2. Voorschriften waaraan centra die in-vitrofertilisatie toepassen, dienen te voldoen
[Regeling vervallen per 29-06-2016]
-
1. De toepassing van in-vitrofertilisatie vindt plaats op basis van de Richtlijn ’Indicaties
voor IVF’ van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie van 1998.
-
2. Het centrum dient aan te tonen c.q. aannemelijk te maken dat tenminste 15% van de
gestarte behandelingscycli resulteert in een doorgaande zwangerschap (zwangerschap
van tenminste 12 weken, gemeten vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie). Aan
deze norm moet worden voldaan in de eerste behandelingscycli bij vrouwen van 35 jaar
of jonger met als indicatie tubapathologie, van wie de mannelijke partner een normale
semenkwaliteit heeft.
-
3. Het centrum houdt zich aan het in de desbetreffende brief van 21 november 2000 aan
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ter kennis gebrachte moratorium
tussen de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, de Vereniging van
Klinisch Embryologen en de Nederlandse Vereniging voor Urologie betreffende de toepassing
van ICSI met chirurgisch verkregen sperma met uitzondering van onderzoeken waarvan
het onderzoeksvoorstel een positief advies van de centrale commissie, bedoeld in artikel 14 van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (CCMO), heeft gekregen.
-
4. Toepassing van in-vitrofertilisatie in combinatie met draagmoederschap geschiedt
volgens de in het protocol gestelde regels die in overeenstemming dienen te zijn met
de Richtlijn ’Hoogtechnologisch draagmoederschap’ van de Nederlandse Vereniging voor
Obstetrie en Gynaecologie van 1998 en vindt slechts plaats indien de draagmoeder reeds
een of meer kinderen heeft. De verantwoordelijke arts maakt voorafgaande aan de behandeling
een verklaring op dat voor de behandeling een medische indicatie aanwezig is en voldaan
is aan de in de Richtlijn gestelde regels.
-
5. Met degenen ten behoeve van wie een in-vitrofertilisatiebehandeling plaats vindt,
worden op grond van de in het protocol ter zake vastgestelde regels schriftelijk afspraken
gemaakt over de bestemming en de bewaartermijn van embryo’s die na de behandeling
overblijven. De betrokkenen ontvangen daarover de nodige informatie van het centrum.
Het ter beschikking stellen van embryo’s geschiedt evenals het ter beschikking stellen
van eicellen aan een ander, uitsluitend om niet.
-
6. Het centrum draagt zorg voor een adequate verslaglegging van de in-vitrofertilisatiebehandeling
met inbegrip van de fasen van de behandeling die eventueel in een ander ziekenhuis
plaatsvinden. Voorts dient het centrum deel te nemen aan de uniforme landelijke IVF-registratie
van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie.
-
7. Voor de fasen van de in-vitrofertilisatiebehandeling tot en met de follikelpunctie
kan een centrum met een of meer, tot een maximum van vier, ziekenhuizen samenwerken.
Het vergunningplichtige centrum dient zich ervan te vergewissen dat deze ziekenhuizen
over voldoende ervaring en deskundigheid beschikken om het desbetreffende gedeelte
van de behandeling naar behoren uit te voeren.
De samenwerking terzake vindt plaats op basis van een schriftelijke overeenkomst,
waarin in ieder geval is vastgelegd:
-
a. de naleving – voor zover van toepassing – van de onder 1-6 bedoelde voorschriften
en de regeling – voor zover van toepassing – van de onderwerpen opgenomen in het onder
8 bedoelde protocol;
-
b. welk deel van de behandeling door het ziekenhuis waarmee wordt samengewerkt, zal
worden uitgevoerd: het gedeelte tot en met de hormoonstimulatie of het gedeelte tot
en met de follikelpunctie;
-
c. met welke waarborgen de patiëntenoverdracht zal zijn omgeven;
-
d. dat het ziekenhuis waarmee wordt samengewerkt voor zover het de in-vitrofertilisatiebehandeling
betreft, niet samenwerkt met een ander ziekenhuis.
-
8.1. De toepassing van de in-vitrofertilisatiebehandeling vindt plaats met inachtneming
van een protocol, dat evenals de wijzigingen ervan, wordt toegezonden aan de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en aan de Inspecteur voor de Gezondheidszorg.
Het protocol bevat in ieder geval regels met betrekking tot:
-
a. de voorlichting over de aard, de mogelijke risico’s en de gevolgen van de behandeling;
-
b. de begeleiding voor, tijdens en na de behandeling;
-
c. de wijze waarop de ovulatiestimulatie plaatsvindt;
-
d. de wijze waarop de eicellen en het sperma worden verkregen en eventueel worden bewaard
en getransporteerd;
-
e. de wijze waarop de embryo’s tot stand worden gebracht en tot ontwikkeling worden
gebracht;
-
f. het maximum aantal terug te plaatsen embryo’s en de wijze waarop de embryo’s worden
teruggeplaatst;
-
g. de wijze waarop de afronding van de behandeling plaats vindt inclusief de evaluatie
en de nazorg;
-
h. de bestemming en het bewaren van na de behandeling overgebleven embryo’s, waaronder
begrepen de bestemming na overlijden van een van de partners, en de wijze waarop de
betrokkenen over die onderwerpen worden genformeerd en met hen ter zake fspraken worden
gemaakt;
-
i. de ervaring en deskundigheid van degenen die bij de in-vitrofertilisatiebehandeling
betrokken zijn.
-
8.2 Indien in een centrum in-vitrofertilisatie wordt toegepast met eiceldonatie bevat
het protocol tevens een afzonderlijk onderdeel waarin aanvullende regels worden gesteld
met betrekking tot:
-
a. de procedure voor de benadering van een potentiNle eiceldonor en de procedure voor
het verkrijgen van haar toestemming;
-
b. de voorlichting aan de betrokkenen over de mogelijke risico’s van in-vitrofertilisatie
met eiceldonatie;
-
c. de indicatiestelling, waaronder begrepen de maximum-leeftijd van de vrouw bij wie
het embryo wordt teruggeplaatst.
-
8.3 Indien in een centrum ICSI (intracytoplasmatische sperma-injectie) wordt toegepast,
bevat het protocol tevens een afzonderlijk onderdeel waarin aanvullende regels worden
gesteld met betrekking tot:
-
a. de indicatiestelling voor een ICSI-behandeling;
-
b. de voorlichting over de mogelijke risico’s van een ICSI-behandeling voor het toekomstige
kind;
-
c. de wijze waarop het sperma voor een ICSI-behandeling wordt geselecteerd;
-
d. het aanbieden van preconceptioneel chromosoomonderzoek aan de man en prenataal onderzoek
aan de vrouw.
-
8.4 Indien in een centrum in-vitrofertilisatie in combinatie met draagmoederschap wordt
toegepast, bevat het protocol tevens een afzonderlijk onderdeel waarin aanvullende
regels worden gesteld met betrekking tot
de voorlichting aan de partners en de draagmoeder over de consequenties van de keuze
voor draagmoederschap, waarbij in ieder geval aan de orde komen:
- -
de mogelijke psycho-sociale gevolgen voor de betrokkenen en het toekomstige kind;
- -
de afspraken met betrekking tot het afstand doen van het kind en de mogelijke familierechtelijke
en overige juridische gevolgen van draagmoederschap.