Hoofdstuk 3. Meetreservoirs
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Artikel 7
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Meetreservoirs zijn naar de wijze, waarop de hoogte van de vloeistofspiegel wordt
bepaald, te onderscheiden in:
-
a. reservoirs, waarvan een peilstok, ingedeeld in eenheden van volume, deel uitmaakt;
-
b. reservoirs, waarvan een peilstok, ingedeeld in eenheden van lengte, deel uitmaakt;
-
c. reservoirs, die zijn ingericht om de hoogte van de vloeistofspiegel op andere wijze
te bepalen dan met behulp van een van het betrokken reservoir deel uitmakende peilstok.
Artikel 8
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Van de meetreservoirs, bedoeld in artikel 7, onder b, en, voor zover bij het vaststellen van de aanwezige hoeveelheid vloeistof gebruik
wordt gemaakt van een meetinstrument dat is ingedeeld in eenheden van lengte, van
de meetreservoirs, bedoeld in artikel 7, onder c, moet een certificaat van meting ter plaatse van opstelling beschikbaar zijn.
Artikel 9
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Meetreservoirs zijn naar hun samenstelling en de wijze van opstelling te onderscheiden
in:
-
a. reservoirs, welke, behoudens geringe afwijkingen, de vorm hebben van:
-
1°. een rechte cilinder, waarvan de beschrijvende lijnen verticaal zijn;
-
2°. een rechthoekig parallellepipedum, waarvan de langste ribben verticaal zijn;
-
3°. een kubus, waarvan vier ribben verticaal zijn;
-
4°. een bol;
-
b. reservoirs, welke, behoudens geringe afwijkingen, de vorm hebben van:
-
1°. een rechte cilinder, waarvan de beschrijvende lijnen horizontaal zijn;
-
2°. een rechthoekig parallellepipedum, waarvan 4 ribben, doch niet de langste, verticaal
zijn;
-
c. andere reservoirs dan die, bedoeld onder a en b, voor zover de samenstelling en de
wijze van opstelling ervan naar het oordeel van een aangewezen instantie voldoende
doelmatig zijn.
Artikel 10
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
In een meetreservoir mogen verwarmingselementen, leidingen en andere hulpinrichtingen,
die in verband met het gebruik noodzakelijk zijn, zijn aangebracht, mits deze de goede
werking van het meetreservoir niet schaden.
Artikel 11
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Een meetreservoir is zo nodig aan de bovenzijde voorzien van een meetopening of, indien
de samenstelling of de opstelling van het meetreservoir van invloed is op de juistheid
van de meting, van meer meetopeningen.
Artikel 12
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
-
2 Het kenmerk mag achterwege blijven bij meetreservoirs als bedoeld in artikel 7, onder a of b, indien de peilstok is voorzien van een aanslag als bedoeld in artikel 16, en de bovenzijde van de meetopening, meetplaats voor de hoogte van de vloeistofspiegel
is.
Artikel 13
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
-
1 In de nabijheid van een meetopening van een meetreservoir is de hoogte van de meetplaats
boven de bodem, boven de meetplaat, bedoeld in artikel 15, eerste lid, of boven de onderzijde van een aan de onderzijde gesloten peilkoker als bedoeld
in artikel 15, tweede lid, duidelijk en ondubbelzinnig aangegeven.
Artikel 14
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Artikel 15
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
-
1 Indien het deel van de bodem van een meetreservoir dat zich loodrecht onder een meetopening
bevindt, niet horizontaal of niet nagenoeg horizontaal is, is op die plaats een horizontale
meetplaat van voldoende grootte aangebracht.
Artikel 16
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Een peilstok als bedoeld in artikel 7, onder a of b, mag zijn voorzien van een aanslag die zijn stand in de meetopening, waarvoor hij
bestemd is, tijdens de meting ondubbelzinnig bepaalt.
Artikel 17
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
-
1 De meetopening van een meetreservoir is zodanig aangebracht en een peilstok als bedoeld
in artikel 7, onder a en b, is zodanig uitgevoerd, dat de juistheid van de meting niet geschaad kan worden.
Artikel 18
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Een schaaldeel van de verdeling van een peilstok als bedoeld in artikel 7, onder a, heeft een lengte van ten minste 1 mm en ten hoogste 10 mm.
Artikel 19
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Artikel 20
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
De maximaal toelaatbare fout van de aanwijzing van de gemeten hoeveelheid bedraagt:
-
a. voor de meetreservoirs, bedoeld in artikel 9, onder a:
-
1°. bij de eerste overeenstemmingsbeoordeling: plus of min 0,5%;
-
2°. na ingebruikneming: plus of min 1,0%;
-
b. voor de meetreservoirs, bedoeld in artikel 9, onder b en c:
-
1°. bij de eerste overeenstemmingsbeoordeling: plus of min 0,8%;
-
2°. na ingebruikneming: plus of min 1,0%.
Artikel 21
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
De vaststelling van de kleinste door middel van een meetreservoir te meten hoeveelheid
dan wel van het kleinste te meten verschil in hoogte van twee vloeistofspiegels, zijnde
tevens de kleinste te meten hoogte van een vloeistofspiegel boven de bodem bij de
vaststelling door middel van één meting van de in het meetreservoir aanwezige vloeistof,
wordt bepaald door een aangewezen instantie.
Artikel 22
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Het volume van het onderste gedeelte van een meetreservoir wordt volumetrisch door
inliteren van water of van het product waarvoor het meetreservoir bestemd is, bepaald.
Artikel 23
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Aan een meetreservoir, dat is ingericht voor het daarop aanbrengen van een meetinstrument,
bestemd voor het meten van de hoogte van de vloeistofspiegel in een zodanig meetreservoir,
zijn voorzieningen aangebracht, die geschikt zijn om steeds voldoende nauwkeurige
controlemetingen van de met dat meetinstrument gemeten hoogte van de vloeistofspiegels
te kunnen uitvoeren.
Artikel 24
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
-
1 Op een meetreservoir is, hetzij direct, hetzij op een plaat, die vast met het meetreservoir
is verbonden, vermeld:
-
a. de aanduiding ‘MEETRESERVOIR’;
-
b. een nummer, dat het meetreservoir van andere meetreservoirs onderscheidt;
-
c. de kleinste door middel van het meetreservoir te meten hoeveelheid dan wel het kleinste
te meten verschil in hoogte van twee vloeistofspiegels, zijnde tevens de kleinste
te meten hoogte van een vloeistofspiegel boven de bodem bij de vaststelling door middel
van één meting van de in het meetreservoir aanwezige vloeistof;
-
d. in die gevallen, waarin ingevolge het bepaalde in artikel 8 van het meetreservoir een certificaat van meting deel uitmaakt: het nummer van dat
certificaat.
-
2 De vermelding, bedoeld in het eerste lid, onder c, blijft achterwege, indien het meetreservoir
uitsluitend is ingericht ter vaststelling van de volledige inhoud.
Artikel 25
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Op een peilstok als bedoeld in artikel 7, onder a of b, is vermeld:
-
a. het nummer van het meetreservoir waarvan hij deel uitmaakt;
-
b. ingeval het meetreservoir is voorzien van meer meetopeningen: zo nodig een aanduiding
van de meetopening, waarbij de peilstok behoort.
Artikel 26
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
-
2 De vermelding, bedoeld in het eerste lid, onder c, blijft achterwege, indien het meetreservoir
uitsluitend is ingericht ter vaststelling van de volledige inhoud.
Artikel 27
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
-
2 Het certificaat wordt, bij goedkeuring van het meetreservoir, door degene, die het
onderzoek verricht, gewaarmerkt, onder vermelding van de datum, waarop het onderzoek
heeft plaats gehad.
Hoofdstuk 5. Discontinue brandstofmeter
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Artikel 81
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder meetkamer: voor de meting dienende ruimte van
een discontinue brandstofmeter, die met behulp van verdeelstrepen, overlopen, aflooppijpen
of andere begrenzingen in een of meer volumedelen zijn verdeeld.
Artikel 82
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
De delen die de begrenzing vormen van een meetkamer van een discontinue brandstofmeter
zijn met elkaar verbonden of voorzien van verzegelingsinrichtingen, waarmee het uit
elkaar nemen van die delen kan worden verhinderd. Het bepaalde in de eerste volzin
geldt niet, indien de eigenschappen van het product waarvoor de discontinue brandstofmeter
is bestemd het uit elkaar nemen van de delen noodzakelijk maken.
Artikel 83
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
De discontinue brandstofmeters waarvan de delen blijvend uit elkaar genomen moeten
kunnen worden, zijn zodanig geconstrueerd, dat onjuiste metingen door onjuist of onvolledig
samenvoegen van de verschillende delen zijn uitgesloten, dan wel zijn van zodanige
gebruiksaanwijzingen en kenmerken voorzien, dat bij opvolging van de gebruiksaanwijzing
juiste metingen zijn gewaarborgd.
Artikel 84
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
De discontinue brandstofmeters ten aanzien waarvan de opstelling waarin zij gebruikt
moeten worden niet duidelijk uit de samenstelling blijkt, zijn, indien die opstelling
van belang is voor een juiste meting, voorzien van een inrichting, die die opstelling
duidelijk aanwijst.
Artikel 85
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Telwerken, veiligheidsinrichtingen, terugloopleidingen, justeerinrichtingen en andere
hulpinrichtingen die het gebruik van een discontinue brandstofmeter vergemakkelijken,
zijn toegestaan, voor zover zij de juiste werking van de meter niet schaden en geen
aanleiding tot misleiding en misvatting kunnen geven.
Artikel 86
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Een justeerinrichting is voorzien van een verzegelingsinrichting.
Artikel 87
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Artikel 88
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Artikel 89
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Een discontinue brandstofmeter die een geldige markering draagt, is voorzien van een
zegelmerk, dat is aangebracht op de verzegelingsinrichting van de justeerinrichting
en zo nodig op de verzegelingsinrichtingen van de onderdelen, bedoeld in artikel 85.
Artikel 90
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
-
1 Kranen, kleppen, schuiven, zuigers en andere afsluitinrichtingen of omschakelinrichtingen
zijn zodanig uitgevoerd en gesloten, dat de juistheid van de meting niet geschaad
kan worden.
-
2 Strepen, overlopen, peilglazen en andere instel- en afleesinrichtingen ter bepaling
of ter aanwijzing van een grensvlak van de voor de meting dienende ruimte en van de
grootte van een dergelijk grensvlak mogen bij de meting geen onzekerheden van enige
betekenis in verhouding tot de maximaal toelaatbare fouten veroorzaken.
Artikel 91
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Vloeistofspiegels ter hoogte van de afzonderlijke deelstrepen kunnen parallaxvrij
ingesteld en afgelezen worden. Zo nodig is de discontinue brandstofmeter daartoe voorzien
van hulpmiddelen.
Artikel 92
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
De vorm en de inrichting van de discontinue brandstofmeters en de aan- en afvoerleidingen
waarborgen de volledige aanvoer van de te meten en de volledige levering van de gemeten
hoeveelheid. Zo nodig zijn daartoe kijkglazen aangebracht.
Artikel 93
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
De delen die dienen voor het vullen en ledigen zijn onveranderlijk en zodanig uitgevoerd
en aangebracht, dat de metingen betrouwbaar en eenduidig zijn en bij scheefstellingen
geen verschillen van enige betekenis in verhouding tot de maximaal toelaatbare fouten
optreden.
Artikel 94
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Omschakelinrichtingen zijn zodanig geconstrueerd en geïnstalleerd, dat de vloeistof
bij het meten of omschakelen slechts die richting kan volgen, waarlangs een juiste
meting is verzekerd.
Artikel 95
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
De discontinue brandstofmeters waarbij de metende ruimte aan de boven- en de onderzijde
door een afsluitinrichting wordt begrensd, zijn voorzien van een bijzondere inrichting,
die waarborgt dat de afvoerleiding eerst kan worden geopend na volledige vulling van
de metende ruimte en eerst kan worden gesloten na volledige lediging.
Artikel 96
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Indien de onderzijde van de metende ruimte wordt begrensd door een afsluitinrichting,
hebben de bodem en in voorkomende gevallen de afvoerleiding ten minste de volgende
helling:
Artikel 97
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Terugloopinrichtingen zijn zodanig uitgevoerd, dat gebruik dat leidt tot een meetfout,
welke beduidend kleiner is dan de maximaal toelaatbare fout, onmogelijk is dan wel
gemakkelijk kan worden vastgesteld.
Artikel 98
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
De discontinue brandstofmeters zijn zodanig ingericht, dat de juiste werking van ingebouwde
discontinue brandstofmeters niet wordt geschaad en zij gemakkelijk kunnen worden onderzocht.
Artikel 99
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Bij de discontinue brandstofmeters die bestemd zijn voor het meten van verschillende
brandstoffen in wisselende mengverhoudingen kunnen deze brandstoffen zich bij het
veranderen van de mengverhouding slechts in geringe mate met elkaar vermengen.
Artikel 100
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
-
1 De discontinue brandstofmeters zijn zodanig ingericht, dat bij de levering geen lucht
of gassen meegevoerd kunnen worden. Zo nodig zijn de meters ter zake voorzien van
een ontluchtings- of ontgassingsinrichting met behulp waarvan een goede verwijdering
van niet in de vloeistof opgenomen, meegevoerde lucht of gassen mogelijk is.
Artikel 101
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Artikel 102
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
-
1 In afwijking van het bepaalde in artikel 101 bedragen bij de eerste overeenstemmingsbeoordeling van discontinue brandstofmeters
die uitsluitend zijn ingericht om na inworp van een of meer geldstukken of penningen
een hoeveelheid vloeistof af te leveren en waarbij op de meting door een menselijke
handeling geen invloed kan worden uitgeoefend, de maximaal toelaatbare fouten bij
onderstaande hoeveelheden:
Hoeveelheid in liters
|
Maximaal toelaatbare fouten
|
|
van
|
tot
|
>1,0
|
–1,5%
|
+0,5%
|
1,0 tot 0,5
|
–15 cm3
|
+5 cm3
|
0,5 tot 0,2
|
–3,0%
|
+1,0%
|
0,2 tot 0,1
|
–6 cm3
|
+2 cm3
|
0,1 tot 0,05
|
–6,0%
|
+2,0%
|
0,05 tot 0,025
|
–3 cm3
|
+1 cm3
|
≤ 0,025
|
–12,0%
|
+4,0%
|
Artikel 103
[Regeling vervallen per 01-11-2016]
Op iedere discontinue brandstofmeter is, hetzij direct, hetzij op een plaat die vast
met het meetwerktuig is verbonden, vermeld:
-
a. de naam en de woonplaats van degene die de discontinue brandstofmeter heeft vervaardigd
of diens fabrieksmerk;
-
b. het jaar waarin de discontinue brandstofmeter is vervaardigd en het fabrieksnummer;
-
c. het nummer van de betrokken verklaring van toelating;
-
d. elke andere aanduiding, welke in verband met de samenstelling of de werking van de
discontinue brandstofmeter door de aangewezen instantie noodzakelijk wordt geacht,
als aangegeven in de verklaring van toelating.