§ 2. Subsidiabele projecten
[Regeling vervallen per 01-01-2012]
Toelichting
[Regeling vervallen per 01-01-2012]
Aanvragers kunnen ondernemingen of onderzoeksinstellingen zijn. Een onderneming is
in artikel 1 van de kaderregeling omschreven als iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt
gefinancierd, die een economische activiteit uitoefent. Dit is een zeer ruim begrip.
Decentrale overheden en andere publiekrechtelijke instellingen en organisaties kunnen
ook onderneming in deze zin zijn, voor zover zij een economische activiteit uitoefenen.
Zij kunnen derhalve als aanvrager in de zin van dit subsidieprogramma worden aangemerkt,
indien zij optreden als marktpartijen.
Onderzoeksinstellingen kunnen in die hoedanigheid alleen subsidie aanvragen voor niet-economische
activiteiten. Als bijvoorbeeld een onderzoeksinstelling subsidie aanvraagt voor economische
activiteiten, wordt zij als onderneming aangemerkt.
Ook samenwerkingsverbanden kunnen een aanvraag indienen. Het machtigen van een penvoerder
binnen een samenwerkingsverband verloopt via het aanvraagformulier.
De experimentele ontwikkelingprojecten die voor een subsidie in aanmerking komen moeten
zijn gericht op vernieuwingen die bijdragen aan de doelstelling van dit subsidieprogramma
zoals omschreven in de toelichting op het besluit.
De projecten moeten alvorens in aanmerking te komen voor een bijdrage ook voldoen
aan de criteria opgenomen in het tweede lid. Het project moet zodanig georganiseerd
zijn dat er kans bestaat op een mogelijk vervolg. Dit betekent onder meer dat voor
de uitvoering, maar ook voor een mogelijk vervolg van belang is dat de juiste partijen
betrokken zijn. De aanvrager moet belang hebben bij de uitkomst van het project. Toekomstige
gebruikers zouden dan ook actief bij het project kunnen worden betrokken. Er moet
zicht zijn op reële exploitatiemogelijkheden en de manier waarop de financiering wordt
georganiseerd na afloop van het experiment. Uiteraard dient het concept te passen
binnen bestaande of op korte termijn beschikbare wettelijke kaders.
Van belang is dat het project een goede verhouding heeft tussen kosten en te verwachten
effecten. Met deze kosteneffectiviteit wordt bedoeld de verhouding tussen de totale
projectkosten en de verwachte effecten op het gebruik van de trein dan wel de bijdrage
aan de doelstellingen.
Omdat monitoring van wezenlijk belang is om tijdens en na de uitvoering van het project
vast te kunnen stellen wat het project opgeleverd heeft en in hoeverre dit project
(potentieel) bijdraagt aan het doel van het Actieplan (meer treinreizigers), dient
dit goed geregeld te zijn. Het gaat daarbij om meting van de effecten en zicht op
de bereikte en te verwachten wijzigingen in gedrag als gevolg van het in het project
geteste nieuwe concept. De monitoring moet in voldoende mate zijn gewaarborgd.
Omdat het een project innovatief reizen van en naar station betreft moet de kennisoverdracht,
het ter beschikking stellen van opgedane kennis in het project aan andere belanghebbende
partijen, in voldoende mate zijn gewaarborgd.
Een experimenteel ontwikkelings project die uitsluitend gericht is op reisinformatie
komt niet in aanmerking voor een subsidie. Vanuit het Actieplan en de Aanpak Multimodale
Reisinformatie lopen al voldoende initiatieven op het gebied van reisinformatie.
Het onderhavige subsidieprogramma is namelijk bedoeld om oplossingen te zoeken voor
een beter comfort, gemak, beschikbaarheid en betrouwbaarheid in het voor- en natransport,
en is niet gericht op reisinformatie.
Een aanvraag wordt, op grond van artikel 34, eerste lid, onderdeel a, afgewezen als die niet voldoet aan het bepaalde in de kaderregeling en in dit subsidieprogramma. In artikel 34 van de kaderregeling zijn nog meer weigeringsgronden
opgenomen. Zo wordt een aanvraag afgewezen, indien de minister aanwijzingen heeft
dat de aanvrager het project onvoldoende kan financieren. Voor de beoordeling van
de haalbaarheid van de financiering wordt gekeken naar de eigen middelen die de aanvrager
kan inzetten en naar de middelen waarvan de aanvrager aantoont dat derden die ter
beschikking zullen stellen. Daarnaast wordt het bedrag van de aangevraagde subsidie
meegenomen in de beoordeling. Voorts wordt de subsidie geweigerd indien de minister
aanwijzingen heeft dat de technische, organisatorische of economische haalbaarheid
van het project onvoldoende is. Ten slotte mogen de werkzaamheden voor het project
niet zijn begonnen voor het indienen van de subsidieaanvraag. Voor die tijd mogen
ook nog geen verplichtingen ten behoeve van het project zijn aangegaan. Dat heeft
te maken met het stimulerend effect van de subsidie. Ook mag ten aanzien van de subsidieontvanger
geen uitstaand bevel tot terugvordering van staatssteun bestaan op grond van een eerdere
beschikking van de Europese Commissie.
Daarnaast zijn ook de weigeringsgronden van artikel 4: 35 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zo wordt de subsidie geweigerd indien er gegronde verwachting bestaat
dat de activiteiten niet zullen plaatsvinden, dat niet aan de subsidieverlening verbonden
verplichtingen zal worden voldaan, dat niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording
zal worden afgelegd, bij onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking indien dat geleid
zou hebben tot een onjuiste beschikking, in geval van faillissement, surseance van
betaling, of indien daartoe een verzoek is ingediend.
Verder moet ten tijde van de aanvraag voldoende aannemelijk zijn dat het project vóór
1 juli 2012 kan worden afgerond.
Ten slotte mogen de werkzaamheden voor het project niet zijn begonnen voor het indienen
van de subsidieaanvraag. Voor die tijd mogen ook nog geen verplichtingen ten behoeve
van het project zijn aangegaan.