§ 1. Begripsomschrijvingen
[Regeling vervallen per 01-07-2013]
-
a.
kaderregeling:
Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat;
-
b.
vrachtauto: voertuig van de voertuigcategorie N2 of N3 als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen;
-
c.
hybride vrachtauto: vrachtauto die twee brandstof- of energieopslagsystemen heeft en minimaal twee aandrijfsystemen,
waarvan met één van de aandrijfsystemen remenergie wordt terug gewonnen;
-
d.
alternatieve brandstoffen:
-
1° duurzame brandstoffen, met uitzondering van biodiesel en puur plantaardige olie, die:
-
a. gebruikt kunnen worden als alternatief voor de brandstof diesel, en
-
b. die voldoen aan de duurzaamheidscriteria als bedoeld in artikel 17, derde, vierde
en vijfde lid van de Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik
van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (Pb EU 2009, L140/16); of
-
2° gecomprimeerd en vloeibaar aardgas;
-
e.
Dual Fuel: toevoegen van gasvormige alternatieve brandstof aan het brandbare mengsel in een
percentage van 0 tot 90% van de totaal benodigde hoeveelheid brandstof, bij een motor
die werkt volgens het zelfontstekingsprincipe;
-
f.
systemen voor hulpvermogen aan boord van een vrachtauto: cryogene koelsystemen, hybride koelsystemen, koelsystemen met behulp van zonnepanelen
of systemen waarbij hydraulische aandrijving van pompen of aggregaten wordt vervangen
door elektrische aandrijving;
-
g.
project: project hybride vrachtauto’s, project vrachtauto’s met alternatieve brandstoffen
en project met systemen voor hulpvermogen aan boord van vrachtauto’s;
-
h.
project hybride vrachtauto’s: milieu-investeringsproject gericht op milieubescherming als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel m, sub 1°, van de kaderregeling, gericht op het door een aanvrager aanschaffen en in gebruik nemen van hybride vrachtauto’s
met als resultaat dat de vrachtauto’s worden toegepast in een operationele praktijkomgeving;
-
i.
project vrachtauto’s met alternatieve brandstoffen: milieu-investeringsproject gericht op milieubescherming als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel m, sub 1°, van de kaderregeling, gericht op het door een aanvrager aanschaffen en in gebruik nemen van vrachtauto’s
die gebruik maken van alternatieve brandstoffen of Dual Fuel met als resultaat dat
de vrachtauto’s worden toegepast in een operationele praktijkomgeving;
-
j.
project met systemen voor hulpvermogen aan boord van vrachtauto’s: milieu-investeringsproject gericht op milieubescherming als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel m, sub 1°van de kaderregeling, gericht op het door een aanvrager aanschaffen en in gebruik nemen van systemen voor
hulpvermogen aan boord van vrachtauto’s en met als resultaat dat de vrachtauto’s worden
toegepast in een operationele praktijkomgeving;
-
k.
adviescommissie: de adviescommissie duurzame mobiliteit als bedoeld in artikel 30 van de kaderregeling;
-
l.
aanvrager: onderneming;
-
m.
samenwerkingsverband: verband zonder rechtspersoonlijkheid van twee of meer aanvragers;
-
n.
subsidieontvanger: aanvrager die een subsidie op grond van dit subsidieprogramma ontvangt;
-
o.
aanhangwagen: voertuig van de voertuigcategorie O3 of O4 als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen.
Toelichting
[Regeling vervallen per 01-07-2013]
Het onderhavige subsidieprogramma is onderdeel van het Plan van Aanpak Truck van de
Toekomst. Dit subsidieprogramma beoogt brandstofbesparing en CO2-reductie bij vrachtauto’s te stimuleren en de acceptatiegraad daarvan te bevorderen.
Voor de omschrijving van vrachtauto is gekozen voor aansluiting bij de begripsbepaling
van de Regeling voertuigen. De voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde voertuigen met een technisch
toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg vallen onder de reikwijdte van dit subsidieprogramma,
de zogenaamde zwaardere vrachtauto’s.
Voor de definitie van hybride vrachtauto’s is aangesloten bij de definitie die de
Verenigde Naties gebruikt. Daaraan is toegevoegd de eis dat het aandrijfsysteem in
staat moet zijn om een deel van de remenergie van het voertuig terug te winnen, omdat
alleen dan de gewenste voordelen op het gebied van vermindering van energiegebruik
door het voertuig gerealiseerd kunnen worden. Er wordt geen eis gesteld aan de minimale
hoeveelheid remenergie die teruggewonnen moet kunnen worden, omdat het voor de aanvrager
een te grote inspanning zal betekenen om dat aan te tonen.
Het subsidieprogramma richt zich op alternatieven voor diesel. Biodiesel en puur plantaardige
olie vallen niet onder de reikwijdte van het subsidieprogramma, omdat met vrachtwagens
in de praktijk hiermee al ervaring is opgedaan, waardoor een proeftuin op dit moment
niet nodig is. Het subsidieprogramma staat open voor de in de begripsbepaling opgenomen
alternatieve brandstoffen. Dit zijn twee categorieën. In de eerste plaats de duurzame
brandstoffen die gebruikt kunnen worden als alternatief voor diesel en die voldoen
aan de duurzaamheidscriteria opgenomen in artikel 17, derde, vierde en vijfde lid
van de Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik
van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging (Pb EU 2009, L140/16).
Deze duurzaamheidscriteria hebben betrekking op de wijze van productie van de brandstoffen.
Het is niet de bedoeling dat projecten ondersteund worden met brandstoffen die niet
duurzaam zijn. Deze duurzaamheideis geldt niet voor de tweede categorie brandstoffen,
gecomprimeerd en vloeibaar aardgas, omdat het op dit moment nog niet reëel is te eisen
dat methaan van biotische oorsprong gebruikt wordt. Om toch vorderingen te kunnen
maken op het gebied van toepassing van methaan als motorbrandstof voor vrachtauto’s
wordt het gebruik van fossiel aardgas toegestaan. Het gebruik van gas wordt daarbij
beschouwd als een noodzakelijke stap in de richting van het gebruik van biogas en
groen gas.
De verwachting is dat bij de uitvoering vaneen project vrachtauto’s met alternatieve
brandstoffen gebruik zal worden gemaakt van de onder de definitie van alternatieve
brandstoffen vallende brandstoffen zoals duurzaam geproduceerde methanol, ethanol
en andere alcoholen en gecomprimeerd en vloeibaar aardgas, biogas of groen gas.
De kaderregeling kent een ruime begripsomschrijving van een milieu-investeringsproject die is ontleend
aan de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming (PB EU
2008, C 82). Artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de kaderregeling maakt het mogelijk om in een subsidieprogramma onderdelen van projecten op te nemen
die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Dit subsidieprogramma staat open voor
projecten die gericht zijn op milieubescherming en moeten als resultaat hebben dat
de desbetreffende vrachtauto’s of systemen worden toegepast in een operationele praktijkomgeving.
Fabrikanten ontwikkelen al enige tijd hybride vrachtauto’s en voorzien een marktintroductie
in 2011. De betrouwbaarheid en de bedrijfseconomische voordelen van hybride vrachtauto’s
kunnen door de projecten hybride vrachtauto’s op enige schaal in de praktijk worden
aangetoond. Transportbedrijven hechten waarde aan betrouwbare en bewezen technieken
die zo weinig mogelijk uitval kent en staan daarom huiverig ten opzichte van nog niet
op grote schaal bewezen alternatieven. Na een succesvol verloop van deze projecten
is de verwachting dat een transportbedrijf sneller over zal stappen naar een hybride
vrachtauto.
Voor wat betreft het belang van een project met systemen voor hulpvermogen aan boord
van vrachtauto’s geldt dat het stationair draaien van vrachtauto’s zorgt voor veel
onnodig brandstofverbruik. Stationair draaien gebeurt onbedoeld bij oponthoud, maar
ook opzettelijk voor warmte en elektriciteit in de cabine of voor het aandrijven van
pompen of aggregaten. Met innovatieve systemen voor hulpvermogen kan het hieraan gerelateerde
brandstofverbruik worden teruggebracht. Bij geconditioneerd transport is brandstofbesparing
mogelijk door zuiniger aangedreven koel- en vriesvoorzieningen.
Ten overvloede wordt er nog op gewezen dat alleen projecten die gericht zijn op demonstratie
van nieuwe technieken in de praktijk voor een bijdrage in aanmerking komen en niet
projecten gericht op het ontwikkelen van nieuwe technieken en oplossingen.
Ook samenwerkingsverbanden kunnen een aanvraag indienen. Bij samenwerkingsverbanden
kan een deel of de gehele keten bij het project betrokken raken (zie ook paragraaf 8).
Dat zal de meeste leereffecten opleveren.