetverdelingen (begrotingen) en interne management accountant (verantwoording)

• Loonkosten van medewerkers die zich een significant deel van hun arbeidstijd bezighouden met inkoopactiviteiten (>50%). Het betreft hier niet de aankoop van programma’s, uitzendrechten, en overige programmatische licenties

• Kosten tijdelijke inhuur administratieve en financieel medewerkers

• Kosten fiscaal adviseurs

• Externe kosten bestuursverslag en overige rapportages

• Accountantskosten

• Bank- en incassokosten

 

A7

Personeels-zaken, HR, personeels-administratie

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met personeelszaken en Human Resource Management

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met personeels- en salarisadministratie

• Kosten van tijdelijke inhuur medewerkers personeelszaken, HRM, personeels- en salarisadministratie

• Kosten extern personeels- en HRM-advies.

• Kosten uitbesteding personeels- en salarisadministratie.

• Kosten personeelswerving

• Sollicitatiekosten

• Kosten in-, door- en uitstroming personeel (opleiding en training zijn ook indirect kosten, maar vallen onder de hoofdcategorie overige indirecte kosten)

• Kosten werkzekerheidsafspraken en loopbaanoriëntatie

• Afdrachten AWO-fonds

• Kosten flankerend personeelsbeleid

 

A8

M&C:

Communicatie

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met interne communicatie (personeelsvoorlichting, inhoudelijke onderhoud intranet, interne nieuwsbrieven, etc) en externe communicatie (persvoorlichting etc.)

• Tijdelijke inhuur van medewerkers communicatie.

• Kosten interne en externe voorlichtingsevenementen (presentatoren, zaalhuur, kosten faciliteiten, decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering, etc.)

• Kosten van bijeenkomsten Public Relations

• Kosten perspresentaties

• Portokosten

• Koeriersdiensten

• Drukwerk (incl. papier, mappen etc.)

• Kosten kopiëren (incl. papier, mappen etc.)

• Kosten scannen

• Verzendkosten

 

A9

M&C:

Omroep-marketing

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marketing en profilering van de omroep (omroeppromotie).

• Tijdelijke inhuur van medewerkers omroepmarketing

• Ontwikkelkosten van omroepmarketingcampagne

• Kosten advertenties en overige promotie-uitingen

• ontwerp en layoutkosten van advertenties en overige promotie-uitingen

• Kosten promotie-evenementen van omroep (presentatoren, zaalhuur, kosten faciliteiten, decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering, etc.)

• Reclameposters ter promotie van omroep

• Promotiematerialen samenhangend met omroepmarketing

 

A10

M&C:

Programma-marketing

(Exclusief Promo’s)

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marketing van het media-aanbod (programmapromotie, presentatorenpromotie, etc.)

• Tijdelijke inhuur van medewerkers programmamarketing

• Ontwikkelkosten van programmamarketingcampagne

• Kosten advertenties en overige promotie-uitingen

• ontwerp en layoutkosten van advertenties en overige promotie-uitingen

• Kosten promotie-evenementen van specifieke programma’s (presentatoren, zaalhuur, kosten faciliteiten, decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering, etc.)

• Reclameposters ter promotie van programmering

• Promotiematerialen samenhangend met programmamarketing

 

A11

Juridische Zaken

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met juridische zaken

• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers juridische zaken

• Kosten juridisch advies (bijvoorbeeld in geval van reorganisatie)

• Kosten Rechtsbijstand

• Advocaatkosten

• Kosten rechtsgang (griffierechten)

B. Media-specifieke overhead

B1

Programmeringcoördinatie en intekening

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de intekening op het programmaschema, en daarmee samenhangende coördinerende taken. Het gaat hier enkel om de loonkosten van medewerkers die een significant deel van hun arbeidstijd (>50%) met deze activiteiten bezighouden.

 

B2

Markt-onderzoek

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marktonderzoek ter ondersteuning van de mediaprogrammering

• Doorberekende kosten vanuit de RPO-afdeling Publieksonderzoek

• Ingekocht marktonderzoek ter ondersteuning van de mediaprogrammering

 

B3

Documentatie & Archivering

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de documentatie en archivering van papieren materialen (beleidsarchief, administratie, bestuursverslagen etc.)

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de documentatie en archivering van programmamateriaal (videobestanden, audiobestanden, etc.)

• Tijdelijke inhuur medewerkers documentatie & archivering

• Kosten bewaarbanden

• Bewaarloon banden Technicolor

• Vernietigingskosten banden

• Advieskosten op het gebied van documentatie en archivering

 

B4

Idee- en concept-ontwikkeling

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met idee-, concept-, format- en programmaontwikkeling. De loonkosten worden als organisatiekosten aangemerkt, overige kosten worden als directe productiekosten aangemerkt.

C.

Huisvesting

C1

Gebouw-kosten (excl. Studio)

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met gebouwtechnisch beheer

• Tijdelijke inhuur medewerkers gebouwtechnisch beheer

• Afschrijvingen op gebouwen en afschrijvingen op verbouwingskosten

• Afschrijvingen op installaties

• Rentelasten op hypotheek huisvesting

• Toegerekende kapitaallasten voor huisvesting, indien pand is gefinancierd met eigen vermogen

• Huurlasten van huisvesting

• Servicekosten in geval van huur

• Huurlasten parkeerterreinen

• Assurantie samenhangend met huisvesting

• Gemeentelijke belastingen, heffingen, en leges (OZB, verontreinigingsheffing)

• Waterschapsbelasting

• Kosten interne verbouwingen en renovaties

• Kosten interne verhuizingen

• Tekeningenbeheer

• Onderhoudskosten (timmer- en metselwerk, loodgieterskosten, elektriciteitswerk, schilderwerk, stoffeerwerk, reparatiewerkzaamheden vloer, afpompen koelmachine, verhelpen storingen, periodieke inspecties, kosten onderhoudscontracten, etc.)

• Reparatie en klein onderhoud

• Dotatie voorziening onderhoud

• Kosten plantenbakken

• Kosten onderhoud tuinen

 

C2

Inventaris

• Afschrijvingen inventaris met een kostprijs > € 2.500

• Kosten inventaris met een kostprijs < € 2.500 (bureaus, bureaustoelen, ventilatoren, etc.)

• Aanschaf bedrijfsmiddelen

• Onderhoud inventaris

 

C3

GWE

• Kosten gas

• Kosten water

• Kosten elektra (excl. Studio)

 

C4

Gebouw-exploitatie

• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met huishoudelijke zaken

• Loonkosten van medewerkers beveiliging, receptie

• Loonkosten van medewerkers klantcontactcentrum en telefonisten

• Kosten van tijdelijke inhuur medewerkers huishoudelijke zaken, beveiliging en receptie, klantcontactcentrum en telefonisten.

• Kosten van uitbesteding huishoudelijke zaken, beveiliging en receptie, klantcontactcentrum en telefonisten.

• Kosten inbraakinstallatie

• Kosten beveiligingscamera’s

• Schoonmaakkosten (zowel kosten van personeel als schoonmaakmiddelen)

• Kosten sanitaire artikelen

• Kosten vuilafvoer

• Advieskosten ten aanzien van huisvesting

 

C5

Postkamer & Repro

• Loonkosten van medewerkers postkamer en repro

• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers postkamer en repro

• Koeriersdiensten direct samenhangend met postbehandeling (interne haal- en brengservices, stadsritten)

 

C6

Catering

(niet aan maken programma verbonden)

• Loonkosten medewerkers catering

• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers catering

• Kosten koffieautomaten (afschrijving, automaat, koffie, thee)

• Kosten overige vrij verkrijgbare (voedings-)producten (suiker, melk, roerstaafjes, bekertjes etc.) (waarbij geen sprake is van een noodzakelijke declaratie of vergoeding van de medewerker)

• Kosten serviesgoed en keukengerei

D. ICT

D1

Automatisering en werkplek-ondersteuning

• Loonkosten medewerkers die zich bezighouden met automatisering en werkplekondersteuning

• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers automatisering en werkplekondersteuning

• Kosten installatie en implementatie hardware en softwaresystemen

• Kosten onderhoud automatiseringshardware en -software

• Kosten onderhoud netwerk

• Kosten serviceovereenkomsten

• Desktop PC’s en laptops

• Desk phones

• Printers, printer services, cartrigdes etc.

• Overige generieke hardware (hard drives, chargers, batterijen etc.)

• Werkpleksoftware

• Web based applicatiekosten

• Kosten generieke ICT-licenties en certificaten

• Afschrijvingen op licenties

• Verzekeringskosten hardware en software

• Kosten leasecontracten ICT-hardware en -software

• Doorberekening ICT-kosten RPO

• Kosten advies mbt ICT, automatisering en werkplekondersteuning

 

D2

Algemene ICT- infrastructuur

• Kosten internet en data hosting

• Internet abonnementskosten

• Kosten email hosting en VPN services

• Kosten interne en externe housing en hosting (servercapaciteit)

• Kosten domeinregistratie

• Netwerk- en systeemcomponenten (routers, switchers, interne bekabeling etc.)

• Netwerk- en systeemsoftware

• Kosten glasvezelverbindingen

E. Overige organisatiekosten

E1

Opleidingen en

trainingen

• Kosten opleiding en studie

• Kosten educatief verlof

• Kosten trainingen en cursussen (excl. Direct aan programma’s gerelateerd)

• Kosten deelname (educatief) congres

• Kosten coaching

 

E2

Ziekteverlof en uitkeringen

• Loonkosten medewerkers langdurig ziekte- en arbeidsongeschiktheidsverlof

• Kosten arbodienst

• Kosten bedrijfsarts

• Kosten zwangerschapsverlof

• Kosten zorgverlof

• Ontslagvergoedingen

• Kosten Sociaal Plan

• Dotatie reorganisatievoorzieningen samenhangend met personeel

 

E3

Algemene

Kredietrente

• Algemene lasten kredietrente, niet direct samenhangend met de financiering van huisvesting, ICT, productiefaciliteiten etc.

 

E4

Reis- en verblijfkosten indirect personeel

• Reis- en verblijfkosten binnenland en buitenland

• Parkeer, tol- en veergelden

• Auto km-vergoeding

• Autohuur (inclusief benzine)

• OV-jaarkaart en OV-fiets

• Visa, vergunningen en permits

 

E5

Telefoon-kosten indirect personeel

• Telefoonvergoeding

• Kosten abonnementen mobiele telefonie

• Gesprekskosten mobiele telefonie

• Mobiele telefoon hardware

• Telefoonkosten binnenland en buitenland

• Telefoonkosten centrale

• Projectkosten en advieskosten samenhangend met telefonie

 

E6

Algemene persoons-gebonden kosten

• Representatie binnenland en buitenland (voor indirect personeel)

• Kosten bedrijfsauto’s

• Afschrijving bedrijfsauto’s

• Werkgeversbijdrage kantinekosten

• Kosten dienstkleding (incl. wasserij en stomerij)

• Kerstpakket

• Geschenken, cadeaus, bloemen

• Gratificaties, jubilea, afscheid

• Personeeluitjes en -feesten

 

E7

Overige kosten indirect personeel

• Kantoorbenodigdheden (incl. magazijn)

• Vergader- en receptiekosten

• Abonnementen

• Lectuur, boeken en tijdschriften

• Relatiegeschenken

• Gedeclareerde catering indirecte functies

• Overige declaraties

Model VI Toelichting op nevenactiviteiten per cluster16

 

Cluster 1

Cluster 2

Cluster.

Overig17

Totaal

Baten

         

2. Programmagebonden eigen bijdragen

         

4. Opbrengst overige nevenactiviteiten

         

6. Overige bedrijfsopbrengsten

         

7. Bateringbaten

         

Som der bedrijfsopbrengsten

         
           

Lasten

         

8. Lonen en salarissen

         

9. Sociale lasten

         

10. Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa

         

11. Bijzondere waardevermindering van vlottende activa

         

12. Directe productiekosten

         

13. Overige bedrijfslasten

         

14. Toerekeningorganisatie kosten

         

15. Barteringlasten.

         

Som der bedrijfslasten

         
           

Bedrijfsresultaat

         
           

16. Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren

         

17. Rentebaten en inkomsten uit beleggingen

         

18. Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren

         

19. Waardeverandering van beleggingen resp. effecten

         

22. Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)

         
           

Som der financiële baten en lasten

         
           

Exploitatieresultaat voor toerekeningen Eigen Bijdragen

         

Indien de exploitatie van een individuele nevenactiviteit niet kostendekkend is, wordt deze nevenactiviteit separaat verantwoord. De informatie die over die nevenactiviteit dient te worden verstrekt staat in paragraaf 2.3.5 van dit Handboek. Nevenactiviteiten met baten >€125.000 dienen afzonderlijk te worden toegelicht conform Model VI.

Model VII Sponsorbijdragen en bijdragen van derden 18

 

Specificatie bijdragen derden in €

Titel Media-aanbod

Aantal

afleveringen

Naam

organisatie

Totale

bijdrage in €

Commerciële

sponsoring

Overige

derden

Aansluiting exploitatierekening----->>>>

0

0

0

           

Aansluiting ‘ vermindering van voorraad’ in balans ----->>>>

0

0

0

           

Totaal ontvangen bijdragen derden door buitenproducent---->>>>

0

0

0

Verklaring kolommen

 

Media-aanbodtitel

De naam van het media-aanbod waarvoor een bijdrage van een sponsor of een derde is ontvangen.

Aantal afleveringen

Het aantal afleveringen van het media-aanbod waarop de bijdrage betrekking heeft.

Naam organisatie

De naam van de organisatie of instelling die een bijdrage heeft verstrekt.

Totale bijdrage in €

De financiële bijdragen die zijn ontvangen ten behoeve van media-aanbod. Dit betreft bijdragen van particulieren, ondernemingen, overheidsinstellingen, instellingen zoals genoemd in artikel 1.1, tweede lid, Mediawet 2008, overige organisaties.

 

Alle bijdragen die in de exploitatierekening zijn verantwoord worden vermeld. Het totaal sluit aan met de exploitatierekening.

 

Indien meerdere organisaties bijdragen hebben verstrekt voor één bepaald media-aanbod worden zij apart genoemd.

Commerciële sponsoring

De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van een particuliere onderneming.

Overige derden

De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van een overheidsinstelling, een instelling zoals genoemd in artikel 1.1, tweede lid, Mediawet 2008 of een overige organisatie of instelling hier niet eerder genoemd.

Model VIII Bartering-contracten19

Nr

Participant barterovereenkomst

Aanvang

Einde

Prestatie aan de omroepinstelling

Prestatie door de omroepinstelling

Factuur bedrag

01

         

02

           

03

           

04

           
             
 

Totaal

Model IX Verklaring governance en interne beheersing

Teneinde de jaarrekening zinvol te kunnen interpreteren, verschaft het bestuursverslag conform RJ 400.108 informatie over [naam instelling:_____________].

Conform RJ 400.122 is in het bestuursverslag ook informatie opgenomen over relevante gedragscodes die van toepassing zijn.

Model X Verklaring integriteit van bestuurders en werknemers

Betreft media-instelling:

Statutaire vestigingsplaats:

Bijlage bij jaarrekening:

Hierbij verklaart het bestuur dat regionale media-instelling X in 20YY, in overeenstemming met artikel 2.142, eerste lid, van de Mediawet 2008, er voor heeft gezorgd dat noch de leden van de directie, noch werknemers of andere personen of rechtspersonen waarmee regionale media-instelling X een overeenkomst met het oog op de verzorging van haar programma’s heeft gesloten, voor zichzelf, voor andere personen of rechtspersonen een op geld waardeerbaar voordeel van derden hebben bedongen of aanvaard, dat direct of indirect verband houdt met werkzaamheden van de betrokkene voor regionale media-instelling X. Daarnaast verklaart het bestuur dat bestuurders, medewerkers of hun partners geen financiële of andere belangen hebben in ondernemingen, organisaties e.d. die een directe dan wel indirecte relatie met regionale media-instelling X hebben.

Ondertekening door /namens bestuur met vermelding van naam en functie.

[Plaats], [Datum]

[ondertekening]

3. Controleprotocol regionale publieke media-instellingen en de RPO

3.1. Inleiding

Voor welke instellingen geldt dit controleprotocol?

Op basis van de artikelen 2.172 en 2.173a van de Mediawet 2008 is dit protocol van toepassing op de regionale publieke media-instellingen en de RPO.

Doel

De op basis van artikel 2.170 van de Mediawet 2008 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister) ter beschikking gestelde budgetten worden via het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) betaald aan de regionale publieke media-instellingen en de RPO. Namens de Minister verwacht de regionale publieke media-instelling en de RPO van de instellingsaccountant een verklaring van getrouwheid en van rechtmatigheid bij de jaarrekening van de regionale publieke media-instelling en de RPO. Het controleprotocol is bedoeld om de verwachtingen van de Minister vast te leggen ten aanzien van deze verklaringen. Deze verklaringen zijn mede de basis voor het oordeel van de departementale accountant bij de departementale jaarrekening.

Wettelijk kader

De RPO en de regionale publieke media-instellingen leggen op grond van artikel 2.173a van Mediawet 2008, financiële rekening en verantwoording af aan het Commissariaat over de financiële rechtmatigheid van de uitgaven. Krachtens

artikel 2.172, derde lid, Mediawet 2008 zijn nadere regels gesteld voor de inrichting van de jaarrekening. Deze regels zijn opgenomen in het Handboek Financiële Verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024 (hierna: Handboek). Voor het rechtmatigheidsoordeel controleert de instellingsaccountant de naleving van:

  • de artikelen van de Mediawet 2008 die zijn vermeld in dit controleprotocol;

  • de Wet normering topinkomens (hierna: WNT);

  • de Europese (daarmee wordt bedoeld Europese richtlijnen 2014/23/EU betreffende het plaatsen van concessieopdrachten en 2014/24/EU betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten) en nationale wet- en regelgeving inzake aanbestedingen (daarmee wordt bedoeld Aanbestedingswet 2012 en Aanbestedingsbesluit en Gids Proportionaliteit)20;

  • het Handboek;

  • de aanwijzingen van het Commissariaat21; en

  • relevante beleidsregels van het Commissariaat.

Een en ander is limitatief opgesomd in de bijlage 3 ‘Wet- en regelgeving inzake financiële rechtmatigheid’.

Het object van controle is de verantwoording van de publieke media-instelling. De verantwoording bestaat uit de jaarrekening, het bestuursverslag volgens artikel 2:391 BW (inclusief de bedrijfsvoeringverklaring) en de overige gegevens van artikel 2:292, eerste lid, onderdelen b tot en met h, BW.

Bij de controle van de jaarrekening stelt de instellingsaccountant de getrouwheid daarvan vast. Hieronder worden mede verstaan de toedeling van de kosten naar radio en televisieprogramma’s, overig media-aanbod, nevenactiviteiten en naar categorie (direct – organisatie). De controle van de jaarrekening is tevens gericht op de financiële rechtmatigheid van de baten en lasten.

Op grond van zijn controlewerkzaamheden dient de instellingsaccountant een getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel, zoals opgenomen in het Model controleverklaring (bijlage 1), af te geven bij de jaarrekening22.

De instellingsaccountant stelt tevens vast dat geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek, dat het bestuursverslag inclusief de bedrijfsvoeringverklaring overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld en dat de in artikel 2:392, eerste lid, onderdelen b tot en met h, BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Ook stelt hij conform NBA Standaard 720 vast dat, voor zover hij dit kan beoordelen, het bestuursverslag inclusief de bedrijfsvoeringverklaring verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391, vierde lid, BW. Verder moet de accountant conform artikel 2:393 BW vaststellen of er in het licht van de tijdens de controle verkregen kennis en begrip omtrent de rechtspersoon en haar omgeving, materiële onjuistheden in het bestuursverslag zijn vastgesteld met opgave van de aard van deze onjuistheden.

De controle dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de Nadere Voorschriften Controle- en overige standaarden (hierna: NV COS) zoals uitgegeven door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (hierna: NBA) en de aanwijzingen zoals opgenomen in dit controleprotocol. Bij de controle op de naleving van het bepaalde in de WNT dient de instellingsaccountant uit te gaan van de Regeling controleprotocol WNT van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3.2. Procedure

De regionale publieke media-instellingen sturen in overeenstemming met

artikel 2.173a, tweede lid, van de Mediawet 2008 vóór 1 mei de jaarrekening in bij het Commissariaat. Het Commissariaat stelt op grond van de artikelen 2.173, 7.7 en 7.8 van de Mediawet 2008 vóór 1 september een verantwoording op over het beheer van de mediagelden in het voorgaande boekjaar, voorzien van een getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel van de accountant van het Commissariaat, ten behoeve van de Minister. In deze verantwoording zijn de vaststellingen opgenomen van de mediabijdragen over voorgaande jaren voor alle regionale publieke media-instellingen die door tussenkomst van het Commissariaat worden bekostigd.

De accountant van het Commissariaat maakt voor de hiervoor genoemde verantwoording gebruik van de controleverklaringen bij de jaarrekeningen van de publieke media-instellingen. Daarnaast maakt hij gebruik van de jaarlijkse toetsing door het Commissariaat van de financiële rechtmatigheid van de besteding van de mediabijdragen.

Het Commissariaat is belast met de jaarlijkse toetsing van de financiële rechtmatigheid van de besteding van mediagelden op basis van de jaarrekeningen van de regionale publieke media-instellingen en de RPO. De toetsing van de financiële rechtmatigheid geschiedt door het Commissariaat. Een van de beheermaatregelen die het Commissariaat ter beschikking staat, is het reviewen van de accountantscontroles bij de regionale publieke media-instellingen en de RPO. Het doel van de review is het krijgen van inzicht in de kwaliteit van de door de instellingsaccountants uitgevoerde werkzaamheden. De uitkomsten van deze review gebruikt de accountant van het Commissariaat voor de controle van de jaarrekening van het Commissariaat. Het Commissariaat kan de reviewtaak uitbesteden aan een registeraccountant. De reviews worden uitgevoerd mede op basis van een roulatiesysteem.

3.3. Reikwijdte accountantsonderzoek

Onderzoeksaanpak

De instellingsaccountant neemt in zijn controledossier een risicoanalyse op, waarin rekening wordt gehouden met de aandachtspunten van dit controleprotocol. Dit controledossier vormt de basis voor een review die het Commissariaat kan (laten) uitvoeren. De instellingsaccountant controleert de financiële rechtmatigheid van de besteding van de mediagelden. De op de financiële rechtmatigheid van toepassing zijnde wettelijke bepalingen uit de Mediawet 2008 en overige relevante wet- en regelgeving zijn limitatief aangegeven in bijlage 3 ‘Wet- en regelgeving inzake financiële rechtmatigheid’. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij over de naleving van deze bepalingen rapporteert in het accountantsverslag, voor zover hierover bevindingen zijn te melden op grond van zijn controle.

Voor aanbestedingen die boven de Europese drempelbedragen vallen geldt een specifieke rapportagegrens van 3% van de totale baten. Voor de definiëring van de fout moet in het eerste jaar worden uitgegaan van de volledige contractwaarde. Indien geen contract aanwezig is wordt de fout bepaald door de in dat jaar opgenomen kosten. Deze fout komt bij overschrijding van de gebruikelijke controle en rapportage toleranties (materialiteit) dan tot uitdrukking in de controleverklaring.

De hoofdregel bij geconstateerde fouten bij aanbestedingen is dat de fout éénmalig tot uitdrukking komt en wel in het jaar waarin de beheerhandeling heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. De fout komt bij overschrijding van de materialiteit en rapportagegrens tot uitdrukking in de controleverklaring. In de jaren na de eerste melding hoeft gedurende de looptijd van het contract de fout niet meer te worden betrokken in de foutenevaluatie. Bij afloop of verlenging van het contract is sprake van een (nieuwe) beheerhandeling. Dit betekent dat de fout opnieuw betrokken moet worden in de foutenevaluatie. Dit geldt niet als de verlenging voortvloeit uit de optiejaren, zoals opgenomen in het eerdere contract dat is afgesloten en daarbij al in de foutenevaluatie is meegenomen. Voor contracten met een onbepaalde tijd geldt dat, als de aanbestedingsovereenkomst qua aard en omvang substantieel wijzigt en de aanbestedingsregels naar het oordeel van de accountant niet zijn nageleefd, de fout opnieuw betrokken moet worden in de foutenevaluatie. Voor de omvang van het foutbedrag wordt in eerste instantie uitgegaan van het daadwerkelijk afgesloten contract. De totale contractwaarde wordt dan betrokken in de foutenevaluatie in het eerste jaar. Alleen bij meerjarige contracten waarvan de omvang niet vaststaat en ook niet kan worden geschat, worden elk jaar de afroepen (verplichtingen) die voortkomen uit deze (raam) contracten als fout aangemerkt.

Omdat de aanbestedende diensten vooraf altijd een inschatting moeten doen van de contractwaarde om de juiste wijze van aanbesteding te bepalen zal dit zich alleen bij hoge uitzondering voordoen. Indien er geen contract is afgesloten wordt de omvang van de fout bepaald door de in dat jaar opgenomen kosten. Dit kan (indien van toepassing) zich uitstrekken tot alle percelen, waarvoor geen aanbesteding heeft plaatsgevonden. Indien er ten onrechte geen contract is afgesloten (onrechtmatigheid in betreffende controlejaar) heeft de instelling de gelegenheid om de fout te herstellen en alsnog een contract af te sluiten in het volgende controlejaar. Indien ze dit niet doet, is er in het volgende controlejaar opnieuw sprake van een fout in de beheerhandeling voor de in dat jaar opgenomen kosten.

Indien de beheerhandeling in een voorgaand boekjaar is verricht en ten onrechte niet in een voorgaand boekjaar in de foutevaluatie is betrokken (bijvoorbeeld bij opvolging accountant of door beperkte bestedingen niet uit de controle naar voren is gekomen), dan hoeft deze fout niet alsnog in de foutenevaluatie in het volgende jaar opgenomen te worden. Wel wordt deze fout onder de aandacht van de leiding van de instelling gebracht bijvoorbeeld door middel van een management letter of accountantsverslag. In de foutenevaluatie gaat het om het bedrag inclusief BTW (voor zover deze BTW door de instelling niet aftrekbaar is).

Bij de toetsing van de drempelbedragen voor Europese aanbestedingen dient uitgegaan te worden van de contractwaarde exclusief BTW.

Voor de aanbestedingen onder de Europese drempelbedragen geldt een kwalitatieve materialiteit. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant de AO/IB rondom deze aanbestedingen beoordeelt en daarover (ingeval van niet voldoen) rapporteert in de management letter en/of het accountantsrapport aan de RvT en/of het bestuur.

Bij de jaarlijkse toetsing van de financiële rechtmatigheid van alle bestedingen en inkomsten kunnen door het Commissariaat aanwijzingen zijn gegeven. De instellingsaccountant betrekt de naleving van de aanwijzingen in zijn controle. Voor zover deze niet zijn nageleefd, maakt de instellingsaccountant daarvan melding in het accountantsverslag. Tevens weegt de instellingsaccountant eventuele fouten en onzekerheden die hieruit voortvloeien, bij de strekking van het rechtmatigheidsoordeel.

Voor de controle van de volledigheid van de sponsoropbrengsten van buitenproducenten (zie ook Model VII), stelt de accountant vast of de meldingen die de omroeporganisatie van de buitenproducent in het boekjaar heeft ontvangen en vastgelegd in de administratie, allen zijn verantwoord in de toelichting op de jaarrekening. Tevens stelt de accountant vast of de omroeporganisatie schriftelijk heeft vastgelegd (bijvoorbeeld in contracten) dat buitenproducenten sponsoropbrengsten aan de omroeporganisatie moeten melden. Tekortkomingen in de interne beheersing omtrent ontvangen sponsoropbrengsten door de buitenproducenten worden opgenomen in het accountantsverslag.

Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

De controle behoort zodanig te worden ingepland en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat. Indien laatst genoemd begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95%.

Een goedkeurende controleverklaring impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de maximale afwijking voor wat betreft de financiële rechtmatigheid in het financieel verslag niet groter is dan 2% van de som van de baten (bedrijfsopbrengsten).

Voor de strekking van de controleverklaring gelden de volgende toleranties in de onderstaande tabel.

Tabel 3: Tolerantiegrenzen voor rechtmatigheid

Materialiteitsgrens getrouwheid en rechtmatigheid

Goedkeurende

verklaring

Verklaring met

beperking

Verklaring van oordeelonthouding/Afkeurende verklaring

Fouten (afwijkingen) in verantwoording en

onzekerheden in de controle

<2%

>2% – <4%

>4%

Indien de accountant zowel fouten als onzekerheden aantreft, weegt hij deze fouten en onzekerheden bij zijn oordeelsvorming altijd in onderlinge samenhang. Voor het omgaan met geconstateerde fouten geldt de volgende gedragslijn. Geconstateerde fouten die invloed kunnen hebben op de financiële rechtmatigheid van de baten en lasten, moeten voor zover mogelijk door de instelling worden gecorrigeerd. Indien dit niet meer mogelijk is, gelden de tolerantiegrenzen zoals weergegeven in tabel 3. Voor het omgaan met geconstateerde fouten die invloed hebben op de getrouwheid van baten en lasten gelden de toleranties die in tabel 3 staan. De instelling corrigeert deze fouten als de tolerantiegrens wordt overschreden. De accountant vermeldt alle fouten groter dan 0,1% van de lasten die niet zijn gecorrigeerd in het accountantsverslag. Rechtmatigheidsfouten worden in absolute zin opgevat. Salderen van deze fouten is daarom niet toegestaan.

Normenkader

De publieke media-instelling stelt de jaarrekening op in overeenstemming met de richtlijnen die zijn opgenomen in het Handboek, de richtlijnen die zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en de RJ. Zie hiervoor paragraaf 1.2 van het Handboek.

De instellingsaccountant controleert de jaarrekening van de publieke media-instellingen. De controle is gericht op het vaststellen van de getrouwheid van de jaarrekening en op de toetsing van de financiële rechtmatigheid van de baten en lasten. Onder financiële rechtmatigheid wordt verstaan dat alle financiële transacties van de publieke media-instelling hebben plaatsgevonden binnen de bepalingen die bij het wettelijke kader in bijlage 3 zijn weergegeven. Als een financiële transactie niet in overeenstemming met het wettelijke kader heeft plaatsgevonden, dan merkt de instellingsaccountant het totale bedrag van de financiële transactie aan als een fout in de verantwoording. Het totaal aan financiële rechtmatigheidsfouten betrekt de instellingsaccountant bij het rechtmatigheidsoordeel.

Controleverklaring bij het financieel verslag over een projectsubsidie

Een (meerjarig) projectsubsidie kan, na afloop van de projectperiode, in een financieel verslag over de projectperiode worden verantwoord dan wel via de jaarrekening. De aanwijzingen voor de accountant in dit protocol gelden ook bij de verantwoording van een projectsubsidie via een financieel verslag, tenzij de aanwijzingen alleen betrekking hebben op de controle van de jaarrekening. Het financieel verslag gaat vergezeld van een verklaring van een accountant. Voor de verklaring gebruikt u het Model controleverklaring bij het financieel verslag over een bijdrage. De accountant maakt gebruik voor het financieel verslag van het Model controleverklaring bij het financieel verslag over een projectsubsidie (bijlage 2) en hanteert voor de strekking van het oordeel de volgende tolerantietabel, waarbij de omvangsbasis het totaalbedrag aan subsidiabele kosten van de projectsubsidie van OCW betreft.

Tabel 4

Materialiteitsgrens voor het oordeel bij het financieel verslag over een projectsubsidie

Goedkeurende

verklaring

Verklaring met

beperking

Verklaring van oordeelonthouding/

Afkeurende verklaring

Fouten (afwijkingen) in verantwoording en

onzekerheden in de controle

<2%

>2% – <4%

>4%

Bij de verantwoording van de projectsubsidie door middel van een jaarrekening dient bijlage 1 bij deze jaarrekening/controleprotocol te worden gehanteerd.

3.4. Rapportages accountantsonderzoek

Controleverklaring

De instellingsaccountant van de publieke media-instelling verstrekt daartoe een controleverklaring inzake getrouwheid en financiële rechtmatigheid bij de jaarrekening. De instellingsaccountant hanteert bij het opstellen van de goedkeurende controleverklaring het voorgeschreven Model dat bij dit controleprotocol is gevoegd.

De accountant stelt vast of de Modelverklaring voor wat betreft de algemene teksten in overeenstemming is met de laatste voorbeeldtekst van de controleverklaring bij de jaarrekening zoals deze is vermeld op de website van de NBA. Indien de algemene teksten afwijken van de Modelverklaring, neemt de accountant de algemene teksten over zoals vermeld op de website van de NBA.

Bij een niet-goedkeurende controleverklaring past de accountant het Model aan overeenkomstig de betreffende voorbeeldteksten van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants. De instellingsaccountant waarmerkt de jaarrekening23.

Accountantsverslag

De instellingsaccountant stelt een accountantsverslag op en deelt dit verslag met de raad van toezicht van de media-instelling. De raad van toezicht stuurt dit verslag naar het Commissariaat. In het accountantsverslag rapporteert de instellingsaccountant tenminste over niet door de instelling gecorrigeerde fouten (getrouwheid/financiële rechtmatigheid).

Bijlagen bij accountantsprotocol

1. Model controleverklaring van de onafhankelijke accountant bij de jaarrekening

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: het bestuur en de raad van toezicht van (naam instelling)

Verklaring over de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 202x

Ons oordeel

Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 202x van … (naam entiteit) te … (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd.

Naar ons oordeel:

  • geeft de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van (naam instelling) per 31 december 202x en van het resultaat over 202x in overeenstemming met de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en de RPO 202x.

  • zijn de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 202x in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand gekomen in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en de RPO 202x.

De jaarrekening bestaat uit:

  • 1. de balans per 31 december 202x; en

  • 2. de exploitatierekening over 202x; en

  • 3. de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden, het Controleprotocol Publieke Media-instellingen van de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en de RPO 2023 vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.

Wij zijn onafhankelijk van … (naam instelling) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

[Indien van toepassing: Informatie ter ondersteuning van ons oordeel

Wij hebben onze controlewerkzaamheden bepaald in het kader van de controle van de jaarrekening als geheel en de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties en bij het vormen van ons oordeel hierover. Onderstaande informatie ter ondersteuning van ons oordeel en onze bevindingen moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen of conclusies.

Controleaanpak frauderisico’s

De mate van detail die in de controleverklaring moet worden verschaft om te beschrijven op welke wijze op frauderisico’s die kunnen leiden tot een afwijking van materieel belang tijdens de controle is ingespeeld is een kwestie van professionele oordeelvorming en wordt aangepast aan de specifieke omstandigheden en complexiteit van de controle.

In overeenstemming met paragraaf 29B van Standaard 700 kan de accountant het volgende omschrijven:

  • de frauderisico’s die aandacht vereisten bij de controle;

  • een verwijzing naar eventuele toelichtingen in de financiële overzichten;

  • een kort overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden;

  • een indicatie van de uitkomst van de werkzaamheden van de accountant;

  • belangrijke waarnemingen met betrekking tot de aangelegenheid.

Of een combinatie van deze elementen.

Controleaanpak continuïteit

De mate van detail die in de controleverklaring moet worden verschaft om te beschrijven op welke wijze de accountant heeft ingespeeld op de geschiktheid van het hanteren door het management van de continuïteitsveronderstelling bij het opstellen en presenteren van de financiële overzichten en op gebeurtenissen of omstandigheden die gerede twijfel kunnen doen ontstaan over de mogelijkheid van de entiteit om haar continuïteit te handhaven is ingespeeld is een kwestie van professionele oordeelsvorming en wordt aangepast aan de specifieke omstandigheden en complexiteit van de controle. In overeenstemming met paragraaf 29A van Standaard 700 kan de accountant het volgende omschrijven:

  • de aangelegenheden die aandacht vereisten bij de controle;

  • een verwijzing naar eventuele toelichtingen in de financiële overzichten;

  • een kort overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden;

  • een indicatie van de uitkomst van de werkzaamheden van de accountant;

  • belangrijke waarnemingen met betrekking tot de aangelegenheid.

Of een combinatie van deze elementen.]

Naleving anticumulatiebepaling WNT niet gecontroleerd

In overeenstemming met het Controleprotocol WNT 202X hebben wij de anticumulatiebepaling, bedoeld in artikel 1.6a WNT en artikel 5, lid 1, sub n en o Uitvoeringsregeling WNT, niet gecontroleerd. Dit betekent dat wij niet hebben gecontroleerd of er wel of niet sprake is van een normoverschrijding door een leidinggevende topfunctionaris vanwege eventuele dienstbetrekkingen als leidinggevende topfunctionaris bij andere WNT-plichtige instellingen, alsmede of de in dit kader vereiste toelichting juist en volledig is.

Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie

Het jaarverslag omvat andere informatie, naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij.

Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:

  • met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;

  • alle informatie bevat die op grond van de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en de RPO 2023 is vereist.

Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de controle van de jaarrekening of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat.

Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in het Controleprotocol Publieke Media-instellingen van de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en de RPO 2023 en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder het bestuursverslag en de overige gegevens in overeenstemming met de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en de RPO 2023.

Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening

Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht voor de jaarrekening

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en getrouw weergeven van de jaarrekening in overeenstemming met de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en de RPO 2023. Het bestuur is ook verantwoordelijk voor het rechtmatig tot stand komen van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en de RPO 2023. In dit kader is het bestuur tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de organisatie in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de organisatie te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de organisatie haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.

De raad van toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële verslaggeving van de instelling.

Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate, maar geen absolute mate, van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten ontdekken.

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, het Controleprotocol Publieke Media-instellingen van de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording Regionale Publieke Media-instellingen en de RPO 2023, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen.

Onze controle bestond onder andere uit: het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude,

dat baten en lasten alsmede de balansmutaties als gevolg van fouten of fraude niet in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand zijn gekomen,

het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;

  • het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de instelling;

  • het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving, de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;

  • het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de instelling haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten.

  • Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een onderneming haar continuïteit niet langer kan handhaven;

  • het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen;

  • het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen en of de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede balansmutaties in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand zijn gekomen.

Wij communiceren met de raad van toezicht onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.

Plaats en datum

… (naam accountantspraktijk)

… (naam accountant)

2. Model controleverklaring van de onafhankelijke accountant bij het financieel verslag

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: het bestuur en de raad van toezicht van (naam instelling)

Ons oordeel

Wij hebben het financieel verslag betreffende het project (naam project) van (naam entiteit) te … (statutaire vestigingsplaats) over …(periode/jaar) gecontroleerd.

Naar ons oordeel is het financieel verslag, aangaande het bedrag van € … per saldo aan subsidiabele kosten en opbrengsten, in alle van materieel belang zijnde aspecten opgesteld in overeenstemming met de Regeling Handboek financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 202x

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgend het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol Publieke Media-instellingen van de Regeling Handboek financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 202x vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van het financieel verslag’.

Wij zijn onafhankelijk van … (naam entiteit(en) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Basis voor financiële verslaggeving en beperking in gebruik en verspreidingskring

Het financieel verslag is opgesteld op basis van financiële grondslagen zoals beschreven in de Regeling Handboek financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 202x en is opgesteld voor het Commissariaat met als doel <<NAAM ENTITEIT>> in staat te stellen te voldoen aan de Regeling Handboek financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 202x. Hierdoor is het financieel verslag mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor <<NAAM ENTITEIT>> en het Commissariaat en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.

Ons oordeel is niet aangepast als gevolg van deze aangelegenheid.]

[Indien van toepassing: Andere informatie

Aan het financieel verslag en onze controleverklaring daarbij is andere informatie toegevoegd. De andere informatie bestaat uit:

  • […];

  • [...].

Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie met de financiële verantwoording verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.

Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de controle van het financieel verslag of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat. Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de financiële verantwoording.

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie in overeenstemming met de subsidievoorwaarden.]

Verantwoordelijkheden van het bestuur voor het financieel verslag

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van het financieel verslag in overeenstemming met de Regeling Handboek financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 202x. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van het financieel verslag mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Onze verantwoordelijkheden voor de controle van het financieel verslag

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van dit jaarverslag nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol Publieke Media-instellingen van de Regeling Handboek financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 202x. Onze controle bestond onder andere uit:

  • het identificeren en inschatten van de risico’s dat het financieel verslag afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing.

  • het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit.

  • het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor het opstellen van het financieel verslag en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in het financieel verslag staan.

  • het evalueren of het financieel verslag de onderliggende transacties en gebeurtenissen zonder materiële afwijkingen weergeeft.

Wij communiceren met de raad van toezicht onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.

<<Plaats>>, <<datum>>

<<Naam accountant>>

3. Wet- en regelgeving inzake financiële rechtmatigheid

Deze bijlage bevat een overzicht van wet- en regelgeving die relevant is bij de beoordeling van financiële rechtmatigheid. De vermelde wet- en regelgeving is daarbij samenvattend toegelicht. Voor de integrale tekst wordt verwezen naar de betreffende wet- en regelgeving.

Financiële transacties

 

Inhoud

Toelichting

Artikel Mediawet 2008

RPO

2.1 en 2.60a

Taken RPO

In deze artikelen staat beschreven voor welke taken van de RPO de bekostiging gebruikt kan worden. Daaronder valt ook het toezicht op naleving van de regelingen en besluiten die te maken hebben met de coördinatie en ordening van de aanbodkanalen.

2.135

Besteding bekostiging

De inkomsten van de RPO en publieke media-instellingen dienen uitsluitend te worden gebruikt voor de uitvoering van de publieke media-opdracht, tenzij de wet anders heeft bepaald (zie artikel 2.136).

2.167, lid 3

Ontvangst bekostiging

Beschrijft de doorbetaling van de bijdrage uit de algemene mediareserve door het Commissariaat aan de raad van bestuur.

2.168, lid 2 en 3

Ontvangst bekostiging

Beschrijft de doorbetaling van de bijdrage uit de renteopbrengsten (op de Algemene mediareserve) door het Commissariaat aan de raad van bestuur.

2.60h, lid 2, onder b

Bindende regelingen

De directie van de RPO kan regelingen vaststellen die nodig zijn voor de uitvoering van de taken van de RPO.

7.14

Toepassen financiële sancties

Bepaalt dat er geen recht bestaat op een financiële bijdrage voor de verzorging van het programma-aanbod en dat de bijdrage evenredig wordt verminderd als uren worden ingetrokken als sanctiemaatregel.

Regionale publieke media-instellingen en de RPO

2.135, lid 1

Besteding bekostiging

De inkomsten van de RPO en publieke media-instellingen dienen uitsluitend te worden gebruikt voor de uitvoering van de publieke media-opdracht, tenzij de wet anders heeft bepaald (zie artikel 2.136).

2.170, lid 1

Totaalbudget bekostiging

Onze Minister stelt jaarlijks voor 1 december het totaalbudget vast.

2.170, lid 2

Besluit over aanvraag

Het Commissariaat beslist voor 1 januari over de aanvragen tot bekostiging van een RPMI.

2.170, lid 5

Algemene maatregel van bestuur

Middels algemeen maatregel van bestuur kunnen regels worde gesteld over de wijze van verdeling van het totaalbudget (zie artikel 4a Mediabesluit 2008).

2.170, lid 7

Besteding ontvangen gelden

De RPMI besteden de ontvangen bedragen aan de verzorging van media-aanbod op regionaal niveau.

2.170, lid 8

Regels voorschot

Beschrijving van de wijze van voorwaarden van bekostiging en wijze van bevoorschotting.

2.170, lid 9

Sancties bij niet of niet tijdig inleveren van de jaarrekening

Bepaalt de financiële sanctie voor niet tijdige inlevering van de jaarrekening en mogelijke financiële sancties bij of krachtens deze wet.

2.175

Voorschriften voor reserves

Beschrijft de wijze waarop gelden voor het verzorgen van media-aanbod en voor het uitvoeren van de taken en werkzaamheden van de RPMI gereserveerd moeten worden. Bepaalt maximum van 10% van de uitgaven als reservering.

2.176

Voorschriften voor reserves

Bepaalt dat gereserveerde gelden voor de verzorging van media-aanbod in het volgende kalenderjaar worden besteed aan de doelen waarvoor zij oorspronkelijk bestemd zijn.

2.177

Voorschriften voor reserves

Bepaalt dat onrechtmatig uitgegeven of te veel gereserveerde gelden worden teruggevorderd door het Commissariaat.

4a Mediabesluit 2008

Verdeling budget

In dit artikel is de verdeling van het totaalbudget over de verschillende RPMI opgenomen.

Financiële beheershandelingen

 

Inhoud

Toelichting

Artikel Mediawet 2008

2.109

Sponsoring

Sponsorbijdragen worden rechtstreeks door de media-instelling schriftelijk bedongen of aanvaard.

2.113

Sponsoring

Sponsoring verantwoorden in de jaarrekening.

2.117

Besteding bekostiging

Bepaalt dat het percentage onafhankelijk product minimaal 10% moet zijn.

2.132, lid 3

Nevenactiviteiten

Nevenactiviteiten dienen verband te houden of ten dienste te staan van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht en direct gerelateerd te zijn aan het media-aanbod. Ze moeten op marktconforme wijze worden verricht en tenminste kostendekkend zijn.

2.134

Nevenactiviteiten

Betreft regels voor nevenactiviteiten.

2.141

Dienstbaarheid verbod

Bepaalt dat de publieke media-instellingen met al hun activiteiten niet dienstbaar mogen zijn aan het maken van winst door derden.

2.142a

Inrichting organisatie

Bepaalt de scheiding tussen leiding en toezichthoudend orgaan

2.172

Van toepassingsverklaring Titel 9 Boek 2 BW

 

2.178

Bedrijfsprocessen

Deugdelijke inrichting van de bedrijfsprocessen en een deugdelijke administratie.

Beleidsregels Commissariaat

Het Commissariaat heeft als bestuursorgaan de bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften. Een aantal beleidsregels heeft betrekking op het toetsingskader van financiële rechtmatigheid en/of de jaarverslaggeving van instellingen. Deze beleidsregels zijn in het onderstaande overzicht opgenomen.

Beleidsregel

Artikel nr.

Inhoud

Beleidsregels nevenactiviteiten 2016 (Stcrt.2015, 44300, zoals laatstelijk gewijzigd bij Stcrt. 2017, 37835)

Art. 8

Kostendekkendheid

 

Art. 9

Kostendekkendheid

 

Art. 10

Kostendekkendheid

 

Art. 14

Meldingsplicht experimentele nevenactiviteiten

 

Art. 15

Beëindiging nevenactiviteiten

Regeling sponsoring publieke media-instellingen 2018 (Stcrt. 2018, 20005)

Art. 14

Sponsorbijdrage rechtstreeks van de sponsors

     

Beleidsregels reclame publieke media-instellingen 2019 (Stcrt. 2019, 23380)

Art. 6

Inkomsten reclame

 

Art. 7

Dienstbaarheidsverbod

     

Beleidsregels governance en interne beheersing 2017 (Stcrt. 2017, 57731)

   
 

Art. 3.4

Verslag Raad van Toezicht in verband met toezicht op interne risicomanagement- en controlesysteem van organisatie

 

Art. 5.1

Externe verslaggeving van organisatie dient te zijn voorzien van controleverklaring externe accountant

 

Art. 5.4

Verslag bestuur bevat verantwoording over interne beheersing

 

Art. 5.5

Verantwoording bestuur over besteding van alle middelen

 

Art. 5.6

Verslag Raad van Toezicht inzake functioneren bestuur en raad van toezicht en wijze waarop invulling is gegeven aan bevoegdheden en verantwoordelijkheden Raad van Toezicht

Beleidsregels reclame publieke media-instellingen 2019 (Stcrt. 2019, 23380)

Art. 6

Inkomsten reclame

De bovenstaande beleidsregels kunnen worden geraadpleegd via de Staatscourant en de website van het Commissariaat.

Regelingen RPO

De RPO is op grond van artikel 2.60a Mediawet 2008 belast met het vaststellen van regelingen die nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken. Regelingen die gerelateerd zijn aan de financiële verantwoording van de regionale publieke media-instellingen vormen onderdeel van het toetsingskader inzake financiële rechtmatigheid.

Ten tijde van het vaststellen van deze regeling zijn er geen regelingen door de RPO vastgesteld.

Indien er in de toekomst relevante wijzigingen/aanvullingen plaatsvinden in bovenstaande wet- en regelgeving, dan zijn deze onverkort van toepassing.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2024, 17455, datum inwerkingtreding 04-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.

  1. De Raad voor de Jaarverslaggeving publiceert de RJ. De Raad voor de Jaarverslaggeving is een orgaan waarin de werkgeversorganisaties, vakbonden, registeraccountants en beleggingsanalisten zijn vertegenwoordigd. De richtlijnen zijn voor de verslaggevingspraktijk van belang omdat ze volgens de Ondernemingskamer gezaghebbende kenbronnen vormen van in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar te beschouwen normen als in artikel 2:362 lid 1 BW (zie ook arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2006, NJ 2006/241). De RJ kennen echter geen direct wettelijk kader. De wet verwijst namelijk niet expliciet naar de richtlijnen. De Stichting voor de Jaarverslaggeving is ook geen publiekrechtelijke rechtspersoon. ^ [1]
  2. Dit is afhankelijk van de afspraak die de publieke media-instelling hierover maakt met diens accountant. ^ [2]
  3. Bron: artikel 5 BSPO (beleidslijn sponsoring publieke omroep van het CvdM, beleidsbrieven clusterindeling nevenactiviteiten 15/09/2009, 9/7/2009 en 23/12/2008, met kenmerken 18571\2009013905,2009010013 en SBO-0075B2-yw). ^ [3]
  4. In het geval van ontvangen of betaalde liquide middelen of activa die op zeer korte termijn liquide te maken zijn, dient de waarde hiervan relatief gering te zijn, omdat bartering ruilhandel met gesloten beurzen betreft. De norm is dat de hiervoor genoemde waarde maximaal 5% van de totale ruilwaarde bedraagt. ^ [4]
  5. Brief d.d. 31 maart 2008 met kenmerk FTZ-001-402-mvl. ^ [5]
  6. Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake is van onvoldoende Reserve Koersverschillen Beleggingen. ^ [6]
  7. Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake is van onvoldoende Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa. ^ [7]
  8. Als belastingen en premies sociale verzekeringen. ^ [8]
  9. Dit geldt alleen voor de RPO. ^ [9]
  10. Voor zover een organisatie vennootschapsbelasting verantwoordt, wordt deze opgenomen in dit model. ^ [10]
  11. Dit bedrag wordt direct toegevoegd aan kortlopende schulden (verschuldigd surplus reserve media-aanbod). ^ [11]
  12. Model IV is niet van toepassing op de RPO. ^ [12]
  13. Dit bedrag wordt direct toegevoegd aan kortlopende schulden (Verschuldigd surplus reserve media-aanbod). ^ [13]
  14. Onder loonkosten worden de volgende kosten verstaan: salariskosten, sociale lasten, pensioenlasten, december- en vakantie-uitkering, NRD-uitkering, arbeidsmarkttoeslagen, werkgeversbijdrage zorgverzekeringen. ^ [14]
  15. Onder loonkosten worden de volgende kosten verstaan: salariskosten, sociale lasten, pensioenlasten, december- en vakantie-uitkering, NRD-uitkering, arbeidsmarkttoeslagen, werkgeversbijdrage zorgverzekeringen. ^ [15]
  16. Voor officiële terminologie wordt verwezen naar de en regelgeving van het Commissariaat voor de Media. De nummering van dit model is gebaseerd op die van model Va. ^ [16]
  17. (Experimentele) nevenactiviteiten (zoals publiek-private samenwerkingsverbanden die kwalificeren als nevenactiviteit) die niet in één van de voorgaande clusters zijn opgenomen. ^ [17]
  18. Voor officiële terminologie wordt verwezen naar de Mediawet 2008 en regelgeving van het Commissariaat. ^ [18]
  19. Zie voor een nadere toelichting de beleidsbrief van het Commissariaat d.d. 31 maart 2008 met als kenmerk FTZ-001402-mvl. ^ [19]
  20. Zie ook de Gids Proportionaliteit voor het kader voor drempelbedragen voor de verschillende nationale aanbestedingsvormen. ^ [20]
  21. Het Commissariaat stuurt een afschrift van de aanwijzingen naar de accountant van de regionale publieke media-instelling, zodat die de volledigheid hiervan kan vaststellen. ^ [21]
  22. Het Model controleverklaring gaat er vanuit dat de accountant op basis van diens controle een goedkeurende controleverklaring kan afgeven. In de situatie waarin dit niet mogelijk is, past de accountant het model aan overeenkomstig de betreffende voorbeeldteksten van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). ^ [22]
  23. Bij waarmerken wordt de specificatie ter identificatie gestempeld en geparafeerd door de accountant met als doel het identificeren van de stukken waarop de verklaring betrekking heeft. ^ [23]
Naar boven