§ 2. Subsidiabele projecten
[Regeling vervallen per 01-01-2012]
Toelichting
[Regeling vervallen per 01-01-2012]
Aanvragers kunnen ondernemingen of onderzoeksinstellingen zijn. Een onderneming is
in artikel 1 van de kaderregeling omschreven als iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt
gefinancierd, die een economische activiteit uitoefent. Dit is een zeer ruim begrip.
Decentrale overheden en andere publiekrechtelijke instellingen en organisaties kunnen
ook onderneming in deze zin zijn, voor zover zij een economische activiteit uitoefenen.
Zij kunnen derhalve als aanvrager in de zin van dit subsidieprogramma worden aangemerkt,
indien zij optreden als marktpartijen.
Onderzoeksinstellingen kunnen aanvragen indienen voor niet-economische activiteiten,
en zullen in dat geval als onderzoeksinstelling worden aangemerkt. Als een onderzoeksinstelling
subsidie aanvraagt gericht op economische activiteiten, wordt zij als onderneming
aangemerkt. Voor de praktische toetsing van wat in deze wordt verstaan onder niet-economische
activiteiten van een onderzoeksinstelling, wordt verwezen naar de Communautaire kaderregeling
inzake staatssteun voor onderzoek ontwikkeling en innovatie (PB EU 2006/C 323). Primaire
activiteiten van onderzoeksorganisaties bevatten normaliter geen economische activiteiten.
Ook het uitvoeren van onafhankelijk onderzoek en ontwikkeling met het oog op meer
kennis en beter inzicht en de verspreiding van de onderzoeksresultaten vallen onder
niet-economische activiteiten. Activiteiten inzake technologie overdracht hebben geen
economisch karakter indien het om interne activiteiten gaat en alle inkomsten uit
deze activiteiten opnieuw in de primaire activiteiten van de onderzoeksorganisaties
worden geïnvesteerd. Om voor de niet-economische activiteiten als onderzoeksinstelling
in de zin van dit subsidieprogramma aangemerkt te kunnen worden, moet een instelling
voor de economische en niet-economische activiteiten een strikt gescheiden boekhouding
voeren.
De projecten mobiliteitsmanagement die voor een subsidie in aanmerking komen moeten
zijn gericht op vernieuwingen die bijdragen aan de doelstelling van dit subsidieprogramma
zoals omschreven in de toelichting op het besluit.
In de praktijk zal het vaak gaan om het ontwikkelen van plannen schema’s of ontwerpen
van een nieuw, gewijzigd, verbeterd of alternatief product, procédé of dienst en de
beproeving daarvan, echter nog niet in het commerciële stadium. Een eerste prototype
kan in deze fase worden ontwikkeld. Voor ondernemingen geldt dan dat de ontwikkeling
van een commercieel bruikbaar prototype of proefproject alleen is toegestaan, indien
het ontwikkelde prototype of het proefproject het commerciële eindproduct is en het
economisch niet rendabel is om dit alleen voor demonstratie- en validatiedoeleinden
te gebruiken.
Verwacht wordt dat aanvragen vooral afkomstig zullen zijn van mobiliteitsaanbieders,
werkgevers, technologieontwikkelaars, dienstverleners en locatie-exploitanten met
grote bezoekerstromen.
Een aanvraag wordt, op grond van artikel 34, eerste lid, onderdeel a, afgewezen als die niet voldoet aan het bepaalde in de kaderregeling en dit subsidieprogramma.
Onder andere moet ten tijde van de aanvraag voldoende aannemelijk zijn dat het project
vóór 1 januari 2012 kan worden afgerond. In de beschikking tot subsidieverlening zal
het tijdstip waarop het project moet zijn voltooid worden opgenomen (artikel 35 kaderregeling).
In artikel 34 van de kaderregeling zijn nog meer weigeringsgronden opgenomen. Zo wordt een aanvraag afgewezen, indien
de minister aanwijzingen heeft dat de aanvrager het project onvoldoende kan financieren.
Voor de beoordeling van de haalbaarheid van de financiering wordt gekeken naar de
eigen middelen die de aanvrager kan inzetten en naar de middelen waarvan de aanvrager
aantoont dat derden die ter beschikking zullen stellen. Daarnaast wordt het bedrag
van de aangevraagde subsidie meegenomen in de beoordeling. Voorts wordt de subsidie
geweigerd indien de minister aanwijzingen heeft dat de technische, organisatorische
of economische haalbaarheid van het project onvoldoende is. Ten slotte mogen de werkzaamheden
voor het project niet zijn begonnen voor het indienen van de subsidieaanvraag. Voor
die tijd mogen ook nog geen verplichtingen ten behoeve van het project zijn aangegaan.
Dat heeft te maken met het stimulerend effect van de subsidie. Ook mag ten aanzien
van de subsidieontvanger geen uitstaand bevel tot terugvordering van staatssteun bestaan
op grond van een eerdere beschikking van de Europese Commissie.
De projecten moeten alvorens in aanmerking te komen voor een bijdrage ook voldoen
aan de criteria, zoals opgenomen in het tweede lid. Het project moet zodanig georganiseerd
zijn dat er kans bestaat op een mogelijk vervolg. Dit betekent onder meer dat voor
de uitvoering, maar ook voor een mogelijk vervolg van belang is dat de juiste partijen
betrokken zijn, in ieder geval de partijen die belang hebben bij exploitatie van het
concept na een positief resultaat van het experiment. De aanvrager moet belang hebben
bij de uitkomsten van het project. Toekomstige gebruikers zullen dan ook bij het project
actief moeten worden betrokken.
Er moet zicht zijn op reële exploitatiemogelijkheden en de manier waarop de financiering
wordt georganiseerd is na afloop van het experiment. Ook moet het concept passen binnen
bestaande of op korte termijn beschikbare wettelijke kaders,
Van belang is dat het project een goede verhouding heeft tussen kosten en te verwachten
effecten. Met deze kosteneffectiviteit wordt bedoeld de verhouding tussen de totale
projectkosten en de verwachte effecten.
Goede monitoring is van belang om tijdens de uitvoering van het project en achteraf
vast te kunnen stellen wat het project opgeleverd heeft en in hoeverre dit project
bijdraagt aan het doel van het subsidieprogramma. Het gaat om meting van de effecten
en zicht op de bereikte en te verwachten wijzigingen in gedrag als gevolg van het
in het project geteste nieuwe concept.
Omdat het een project innovatief mobiliteitsmanagement betreft moet de kennisoverdracht,
het ter beschikking stellen van opgedane kennis in het project aan andere belanghebbende
partijen in voldoende mate zijn gewaarborgd.