1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-09-2007]
Op 1 oktober 2002 is de partiële wijziging van de zedelijkheidswetgeving, waaronder
die van artikel 240b Wetboek van Strafrecht (WvSr), in werking getreden.
Hierdoor is de in het eerste lid genoemde leeftijdsgrens van zestien jaar verhoogd
naar achttien jaar. Tevens is met behulp van computertechniek gefabriceerde kinderpornografie
strafbaar gesteld, ook als daar geen echt kind voor gebruikt is. Het ‘in voorraad
hebben’ is vervangen door ‘in bezit’ hebben. De exceptie van lid 2 (‘dergelijke afbeeldingen in voorraad hebben voor een wetenschappelijk,
educatief of therapeutisch doel’) is komen te vervallen.
Daarnaast is aan artikel 5 WvSr lid 1een nieuw onderdeel, onder 3°, toegevoegd. Dit onderdeel regelt de toepassing van
de Nederlandse strafwet op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt
aan onder meer overtreding van artikelen 240b WvSr en 242 tot en met 250a WvSr gepleegd ten aanzien van een minderjarige.
Geheel nieuw is artikel 5a WvSr: een vreemdeling die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft en zich
buiten Nederland schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de artikelen 240b WvSr en 242 tot en met 250a WvSr, gepleegd ten aanzien van een minderjarige, kan hiervoor in Nederland worden vervolgd,
ook als hij eerst na het plegen van het feit een vaste woon- of verblijfplaats in
Nederland heeft gekregen.
De invoering van dit onderdeel/dit artikel biedt politie en justitie een extra instrument
om sekstoerisme naar met name derdewereldlanden te bestrijden.
Voor zowel artikel 5, lid 1, onderdeel 3, WvSr als voor artikel 5a WvSr is geen dubbele strafbaarheid vereist.
De verhoging van de leeftijd van zestien jaar naar achttien jaar vloeit voort uit
de ratificatie door Nederland van het ILO-verdrag uit 1999 inzake kinderarbeid. Dit
verplicht de verdragspartijen onder meer tot strafbaarstelling van ‘the use, procuring
or offering of a child for the production of pornography’. Artikel 2 van dit verdrag
bepaalt dat ‘For the purposes of this Convention, the term “child” shall apply to
all persons under the age of 18’.
Het strafbaarstellen van virtuele kinderpornografie is ondermeer een gevolg van de
Convention on Cyber-Crime en een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van seksuele
uitbuiting van kinderen en van kinderpornografie.
Het vervallen van de exceptie van het tweede lid van artikel 240b WvSr staat er niet aan in de weg dat het bezit van kinderpornografische afbeeldingen voor
deze doeleinden straffeloos blijft wegens het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid.
Wel is enige controle op dit bezit en gebruik noodzakelijk. De procedure die gevolgd
dient te worden, is omschreven in bijlage 3.
In deze aanwijzing wordt onderscheid gemaakt tussen (pre)puberale en postpuberale
kinderpornografie. In de puberteit treden er lichamelijke veranderingen op zoals het
ontstaan van lichaamsbeharing, de ontwikkeling van schouders (jongens) en de ontwikkeling
van borsten en heupen (meisjes). In het geval van (pre)puberale kinderpornografie
gaat het om kinderen bij wie deze secundaire geslachtskenmerken niet of nauwelijks
aanwezig zijn. Na de puberteit lijken kinderen in lichamelijk opzicht op jonge volwassenen
en wordt het moeilijk om nog een nauwkeurige indicatie te geven van de leeftijd van
de minderjarige.
De grens tussen (pre)puberale en postpuberale kinderpornografie ligt in de praktijk
rond de leeftijd van veertien jaar.
Met ‘jeugdige’ wordt in deze aanwijzing gedoeld op iemand die de leeftijd van achttien
jaar kennelijk nog niet heeft bereikt.