3. Aangifteplicht
[Regeling vervallen per 02-04-2019 met terugwerkende kracht tot en met 15-03-2019]
Als de werkelijke leiding van een naar Nederlands recht opgericht lichaam is verplaatst,
blijft dit lichaam belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Voor de toepassing
van de Wet Vpb wordt een naar Nederlands recht opgericht lichaam namelijk altijd geacht in Nederland
te zijn gevestigd (krachtens artikel 2, vierde lid, van de Wet Vpb). Als belastingplichtige kan het lichaam ook na vertrek worden uitgenodigd tot het
doen van aangifte (krachtens artikel 6 van de AWR). Het lichaam is gehouden de aangifte te doen volgens alle wettelijke regels (zoals
artikel 8 van de AWR), dus met opgave van alle gevraagde gegevens en toezending van alle gevraagde bescheiden
(zoals jaarstukken en dergelijke).
De bevoegdheid om ook na zetelverplaatsing een aangiftebiljet uit te reiken wordt
door de inspecteur als volgt gebruikt.
Uitreiking van een biljet vindt plaats als ook na verplaatsing van de werkelijke leiding
(mogelijk) een heffingsbelang of invorderingsbelang aanwezig blijft.
Als voorbeeld van een situatie waarin na emigratie een heffingsbelang aanwezig blijft
noem ik de mogelijkheid dat inkomstenbelasting of dividendbelasting is verschuldigd
ter zake van toekomstige dividenduitkeringen. Als voorbeeld van een invorderingsbelang
na emigratie wijs ik op de situatie waarin uitstel van betaling is verleend voor,
kort gezegd, eindafrekeningswinst (zie over dit uitstel ook onderdeel 6).
Als de inspecteur van mening is dat na verplaatsing van de werkelijke leiding geen
heffings- of invorderingsbelang meer aanwezig is, kan hij besluiten om af te zien
van het uitnodigen tot het doen van aangifte. Zodra bij het lichaam een heffingsbelang
herleeft zal de inspecteur de uitnodiging tot het doen van aangifte terstond kunnen
hervatten. Indien de inspecteur besluit af te zien van het uitnodigen tot het doen
van aangifte, maakt hij afspraken met het lichaam waarvan de werkelijke leiding is
verplaatst, over de wijze waarop de Belastingdienst geïnformeerd zal worden over relevante
toekomstige wijzigingen van omstandigheden. Voorbeelden van dergelijke relevante wijzigingen
van omstandigheden zijn: adreswijziging, rechtsvormwijziging, liquidatie of andere
vormen van beëindiging van de vennootschap. Voor de volledigheid merk ik nog op dat
een dergelijke afspraak over melding van bepaalde wijzigingen niets afdoet aan de
algemene verplichting van het lichaam om de inspecteur te verzoeken om uitgenodigd
te worden tot het doen van aangifte bij, kort gezegd, elke wijziging waardoor een
belastingschuld ontstaat (bijvoorbeeld door een verdragswijziging).
3.1. Rechtsvormwijziging na zetelverplaatsing
[Regeling vervallen per 02-04-2019 met terugwerkende kracht tot en met 15-03-2019]
Bij rechtsvormwijziging na verplaatsing van de werkelijke leiding naar het buitenland
is onverminderd sprake van een naar Nederlands recht opgericht lichaam als de omzetting,
krachtens het van toepassing zijnde civiele recht, het bestaan van het lichaam niet
beëindigt. Na een dergelijke rechtsvormwijziging geldt voor het lichaam dan ook onverminderd
dat het lichaam voor toepassing van de Wet Vpb wordt geacht in Nederland te zijn gevestigd (krachtens artikel 2, vierde lid, van de Wet Vpb). Deze zogenoemde vestigingsplaatsfictie eindigt slechts als de rechtspersoonlijkheid
eindigt, door bijvoorbeeld liquidatie of door een omzetting die wel de persoon van
het omgezette lichaam beëindigt, of zoals bij een in het kader van een juridische
fusie verdwijnende rechtspersoon. Voor de volledigheid voeg ik hieraan toe dat voor
het opgericht zijn naar Nederlands recht alleen de civielrechtelijke duiding van de
omzetting relevant is en niet een eventueel afwijkende fiscale duiding.