Protocol voorzieningen UWV 2018
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Begripsbepalingen
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Afkortingenlijst
WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
WGA: Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten;
WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
Wsw: Wet sociale werkvoorziening;
ZW: Ziektewet;
Wet Suwi: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
WOOS: Wet overige OCW-subsidies;
Wsf 2000: Wet studiefinanciering 2000;
WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
AKW: Algemene wet kinderbijslag.
Dienstbetrekking
Een dienstbetrekking in de zin van artikel 3 van de ZW/WAO/WW of een op grond van artikel 4 of 5 van de ZW/WAO/WW gelijkgestelde arbeidsverhouding.
Klant
Een natuurlijk persoon met structureel functionele beperkingen als bedoeld in artikel 35 WIA of artikel 2:22 Wajong. Tot het begrip klant behoort ook de leerling.
Intermediaire activiteit
Persoonlijke dienstverlening die gericht is op de vervanging of ondersteuning van
een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende auditieve, visuele of
motorische lichaamsfunctie, zoals bedoeld in artikel 35, tweede lid, onderdeel b, van de Wet WIA en artikel 2:22, tweede lid, onderdeel b, van de Wajong. Het gaat bijvoorbeeld om de tolkvoorziening en de voorleeshulp.
Leerling
Een natuurlijk persoon zoals omschreven in artikel 19a lid 1 van de Wet Overige OCW-subsidies.
Leefvervoer
Vervoer in de privésfeer van een klant.
Ministerie OCW
Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap.
Ministerie SZW
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Normbedrag
Het bedrag dat UWV als norm hanteert bij de verstrekking van een onderwijs- of werkvoorziening
betaalt. Deze zijn neergelegd in het Besluit Beleidsregel UWV normbedragen voorzieningen.
Onderwijsvoorziening
Een voorziening die een leerling ondersteunt bij het volgen van initieel onderwijs.
Initieel onderwijs is het onderwijs dat leerlingen volgen vanaf het moment dat ze
leerplichtig worden tot het moment dat ze de arbeidsmarkt opgaan.
Het gaat hier om de voorzieningen als bedoeld in:
Reisvergoeding
De vergoeding voor gereden kilometers die door de tolk en de overige verleners van
intermediaire activiteiten, als werktijd wordt beschouwd. Hierbij is ook de fiscaal
toegestane norm onkostenvergoeding per kilometer begrepen.
Startende zelfstandige
De natuurlijke persoon die, anders dan in dienstbetrekking, arbeid in zelfstandig
beroep of bedrijf gaat verrichten of verricht, teneinde zich daarmee een inkomen te
verwerven.
Structureel functionele beperkingen
Beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek. Gaat het om beperkingen bij het verrichten
van inkomensvormende arbeid, dan is de verwachting dat deze minimaal één jaar zullen
duren. Beperkingen die er toe leiden dat een leerling belemmeringen ondervindt bij
het volgen van onderwijs duren naar verwachting tenminste 3 maanden.
Tolk
Een vertaler van (gesproken) tekst in (geschreven) woord of gebaar die in het Register
Tolken Gebarentaal en Schrijftolken (RTGS www.stichtingrtgs.nl) staat ingeschreven.
Een communicatie assistent kan niet als tolk optreden.
Tolk op afstand
Een tolk die zijn tolkdiensten verricht vanuit een eigen werklocatie, niet zijnde
de locatie waar de klant – die gebruik maakt van de tolk – zich bevindt.
Voorziening
Een middel of dienst die beoogt de beperkingen als gevolg van ziekte en/of gebrek
voor het vinden en/of verrichten van inkomensvormende arbeid of het deelnemen aan
onderwijs zoveel als mogelijk weg te nemen. UWV onderscheidt werkvoorzieningen en
onderwijsvoorzieningen.
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
Werkvoorziening
Een voorziening die een klant ondersteunt bij het aan het werk gaan of bij de uitoefening
van zijn werkzaamheden.
Het gaat hier om voorzieningen als bedoeld in:
Werkgever
Een werkgever in de zin van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
Zelfstandig ondernemer
Een natuurlijk persoon die voor eigen rekening en risico deelneemt aan het economisch
verkeer.
Hoofdstuk 1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
UWV draagt verantwoordelijkheid voor de re-integratie van werkzoekenden. Het gaat
dan om ontslagwerklozen en werkzoekenden met structureel functionele beperkingen.
In dat kader heeft UWV onder meer de wettelijke taak om voorzieningen te verstrekken.
Deze werkvoorzieningen hebben tot doel de klant te ondersteunen bij het aan het werk
komen of aan het werk blijven.
Daarnaast heeft UWV de taak om voor klanten die belemmeringen ondervinden – in opdracht
van Ministerie OCW – bij het volgen van onderwijs voorzieningen te verstrekken. De
inzet van een onderwijsvoorziening maakt het mogelijk dat een klant onderwijs volgt
of kan volgen.
In het Protocol voorzieningen zijn de bepalingen opgenomen met betrekking tot de inzet
van de in deze beleidsregel opgenomen voorzieningen. Het gaat vooralsnog om de intermediaire
activiteiten, vervoers- en computervoorziening in de werk- en onderwijssituatie. Daarnaast
wordt ingegaan op het beleid als een klant wil starten als zelfstandig ondernemer
en (financiële) ondersteuning van UWV nodig heeft.
De Beleidsregel Protocol Voorzieningen 2018 kent als ingangsdatum de dag nadat deze
beleidsregel in de Staatscourant is gepubliceerd. Het vervangt de volgende Besluiten:
UWV hanteert voor de in deze Beleidsregel Protocol Voorziening opgenomen voorzieningen
normbedragen. Deze normbedragen worden door UWV periodiek geëvalueerd en waar nodig
bijgesteld. De bedragen staan in het Besluit Beleidsregel normbedragen voorzieningen
UWV, hierna te noemen Normbedragenbesluit.
Deel B. De voorzieningen
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Hoofdstuk 3. Vervoersvoorzieningen
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
UWV kent de volgende type vervoersvoorzieningen:
-
– Een (rolstoel)taxikostenvergoeding;
-
– Een verstrekking van een (aangepast) vervoermiddel in bruikleen;
-
– Een aanpassing van een eigen vervoermiddel als een klant daarover beschikt;
-
– Een vergoeding voor het gebruik van een vervoermiddel (bijv. een kilometervergoeding).
3.1. Inkomensgrens
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
UWV verstrekt alleen een vervoersvoorziening aan een klant indien hij naar het oordeel
van UWV – gelet op zijn structureel functionele beperkingen – aangewezen is op aangepast
vervoer. De aanspraak op een vervoersvoorziening, in de vorm van vervoer per auto
of taxi – is inkomensafhankelijk. Als het bruto (gezins)inkomen boven de inkomensgrens
ligt, dan ziet UWV het vervoer per auto of taxi als algemeen gebruikelijk. UWV verstrekt
dan in principe geen auto of taxikostenvergoeding als voorziening. Het normbedrag
C20-I geldt als inkomensgrens als er binnen het gezin 1 persoon is aangewezen op een
vervoersvoorziening (eerste inkomensgrens). Zijn er 2 personen binnen hetzelfde gezin
aangewezen op een vervoersvoorziening, dan geldt normbedrag C20-III als inkomensgrens
waarboven UWV vervoer per auto als algemeen gebruikelijk ziet (tweede inkomensgrens).
In de onderwijssituatie is er geen toetsing aan een inkomensgrens. Beide normbedragen
gelden daarom niet voor de onderwijssituatie.
3.2. Combinatie voorziening in werk- en leefsituatie
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Als een klant een vervoersvoorziening nodig heeft in zowel zijn werk- als leefsituatie,
dan kent UWV voor zowel de werk- als leefsituatie de voorziening toe. Maakt een klant
gebruik van een (bruikleen)auto, dan kan de klant maximaal 2000 kilometers aan leefkilometervergoeding
declareren. Rijdt hij meer dan dit aantal kilometers, dan zijn de extra kosten in
principe voor de klant tenzij door UWV anders is bepaald.
Zie voor de hoogte van de kilometervergoeding onder paragraaf 3.4.
3.3. Taxikostenvergoeding
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
UWV verstrekt een taxikostenvergoeding aan een klant als hij – naar het oordeel van
UWV – niet meer dan 100 meter kan lopen. Daarnaast dient hij voor elke verplaatsing
buitenshuis aangewezen te zijn op een taxi.
Is een klant ook voor zijn leefsituatie aanwezen op taxivervoer, dan ontvangt hij
voor zijn leefsituatie de volgende normbedragen:
-
– C31 indien hij niet meer dan 100 meter kan lopen en voor elke verplaatsing buitenshuis
is aangewezen op een taxi;
-
– C32 als de klant een visuele beperking heeft;
-
– C33 als de klant gebruik maakt van een rolstoeltaxi;
-
– C34 als de klant ook gebruik kan maken van een (goedkoper) alternatief vervoermiddel
zoals een (bel)bus.
Een klant kan tot maximaal het bedrag zoals opgenomen in codes C31 tot en met C34
aan taxikosten ten behoeve van zijn leefsituatie bij UWV declareren. Met de genoemde
normbedragen kan een klant per jaar een afstand tussen de 1.500 tot 2.000 kilometer
overbruggen.
3.4. Vergoedingen voor gebruik van eigen auto dan wel auto in bruikleen
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Maakt een klant voor zijn vervoer gebruik van zijn eigen auto, dan wel een auto in
bruikleen, dan komt hij in aanmerking voor de vergoeding van extra te maken kosten.
Deze kosten zijn gebaseerd op de kosten voor een zogenaamde referentieauto (normbedrag
C18-II).
UWV kan vergoedingen verstrekken als bijdrage in de kosten voor:
Alleen in de werksituatie gaat hier nog een eigen bijdrage vanaf. De eigen bijdrage
geldt niet in de onderwijssituatie.
3.4.1. Eigen bijdrage verzekering en belasting
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Is er sprake van een noodzakelijke aanschaf van een auto, dan vergoedt UWV uitsluitend
de meerkosten voor verzekering en de motorrijtuigenbelasting ten opzichte van de kosten
van een referentieauto. De kosten voor verzekering en motorrijtuigenbelasting voor
een referentieauto en daarmee de hoogte van de maandelijkse eigen bijdrage zijn te
vinden in de volgende normbedragen:
3.4.2. Kilometervergoeding
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Net als elke valide persoon die van of naar zijn werk gaat, dient ook een klant zelf
een bijdrage te leveren aan zijn vervoerskosten. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk
van de inkomensgrens:
-
– Normbedrag C26-I beneden inkomensgrens C20-I, respectievelijk C20-III;
-
– Normbedrag C26-II boven inkomensgrens C20-I, respectievelijk C20-III.
Kent UWV een kilometervergoeding en/of taxikostenvergoeding toe in de werksituatie dan worden de in het normbedrag C26-I en C26-II genoemde bedragen van deze vergoeding
afgetrokken. De eigen bijdrage geldt niet in de onderwijssituatie.
UWV onderscheidt een drietal kilometervergoedingen:
-
– Een kilometervergoeding C22: als er sprake is van een auto in bruikleen;
-
– Een kilometervergoeding C25-I: als de klant gebruik maakt van zijn eigen personenauto;
-
– Een kilometervergoeding C25-V: als de klant gebruik maakt van zijn eigen bestelauto
of bus.
UWV stelt de kilometervergoeding op nihil als de eigen bijdrage hoger is dan de door
UWV te verstrekken kilometervergoeding.
Het aantal kilometers dat UWV vergoedt, wordt uiteindelijk bepaald door de woon- werkafstand
of woon-schoolafstand. Zie in dit verband paragraaf 2.6.
Als UWV naast een vergoeding voor vervoerskosten in de werksituatie ook een vergoeding
toe heeft gekend voor vervoerskosten in de leefsituatie van een klant, dan geldt er
geen eigen bijdrage voor de vergoeding in de leefsituatie. Op de kilometers die de
klant in de leefsituatie rijdt, worden in dat geval de in het normbedrag C26-I en
C26-II genoemde bedragen niet van de kilometervergoeding afgetrokken.
3.5. Reiskosten begeleider
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Is een klant niet in staat om zelfstandig te reizen, dan kan hij zich laten vergezellen
door een begeleider. UWV verstrekt in dat geval jaarlijks een vaste vergoeding ter
dekking van de reiskosten van de begeleider. Deze vaste vergoeding is opgenomen onder
normbedrag C71.
Hoofdstuk 4. Intermediaire activiteiten
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
4.1. Intermediaire activiteiten
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Intermediaire activiteiten zijn activiteiten die zijn gericht op de vervanging of
ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende lichaamsfunctie.
De lichaamsfunctie moet verband houden met de visuele, auditieve of motorische mogelijkheden
van de betrokkene, en de activiteiten moeten bestaan uit diensten die door een persoon
worden verricht.
De dienstverlening bevordert de lichaamsfuncties en/of de waarnemingsvaardigheden
van een klant die doof én blind of doof én zeer slechtziend is. Voorbeelden van intermediaire
activiteiten zijn de tolkvoorziening en de voorleeshulp. Voor alle intermediaire activiteiten
– met uitzondering van de tolkvoorziening – geldt dat deze niet behoren tot de gebruikelijke
werkzaamheden van de persoon die de dienstverlening verricht.
Op grond van deze omschrijving vallen buiten het begrip `intermediaire activiteiten’:
-
• Hulpmiddelen en trainingen voor het gebruik van door UWV verstrekte voorzieningen:
deze kunnen als onderdeel van de betreffende voorziening worden vergoed;
-
• Activiteiten inzake meer algemeen gerichte begeleiding bij arbeid: deze kunnen mogelijk
in de vorm van een jobcoach worden vergoed:
-
• Trainingen om een werkgever, de collega’s en de gehandicapte medewerker aan elkaar
te laten wennen;
-
• Algemeen gebruikelijke secretariële en facilitaire ondersteuning;
-
• Dienstverrichting door dieren zoals blinde geleidehonden, postduiven etc.;
-
• Mechanische en elektronische hulpmiddelen: indien aan de voorwaarden wordt voldaan,
kunnen deze als meeneembare voorziening worden verstrekt.
De vergoeding voor intermediaire dienstverleners visueel gehandicapten en motorisch
gehandicapten is opgenomen in normbedragen E17-III en E17-A3.
4.2. Tolkvoorziening
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Aan klanten met een auditieve beperking kan UWV een tolkvoorziening toe kennen. UWV
onderscheidt o.a. de volgende type tolken:
De klant bepaalt zelf welk type tolk hij inzet.
4.2.1. Omvang tolkuren
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
-
• Werksituatie
UWV kent aan klanten, die ondersteuning nodig hebben van een tolk bij de uitoefening
van hun werkzaamheden in dienstbetrekking per kalenderjaar maximaal 15% van het aantal
te werken uren toe aan tolkuren. UWV kan van dit percentage afwijken als de toepassing
van de 15% norm leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor de klant (zie
artikel 7 lid 2 en 3 van het Reïntegratiebesluit).
Is een klant werkzaam op een meerjarige arbeidsovereenkomst of elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten
bij dezelfde werkgever? Dan kunnen niet gebruikte tolkuren in enig kalenderjaar niet
meegenomen worden naar een volgend kalenderjaar. UWV geeft de klant bij de start van
elk kalenderjaar inzicht in het aantal beschikbare tolkuren voor dat kalenderjaar.
-
• Onderwijssituatie
Als de leerling een meerjarige opleiding volgt, dan geeft UWV de leerling bij de start
van elk leerjaar inzicht in het aantal tolkuren voor dat betreffende leerjaar. De
omvang van het aantal tolkuren is gebaseerd op het door de leerling te overhandigen
lesrooster voor dat betreffende leerjaar. Op basis van dit lesrooster stelt UWV het
aantal tolkuren vast.
UWV vergoedt geen tolkuren als de lesuren waarvoor de voorziening is aangevraagd betrekking
hebben op incidenteel of aanvullend onderwijs bij een instelling voor regulier onderwijs
door een leerling die staat ingeschreven bij een instelling voor speciaal onderwijs.
4.2.2. (minimaal) te tolken tijd en uurtarief
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
4.2.2.1. (minimaal) te tolken tijd
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
UWV vergoedt de inzet van een tolk slechts over de tijd waarin de gevraagde dienstverlening
heeft plaatsgevonden, afgerond op een heel kwartier. Hierbij geldt als minimale inzet:
Als afrondingsregel geldt:
-
– In onderwijssituaties: het lesuur. Hieronder wordt verstaan de op de desbetreffende
onderwijsinstelling geldende (vaak korter dan een klokuur durende) lengte van de leseenheid;
-
– De declaratie van lestijd over één etmaal in één onderwijsinstelling mag over het
totaal naar boven worden afgerond op het eerstvolgende hele kwartier;
-
– In alle overige situaties: per tolkopdracht naar boven op het eerstvolgende hele kwartier.
Deze minimale eis geldt per getolkte tijd, per opdracht en per locatie in een etmaal.
Pauzes van de klant in de werk- en onderwijssituatie
Als een klant gebruik maakt van de diensten van een tolk tijdens zijn pauze, om bijv.
zijn sociale contacten ten behoeve van het werk of het volgen van onderwijs te onderhouden
en te bevorderen, dan kan de tolk deze tijd als getolkte tijd declareren.
Als een leerling een tussenuur of een studie-uur heeft in het onderwijs, dan kunnen
eventuele tolkactiviteiten niet worden gedeclareerd. Het gaat hier om vooraf ingeroosterde uren. Valt er een lesuur
uit, dan gelden de regels zoals opgenomen in paragraaf 4.6.
4.2.2.2. Uurtarief tolken
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Uurtarief tolken
UWV hanteert een vast uurtarief voor de vergoeding van de tolk, dat is gebaseerd op
het normbedrag E17-I. UWV vergoedt naast dit uurtarief geen afzonderlijke kosten,
tenzij dit in dit Protocol anders is bepaald.
Voor inzet van een tolk tussen 08:00 en 18:00 uur geldt een vergoedingspercentage
van 100% van het normbedrag in de werksituatie. Dit is het basis uitgangspunt voor
vergoeding van het uurtarief.
Afwijkende percentage normbedrag onderwijssituatie
In de onderwijssituatie is het vergoedingspercentage voor inzet van een tolk tussen
08:00 en 18:00 afhankelijk van het type onderwijs:
a. in wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs:
|
105% van het normbedrag
|
b. in het middelbaar (beroeps) onderwijs:
|
100% van het normbedrag
|
c. in het lager onderwijs:
|
95% van het normbedrag
|
UWV hanteert, in overleg met het Ministerie OCW, afwijkende vergoedingspercentages
omdat de intensiteit van de tolkopdracht per type onderwijs verschilt. De idee is
dat bij het lager onderwijs de intensiteit lager is dan bij het middelbaar- en hoger
beroeps/wetenschappelijk onderwijs.
4.2.3. Opslag voor tolkopdrachten in Nederland in verband met buitengewone werktijden
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Voor tolkopdrachten binnen Nederland wordt in geval van de hieronder vermelde buitengewone
werktijden van de tolk de uurvergoeding verhoogd. De navolgende tabel bevat de totaalpercentages
van de uurvergoeding:
Maandag t/m vrijdag:
|
00.00 uur tot 6.00 uur:
|
140%
|
|
6.00 uur tot 8.00 uur:
|
120%
|
|
18.00 uur tot 22.00 uur:
|
120%
|
|
22.00 uur tot 24.00 uur:
|
140%
|
|
|
|
Zaterdag:
|
0.00 uur tot 6.00 uur:
|
140%
|
|
6.00 uur tot 22.00 uur:
|
130%
|
|
22.00 uur tot 24.00 uur:
|
140%
|
|
|
|
Zondag/feestdag:
|
0.00 uur tot 24.00 uur:
|
145%
|
Voor de opslagpercentages is aansluiting gezocht bij de cao Welzijn.
UWV volgt de maatschappelijke ontwikkelingen bij de bepaling of er sprake is van een
feestdag.
Buitenland
De hiervoor genoemde opslagpercentages gelden alleen als de tolk in Nederland zijn
diensten verleent. Tolkt een tolk voor een klant tijdens diens verblijf in het buitenland,
dan geldt er geen opslagpercentage. UWV vergoedt slechts 100% van het normbedrag,
ongeacht het tijdstip waarop is getolkt.
4.2.4. Reisvergoeding
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
UWV verstrekt een reisvergoeding aan de tolk en de intermediaire dienstverleners op
basis van het aantal werkelijk gereisde kilometers, rekening houdend met het in paragraaf
2.6. bepaalde. Aanvullende voorwaarden bij de verstrekking van de reisvergoeding zijn:
-
– Het adres van de bedrijfsvestiging van de tolk of intermediaire dienstverlener en
het adres waar de werkzaamheden worden verricht verschillen minimaal één cijfer of
letter in de postcode;
-
– UWV vergoedt maximaal 110 kilometer per enkele reis.
Voor klanten die naast een ernstige auditieve handicap ook een ernstige visuele handicap
hebben, kan tot op zekere hoogte het maximaal aantal kilometers dat de tolk ten behoeve
van de klant rijdt, worden overschreden. Het gaat om klanten die doof én blind of
doof én zeer slechtziend zijn. UWV bepaalt op basis van de omstandigheden of de meerdere
gedeclareerde kilometers redelijk zijn. De tolk mag ten behoeve van de klant tegen
de geldende normvergoeding omrijden om de klant op te halen en/of terug naar huis
te brengen. Dit onder voorwaarde dat de klant zelf om deze dienstverlening vraagt.
4.2.5. Bijzondere situaties
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal bijzondere situaties bij de inzet van
tolken. Deze situaties zijn alleen van toepassing op de inzet van een tolkvoorziening,
dus niet op de overige intermediaire activiteiten.
Tolken in het buitenland
UWV wil bevorderen dat er voor een tijdelijk verblijf in het buitenland zoveel als
mogelijk van ter plaatse beschikbare dienstverlening gebruik wordt gemaakt. Hiervoor
kan een vergoeding worden verstrekt ten behoeve van een tolk ter plaatse. Hierbij
wordt rekening gehouden met de bepalingen in dit besluit. UWV geeft daarom geen vergoeding
voor door de tolk te maken reis- en verblijfskosten in en naar het buitenland.
Groepsgewijze inzet van tolken in het buitenland
In de situatie dat er sprake is van een tolk die voor een groep tolkgebruikers activiteiten
verricht in het buitenland (zgn. Madridmodel), dient de klant voorafgaand toestemming
aan UWV te vragen. Deze aanvraag dient uiterlijk 3 weken voordat de activiteit plaatsvindt
door UWV te zijn ontvangen.
Bij een groepsgewijze toepassing van de tolkvoorziening in het buitenland kan UWV
afwijken van het normbedrag E17-I. UWV zal op basis van maatwerk een passende vergoeding
aan de tolk toekennen. Dit geldt ook voor de werkelijk gemaakte reis- en verblijfkosten.
Dit betreft een afwijking van de hoofdregel dat UWV geen vergoeding geeft voor de
door te tolk gemaakte reis- en verblijfskosten in en naar het buitenland.
Aan een bemiddelaar kan worden verzocht om, op basis van de samenstelling van de groep,
een aantal tolken van het benodigde type vast te stellen.
Voor groepsgewijze tolkdiensten in het buitenland geldt:
-
– Per dag wordt voor iedere tolk een vergoeding verstrekt voor het daadwerkelijk benodigde
aantal tolkuren, met een maximum van acht;
-
– Reis- en verblijfskosten van de tolk, waarbij als uitgangspunt geldt de werkelijke
reis- en verblijfskosten, op basis van een groepsarrangement.
Teamtolk
Er is sprake van een teamtolk als minimaal twee tolken tegelijkertijd voor een klant
tolkactiviteiten verrichten. Een klant kan binnen het aan hem aantal toegekende uren
naar eigen inzicht gebruik maken van een teamtolk. Een klant kan zowel een teamtolk
in Nederland als in het buitenland inzetten. Een teamtolk kan door een klant onder
de volgende voorwaarden worden ingezet:
-
– De opdrachtduur is langer dan een klokuur;
-
– Van te voren staat vast dat gedurende de opdracht geen pauzes van de tolk(en) mogelijk
is;
-
– Van te voren staat vast dat het achtereenvolgens inzetten van verschillende tolken
niet mogelijk is.
Zet een klant een teamtolk in, dan ontvangt elk van de tolken een vergoeding conform
normbedrag E17-I en de daarbij geldende uitgangspunten.
Tolk op afstand
Van een tolk op stand is er sprake als de tolk zich niet op dezelfde locatie als de
klant bevindt. Is er sprake van inzet van een tolk op afstand, dan kan de tolk het
volgende declareren: normbedrag E17-I, vermeerderd met
Het is niet toegestaan beide aanvullingen op het normbedrag E17-I te declareren.
4.2.6. Annulering van tolkopdrachten
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
UWV vergoedt onder bepaalde voorwaarden de annulering van de door de klant bestelde
tolkopdrachten. De annuleringsregels zijn als volgt:
Annulering door de klant:
-
– 0% vergoeding als de annulering plaatsvindt meer dan 24 uur voor dat de tolkopdracht
zou plaatsvinden;
-
– Een vergoeding van 50% van het normbedrag als de opdracht binnen 24 uur voordat het
afgesproken tijdstip van uitvoering van de tolkopdracht is geannuleerd.
Annulering door de tolk:
UWV zal – tenzij er sprake is van een annulering ter plaatse – geen reisvergoeding
aan de tolk verstrekken. Dit geldt ook in het geval de annulering de tolk niet of
niet tijdig heeft bereikt.
Getolkte tijd is korter dan de oorspronkelijke tijdsduur
Als blijkt dat de getolkte tijd korter is dan de oorspronkelijke tijdsduur, zoals
deze door de klant is aangevraagd, dan merkt UWV dit verschil als geannuleerde tijd
aan. Het verschil dient tenminste 15 minuten te zijn. Immers UWV rondt de tijd af
op een heel kwartier naar boven.
UWV zal niet meer vergoeden dan de oorspronkelijk overeengekomen duur van de tolkopdracht,
bij een opdracht die korter blijkt dan de oorspronkelijke tijdsduur.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat de tolk ook de reisvergoeding kan declareren.
Annulering ter plaatse
In het geval de tolkopdracht door de klant wordt geannuleerd op het moment dat de
tolk de plaats van bestemming al heeft bereikt, vergoedt UWV 50% van het aantal afgesproken
tolkuren. Daarnaast kan de tolk een reisvergoeding declareren.
4.2.7. Bemiddelingskosten
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
UWV kan de kosten voor bemiddeling bij het vinden van een tolk, die de diensten gaat
verrichten, vergoeden als:
-
• Het om dienstverlening gaat, die door een tolk wordt uitgevoerd of
-
• De noodzaak van de bemiddeling naar het oordeel van UWV is aangetoond.
De achterwachtregeling
De achterwachtregeling zorgt er voor dat een klant in bijzondere situaties over een
tolk kan beschikken. Meestal gaat het om de inzet van een tolk op ongewone en niet
voorzienbare tijdstippen of situaties. Is een tolk nodig, dan kan een tolkbemiddelaar
deze voor de klant beschikbaar stellen. UWV heeft hiervoor een contract met een tolkbemiddelaar
gesloten.
De tolk die de tolkactiviteiten verricht kan zijn uren declareren conform de in dit
hoofdstuk gestelde uitgangspunten.
Hoofdstuk 5. Computervoorziening
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Onder een computervoorziening verstaat UWV de verstrekking van zowel een computer
als de eventuele aanpassingen hierop. Onder een computer verstaat UWV een desktop,
een laptop of tablet.
Een computervoorziening betreft niet enkel en uitsluitend de verstrekking van de computer,
maar als dit nodig is, kan UWV ook aanpassingen aan de computer vergoeden. Afhankelijk
van de situatie van de klant bepaalt UWV de inhoud van de computervoorziening.
Voor het verstrekken van een computer geldt een normbedrag, te weten normbedrag G22-1.
Dit betreft het maximumbedrag voor de eenvoudige computer voor de lees-en schrijffunctie.
5.1. De computer in de werksituatie
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
In de werksituatie beschouwt UWV het hebben van een computer als algemeen gebruikelijk.
Deze komt dan ook niet voor verstrekking door UWV in aanmerking. Wel kan UWV, als
dit nodig is ter compensatie van de structurele functionele beperking, als computervoorziening
eventuele aanpassingen aan een computer vergoeden.
5.2. De computer in de onderwijssituatie
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
In de onderwijssituatie wordt het gebruik van een computer – afhankelijk van het type
onderwijs – door UWV als algemeen gebruikelijk beschouwd. Als dat zo is, dan verstrekt
UWV geen computer. Wel kan UWV, als dit nodig is ter compensatie van de structurele
beperkingen, wel eventuele aanpassingen aan de computer vergoeden. Hierna is uitgelegd
wanneer een computer als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd.
5.2.1. Wanneer is de computer in de onderwijssituatie algemeen gebruikelijk?
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Gaat het om een leerling in:
-
• het voortgezet onderwijs: klassen Havo 5 en VWO 5 en 6;
-
• ROC/MBO;
-
• HBO Bachelor en Master;
-
• WO Bachelor en Master;
-
• Of als het gaat om onderwijs waar het hebben van een eigen computer is opgenomen in
de school- of studiegids (ook wel bekend als laptopklas).
dan wordt de computer als algemeen gebruikelijk gezien. Deze komt dan ook niet voor
verstrekking door UWV in aanmerking. Wel kan UWV, als dit nodig is ter compensatie
van de structurele functionele beperking, als computervoorziening eventuele aanpassingen
aan een computer vergoeden.
Overgangsregeling
De overgangsregeling is van toepassing op leerlingen in het basisonderwijs (groep
1 t/m 8) en voortgezet onderwijs (klas 1 t/m 4) en die in de beschikking hebben over
een door UWV verstrekte computer. Als zij onderwijs volgen op een school die heeft
voorgeschreven dat zij de beschikking moeten hebben over een eigen computer, dan wordt
slechts aan de 1e vervangingsvraag, op of na de datum waarop dit Protocol van toepassing is, voldaan.
Op een 2e vervangingsvraag zal UWV geen computer (meer) verstrekken.
Eenzelfde handelwijze geldt ook voor leerlingen die onderwijs volgen op een ROC/MBO
in niveau 1 en 2. Voor hen gaat gelden dat een computer als algemeen gebruikelijk
wordt beschouwd. Gaat het om een 1e vervangingsvraag, op of na de datum waarop dit Protocol van toepassing is, dan verstrekt
UWV deze nog. Op een 2e vervangingsvraag zal UWV geen computer meer verstrekken.
5.2.2. Wanneer is de computer in de onderwijssituatie niet algemeen gebruikelijk?
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Gaat het om een leerling in:
dan wordt een computer niet als algemeen gebruikelijk gezien. Hierop geldt in een bepaalde situatie een uitzondering:
zie par. 5.2.1, 5e bullet)
In deze situatie kan UWV zowel de computer zelf als eventuele aanpassingen verstrekken.
5.3. Computervoorziening ter ondersteuning van de beperkingen van de leerling
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
De bevoegdheid van UWV inzake het vergoeden van computers is op twee verschillende
situaties gericht. De meest algemene situatie is de computer (desktop, laptop of tablet)
zonder aanpassingen die alleen is gericht op de versterking van de lees- en schrijffunctie
van de gehandicapte leerling. In deze situatie is de computer in bepaalde typen onderwijs,
in sterke mate algemeen gebruikelijk geworden (zie paragraaf 5.2). Daarnaast is UWV
ook bevoegd tot het verstrekken van computers die zijn toegerust met specifieke aanpassingen
voor leerlingen met een lichamelijke en/of visuele handicap. Hierin heeft UWV een
aanvullende bevoegdheid op de taak van de zorgverzekeraars
UWV zet in de onderwijssituatie de computervoorziening in om:
UWV heeft in de onderwijssituatie slechts een aanvullende bevoegdheid op de taak die
een zorgverzekeraar heeft.
De leerling die in aanmerking kan komen voor een computervoorziening kent derhalve
een:
-
– Visuele beperking (bijv. blind, slechtziend);
-
– Motorische beperking (kan bijv. geen gebruik maken van algemeen gebruikelijke schrijfmiddelen
zoals pen en papier);
-
– Auditieve beperking (bijv. doof of slechthorend); of
-
– Is langdurig ziek. Van langdurige ziekte is sprake indien de ziekte naar verwachting
ten minste drie maanden zal duren. Ten aanzien van langdurig zieke kinderen wordt
als aanvullende voorwaarde gesteld, dat deze leerlingen zodanig bedlegerig zijn dat
zij niet in staat zijn met een zekere regelmaat de school te bezoeken.
Voorwaarde is wel dat de leerling staat ingeschreven bij een instelling voor regulier
onderwijs. Onder regulier onderwijs wordt verstaan:
5.3.1. Situaties waarin UWV gelet op de aard van de beperkingen van de leerling geen
computer(voorziening) verstrekt
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
De verstrekking van een computervoorziening heeft tot doel om een oplossing te bieden
voor het lees- of schrijfprobleem van een leerling. Weliswaar kunnen de volgende leerlingen
ook profijt hebben van een computervoorziening, maar deze ligt eerder in een andere
behoefte. Aan de volgende leerlingen verstrekt UWV – op grond van de geconstateerde
beperking – géén computervoorziening:
-
a. de leerling heeft alleen cognitieve beperkingen;
-
b. de enige diagnose van de leerling is dyslexie;
-
c. ten behoeve van het in de thuissituatie maken van huiswerk door een leerling die is
ingeschreven bij een onderwijsinstelling die valt onder de Wet op de expertisecentra.
Ad a.
Een leerling met een cognitieve beperking zal in de regel in staat zijn wel gebruik
te kunnen maken van algemeen gebruikelijke schrijfmiddelen. Zijn behoefte aan een
computervoorziening zal veel meer gelegen zijn in het oefenen met onderwijsmiddelen.
Hiervoor ligt de verantwoordelijkheid bij de school.
Ad. b.
Is een leerling uitsluitend bekend met dyslexie, daarvan heeft het Ministerie van
OCW bepaald dat deze zijn uitgesloten van een computervoorziening. Spelen er meer
factoren mee die de ondersteuning door een computervoorziening rechtvaardigen: in
dat geval kan UWV wel een voorziening verstrekken.
Ad. c.
Gaat het om een leerling die is ingeschreven bij een onderwijsinstelling die valt
onder de Wet op de Expertisecentra (speciaal onderwijs), dan verstrekt UWV ook geen computervoorziening. Het gaat hier
om de clusterscholen 1, 2, 3 en 4 voor respectievelijk leerlingen met een visuele,
auditieve, motorische of cognitieve beperking of leerlingen met ernstige gedragsstoornissen
en/of psychiatrische problematiek. Aan leerlingen van het speciaal onderwijs worden
door UWV geen voorzieningen verstrekt. Daarnaast verstrekt UWV geen computervoorziening
voor het maken van huiswerk omdat UWV deze als algemeen gebruikelijk beschouwt. Uitgangspunt
hierbij is dat in Nederland nagenoeg ieder huishouden de beschikking heeft over tenminste
één computervoorziening. Zijn hierop aanpassingen nodig, dan kan de zorgverzekeraar
deze vergoeden.
5.4. Vorm en duur van de computervoorziening
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
UWV verstrekt de computervoorziening uitsluitend in natura. Aan een klant/leerling
kan uitsluitend één type computer per verstrekkingsperiode worden toegekend.
De kosten van regulier soft- en hardware om de klant/leerling in staat te stellen
gebruik te maken van de computer, vergoedt UWV niet. In de onderwijssituatie gaat
het veelal om software die via speciale regelingen van of via de onderwijsinstelling
kan worden betrokken. Evenmin vergoedt kosten voor instandhouding of verzekering van
de computer.
De gemiddelde levensduur van een computervoorziening is bepaald op tenminste vier
jaar. Is tussentijds vervanging nodig, dan houdt UWV met een eventuele vervangingsvraag
rekening met deze levensduur.
Hoofdstuk 6. Startende zelfstandigen
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Personen die naar het oordeel van UWV een aanwezige structurele functionele beperking
hebben en die arbeid als zelfstandige verrichten of gaan verrichten kunnen in het
kader van de inschakeling en ondersteuning bij de arbeid als zelfstandige van UWV
voorzieningen krijgen.
Voorzieningen worden alleen verstrekt in verband met een naar het oordeel van UWV
aanwezige structurele functionele beperking die het gevolg is van een ziekte of handicap:
-
• die bij de arbeid als zelfstandige al aanwezig was of
-
• binnen drie jaar na de start als zelfstandige is ontstaan. Voorwaarde hiervoor is
dat bij de aanvang de zelfstandige arbeid al een eerste ziekte of handicap aanwezig
was.
De aanwezigheid van structurele functionele beperkingen die tot een voorziening kunnen
leiden moeten vast staan op het moment van de start van de werkzaamheden als zelfstandige.
Het is echter geen vereiste dat de startende zelfstandige de voorziening op dat moment
al heeft aangevraagd.
6.1. Inkomensgrens voorzieningen
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Er geldt een wettelijke inkomensgrens voor de verstrekking van voorzieningen aan startende
zelfstandigen. Dit betreft het normbedrag Z1. Deze inkomensgrens gaat gelden vanaf
het 4e kalenderjaar (loopt van 1 januari tot en met 31 december) na aanvang van de arbeid
als zelfstandige.
De inkomensgrens Z1 geldt voor de meeneembare voorzieningen, de aanpassingen aan de
bedrijfsruimte en de intermediaire activiteiten die door de startende zelfstandige
worden aangevraagd. De inkomensgrens Z1 geldt niet voor het starterskrediet en de
bijbehorende instrumenten.
Heeft een zelfstandige een vervoersvoorziening nodig, dan gelden de inkomensgrenzen
C 31 en C33, met uitzondering van o.a. aanpassingen en faciliteiten va neen vervoermiddel
of vervoersvoorzieningen die speciaal bestemd zijn voor personen met een ziekte of
gebrek. Dit geldt ook voor de meerkosten die worden gemaakt voor de aanschaf en gebruik
van een bijzonder type auto (bijv. bij aanschaf van een bestelbusuitvoering omdat
de persoon zittend in een rolstoel vervoerd dient te worden).
Om te voorkomen dat een eenmalige piek in het inkomen van de pas gestarte zelfstandige
tot een afwijzing of intrekking van voorzieningen leidt, middelt UWV de vastgestelde
inkomens van de laatste drie jaren. Hiermee nivelleert UWV eenmalige uitschieters
in het inkomen van de zelfstandige (artikel 15b lid 2 Reïntegratiebesluit).
6.2. Begeleiding voor en na de start
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
De kosten van begeleiding voor en na de start kunnen als voorziening in de zin van
artikel 34a Wet WIA worden vergoed. Deze vergoeding kan UWV verstrekken aan alle aanvragers in een zelfstandig
beroep of die een bedrijf willen starten. Bovendien kan deze begeleiding worden verstrekt
aan klanten, die bij UWV een aanvraag hebben ingediend voor een starterskrediet.
Begeleiding voor de start is in het bijzonder gericht op de voltooiing van het ondernemersplan,
waarvoor de startende zelfstandige zelf een eerste aanzet moet leveren.
Begeleiding na de start is gericht op de versterking van de ondernemersvaardigheden
bijvoorbeeld bij het opstellen van de jaarrekening, de BTW-afdracht en de belastingaangifte.
Voor elk van beide vormen van begeleiding kan een vergoeding tot het maximale bedrag
van normbedrag Z2 worden verstrekt.
Als voorwaarde voor deze begeleiding stelt UWV dat de startende zelfstandige niet
tegelijkertijd in aanmerking is gebracht voor ondersteuning bij re-integratieactivteiten.
6.3. Voorbereidingskrediet
[Regeling vervallen per 01-08-2019 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2019]
Het voorbereidingskrediet is bestemd voor de bekostiging van marketing-, netwerk-
en overige voorbereidingsactiviteiten van de startende zelfstandige. Het voorbereidingskrediet
wordt, na toekenning van het eigenlijke starterskrediet, bij het bedrag van dit krediet
opgeteld en dient op gelijke wijze en met hetzelfde rentepercentage te worden afgelost.
In geval van afwijzing door UWV van de aanvraag starterskrediet behoeft het inmiddels
verkregen bedrag van het voorbereidingskrediet niet te worden terugbetaald. UWV sluit
hiermee aan op de uitvoeringspraktijk van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen.
De hoogte van het voorbereidingskrediet is opgenomen in normbedrag Z3.