Besluit huis- en hobbydierenlijst

Geraadpleegd op 29-08-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2024 en zichtdatum 17-07-2024.
Geldend van 01-07-2024 t/m heden

Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 april 2024, nr. WJZ/ 52639951, tot aanwijzing van diersoorten die gehouden mogen worden (Besluit huis- en hobbydierenlijst)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2.2, eerste lid, en 10.1, eerste lid, van de Wet dieren;

Besluit:

Artikel 1. Aanwijzing dieren

Als diersoorten als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren worden aangewezen:

Soort (Nederlands)

Soort (Latijn)

Afrikaanse dwergrelmuis

Graphiurus murinus

Algerijnse gerbil

Gerbillus nanus

Alpaca

Vicugna pacos

Bleke gerbil

Gerbillus perpallidus

Bruine rat

Rattus norvegicus

Bunzing

Mustela putorius

Cavia

Cavia porcellus

Chinese dwerghamster

Cricetulus barabensis / griseus / pseudogriseus

Chinese waterree

Hydropotes inermis

Dwergrenmuis

Gerbillus amoenus

Ezel

Equus asinus

Fret

Mustela putorius furo

Geit

Capra aegagrus hircus

Goudhamster

Mesocricetus auratus

Grote Egyptische renmuis

Gerbillus pyramidum

Harrington’s gerbil

Taterillus harringtoni

Hond

Canis lupus familiaris

Huiskat

Felis silvestris catus

Huismuis

Mus musculus

Kameel

Camelus bactrianus

Konijn

Oryctolagus cuniculus domesticus

Lama

Lama glama

Mongoolse gerbil

Meriones unguiculatus

Noordafrikaanse renmuis

Gerbillus garamantis

Paard

Equus caballus

Rund

Bos taurus

Schaap

Ovis aries

Varken

Sus scrofa domesticus

Waterbuffel

Bubalus arnee bubalis

Woestijnslaapmuis

Eliomys melanurus

Artikel 2. Algemene vrijstellingen voor het houden van dieren van niet aangewezen soorten

Aan de volgende houders wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren:

Artikel 3. Overgangsrecht voor het houden van dieren van niet aangewezen soorten

  • 1 Aan degene die op het moment van inwerkingtreding van dit besluit dieren houdt van een soort die niet is aangewezen in artikel 1, wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren voor het houden van de op dat moment gehouden dieren, en wanneer een dier op dat moment drachtig is, voor het houden van de desbetreffende nakomelingen van dat dier.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is uitsluitend van toepassing op dieren ten aanzien waarvan de houder een maatregel heeft getroffen om te voorkomen dat het zich voortplant.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op degene die het houderschap van een dier als bedoeld in het eerste lid heeft overgenomen.

  • 4 De vrijstelling, bedoeld in het eerste of derde lid, is niet van toepassing op dieren ten aanzien waarvan de houder niet aannemelijk kan maken dat is voldaan aan het eerste en tweede lid.

Artikel 4. Algemene vrijstelling voor het houden dieren van niet aangewezen soorten als productiedier en voor het houden van dieren voor vertoning

  • 2 Aan degenen die op het moment van inwerkingtreding van dit besluit dromedarissen (Camelus dromedarius) houden met het oog op de productie van die dieren afkomstige producten wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, en het verbod, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet dieren.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 april 2024

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

P. Adema

Naar boven