8.8. Aanwijzing regelingen die na het verhogen van de pensioenrichtleeftijd een hoger
opbouwpercentage hanteren dan het wettelijke maximum
[Regeling vervallen per 29-12-2018]
Regeling
Per 1 januari 2018 stijgt de pensioenrichtleeftijd van artikel 18a, zesde lid, van de Wet LB naar 68 jaar (zie artikel II onderdeel B, van het besluit van 21 december 2016 tot
wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen (Stb.
2016, 549). Het is mogelijk om in een pensioenregeling uit te gaan van een lagere
pensioenrekenleeftijd dan de wettelijke pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. Wel geldt
dan de voorwaarde dat de omvang van het op te bouwen ouderdomspensioen niet hoger
is dan het op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen naar de lagere pensioenrekenleeftijd
herrekende fiscaal maximale ouderdomspensioen, dat ingaat op de eerste dag van de
maand waarin de 68-jarige leeftijd wordt bereikt (zie vraag en antwoord 17-012 op
www.belastingdienstpensioensite.nl). Dat betekent dat bij een lagere pensioenrekenleeftijd
een lager opbouwpercentage per dienstjaar moet worden gehanteerd dan het in de wet
opgenomen maximale opbouwpercentage. Indien het vanaf 1 januari 2018 op te bouwen
pensioen niet in voldoende mate wordt afgestemd op de wettelijke pensioenrichtleeftijd
van 68 jaar, voldoet de pensioenregeling niet (meer) aan de dan geldende wettelijke
voorwaarden.
In de praktijk bestaat evenwel uit kostenoverwegingen de wens om de bestaande pensioenregeling
niet direct per 1 januari 2018 aan te hoeven passen aan de stijging van de pensioenrichtleeftijd,
indien de totale omvang van de regeling nog binnen de fiscale kaders blijft. Hierna
wijs ik op 31 december 2017 bestaande pensioenregelingen die als gevolg van het verhogen
van de pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar vanaf 1 januari 2018 op bepaalde onderdelen
niet meer dan in geringe mate afwijken van wat overigens is bepaald in of krachtens
hoofdstuk IIB van de Wet LB, onder voorwaarden aan als pensioenregeling.
Een afwijking zoals hierboven bedoeld hoeft namelijk niet tot bezwaren te leiden,
wanneer ten aanzien van andere onderdelen van de pensioenregeling fiscale marges bestaan
in de vorm van een hogere franchise dan de wettelijk vereiste minimale franchise.
Het belang van de overschrijding van de opbouwpercentages in combinatie met de lagere
pensioenrekenleeftijd mag echter niet uitgaan boven het belang van een hogere franchise
dan de wettelijk minimaal vereiste franchise.
Aanwijzing
Met toepassing van artikel 19d van de Wet LB en in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wijs ik
onder de volgende voorwaarden de hiervoor bedoelde regelingen, die na het verhogen
van de pensioenrichtleeftijd een hoger opbouwpercentage hanteren dan het wettelijke
maximum, aan als pensioenregeling.
Voorwaarden
Voor deze aanwijzing gelden de volgende voorwaarden:
-
1.
-
a. De pensioenregeling hanteert een hogere franchise dan het vereiste minimum van artikel 18a, zevende lid, van de Wet LB dan wel artikel 10aa van het UBLB. Deze hogere franchise compenseert geheel de overschrijding van de kaders van hoofdstuk IIB van de Wet LB die zich voordoet, omdat de pensioenopbouw op grond van de regeling niet in voldoende
mate is aangepast aan het verhogen van de pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar (zie
voorbeeld I); of:
-
b. De pensioenregeling hanteert een verlaging van de pensioengrondslag. Deze verlaging
van de pensioengrondslag compenseert geheel de overschrijding van de kaders van hoofdstuk IIB van de Wet LB die zich voordoet, omdat de pensioenopbouw op grond van de regeling niet in voldoende
mate is aangepast aan het verhogen van de pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar. Voor
het hanteren van een verlaagde pensioengrondslag mag de oorspronkelijke pensioengrondslag
voor verlaging worden gebaseerd op de maximale grondslag die op grond van hoofdstuk
IIB van de Wet LB mogelijk is (zie voorbeeld II);
-
2. De pensioenregeling kwalificeert tot en met 31 december 2017 als pensioenregeling
in de zin van de Wet LB. De regeling hanteert ook vanaf 1 januari 2018 ten hoogste de jaarlijkse opbouwpercentages
dan wel de beschikbare premies die hoofdstuk IIB van de Wet LB, zoals dat luidt op 31 december 2017, toestaat.
Voorbeelden
I Verhoogde franchise
Vanaf 1 januari 2018 geldt voor de opbouw in een middelloonstelsel een maximaal opbouwpercentage
van 1,875% en een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. In het eerder genoemde vraag
en antwoord 17-012 geeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen aan, dat als ingaande
1 januari 2018 in de pensioenregeling een pensioenrekenleeftijd van 67 jaar wordt
gehanteerd, voor de opbouw van het ouderdomspensioen maximaal kan worden uitgegaan
van een opbouwpercentage van 1,738% (tabel I, eerste kolom, het nabestaandenpensioen
wordt niet herrekend). Dit percentage is bepaald door het fiscaal maximale ouderdomspensioen
ingaande op de eerste dag van de maand waarin de 68-jarige leeftijd wordt bereikt
op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen te herrekenen naar de lagere
pensioenrichtleeftijd.
Pensioenregelingen met een pensioenrekenleeftijd lager dan 68 jaar, die na 1 januari
2018 gebruik blijven maken van een opbouwpercentage van 1,875%, kunnen de overschrijding
van het volgens vraag en antwoord 17-012 maximaal te hanteren actuarieel herrekende
opbouwpercentage compenseren met een verhoogde franchise. Voor een pensioenregeling
op basis van een pensioenrekenleeftijd van 67 jaar is de overschrijding 0,137%-punt.
Naarmate het pensioengevende loon hoger is, zal de franchise groter moeten zijn om
de 0,137%-punt te hoge pensioenopbouw te compenseren. Hierna is in een voorbeeld weergegeven
hoe dit kan worden bereikt:
-
1. Bepaal de factor door het naar de lagere pensioenrekenleeftijd herrekende opbouwpercentage
van 1,738% te delen door het fiscaal maximale opbouwpercentage bij een pensioenrichtleeftijd
van 68 jaar van 1,875%. Deze factor is 0,9269.
-
2. Bereken de maximale pensioengrondslag bij een pensioengevend loon van € 20.000. Stel
dat de wettelijke minimale AOW-franchise voor een middelloonregeling in 2018 € 13.200
bedraagt. Voor het jaar 2018 zou de maximale pensioengrondslag dan € 20.000 – € 13.200
= € 6.800 zijn.
-
3. Bereken de voor 2018 geldende verhoogde franchise door € 20.000 te verminderen met
de pensioengrondslag uit stap 2, nadat deze is gecorrigeerd met de factor uit stap
1.
-
4. In cijfers is dat: € 20.000 – (€ 6.800 * 0,9269) = € 13.697. Dit is dus de verhoogde
franchise bij een pensioengevend loon van € 20.000.
Ter controle: 1,875% van (€ 20.000 – € 13.697) = € 118,18.
De pensioenopbouw bij het hanteren van het actuarieel herrekende opbouwpercentage
van vraag en antwoord 17-012 bedraagt: 1,738% van (€ 20.000 – € 13.200) = € 118,18.
(NB. Er is gerekend met een fictieve franchise 2018).
Een andere mogelijkheid is om een vaste franchise overeen te komen. Die kan op een
zodanig niveau worden vastgesteld dat alle overschrijdingen worden gecompenseerd.
Hiervan zal sprake zijn wanneer voor de berekening van de verhoogde franchise wordt
uitgegaan van het maximum van het pensioengevend loon van artikel 18ga van de Wet LB of een lager in de pensioenregeling opgenomen maximum van het pensioengevend loon.
Er hoeft dan niet steeds te worden gerekend bij verschillende pensioengrondslagen.
II Verlaagde pensioengrondslag
Een andere mogelijkheid is het verlagen van de pensioengrondslag. Vanaf 2018 geldt
bij een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar voor de pensioenopbouw in een middelloonregeling
een maximaal opbouwpercentage van 1,875%. Ingeval ingaande 1 januari 2018 in de pensioenregeling
een pensioenrekenleeftijd van 67 jaar wordt gehanteerd, kan men volgens vraag en antwoord
17-002 voor de opbouw van het ouderdomspensioen in een middelloonregeling maximaal
uitgaan van een opbouwpercentage van 1,738% (tabel I, eerste kolom, het nabestaandenpensioen
wordt niet herrekend). Door in dat geval de pensioengrondslag te vermenigvuldigen
met de factor 1,738/1,875 is 1,875% van deze gecorrigeerde pensioengrondslag gelijk
aan 1,738% van de niet gecorrigeerde pensioengrondslag).
In cijfers:
[(€ 20.000 – € 13.200) * 1,738/1,875] * 1,875% = € 118,18
Deze uitkomst is gelijk aan (€ 20.000 – € 13.200) * 1,738% = € 118,18
(NB. Er is gerekend met een fictieve franchise 2018).
Bij toepassing van een opbouwpercentage van 1,657% en een pensioenrichtleeftijd van
67 jaar in een eindloonstelsel zal de correctiefactor 1,535/1,657 moeten worden toegepast.
Volgens vraag en antwoord 17-012 is bij een pensioenrekenleeftijd van 67 jaar vanaf
1 januari 2018 het maximaal in een eindloonregeling te hanteren actuarieel herrekende
opbouwpercentage 1,535%.
De hierboven in beide voorbeelden gehanteerde opbouwpercentages uit het vraag en antwoord
17-012 gelden als een algemeen toepasbare richtlijn. Hiervan kan in individuele omstandigheden
worden afgeweken. Daarvoor moet aannemelijk worden gemaakt dat in dat individuele
geval een ander actuarieel herrekend opbouwpercentage moet worden toegepast.