4.5. Kwalificerende uitgaven; Werkzaamheden DGA
[Regeling vervallen per 21-12-2018 met terugwerkende kracht tot en met 06-12-2018]
Vraag
Wat zijn de gevolgen voor de nexusbreuk als een directeur-grootaandeelhouder (hierna:
dga) uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij zijn personal holding bijdraagt aan
de ontwikkeling van een kwalificerend immaterieel activum in zijn werkmaatschappij?
Is dan sprake van het uitbesteden van onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden binnen
de groep?
Voorbeeld
Personal holding (PH) heeft een belang van ten minste 1/3 in werkmaatschappij (WM).
WM kwalificeert zelfstandig voor de toepassing van de innovatiebox. Een dga is werkzaam
bij PH en verricht uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij PH tevens een deel van
de onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden voor en bij WM. WM betaalt PH hiervoor
een vergoeding (management fee). De dga is in (fictieve) dienstbetrekking bij WM.
Het loon (inclusief het (fictieve) loon uit de WM) van de dga wordt verloond bij PH.
PH past de zogenoemde doorbetaaldloonregeling toe.
Antwoord
Voor de vraag of sprake is van kwalificerende uitgaven voor de nexusbreuk, is van
belang of de dga de onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden verricht ten behoeve
van PH of WM. Als de dga de onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden verricht ten
behoeve van WM, heeft de dga een (fictieve) dienstbetrekking bij WM. Bij deze (fictieve)
dienstbetrekking hoort een bepaald gebruikelijk loon. Dit loon – voor zover dit betrekking
heeft op onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden – geldt als een kwalificerende
uitgave voor de nexusbreuk. Het maakt daarbij niet uit dat WM en PH de doorbetaaldloonregeling
toepassen.
Toelichting
De loonbelasting kent voor dga’s een fictieve dienstbetrekking in artikel 4, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) jo. artikel 2h Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965: een dga is werknemer bij elk lichaam waarin deze dga of zijn partner een aanmerkelijk
belang heeft in de zin van de Wet IB 2001 en ten behoeve waarvan deze dga arbeid verricht.
Vervolgens stelt artikel 12a Wet LB het loon van de dga in ieder geval op een bepaald minimumbedrag (basisloon). Het
verschil tussen het daadwerkelijk genoten loon en het gebruikelijk loon wordt als
fictief loon belast.
De dga kan ervoor kiezen het (fictieve) loon uit de werkmaatschappij administratief
te verwerken bij de personal holding door gebruik te maken van de doorbetaaldloonregeling
van artikel 32d Wet LB. Deze doorbetaaldloonregeling verlaagt de administratieve lasten. Hiermee wordt het
(fictieve) loon van de dga uit een werkmaatschappij verloond in de personal holding
van de dga. Dit (fictieve) loon hoeft de werkmaatschappij dan niet meer zelf te verlonen.