Wanneer diploma-erkenning verleend wordt voor een beroepsopleiding, moet de betreffende
opleiding vanuit het oogpunt van kwaliteitsbewaking binnen één jaar na dagtekening
van die erkenning verzorgd worden. De voorwaarde dat binnen één jaar de opleiding
verzorgd moet worden, bevordert dat in het crebo alleen actieve opleidingen opgenomen
zijn. De inspectie beoordeelt de kwaliteit van deze actieve opleidingen periodiek,
waardoor geborgd is dat de beroepsopleidingen voldoende kwaliteit en continuïteit
hebben. Inactieve opleidingen kunnen niet door de inspectie worden beoordeeld. Dit
maakt dat de inspectie bij een beroepsopleiding waarvoor diploma-erkenning is verkregen,
maar die niet binnen afzienbare tijd start, geen beeld kan krijgen van wat de kwaliteit
van die opleiding zal zijn zodra deze verzorgd wordt. Dit ligt anders bij opleidingen
die ‘gepauzeerd’ worden. Daarvan heeft de inspectie een historisch beeld van de kwaliteit.
Omdat de bewaking van de kwaliteit voor deze ‘nieuwe’ opleidingen niet is geborgd,
zal de inspectie in beginsel – indien een opleiding niet binnen één jaar na afgifte
van de diploma-erkenning verzorgd wordt – vanuit het oogpunt van kwaliteitsbewaking
adviseren dat de diploma-erkenning ambtshalve ingetrokken dient te worden. Een grondslag
voor deze ambtshalve doorhaling van de diploma-erkenning is opgenomen in artikel 6.4.4 van de WEB. Of een opleiding wordt verzorgd, blijkt in beginsel uit de inschrijving van deelnemers
in BRON. Een opleiding wordt dus niet verzorgd als het programma voor het overgrote
deel nog ontwikkeld moet worden ten tijde dat een deelnemer zich aanmeldt.
Voordat de diploma-erkenning van een beroepsopleiding ambtshalve wordt ingetrokken
zal de instelling daarvan op de hoogte worden gesteld met de mogelijkheid aan te geven
of er redenen zijn om niet tot ambtshalve doorhaling over te gaan. Zie hiervoor verder
paragraaf 2.2 Intrekken erkenning.
Indien de opleiding binnen één jaar na dagtekening van de erkenning verzorgd wordt,
moet het bevoegd gezag om de erkenning te behouden het volgende doen:
-
• er voor zorgen dat de kwaliteit van de opleiding van voldoende niveau is (zie Onderzoekskader
MBO 2017);
-
• voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 1.4.1, eerste en zesde lid, van de WEB, en
-
• het verlenen van alle medewerking die de inspectie redelijkerwijs kan vorderen bij
de uitoefening van haar bevoegdheden binnen de door haar gestelde redelijke termijn.
Sinds 1 januari 2012 is het niet-bekostigd onderwijs wettelijk aangesloten op de systematiek
van het persoonsgebonden nummer en het basisregister onderwijs. Dit heeft tot gevolg
dat het bevoegd gezag, met betrekking tot opleidingen waarvoor diploma-erkenning is
verkregen, het persoonsgebonden nummer van iedere deelnemer die is ingeschreven voor
(een deel van) de beroepsopleiding moet verstrekken aan DUO/BRON, samen met de volgende
gegevens:
-
• geslacht, geboortedatum en postcode van de woonplaats;
-
• de datum van inschrijving of van de wijziging of beëindiging daarvan;
-
• de code, bedoeld in artikel 6.4.1, tweede lid, onder a van de WEB, van het opleidingsdomein, het kwalificatiedossier of de kwalificatie waarvoor de
deelnemer is ingeschreven en bij inschrijving;
-
• voor een opleidingsdomein of een kwalificatiedossier het niveau van de beroepsopleiding,
bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, van de WEB;
-
• de leerweg;
-
• het uitstroomniveau of het behaalde diploma en de datum waarop het diploma is behaald;
-
• de omvang van beroepspraktijkvorming, de datum van begin en einde daarvan, de afsluitdatum
van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst en het betrokken erkende leerbedrijf dat
de beroepspraktijkvorming verzorgt;
-
• het registratienummer van de instelling;
-
• het volgen van de opleiding in voltijd of deeltijd,
-
• indien van toepassing de reden van het uitstromen,
-
• de locatie waar het onderwijs wordt gevolgd,
-
• de keuzendelen waarin examen is afgelegd en die met goed gevolg zijn afgesloten alsmede
de datum waarop de keuzedelen met goed gevolg zijn afgesloten;
-
• de keuzedelen waarin examen is afgelegd en die niet met goed gevolg zijn afgesloten,
alsmede de datum van de beëindiging van de inschrijving, en
-
• de onderdelen van een kwalificatie en de keuzedelen waarvoor toepassing is gegeven
aan artikel 7.2.3, eerste lid, van de WEB en die met goed gevolg zijn afgesloten.
Informatie ten behoeve van aanlevering BRON
De eerste stap is de aansluiting op BRON via de link:
https://www.duo.nl/zakelijk/middelbaar-beroepsonderwijs/niet-bekostigd-onderwijs/bron-gebruiken.jsp
De aanmelding moet worden gestuurd aan:
Dienst Uitvoering Onderwijs
Onderwijsnummer/IPO
Postbus 30152, 9700 LC Groningen
Na vastlegging van de formulieren wordt door DUO Groningen een gebruikersnaam, wachtwoord
en token opgestuurd, wat toegang tot de beveiligde site geeft.
DUO heeft de tool Handleiding BRON mbo ontwikkeld zodat de gegevens in het juiste
format doorgegeven kunnen worden.
Wettelijke verplichtingen opleidingen
Wanneer een beroepsopleiding in de bol wordt aangeboden moet de opleiding volgens
artikel 7.2.7, derde lid, van de WEB voldoen aan de zogenoemde urennorm. Dit houdt in dat het bevoegd gezag voor de student
een onderwijsprogramma verzorgt dat:
-
a. voor de entreeopleiding ten minste 1000 klokuren omvat waarvan ten minste 600 begeleide
onderwijsuren;
-
b. voor een eenjarige basisberoepsopleiding en voor de specialistenopleiding ten minste
1000 klokuren omvat, waarvan ten minste 700 begeleide onderwijsuren en ten minste
250 klokuren beroepspraktijkvorming;
-
c. voor een tweejarige basisberoepsopleiding en voor een tweejarige vakopleiding ten
minste 2000 klokuren omvat, waarvan ten minste 1250 begeleide onderwijsuren en ten
minste 450 klokuren beroepspraktijkvorming, met dien verstande dat in het eerste studiejaar
ten minste 700 begeleide onderwijsuren worden verzorgd;
-
d. voor een driejarige vakopleiding en de middenkaderopleiding ten minste 3000 klokuren
omvat, waarvan ten minste 1800 begeleide onderwijsuren en ten minste 900 klokuren
beroepspraktijkvorming, met dien verstande dat in het eerste studiejaar ten minste
700 begeleide onderwijsuren worden verzorgd.
Artikel 7.2.4a, eerste lid, van de WEB vereist verder dat het bevoegd gezag de studieduur van de opleiding vaststelt. Niet-bekostigde
instellingen kunnen daarbij op grond van artikel 1.4.1, eerste lid, onder b, van de WEB afwijken van de bepalingen omtrent studieduur, neergelegd in artikel 7.2.4a, derde
lid, van de WEB. Indien een niet-bekostigde instelling van deze afwijkingsmogelijkheid
gebruik maakt, mag zij bovengenoemde urennormen naar evenredigheid daarop aanpassen.
Wanneer een beroepsopleiding in de bbl wordt aangeboden moet het bevoegd gezag volgens
artikel 7.2.7, vierde lid, van de WEB voor de deelnemer een onderwijsprogramma verzorgen dat voldoet aan de eisen met betrekking
tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming, bedoeld in artikel
7.2.7, eerste lid, van de WEB indien het bevoegd gezag voor de deelnemer een onderwijsprogramma
verzorgt dat elk studiejaar ten minste 850 klokuren omvat, waarvan ten minste 200
begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren beroepspraktijkvorming.
Het bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma verzorgen dat minder uren omvat dan de
hiervoor genoemde (al dan niet naar evenredigheid op de studieduur aangepaste) urennormen
mits de opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is en dit in lijn is met de
onderwijsvisie. In het geval het onderwijsprogramma minder uren omvat, legt het bevoegd
gezag hierover verantwoording af in het verslag van werkzaamheden, bedoeld in artikel 1.4.1, derde lid, van de WEB.
Voornoemd onderwijsprogramma omvat alle onderwijsactiviteiten, gericht op het bereiken
van de onderwijs- en vormingsdoelen van de opleiding, waaraan door de deelnemer wordt
deelgenomen onder verantwoordelijkheid en toezicht van het bevoegd gezag en bestaat
uitsluitend uit begeleide onderwijsuren en beroepspraktijkvorming. De begeleide onderwijsuren
zijn klokuren waarin onderwijs wordt gegeven onder verantwoordelijkheid en met actieve
betrokkenheid van onderwijspersoneel, niet zijnde uren die deel uit maken van de beroepspraktijkvorming.
Bovengenoemde urennormen gelden op grond van artikel 1.4.1, lid 1a, van de WEB niet voor een opleiding in de derde leerweg.
Het bevoegd gezag moet er daarnaast voor zorgen dat de betreffende opleiding zodanig
is ingericht dat de deelnemers de kwalificaties binnen de vastgestelde studieduur
kunnen bereiken, daarbij rekening houdend met de vooropleidingseisen genoemd in artikel 8.2.1 van de WEB.
Vervolgens moet het bevoegd gezag op grond van artikel 7.4.8, eerste lid, zorgen voor een goede organisatie en kwaliteit van het onderwijsprogramma en examinering.
De (aankomende) deelnemers moeten door het bevoegd gezag volledig en tijdig worden
geïnformeerd over het onderwijsprogramma en de examinering. Ook is het bevoegd gezag
er voor verantwoordelijk dat de instelling over een deelnemersstatuut beschikt waarin
de rechten en plichten van de deelnemers zijn opgenomen. Individuele rechten en plichten
van zowel de betreffende deelnemer als de instelling moeten in de onderwijsovereenkomst
opgenomen worden evenals bepalingen over in elk geval:
-
• de inhoud en inrichting van de opleiding (voltijd/deeltijd, leerweg en examenvoorzieningen);
-
• de tijdvakken waarbinnen en – voor zover mogelijk – de locaties waarop het onderwijs
verzorgd wordt, en
-
• de wijze waarop partijen uit de overeenkomst voortkomende prestaties gestalte zullen
geven.
Een volledig overzicht van alle vereisten waaraan niet-bekostigde instellingen zich
moeten houden is te vinden in art.1.4.1 van de WEB.